NL9002478A - Instelbare stoel. - Google Patents

Description

Instelbare stoel

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een instelbare stoel waarvan de rugleuning achterwaarts scharniert en de rugleuning en de zitting op gecoördineerde wijze bewegen ten opzichte van het gestel van de stoel.

De Amerikaanse octrooischriften 3*902.785 (Ambasz, 28 september 1976) en 4.084,850 (Ambasz, 10 april 1978) beschrijven en tonen stoelen waarvan de zitting voorwaarts glijdt vanaf een veerkrachtig gehandhaafde achterste stand en waarvan de rugleuning achterover kantelt vanuit een veerkrachtig gehandhaafde rechtopstaande stand, waarbij de bewegingen van de zitting en de rugleuning geheel onafhankelijk zijn en automatisch tot stand worden gebracht wanneer de persoon die op de stoel zit de stand verandert vanuit een rechtop gezeten houding naar een achterover leunende houding. De uitvindingen van deze octrooischriften zijn op succesvolle wijze commercieel gemaakt in de vorm van de zeer bekende "Vertebrat "-stoel die in licentie is vervaardigd en verkocht is in vele gebieden van de wereld. De "Vertebra^" produktenlijn bevat institutionele modellen en kantoormodellen, waaronder beklede stoelen met vier poten en met of zonder armsteunen, tweezitters, licht beklede werkstoelen, en zwaarder beklede bureau- en bijzetstoelen voor managers en directeuren. Alle modellen zijn voornamelijk voorzien van hetzelfde stoelgestel, dat is gebaseerd op evenwijdige zijbuizen die zijn verbonden door middel van een dwarsstuk, een zitting met hulzen aan beide zijden die op telescoperende wijze zijn aangebracht in en kunnen glijden ten opzichte van voorste delen van de zijbuizen die aan één einde worden ondersteund, en een rugleuning die via veerkrachtige, scharnierende schakels is verbonden met de rechtopstaande rugleuning ondersteunende delen van de zijbuizen. De "Vertebrat"-stoelen zijn in het bijzonder vermaard doordat zij het lichaamsgewicht optimaal verdelen en de lendenen en het heiligbeen op uitstekende wijze ondersteunen, en wegens de mogelijkheid om de stand automatisch te wijzigen overeenkomstig de zittende houding die wordt aangenomen door de gebruiker.

Wanneer een persoon die op een "Vertebra^ "-stoel de houding verandert van een rechtopzittende stand in een enigszins leunende stand (achterover leunen), en de zitting voorwaarts of achterwaarts glijdt, dient de rug van de persoon naar boven of naar beneden langs de rugleuning te glijden, hetgeen trekken of kreukelen van de kleding kan veroorzaken, hetgeen soms vervelend kan zijn. Tevens wordt in een leunende stand de rug van de persoon bij een hoger deel ondersteund dan wanneer deze rechtop zit, en daardoor worden de lendenen in de leunende stand niet zo goed ondersteund als in de rechtopzittende stand.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding om het trekken en kreukelen van kleding en het soms hinderlijk glijden van de rug van de persoon naar boven en naar beneden langs de rugleuning bij stoelen van het "Vertebra^"-soort te minimaliseren. Het is een ander doel om een instelbare stoel te verschaffen waarbij het lendendeel van de anatomische rug in alle zitstanden optimaal wordt ondersteund. Het is nog een ander doel van de onderhavige uitvinding om verbeteringen aan de "Vertebra^"-stoelen te verschaffen waarbij weinig veranderingen van de componenten en mechanismen noodzakelijk zijn waarvan is bewezen dat zij zeer effectief en betrouwbaar zijn als resultaat van de grote ervaring met de vele honderdduizenden "VertebraW"-stoelen die nu worden gebruikt.

De hierboven vermelde doelen worden overeenkomstig de onderhavige uitvinding bereikt met een instelbare stoel met een gestel dat is voorzien van een de zitting ondersteunend deel en een de rugleuning ondersteunend deel, van een zitting die is gemonteerd op het de zitting ondersteunende deel om glijdend te bewegen tussen achterste en voorste standen, en van een rugleuning die is gemonteerd op het de rugleuning ondersteunende deel met behulp van ten minste één veerkrachtig schar-nierbare schakel om kantelbewegingen te maken in alle standen van en onafhankelijk van de stand van de zitting en wel tussen een veerkrachtig gehandhaafde recht opstaande stand en een achterover gekantelde stand. De uitvinding wordt gekenmerkt, doordat de rugleuning gemonteerd is op een bovenste schakelorgaan van de veerkrachtig scharnierende schakel om ten opzichte van het de rugleuning ondersteunende deel van het gestel op en neer te glijden, dat een buigbaar doch voornamelijk niet verlengbaar koppelorgaan de rugleuning verbindt met de zitting, dat het koppelorgaan wordt gedwongen om een van te voren bepaalde baan van de rugleuning naar de zitting te volgen, dat een veer voor het regelen van de configuratie is samengedrukt en in aangrijping is met de rugleuning en het de rugleuning ondersteunende deel van het gestel en de rugleuning veerkrachtig naar een rechtopstaande stand drukt en onderwijl de zitting met behulp van het koppelorgaan veerkrachtig naar de achterste stand daarvan drukt, waardoor wanneer de zitting voorwaarts of achterwaarts wordt bewogen, de rugleuning neerwaarts of opwaarts beweegt overeenkomstig de voorwaartse en achterwaartse bewegingen van de zitting.

