NL1002523C2 - Kantelbare kantoorstoel. - Google Patents

Description

5

KANTELBARE KANTOORSTOEL

Een stoel in een kantoor kan worden gebruikt voor een aantal verschillende zittende werkzaamheden, zoals lees- en schrijfwerk met een kijkrichting van bijvoorbeeld 70° ten opzichte van een horizontaal 10 werkblad, werkzaamheden met gebruik van een beeldscherm, en vergader- en over legwerkzaamheden.

Alhoewel zittende werkzaamheden beter voor voeten en knieën zijn dan staande werkzaamheden, is het bekend dat zittende werkzaamheden rugklachten kunnen 15 veroorzaken. In tegenstelling tot bij staan, doet zich bij zitten de neiging voor vooral het onderste ruggedeelte bol te trekken, waardoor de zogeheten lage-rugspieren (en de bilspieren) langdurig statisch worden belast, hetgeen tot verzuring van deze spieren kan leiden 20 en zodoende tot pijnklachten. Deze pijnklachten kunnen resulteren in bewegingarmoede, waardoor het lichaam niet meer voor voldoende gewrichtsvloeistof zorgdraagt, die dient voor smering van de onderste ruggewervels en de tussenwervelschijven.

25 In tegenstelling tot bij een holle rug worden bij een bolle rug de ruggewervels in het onderste ruggedeelte buitenwaarts gedrongen, waardoor een aanzienlijk hogere druk op die ruggewervels (en tussenwervelschijven) wordt uitgeoefend. Voorts kan bij 30 een verkeerde zithouding eveneens de doorbloeding van de benen ongunstig worden beïnvloed.

Uit het Europese octrooischrift EP-A-0 309 368 is een stoel bekend, waarbij het rugleuningsdeel vast, dat wil zeggen niet verstelbaar, is verbonden met het 35 zittingsdeel. Dit wordt heden ten dage als ongewenst bestempeld en niet goedgekeurd door sommige arbeidsinspecties. De positie van de scharnieras en de gasveer bij deze bekende stoel sluiten ongewenste 1002523 2 verkanteling voor de diverse bovengenoemde werkzaamheden uit, terwijl de gebruiker verder dan gewenst achterover kan kantelen en de teruggaande beweging bruusk zal verlopen.

5 De onderhavige uitvinding beoogt bovengenoemde nadelen te ondervangen en een ergonomisch zo optimaal mogelijke stoel te verschaffen.

Volgens een eerste aspect verschaft de onderhavige uitvinding een stoel, omvattende: 10' ' ' - één of meer pootdelen; - een zittingsdeel dat aan de pootdelen is aangebracht en dat zowel voorover als achterover kantelbaar is; en - een rugleuningsdeel dat verstelbaar met het 15 zittingsdeel is verbonden en dat kantelbaar is tezamen met dat zittingsdeel, waarbij kantelmiddelen voor het kantelen van tenminste een gedeelte van het zittingsdeel tezamen met het rugleuningsdeel aangrijpen op een lokatie onder het zittingsdeel, die zich meer voorwaarts dan het 20 midden van het zittingsdeel bevindt en waarbij de kantelmiddelen tenminste één gasveerorgaan omvatten, dat zodanig liggend onder het zittingsdeel is aangebracht, dat bij achterover kantelen van het zittingsdeel het door dat gasveerorgaan uitgeoefende contramoment toeneemt.