In voorkeursuitvoeringen is de rugleuning voorzien van een naar beneden toe open bus die het bovenste schakelorgaan van de veerkrachtig scharnierbare schakel ontvangt en is het bovenste schakelorgaan buisvormig en kan glijden in en wordt geleid door de bus. De veer voor het regelen van de configuratie bevindt zich in de bus en in het bovenste schakelorgaan en wordt samengedrukt tussen een schouder aan de bovenzijde van de bus en een orgaan voor het vasthouden van de veer dat zich binnenin het bovenste schakelorgaan bevindt. Een geleidingsorgaan voor een veer ontvangt een deel van de veer voor het regelen van de configuratie en voorkomt dat deze buitenwaarts afwijkt en tegen de wand van het bovenste schakelorgaan komt. Bij voorkeur is een metalen versterkingsorgaan binnen in de bus van de rugleuning aangebracht. Het verdient tevens de voorkeur, om een huls van polymeermateriaal tussen het versterkingsorgaan en het bovenste schakelorgaan aan te brengen, om frictie tegen te gaan. Volgens een voorkeursuitvoering is een verster-kingsbus bevestigd aan de binnenkant van de bus in de rugleuning, is een frictie voorkomende huls bevestigd, en is deze huls bevestigd aan het koppelorgaan. Bij voorkeur zijn de delen van het gestel voor het ondersteunen van de zitting en de rugleuning delen van een zijorgaan van het gestel is in zijaanzicht in hoofdzaak L-vormig is, en dat het koppelorgaan buisvormig en is zodanig glijdend aangebracht over het zijorgaan van het gestel dat het zijorgaan van het gestel aan het koppelorgaan een van te voren bepaalde bewegingsbaan oplegt.

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding handhaaft een eerste stop een meest naar achter gelegen/uiterste bovenste stand van de zitting/rugleuning en handhaaft een tweede stop een meest naar voren gelegen/uiterste onderste stand van de zitting/rugleuning.

Volgens een uitvoering van de onderhavige uitvinding heeft het bovenste schakelorgaan een onderrand die rust op de bovenrand vary een buisvormig onderste schakelorgaan, is het ondereinde van een koppelstang scharnierbaar bevestigd aan het onderste schakelorgaan en loopt naar boven binnenin het bovenste schakelorgaan, dat het boveneinde van de koppelstang verbonden is met een steunorgaan voor een veer, dat een regelveer voor het scharnieren wordt samengedrukt tussen het steunorgaan en een schouder op het bovenste schakelorgaan onder het steunorgaan om de onderrand van het bovenste schakelorgaan veerkrachtig te drukken tegen de bovenrand van het onderste schakelorgaan om daardoor de rugleuning veerkrachtig in een rechtopstaande stand te houden. Het ondereinde van de veer voor het regelen van de configuratie werkt via de veersteun en de koppelstang op het de rugleuning ondersteunende deel van het gestel.

Volgens een ander kenmerk van de uitvinding is er een middel voor het naar keuze en vrijgeefbaar koppelen van de zitting met het gestel in ofwel de achterste stand of de voorste stand daarvan ter handhaving van een vaste configuratie van de zitting en de rugleuning op het gestel. Bijvoorbeeld kan hét koppelmiddel voor de zitting voorzien zijn van een steun aan de onderzijde van het stoelorgaan en van een beweegbaar snaporgaan op het gestel dat kan bewegen om in aangrijping te komen met ofwel een voorrand of een achterrand van de steun.

Een stoel volgens de onderhavige uitvinding verschaft automatische instelling van de configuratie daarvan voor het verschaffen van optimale ondersteuning aan de persoon die daarop zit, en wel over een reeks van zithoudingen tussen rechtop en aanzienlijk leunend. Voor een geheel rechtopzittende houding bevindt de rugleuning zich in een rechtopstaande stand, waarin de rugleuning wordt gehouden met behulp van de veerkrachtige scharnierbare schakel, en de rugleuning en de zitting bevinden zich in hun uiterste opwaartse en meest naar achter gelegen standen, waarin 2ij worden gehouden door de veer voor het regelen van de configuratie. In de rechtopstaande stand kan de gebruiker zijn of haar rug tegen de rugleuning krommen, die meegeeft en door de scharnieren achterwaarts kantelt rond het scharniermechanisme.

Door druk in voorwaartse richting op de zitting uit te oefenen, glijdt de zitting voorwaarts, waardoor tegelijkertijd en automatisch de rugleuning neerwaarts wordt getrokken tegen de tegenhoudkracht van de veer voor het regelen van de Configuratie in. In deze configuratie wordt de gezeten persoon comfortabel ondersteund in een onderuit gezakte houding, waarbij de ondersteuning van de rug van de zittende persoon optimaal is, doordat de rugleuning naar beneden is bewogen om zich aan te passen aan de onderuit gezakte houding. Bij het veranderen van de rechtopzittende houding naar de onderuit gezakte houding, bewegen de rugleuning en de zitting van de stoel gezamenlijk, zodat er niet aan de kleding wordt getrokken of zonder dat het lichaam van de persoon ten opzichte van de stoel schuift. In de onderuit gezakte configuratie van de stoel kan de rugleuning in de rechtopstaande stand blijven of kan achterover worden gekanteld, afhankelijk van de zithouding die wordt aangenomen door de zittende persoon. In de achterwaartse gekantelde stand past de stoel zich comfortabel aan bij een leunende zithouding. De aanpassing van de stoelzitting en rugleuning aan een hele reeks van zithoudingen voor automatische instelling van de configuratie door verschillende combinaties van scharnieren van de rugleuning en gecoördineerde bewegingen van de rugleuning/zitting tussen opwaartse/achter-waartse en neerwaartse/voorwaartse standen verschaft een opmerkelijk comfort en ondersteuning, hetgeen vermoeidheid vermindert en ergonomisch gezien ideaal is en om tegemoet te komen aan de wens voor een groot aantal zithoudingen waarin een reeks bureauwerkzaamheden worden uitgevoerd, of om eenvoudig gedurende een bepaalde tijd te zitten, zoals in een conferentieruimte, een wachtruimte, een klaslokaal of een andere institutionele plaats. Wanneer gecombineerd met een kantelmechanisme, waardoor de stoel geheel voorwaarts en achterwaarts kan kantelen, wordt de reeks zithoudingen aanzienlijk vergroot.