25 Indien zoals bij voorkeur het geval is de zitting tezamen met de rugleuning tussen een voorwaartse hellingshoek in de orde grootte van 4° ten opzichte van de horizontaal en een achterwaartse hoek van het zittingsdeel ten opzichte van de horizontaal van ongeveer 30 15° of 17° mogelijk is, wordt door de lokatie van de aangrijping van de kantelmiddelen voorkomen dat de benen worden afgekneld, of de voeten van de grond komen bij achterover kantelen, dan wel de knieën tegen de onderzijde van het tafelblad stoten (bij vaste hoogte van 35 het tafelblad). Voorts wordt voorkomen dat in voorover gekantelde stand de gebruiker van de stoel de neiging heeft naar voren te schuiven; hij/zij behoeft met de benen dus weinig tegenkracht te leveren. Voor de 1002523 3 verschillende standen tussen licht voorover en enigszins verder achterover, blijft bij voorkeur de stand van het rugleuningsdeel ten opzichte van het zittingsdeel onveranderd, waardoor de gebruiker bij juiste stand van 5 het bekken in alle werkstanden zijn rug hol zal houden, waardoor bovengenoemde statische belasting achterwege blijft. In tegenstelling tot bestaande stoelen, maakt de stoel volgens de onderhavige uitvinding gebruik van een zodanig mechanisme dat de werking van een (veelal lineair lef werkende) g'asveer wordt omgezet in een progressieve werking, waardoor de verplaatsing van het zwaartepunt van de gebruiker wordt gecompenseerd, en wordt voorkomen dat de gebruiker verder dan gewenst achterover zal kantelen.

Tevens wordt gewaarborgd dat bij het terugkantelen naar 15 een minder achterover gekantelde stand gelijkmatig zal plaatsvinden. Dit in tegenstelling tot bestaande stoelen die overwegend gebruik maken van een schroefveer, waarbij terugkanteling veelal nogal bruusk plaatsvindt, hetgeen minder gewenst is vanuit het oogpunt van ergonomie en 20 gevaar voor de gebruiker.

Bij voorkeur is de gasveer traploos vergrendelbaar, bijvoorbeeld doordat gebruik wordt gemaakt van een gasveer waarin zich als onsamendrukbaar medium tevens vloeistof zoals olie bevindt.

25 In een voorkeursuitvoeringsvorm van de stoel volgens de onderhavige uitvinding omvatten de kantelmiddelen gewichtsinstellingsmiddelen voor het al naar gelang het gewicht van de gebruiker instellen van de veerkracht van het gasveerorgaan.

30 Volgens een verder aspect verschaft de onderhavige uitvinding een stoel, omvattende; - één of meer pootdelen; - een zittingsdeel dat aan de pootdelen is aangebracht en dat zowel voorover als achterover 35 kantelbaar is; en - een rugleuningsdeel dat verstelbaar met het zittingsdeel is verbonden en dat kantelbaar is tezamen met het zittingsdeel, waarbij kantelmiddelen voor het i 1002523 4 kantelen van tenminste een gedeelte van het zittingsdeel tezamen met het rugleuningsdeel aangrijpen op een lokatie onder het zittingsdeel, die zich meer voorwaarts dan het midden van het zittingsdeel bevindt, en waarbij het 5 zittingsdeel twee gedeelten omvat, die ten opzichte van elkaar tenminste enigszins beweegbaar zijn, en waarbij de scheiding van die twee gedeelten zich in de nabijheid van die lokatie bevinden, waar de kantelmiddelen aangrijpen. Bij het achterover kantelen blijft het voorste deel van 10' het zittingsdeel in hoofdzaak horizontaal of licht voorover hellend, terwijl het in de voorover gekantelde stand het voorste zittingsdeel evenwijdig loopt met het achterste zittingsgedeelte. Hierdoor wordt verder voorkomen dat bij het achterover kantelen de benen tegen 15 de onderzijde van een bureaublad zullen stoten, danwel de voeten van de grond zullen komen, daar de hoogte van de voorrand van het zittingsdeel niet of nauwelijks verandert bij voor- of achterover kantelen van het achterste zittingsgedeelte tezamen met het 20 rugleuningsdeel.