Voor een beter begrip van de uitvinding, wordt verwezen naar de hiernavolgende beschrijving van een uitvoeringsvorm, in combinatie met de begeleidende tekeningen.

Fig. 1 tot 4 zijn voor-, zij-, achter- en drie kwart zijaanzichten, respectievelijk, van een armsteunloze, volledig beklede bijzetstoel als uitvoering van de onderhavige uitvinding;

Fig. 5 is een detail in zijaanzicht van het bovenste deel van de rugleuning;

Fig. 6a en 6b vormen tezamen een zijaanzicht in doorsnede van de uitvoering, genomen langs de as van de verstelbuis aan de rechterzijde;

Fig. 7 en 8 zijn vergrote aanzichten in dwarsdoorsneden genomen langs lijnen 7"7 en 8-8 van figuur 6a en 6b.

Fig. 9 is een aanzicht in doorsnede van een deel van de voorzijde van de zitting, de zittingondersteuning en het dwarsorgaan van de uitvoering;

Fig. 10a t/m lOf tonen de volgorde van de uit te voeren stappen voor het samenstellen van de uitvoering;

Fig. 11a tot 11c zijn schematische zijaanzichten die de bewegingen van de zitting en de rugleuning tonen;

Fig. 12 is een zijaanzicht in dwarsdoorsnede van het veerkrachtige scharniermechanisme en het veermechanisme voor het regelen van de configuratie op een grotere schaal dan fig. 6a en 6b, waarbij de mechanismen zich in de configuratie bevinden die zij aannemen wanneer de rugleuning rechtop staat en zich in de uiterste bovenste stand bevindt;

Fig. 13 is eveneens een zijaanzicht in doorsnede van het scharniermechanisme en het veermechanisme voor het regelen van de configuratie, doch toont ze in de stand die zij aannemen wanneer de rugleuning zich in de uiterste onderste stand bevindt;

Fig. 14 is een zijaanzicht in doorsnede van de rugleuning, het scharniermechanisme en het veermechanisme voor het regelen van de configuratie, op een grotere schaal dan fig. 6a.

Fig. 15 is een zijaanzicht in dwarsdoorsnede van een gewijzigd schaniermechanisme en veermechanisme voor het regelen van de configuratie; en

Fig. 16 is een kops aanzicht in doorsnede van een gewijzigd koppelorgaan dat deel uitmaakt van de gewijzigde stoel zoals getoond in fig. 15, waarbij de dwarsdoorsnede is genomen langs de lijnen I6-I6 van fig. 15.

Omdat de voorwaartse en achterwaartse bewegingen van de zitting en de bewegingen naar boven en naar beneden van de rugleuning gecoördineerd zijn, is het mogelijk om de stoel geheel te bekleden, zoals getoond in fig. 1 tot 5. Bij de "Vertebra^)"-stoelen beweegt de zitting naar voren en naar achteren terwijl de rugleuning verticaal vast is, en het is onpraktische om deze geheel te bekleden. De stoel van fig. 1 tot 5 is geschikt als bijzetstoel voor het kantoor van een directeur of manager. De stoel is voorzien van een gegoten basispoot 10 met vijf armen, een ondersteuningskolom 12 (waarvan de hoogte zou kunnen worden ingesteld met behulp van een mechanisme met een mechanische veer of een gasveer) en een kuip 14 met een zitting 16 en een rugleuning 18. De kuip Ik is via een kantelmechanisme (niet getoond) gemonteerd op de kolom 12, waarbij het kantelmechanisme is ingebouwd in en wordt omgeven door een kanaalvormig structureel dwarsorgaan 20. Het dwarsorgaan en het kantelmechanisme worden gewoonlijk gebruikt in verschillende modellen van de ""Vertebra^"-stoelen en worden beschreven en getoond in het Amerikaanse octrooischrift 4.131.260 (Ambasz, 26 december 1978).

De bekleding heeft een aantal horizontaal georiënteerde, naast elkaar gelegen doornaaiingen 22 die worden gevormd door in dwarsrichting lopende naden langs het onderste deel van de rugleuning. De doornaaiingen strekken zich langs het gehele achterste deel van de onderste rugleuning en draaien rond elke onderzijde van de rugleuning en lopen gedeeltelijk over de voorzijde, waar zij enigszins verticaal worden verzameld (zie fig. 1) bij een samenkomst met de zijden van een klein vlak voorste paneel 24. De doornaaiingen 22 maken het mogelijk dat de bekleding kan vervormen met de bewegingen van de zitting langs het gekromde verbindingsdeel van de zitting en de rugleuning, en maken het tevens mogelijk dat een enkel paneel van het bekledingsmateriaal (b.v., weefsel, kunstleer of leer) kan worden gebruikt voor het vormen van zowel het verticaal langere achteroppervlak en het verticaal kortere vooroppervlak van de bekleding bij de overgang van de zitting naar de rugleuning. De doornaaiingen verschaffen bovendien een uniek en onderscheiden voorkomen. Zoals hieronder beschreven, zijn de zitting en de rugleuning geheel voorzien van kussens.

Terwijl fig. 1 tot 5 een bepaalde vorm van de beklede stoel tonen, kan de onderhavige uitvinding geheel en gemakkelijk worden toegepast op andere vormen van stoelen die volledig zijn bekleed of in het geheel niet zijn bekleed en voor stoelen waarvan de zitting en de rugleuning apart zijn bekleed, op dezelfde wijze als de verschillende modellen van de "Vertebra^"-stoelen. Tevens kunnen armleggers worden toegevoegd door ze aan elk einde van het dwarsorgaan 20 te bevestigen, op dezelfde wijze zoals in sommige modellen van de "Vertebrat"-stoelen is gedaan. De uitvinding kan worden toegepast bij stoelen met; vier poten, met en zonder armleggers, tweezitters, en verschillende bijzondere toepassingen, zoals bijvoorbeeld bekend is uit de "Vertebrat "-produktenlijn.

Ontdaan van de volledige bekleding, lijken de stoelen volgens de onderhavige uitvinding sterk op "Vertebrat"-stoelen. Bovendien worden bij de stoelen volgens het voorbeeld veel componenten gebruikt van de "Vertebrat "-stoelen. Daarom is het Amerikaanse octrooischrift 4.084.850 (Ambasz, 18 april 1978) van bijzonder belang voor de onderhavige uitvinding en wordt hierbij uitdrukkelijk daarnaar verwezen. Bij de uitvoering zijn de zitting 16 en de rugleuning 18 aangebracht op een zittingcomponent 26 en een rugleuningcomponent 28, die elk zijn gegoten van een stijf, duurzaam polymeermateriaal (zie fig. 6A en 6B). De zittingcomponent 26 bezit langs de onderzijde van elke zijrand een bus 30 die aan de achterzijde open is en waarin een de zitting ondersteunend deel 32 van een zijbuis 34 van het gestel op telescoperende wijze is gestoken. Elke zijbuis 34 van het gestel heeft een L-vorm in zijaanzicht, die aan de achterzijde van het de zitting ondersteunende deel naar boven buigt voor het verschaffen van een de rugleuning ondersteunend deel 36. De zijbuizen 34 van het gestel zijn gelast aan de respectieve einden van het dwarsorgaan 20, waarbij het vlak gemaakte gebied 38 (fig. 6B) de plaats is van de gelaste verbinding. De bussen 30 van het zittingdeel 26 zijn voorzien van sleuven 40 die zich in hoofdzaak aan de onderzijden van de achterste delen bevinden om de einden van het dwarsorgaan 20 op te nemen. Doch voor het veermechanisme voor het regelen van de configuratie, zoals hieronder beschreven, kan de zittingcomponent 26 nogal vrij voorwaarts en achterwaarts glijden ten gevolge van de telescoperende werking tussen de bus 30 en het de zitting ondersteunende deel 32 van de zijbuis van het gestel.

De rugleuningcomponent 28 is aan elke zijde voorzien van een bus 42 die naar beneden toe open is. Elke bus 42 ontvangt de buisvormige behuizing 44 van een veermechanisme 46 voor het regelen van de configuratie, terwijl het veermechanisme 46 zich in het bovenste buisvormige schakelorgaan 48 van een veerkrachtig scharnierende schakel 50 bevindt. Het veennechanisme 46 voor het regelen van de configuratie en de schakel 50 worden het best getoond in fig, 12 en 13.

De schakel 50, waarmee de rugleuningcomponent 28 op het de rugleuning ondersteunend deel 36 van elk van de twee zijbuizen 34 van het gestel is geplaatst, toont veel overeenkomst met het mechanisme van de figuren 18 of 19 van het Amerikaanse octrooischrift 4.084.850 van Ambasz. Een onderste buisvormig schakelorgaan 52 past binnenin het bovenste open einde van elke zijbuis 34 van het gestel en wordt op ; geschikte wijze op de plaats daarvan vastgezet, zoals met behulp van klinknagels (niet getoond). Het onderste einde van een koppelstang 54 wordt door een scharnierpen 60 scharnierbaar verbonden met het orgaan 52. Het bovenste buisvormige schakelorgaan 48 is voorzien van een buisvormige bevestiging 56 die gekrompen is op het onderste einde van het schakelorgaan 48 en is ondergebracht in een cirkelvormige groef 58 in de bovenrand van het onderste schakelorgaan 52. Het boveneinde van de koppelstang 54 wordt via een scharnierpen 60' scharnierend verbonden met een steunorgaan 62 voor een veer, dat zich glijdend bevindt binnen in het bovenste schakelorgaan 48. Een veer 63 voor het regelen van de scharnierbeweging bevindt zich samengedrukt tussen het veersamendrukor-gaan 62 en de bevestiging 56. De veerkracht zorgt ervoor dat de bevestiging 56 in de groef 58 blijft, doch geeft mee bij een naar achteren gerichte kracht tegen de rugleuning 18 die wordt uitgeoefend door de persoon die op de stoel zit en maakt het mogelijk dat de rugleuning achterwaarts kantelt, waarbij het achterste deel van de cirkelvormige groef 58 het draaipunt is waar omheen de rugleuning scharniert. De mate van achterwaarts kantelen wordt begrensd door een stopbuis 64 die is aangebracht binnen in het onderste deel van het bovenste schakelorgaan 48 en met de onderrand tegen de bevestiging 56 steunt, waardoor wanneer de onderzijde van het steunorgaan 62 in aangrijping komt met de bovenrand van de stopbuis 64, de rugleuning niet verder naar achteren kan kantelen. Wanneer dé kracht van de rug van de persoon die op de stoel zit en die veroorzaakte dat de rugleuning naar achteren kantelde niet langer wordt uitgeoefend, drukt de kracht van de veren 63 voor het regelen van de scharnierende beweging, die altijd tracht om de bevestiging 56 geheel in de groef te houden (te voorkomen dat de bevestiging 56 uit de groef komt), de bevestiging terug in de groef, waardoor de rugleuning 18 in de rechtopstaande stand wordt gebracht.