Bij voorkeur is de stoel volgens de onderhavige uitvinding voorzien van armleuningsdelen die vast met een om een in hoofdzaak vertikale as roteerbaar pootdeel zijn gekoppeld en die qua onderlinge afstand en/of hoogte 25 ingesteld kunnen worden, al naar gelang de wensen van de gebruiker en de hoogte van het werkblad, zodat de armen van de gebruiker in een voor hem/haar ergonomisch juiste positie blijven, ook bij kantelen van de zitting en/of rugleuning, hetgeen van belang is in het bijzonder bij 30 schrijfwerkzaamheden en werkzaamheden aan een toetsenbord.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de stoel volgens de onderhavige uitvinding voorzien van verstelmiddelen voor het verstellen van de rugleuning die 35 scharnieren op enige afstand ten opzichte van de achterrand van de zitting -bij voorkeur onder het ondersteuningspunt voor het bekken-, waardoor bij achterover verstellen van het rugleuningsdeel wordt 1002523 5 voorkomen dat het steunpunt aan het rugleuningsdeel verschuift ten opzichte van de (onder-) rug van de gebruiker met bijkomend voordeel dat wordt voorkomen dat een overhemd omhoog wordt getrokken door de rugleuning.

5 In een voorkeursuitvoeringsvorm van de stoel volgens de onderhavige uitvinding, kunnen kussens van zitting en rugleuning gemakkelijk verwisseld worden met behulp van klikmiddelen, hetgeen tevens vanuit fabricage-oogpunt van voordeel is, daar gemakkelijk stoelen met 10' verschillende kleuren zittingen kunnen worden geleverd.

Bij voorkeur bevinden bedieningshendels voor de kantelbeweging, de verstelbeweging van de rugleuning, resp. voor de hoogteverstelling, zich op natuurlijke posities en aan weerszijden van de zitting, opdat een 15 gebruiker, ook als hij de stoel nog niet goed kent, automatisch de juiste bedieningshefboom aan beide zijden van de stoel kan bedienen, hetgeen bijvoorbeeld tijdens het telefoneren of ander gebruik van één van beide handen, van belang is. Dit betekent dat de 20 bedieningshefboom voor de kantelbeweging zich links en rechts zichtbaar aan de voorzijde onder de zitting bevindt, de hoogteinstelling zich in het midden aan beide zijden van de zitting uitstrekt en de bedieningshefboom voor de verstelling van de rugleuning zich nabij de 25 achterzijde van zitting aan weerszijden uitstrekt. De gewichtsinstellingsmiddelen bevinden zich bij voorkeur centraal onder het zittingsdeel. Bovendien zijn bij voorkeur de hefbomen bedienbaar in dezelfde richting als waarin de verstelling plaatsvindt, bijv. opwaarts voor 30 hoogteinstelling. In de ergonomie spreekt men van visueel manipulatieve comfortzone (VMC) voor op zodanig juiste lokaties aangebrachte bedieningsorganen.

Verdere voordelen, kenmerken en details van de onderhavige uitvinding zullen worden verduidelijkt aan de 35 hand van de navolgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van de stoel volgens de onderhavige uitvinding met verwijzing naar de bijgevoegde tekening, waarin tonen: 1002523 6 fig. 1A, IB, 1C respectieve schematische zijaanzichten van een stoel volgens de onderhavige uitvinding in achterover gekantelde stand, in midden stand resp. in enigszins voorover gekantelde stand; 5 fig. 2A-2D respectieve schematische zijaanzichten van de verkanteling van de zitting van de in fig. la-lc getoonde stoel met resp. verschillende gewichtsinstellingen; fig. 3 een bovenaanzicht in perspectief van de 10 kantelmiddêlen uit fig. 2A-2D van de stoel volgens de onderhavige uitvinding; fig. 4 een aanzicht in perspectief van de in fig. 1A-3 getoonde stoel volgens de onderhavige uitvinding; en

15 fig. 5 een aanzicht in perspectief van detail V

uit fig. 4.

Een stoel 1 (fig. IA, IB, 1C en 4) omvat een onderstel 2 voorzien van een aantal wielen 3 die via zijpoten 4 verbonden zijn met een centrale poot 5, die in 20 hoogte verstelbaar is met behulp van een gasveer en ten opzichte waarvan een zitting 6 kan roteren. Met de zitting 6 is een rugleuning 7 via armen 8 verbonden.