De buisvormige behuizing 44 van het veermechanisme 46 bevindt zich binnenin, en is op geschikte wijze bevestigd aan de bus 42 van de rugleuningcomponent 28, terwijl in de buisvormige behuizing 44 het bovenste schakelorgaan 48 van de scharnierende schakel 50 op telescope-rende wijze is aangebracht. De behuizing is vervaardigd van metaal en versterkt de bus 42. Een samendrukbare schroefveer 66 voor het regelen van de configuratie bevindt zich in de behuizing 44 en wordt op samengedrukte voorspanning gehouden tussen een bovenste schouder 68 van de behuizing 44 en een vasthoudorgaan 70 voor de veer dat steunt tegen het steunorgaan 62 van de scharnierende schakel 50. Doordat de koppelstang 54 verbonden is met de zijbuis (pen 60) van het gestel en met het steunorgaan 62 (pen 60') en krachten overbrengt tussen het steunorgaan en de zijbuis van het gestel, drukt de veer 66 voor het regelen van de configuratie de rugleuning 18 naar boven ten opzichte van de buis van het gestel. De maximale mate van opwaartse beweging van de rugleuning 18 (en de behuizing 44 die daarmee is verbonden) wordt beperkt doordat de schouders 72 in aangrijping komen met een stopstang 7k die met het onderste einde is verbonden met het vasthoudorgaan 70 en een stopstang 76 die met het onderste einde is verbonden met de behuizing 44. Merk op dat de voorspanning van de veer 66 voor het regelen van de configuratie wordt opgenomen door de stopstang en de stopbuis wanneer de schouders J2 in aangrijping met elkaar komen, en dit kenmerk maakt het mogelijk om het veermechanisme 46 voor het regelen van de configuratie en de scharnierende schakel 50 als een op zichzelf staand subsamenstel te laten zijn en vergemakkelijkt het samenstellen van de stoel. Dit voorkomt eveneens dat de voorspanning van de veer 66 voor het regelen van de configuratie constant de neiging heeft om de rugleuning naar boven te drukken en de zitting naar achteren te trekken. Als deze twee functies van de stopstang en de stopbuis niet gewenst zijn, kunnen de stopstang en de stopbuis achterwege worden gelaten. De stopstang en de stopbuis voorkomen tevens dat de veer 66 zijdelings kan afwijken en in aangrijping kan komen met de binnenwand van het bovenste schakelorgaan, een functie die kan worden vervuld door een veergeleidingsorgaan, zoals hieronder zal worden beschreven.

De zitting 16 en de rugleuning 18 zijn met elkaar verbonden via buigbare doch hoofdzakelijk niet rekbare koppelorganen 80 die worden gedwongen om een van tevoren bepaalde baan tussen hun verbindingspunten met de zitting en de rugleuning te volgen. In het voorbeeld (zie fig. 6A en 6B) zijn de koppelorganen 80 buisvormige organen die over de twee zijorganen van het gestel passen. Een einde 82 van elk koppelorgaan is verbonden, zoals met behulp van het getoonde snapverbinding-samenstel (fig. 6b), met het achterste einde van de huls 30 van de zitting, en het andere einde 84 is op dezelfde wijze bevestigd aan het onderste einde van de behuizing 44. Het koppelorgaan 80 is gegoten uit een geschikt polymeermateriaal en is over de lengte daarvan in dwarsrichting voorzien van indrukkingen of balgvormige delen 86 langs de voorkant en de zijkanten en van een vlakke in langsrichting lopende band 88 met in langsrichting lopende inwendige ribben 90 langs het achterdeel (zie fig. 7)· De binnenranden van de ribben 90 verschaffen tevens gebieden die met lage frictie in aangrijping komen met de zijbuis 34 van het gestel.

Wanneer de persoon die op de stoel zit een voorwaartse kracht uitoefent op de zitting 16 door zijn of haar rug tegen de rugleuning 18 te drukken en met de benen de billen naar voren doet glijden, glijdt de zitting naar voren, waarbij de koppelorganen 80 mee worden getrokken, zodat de koppelorganen op hun beurt de rugleuning naar beneden trekken tegen de krachten van de veermechanismen 46 voor het regelen van de configuratie in.

Alle instellingen van de zetel van de stoel worden getoond in fig. 11. De rugleuning wordt gewoonlijk in een rechtopstaande stand gehouden door de veerkrachtig scharnierende schakel 50 (getrokken lijnen in fig. 11A, 11B en 11C). De zitting wordt gewoonlijk in een achterste stand gehouden en de rugleuning in een opwaartse stand (fig. 11A). De gebruiker van de stoel kan naar achteren leunen, en de rugleuning zal naar achteren scharnieren (stippellijnen in fig. 11A). Zonder achterover te leunen tegen het bovendeel van de rugleuning, doch door het naar voren drukken van de billen, kan de zitting naar voren bewegen, waardoor de rugleuning mee naar beneden wordt bewogen (getrokken lijnen, fig. 11B en 11C). Bij het zowel naar achteren leunen tegen de rugleuning en het naar voren duwen van de zitting, kan de stoelgebruiker een "ontspannen-leunende" houding aannemen (fig. 11C, stippellijnen). De rugleuning kan elke stand tussen de volledige rechtopstaande stand en de maximaal naar achteren gekantelde stand innemen, en de zitting/rugleuning kan naar elke stand bewegen tussen volledig achterwaarts/opwaarts en volledig voorwaarts/neerwaarts. De volledig voorwaartse/neerwaartse stand van de zitting/rugleuning wordt gehandhaafd doordat de schouder 68 van de behuizing 44 in aangri jping komt met het boveneinde van het bovenste schakelorgaan 48 van de schakel 50 (zie fig. 13). De reeks zithoudingen wordt, natuurlijk, verder vergroot wanneer de zetel 14 (in zijn geheel) wordt ondersteund door een bevestigingsmechanisme waarmee naar voren en naar achteren kan worden gekanteld.

Als een mogelijk, doch wenselijk kenmerk, kan de stoel zijn voorzien van een inrichting om de zitting/rugleuning in elke achterwaar tse/opwaartse stand op voorwaartse/neerwaartse stand te vergrendelen. Bijvoorbeeld, zoals getoond in fig. 9. kan een steun 100 worden gevormd op of worden bevestigd aan de onderzijde van de zittingcomponent 26 en een hefboom 102 worden bevestigd aan het wasorgaan 20 van het gestel. De stand en de breedte van voren naar achteren van de steun 100 is zodanig dat in de achterwaartse/opwaartse stand de hefboom 102 in aangrijping komt met de voorrand van de steun en voorkomt dat de zitting naar voren glijdt, terwijl in de voorwaartse/neerwaartse stand de hefboom in aangrijping komt met de achterrand van de steun en voorkomt dat de zitting naar achteren glijdt. De hefboom 102 kan natuurlijk volledig worden ontkoppeld.

Bij de "VertebraW"-stoel worden de zitting en de rugleuning afzonderlijk op het gestel aangebracht en worden bij beklede versies apart bekleed. De stoelen die zijn gebaseerd op de onderhavige uitvinding kunnen als vergelijkbare modellen worden uitgevoerd. Men zou kunnen verwachten, dat bij volledig beklede modellen (fig. 1 tot 5) het samenstellen gecompliceerd is. Dat is het niet, zoals is te zien in fig. 10A tot 10F. Schuim of andere opvulling in een bekleding 110 wordt bevestigd aan de zitting en de rugleuning, en de zitting wordt dan op de zijbuizen 34 van het gestel geschoven (fig. 10A). De koppelorganen 80 worden over de buizen van het gestel geschoven, en de schakel/de veer voor het regelen van de configuratie sub-samenstellen 46/50 worden in de bussen van de rugleuning aangebracht (fig. 10B). Omdat de onderste schakelorganen 52 kort zijn (zie fig. 12) en de bekleding flexibel is, bestaat er geen probleem bij het aanbrengen van de organen 52 in de buizen van het gestel (fig. 10C) en het bevestigen van de koppelorganen (fig. 10B). De buitenste bekleding is als een sok (fig. 10B) en heeft een opening 114 aan de onderzijde van de zitting (fig. 10E). Deze bekleding wordt naar beneden getrokken over de rugleuning, naar voren over de zitting en naar beneden rondom de voorkanten en zijkanten van de zitting en wordt bevestigd aan de onderzijde van de zitting rondom de opening 114. Een afschermstuk 116 wordt dan bevestigd aan de onderzijde van de zitting (fig. 10E).

In plaats van het verschaffen van een veermechanisme voor het regelen van de configuratie, om de zitting/rugleuning naar de achter-ste/bovenste stand te brengen in de vorm van een samenstel dat is voorzien van een behuizing, een stopbuis en een stopstang, kan de veer voor het regelen van de configuratie in elke bus in de rugleuningcompo- nent worden aangebracht tijdens het samenstellen van de stoel. In fig. 15, waarin een gewijzigd ontwerp van de veerinstallatie voor het regelen van de configuratie wordt getoond, zijn de componenten die hetzelfde zijn als die van fig. 12 tot l4 voorzien van dezelfde verwijzingsriümmers. Het onderste buisvormige schakelorgaan 52 is met behulp van klinknagels (niet getoond) bevestigd met het boveneinde van het de rugleuning ondersteunende deel 36 van de zijbuis 34 van het gestel, en wordt door de pen 60 scharnierend bevestigd met de koppelstang 54, waarvan het andere einde door de pen 60' is bevestigd aan het steunorgaan 62 voor de veer. De veer 63 voor het regelen van de scharnierbeweging is samengedrukt tussen het steunorgaan 62 en de bevestiging 56, waarbij de bevestiging 56 is gekrompen op het onderste einde van het bovenste schakelorgaan 48. Tot hier is het aangepaste ontwerp hetzelfde is als dat zoals getoond in fig. 12 tot 14. In het gewijzigde ontwerp van fig. 15 bevindt zich in elk van de naar beneden geopende bussen 42 (niet getoond in fig. I5, doch zie fig. 14) een huls 204 die frictie tegengaat, en die kan zijn vervaardigd van een polymeer-materiaal zoals nylon, en zich op zijn beurt bevindt binnenin en is bevestigd aan een metalen versterkingsbuis 206, zoals via een perspassing, of lijm, öf beide. De huls voor het tegengaan van frictie heeft in lengterichting lopende ribben aan het binnenoppervlak om met lage frictie in aangrijping te komen met het buitenoppervlak van het bovenste schakelorgaan. De buis 206 is met behulp van een perspassing of met behulp van lijn (of beide) bevestigd in de bus 42 van de rugleuning. De huls 204 voor het tegengaan van de frictie heeft een eindwanddeel 208 aan het bovenste einde daarvan, welk deel 208 is voorzien van een schouder en een verdikt deel 210 óm het boveneinde van de veer 66 voor het regelen van de configuratie vast te houden. Nadat de veerkrachtig scharnierende schakel 50 is aangebracht op de zijbuis 34 van het gestel, wordt een orgaan 212 voor het vasthouden/geleiden van de veer, dat de dubbele functie vervult voor het verschaffen van een zitting voor de veer 66 en voor het tegengaan van zijdelingse afwijkingen van de veer waardoor deze in aangrijping komt met de binnenkant van het bovenste schakelorgaan 48, binnen in het bovenste schakelorgaan 48 verplaatst, en de veer 66 van het veermechanisme voor het regelen van de configuratie wordt (zonder deze te drukken) over het orgaan 212 geplaatst. Het orgaan voor het tegenhouden/geleiden is bij voorkeur vervaardigd van een materiaal met lage frictie, zoals een polymeermateriaal, om de frictie met de veer te minimaliseren. Met de veren voor het regelen van de configuratie op hun plaats binnen in de bovenste schakelorganen aan beide zijden van de rugleuning, wordt de rugleuning naar beneden geschoven op de bovenste schakelorganen 48 en ver genoeg naar beneden gedrukt tegen de werking in van de veren 66 voor het regelen van de configuratie, om het mogelijk te maken dat de boveneinden van de koppelorganen 260 worden bevestigd in groeven 218 in de onderste, buitenste einden van de hulzen 204 die de frictie tegengaan.