Zoals in fig. 1A-1C goed zichtbaar is, bevindt een scharnieras 10 zich op ongeveer een derde van de 25 voorrand van de zitting 6. In fig. IA is de stand zichtbaar waarin de zitting 6 en de rugleuning 7 ten opzichte van de scharnieras 10 enigszins achterover zijn gekanteld, waarbij door de positie van de scharnieras 10 wordt voorkomen dat met behoud van een holle rug de 30 gebruiker zijn knieën tegen de onderzijde van een werkblad stoot of dat zijn/haar voeten van de vloer geraken. De in fig. IA getoonde stand wordt bijvoorbeeld gebruikt tijdens overleg en vergaderingen. In de in fig. 1B getoonde stand, die bijvoorbeeld geschikt is voor 35 werken aan een beeldscherm, zijn rugleuning en zitting minder ver achterover gekanteld dan in fig. IA, terwijl de gebruiker een juiste ergonomische houding met holle rug automatisch handhaaft. De stand van de kanteling van 1 0 0 2 5 ? 3 7 de zitting en rugleuning wordt bepaald door de gewenste kijkrichting, dat wil zeggen ongeveer 70° ten opzichte van de te verrichten werkzaamheden. In de in fig. 1C getoonde stand, die in het bijzonder geschikt is voor 5 lees- en schrijfwerk, heeft de gebruiker derhalve de neiging zich verder voorover te buigen. In deze stand is de zitting onder een kleine hoek voorwaarts gekanteld, om te waarborgen dat de gebruiker de rug hol houdt en waarbij door de positie van de scharnieras 10 voorkomen 10" wordt , * dat'een zodanige helling van de zitting wordt bereikt dat de gebruiker sterke tegenkracht zal moeten leveren ter voorkoming dat hij/zij naar voren glijdt.

Zoals in de figuren 1A-1C tevens goed zichtbaar is, is de stoel bij voorkeur voorzien van vast ten 15 opzichte van een roteerbaar pootdeel opgestelde armleuningen, bij voorkeur met een zodanige vorm dat die goed aansluit op een tafelblad T (na door de gebruiker op de juiste te zijn ingesteld) en die de ergonomisch juiste positie van de ellebogen volgt bij achterover kantelen 20 van de zitting tezamen met de rugleuning, als ook bij het voorover en achterover verstellen van de rugleuning ten opzichte van de zitting. De gewelfde vorm volgt bij benadering een cirkelboog ten opzichte van de scharnieras 10, waarbij een op het tafelblad aansluitend gedeelte bij 25 voorkeur enigszins vlak is teneinde goed daarop aan te sluiten. Doordat de armleuningen niet met de kantelbeweging mee bewegen, wordt tevens voorkomen dat de vingers van de gebruiker tussen het tafelblad en de armleuningen bekneld kunnen geraken.

30 In de in fig. 2A getoonde stand van zitting 6, die overeenstemt met de stand in fig. IA, waarbij tenminste het achterste gedeelte van de zitting 6 over een hoek van bijvoorbeeld ongeveer 10° tot 15° of 17° achterover is gekanteld, is een gasveer 11 aangebracht 35 tussen een eerste scharnierpunt 12 en een tweede scharnierpunt 13, waarbij het tweede scharnierpunt is aangebracht aan een scharnierbare arm 14. De gasveer 11 bevindt zich onder een scherpe hoek a ten opzichte van de 1002523 8 horizontaal. Arm 14 is via draaibare bus 35 vast verbonden met geleidingsarmen 36 en 37 (zie ook fig. 3, 4 en 5) waarin resp. aseinden 30 en 31 worden geleid. De aseinden 30 en 31 steken door resp. sleuven 32 en 33 van 5 onderdeel 34 dat aan een bus om de scharnieras 10, welke bus deel uitmaakt van het zittingsframe, is aangebracht.