De onderste/voorste stopstand van de rugleuning/zitting in het ontwerp van fig. 15 wordt gehandhaafd, doordat de boveneindwand 208 van elke huls 204 die frictie tegengaat, in aangrijping komt met het boveneinde van het overeenkomstige bovenste schakelorgaan 48. De bovenste/achterste stopstand wordt gehandhaafd doordat de eindwanden van de bussen 30 van de zittingcomponent 26 in aangrijping komen met de vooreinden van de overeenkomstige de zitting ondersteunende delen 32 van de zijbuizen 34 van het gestel (zie fig. 6B).

Zoals getoond in fig. 15 en 16, wijken de koppelorganen 216 van de gewijzigde stoel van fig. 15 enigszins af van die van fig. 14, omdat zij een achterste wanddeel 220 bezitten met een voornamelijk uniforme dikte, en uitsteeksels 220 bezitten die zijdelings uit iedere zijkant van het wanddeel 220 steken om samen te komen met de plooien van een geplooid of balgvormig voorranddeel 224. het achterwanddeel 220 is buigbaar doch kan hoofdzakelijk niet rekken, zodat het krachten tussen de zitting en de rugleuning kan overbrengen voor het verzorgen van de gecoördineerde voorwaartse/neerwaartse en achterwaartse/opwaartse bewegingen van de zitting/rugleuning.

Het is voor te stellen dat de bovenste schakelorganen rechtstreeks glijdend kunnen worden aangebracht in en worden geleid door de bussen van de rugleuning, en dat de hulzen voor het tegengaan van frictie en de versterkingsbuizen kunnen worden weggelaten uit het gewijzigde mechanisme van fig. 15. Het verdient echter de voorkeur, de bussen van de rugleuning te versterken om te verzekeren dat zij niet zullen breken, en de hulzen voor het tegengaan van frictie aan te brengen voor lage frictie, metaal-kunststofglijrelatie tussen de rugleuning en het bovenste schakelorgaan. Het zal tevens duidelijk zijn dat de uitvoering van fig. 12 tot 14 kan worden gewijzigd zodat een huls voor het tegengaan van frictie tussen de buisvormige behuizing 44 en het bovenste schakelorgaan 48 kan worden aangebracht of om een bedekking met lage frictie aan te brengen op de behuizing 44 of op het schakelorgaan 48.

De principes van de onderhavige uitvinding, zoals belichaamd in het getoonde voorbeeld in de tekeningen, kan op verschillende manieren worden toegepast. Bijvoorbeeld kan een enkel gestelorgaan of twee dicht bij elkaar aangebrachte gestelorganen in het midden van de zetel worden gebruikt, overeenkomstig de uitvoeringen van het Amerikaanse octrooi-schrift 4.084.850 van Ambasz. De schakel 50 kan worden vervangen door andere ontwerpen van veerkrachtig scharnierende schakels. Die en andere variaties en aanpassingen zullen duidelijk zijn voor de deskundigen.

Claims (16)

1. Instelbare stoel met een gestel dat is voorzien van een de zitting ondersteunende deel (32) en een de rugleuning ondersteunend deel (36), van een zitting (16) die is gemonteerd op het de zitting ondersteunend deel om glijdend te bewegen tussen achterste en voorste standen, en van een rugleuning (18) die is gemonteerd op het de rugleuning ondersteunende deel met behulp van ten minste een veerkrachtig scharnierbare schakel (50) om kantelbewegingen te maken in alle standen van en onafhankelijk van de stand van de zitting en wel tussen een veerkrachtig gehandhaafde recht opstaande stand en een achterover gekantelde stand, met het kenmerk, dat de rugleuning (18) gemonteerd is op een bovenste schakelorgaan (48) van de veerkrachtig scharnierende schakel (50) om ten opzichte van het de rugleuning ondersteunende deel (36) van het gestel op en neer te glijden, dat een buigbaar doch voornamelijk niet verlengbaar koppelorgaan (80) of (216) de rugleuning verbindt met de zitting, dat het koppelorgaan wordt gedwongen om een van te voren bepaalde baan van de rugleuning naar de zitting te volgen, dat een veer (66) voor het regelen van de configuratie is samengedrukt en in aangrijping is met de rugleuning en het de rugleuning ondersteunende deel van het gestel en de rugleuning veerkrachtig naar een rechtopstaande stand drukt en onderwijl de zitting met behulp van het koppelorgaan veerkrachtig naar de achterste stand daarvan drukt, waardoor wanneer de zitting voorwaarts of achterwaarts wordt bewogen, de rugleuning neerwaarts of opwaarts beweegt overeenkomstig de voorwaartse en achterwaartse bewegingen van de zitting.

2. Instelbare stoel volgens conclusie 1, waarbij de rugleuning (l8) is voorzien van een naar beneden toe open bus (42) die het bovenste schakelorgaan (48) van de veerkrachtig scharnierbare schakel (50) ontvangt en voorts wordt gekenmerkt, doordat het bovenste schakelorgaan (48) buisvormig is en kan glijden in en wordt geleid door de bus (42), en dat de veer (66) voor het regelen van de configuratie in de bus en in het bovenste schakelorgaan komt en wordt samengedrukt tussen een schouder (68 of 208) aan de bovenzijde van de bus en een orgaan (70 of 212) voor het vasthouden van de veer dat zich binnenin het bovenste schakelorgaan bevindt.