Bij het vanuit de in fig. 2A getoonde stand opwaarts laten bewegen van de zitting 6 (tenminste het achterste gedeelte daarvan), bijvoorbeeld doordat het 10 individu ópstaat, wordt deze door gasveer 11 via arm 14 en geleidingsarmen 36 en 37 omhoog gedrukt. Doordat de aseinden 30, 31 zich in de in fig. 2B getoonde stand verder van de bus 15 bevinden dan in de in fig. 2A getoonde stand, en de richting van de door de gasveer 15 uitgeoefende kracht een kleinere hoek t.o.v. arm 14 maakt is gericht, is het door de gasveer 11 op de zitting 6 uitgeoefende moment in de in fig. 2B getoonde stand kleiner dan de in fig. 2A getoonde stand. Bovendien is de hoek os' in fig. 2B kleiner dan hoek a. De progressieve 20 werking van de gasveer wordt echter voornamelijk verkregen door de verandering in hefboomlengte van de geleidingsarmen 36, 37 t.o.v. de vaste lengte van arm 14. Derhalve neemt het moment op de zitting 6 progressief toe bij het achterover kantelen van tenminste het achterste 25 gedeelte van de zitting 6. Zodoende vindt zowel een gelijkmatige opwaartse beweging van het zittingsdeel 6 plaats, terwijl bij de omgekeerde beweging, dat wil zeggen het achterover kantelen een toenemend tegenwerkend moment wordt uitgeoefend.

30 Bijv. in de horizontale stand van het zittingsdeel 6, zoals weergegeven in de fig. 2C en 2D, wordt de stand van aseinden 30, 31 (zie hieronder i.v.m. fig. 3) bepaald door de positie van een gewichtsinstellingsschroefknop 16 waarbij in de in fig.

35 2D getoonde uiterste stand het door gasveer 11

uitgeoefende moment bij verkanteling kleiner is, en meer geschikt voor een licht individu, dan in de in fig. 2C

1062523 9 getoonde uiterste stand die meer geschikt is voor een zwaar individu.

Bij voorkeur is de gasveer ll een in elke stand traploos vergrendelbare gasveer, waarbij gebruik wordt 5 gemaakt van onsamendrukbaar medium, bijv. een vloeistof, dat daarin is opgenomen.

In fig. 3 is voorts te zien dat door het verdraaien van knop 16 aseinden of rollen 30 resp. 31 verplaatsbaar zijn in de geleidingsarmen 36 en 37, die 1Ö vast zi"jn gekoppeld met een draaibare bus 35 waaraan eveneens de arm 14 waarop de gasveer 11 aangrijpt, vast is aangebracht.

Bijv. in horizontale stand van de zitting wordt door het verdraaien van de bij voorkeur centraal 15 onder de zitting aangebrachte draaiknop 16 de stand van armen 36 en 37, waarin de pennen 30 resp. 31 worden geleid, niet veranderd en zodoende ook niet de stand van de arm 14 via bus 35, en wordt de gasveer 11 derhalve niet langer of korter ingesteld. Deze verstelling kan 20 derhalve met zeer weinig energie geschieden. Dit is een belangrijk voordeel van de stoel volgens de onderhavige uitvinding ten opzichte van bestaande gewichtsinstel-lingssystemen, waarbij veelal de kracht van een schroefveer die op het gewicht van een gebruiker is 25 berekend, moet worden ingesteld, waarvoor veel handkracht benodigd is.

Ter verdere vermindering van de weerstand kunnen één of meer draaibare assen of andere onderdelen zijn voorzien van naaldlagers (of kogellagers).

30 Door de gewichtsinstelling wordt de verandering van de lengte van de door de arm 14 en de geleidingsarmen 36, 37 bepaalde hefboom ingesteld, bij het verzwenken van die hefboom.

In fig. 4 en 5 is voorts een verdere gasveer 40 35 zichtbaar, die aangrijpt op een scharnieras 41, waaraan de armen 8 van de rugleuning 7 scharnier baar zijn bevestigd. Handgrepen 42 bedienen een bedieningsmecha-nisme 43 voor gasveer 40 en bevinden zich aan weerszijden 1002523 10 van de zitting 6 op een natuurlijke positie voor het verstellen van rugleuning 7, dat wil zeggen nabij uiteinden van armen 8. Handgrepen 44 strekken zich ongeveer in het midden van de zitting 6 aan weerszijden 5 daaronder uit ter bediening van een bedieningsmechanisme 49 van de verder niet getoonde gasveer in centrale poot 5. Bedieningshefbomen 45 bevinden zich nabij de voorzijde van de zitting voor het via stang 46 werkzaam laten zijn van bedieningsmechanismen 47 voor de verkanteling 10 (gasveer 11") .