3. Instelbare stoel volgens conclusie 1 en voorts gekenmerkt. doordat een orgaan (74, 76 of 212) voor het geleiden van een veer een deel van de veer (66) voor het regelen van de configuratie ontvangt en hiervan de zijdelingse afwijking tegengaat en hierdoor voorkomt dat de veer (66) in aangrijping komt met het bovenste schakelorgaan (48).

4. Instelbare stoel volgens conclusie 2, voorts gekenmerkt, doordat het orgaan 212 voor het vasthouden van de veer is voorzien van een geleidingsdeel dat een deel van de veer (66) voor het regelen van de configuratie ontvangt en de zijdelingse afwijking hiervan tegengaat óm te voorkomen dat de veer (66) in aangrijping komt met het bovenste schakelorgaan (48).

5· Instelbare stoel volgens conclusie 2, voorts gekenmerkt. doordat een versterkingsorgaan (44 of 206) zich binnenin de bus (42) van de rugleuning bevindt en hieraan is bevestigd.

6. Instelbare stoel volgens conclusie 5» voorts gekenmerkt. doordat een huls (204) van een polymeermateriaal voor het voorkomen van frictie zich binnenin het versterkingsorgaan (206) bevindt en hieraan is bevestigd en kan glijden ten opzichte van en wordt geleid door het bovenste schakelorgaan (48).

7. Instelbare stoel volgens conclusie 5, voorts gekenmerkt. doordat het koppelorgaan (216.) is bevestigd aan de huls (204) voor het voorkomen van wrijving.

8. Instelbare stoel volgens conclusie 2, voorts gekenmerkt, doordat de delen (32 en 36) van het gestel voor het ondersteunen van de zitting en de rugleuning delen zijn van een zijorgaan (34) van het gestel dat in zijaanzicht in hoofdzaak L-vormig is, en dat het koppelorgaan (80 of 2l6) buisvormig is en zodanig glijdend is aangebracht over het zijorgaan van het gestel, dat het zijorgaan van het gestel aan het koppelorgaan een van te voren bepaalde bewegingsbaan oplegt.

9· Instelbare stoel volgens conclusie 1, voorts gekenmerkt, doordat deze is voorzien van een eerste stopmiddel (74, 76 of 30, 32) voor het handhaven van een uiterste bovenste stand van de rugleuning en meest naar achter gelegen stand van de zitting, en van èen tweede stopmiddel (48, 68 of 48, 208) voor het handhaven van een uiterste laagste stand, van de rugleuning en meest naar voren gelegen stand van de zitting.

10. Instelbare stoel volgens conclusie 5. voorts gekenmerkt, doordat het versterkingsorgaan (44) een buisvormige behuizing is, dat de veer (66) voor het regelen van de configuratie zich in de behuizing bevindt, en dat de schouder (60) op de behuizing is gevormd.

11. Instelbare stoel volgens conclusie 10, voorts gekenmerkt, doordat zich in de buisvormige behuizing (44) het bovenste schakelorgaan (48) telescoperend bevindt en ten opzichte van de buisvormige behuizing (44) kan glijden en hierdoor wordt geleid.

12. Instelbare stoel volgens conclusie 2, voorts gekenmerkt, doordat het bovenste schakelorgaan (48) een onderrand (56) heeft die rust op de bovenrand (58) van een buisvormig onderste schakelorgaan (52), dat het ondereinde van een koppelstang (54) scharnierbaar is bevestigd aan het onderste schakelorgaan en naar boven loopt binnenin het bovenste schakelorgaan, dat het boveneinde van de koppelstang verbonden is met een steunorgaan (62) voor een veer, dat een regelveer (62) voor het scharnieren wordt samengedrukt tussen het steunorgaan en een schouder op het bovenste schakelorgaan onder het steunorgaan om de onderrand van het bovenste schakelorgaan veerkrachtig te drukken tegen de bovenrand van het onderste schakelorgaan om daardoor de rugleuning veerkrachtig in een rechtopstaande stand te houden.

13. Instelbare stoel volgens conclusie 12, voorts gekenmerkt, doordat het vasthoudorgaan (70 of 212) in aangrijping komt met het steunorgaan (62) voor een veer, waarbij de kracht van de veer (66) voor het regelen van de configuratie via de koppelstang (54) wordt overgebracht naar de buis (34) van het zijgestel.

14. Instelbare stoel volgens conclusie 1, voorts gekenmerkt, doordat de delen van het gestel voor het ondersteunen van de zitting en de rugleuning delen zijn van een enkel gestelorgaan (34) dat hoofdzakelijk L-vormig is in zijaanzicht, en dat het koppelorgaan (80 of 216) buisvormig is en zodanig over het gestelorgaan is geschoven, dat het gestelorgaan aan het koppelorgaan de van tevoren bepaalde bewegingsbaan oplegt.

15. Instelbare stoel volgens conclusie 1, voorts gekenmerkt, doordat deze is voorzien van een middel (100, 102) voor het naar keuze en vrijgeefbaar koppelen van de zitting met het gestel in ofwel de achterste stand of de voorste stand daarvan ter handhaving van een vaste configuratie van de zitting en de rugleuning op het gestel.

16. Instelbare stoel volgens conclusie 15, voorts gekenmerkt, doordat het koppelmiddel voor de zitting is voorzien van een steun (100) aan de onderzijde van het stoelorgaan en van een beweegbaar snaporgaan (102) op het gestel dat kan bewegen om in aangrijping te komen met ofwel een voorrand of een achterrand van de steun.