Met bedieningsknoppen 48 zijn beide armleuningen 20 van elkaar af en naar elkaar toe verstelbaar, terwijl deze op verder niet getoonde wijze in hoogte verstelbaar zijn, alsmede demonteerbaar zijn.

15 Op niet getoonde wijze zijn de kussens voor de zitting en de rugleuning in een voorkeursuitvoeringsvormen aangebracht tegen een kunststof schaaldeel en kunnen de kussens daarop worden vastgeklikt, opdat verschillende kleuren kunnen worden aangebracht, en 2 0 bijvoorbeeld een laag of een hoog kussen voor de rugleuning kan worden aangebracht. Tevens is bijvoorbeeld het zitkussen voorwaarts en achterwaarts instelbaar verplaatsbaar, ter instelling van de zogeheten zitdiepte, terwijl bij voorkeur het rugleuningskussen eveneens 25 tezamen met de schaal waarop het is vastgeklikt, in hoogte verstelbaar beweegbaar is.

Het zitkussen dient zodanig te zijn uitgevoerd dat het in de fig. IA-1C getoonde standen moet kunnen volgen, dat wil zeggen het zij van zodanig zacht en 30 flexibel materiaal zijn, dat de bewegingen die door de scharnieras 10 worden opgelegd, kunnen worden gevolgd, dan wel gedeeld zal zijn uitgevoerd met een inwendige scharnierbare constructie met uiterst zacht flexibel materiaal ten hoogte van de scharnieras.

35 Zoals vooral in de fig. 4 en 5 goed zichtbaar is, strekken de armen 8 zich uit tot voorbij en onder de achterrand van de zitting, waardoor verder wordt voorkomen dat bij achterover verstellen van de rugleuning 1002523 11 het onderste gedeelte daarvan zich niet verplaatst ten opzichte van het onderste gedeelte van de rug van de gebruiker en de juiste ergonomische stand behouden blijft. Zodoende krijgt de gebruiker geen neiging de rug 5 te bollen.

De onderhavige uitvinding is geenszins beperkt tot de boven beschreven voorkeursuitvoeringsvorm daarvan. De gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei 10" modificaties denkbaar zijn.

Een niet beperkende modificatie betreft een zitting, waarvan het voorste gedeelte beweegbaar is tussen een horizontale stand en een licht voorover gehelde stand (tot ongeveer 4° t.o.v. horizontaal), 15 terwijl bij de boven beschreven voorkeursuitvoeringsvorm uit kostentechnisch oogpunt vooralsnog is uitgegaan van een vast, lichtelijk schuin voorover hellend voorste zittingsdeel.

1002523

Claims (18)

1. 5
2. 1. Stoel, omvattende - één of meer pootdelen; - een zittingsdeel dat aan de pootdelen is aangebracht en dat zowel voorover als achterover 10 kantelbaar ‘is; en - een rugleuningsdeel dat verstelbaar met het zittingsdeel is verbonden en dat kantelbaar is tezamen met dat zittingsdeel, waarbij kantelmiddelen voor het kantelen van tenminste een gedeelte van het zittingsdeel 15 tezamen met het rugleuningsdeel aangrijpen op een lokatie onder het zittingsdeel, die zich meer voorwaarts dan het midden van het zittingsdeel bevindt en waarbij de kantelmiddelen tenminste één gasveerorgaan omvatten, dat zodanig liggend onder het zittingsdeel is aangebracht, 20 dat bij achterover kantelen van het zittingsdeel en het rugleuningsdeel de door dat gasveerorgaan uitgeoefende tegenkracht toeneemt.
3. 2. Stoel volgens conclusie 1, waarbij de lokatie zich op ongeveer één derde van de lengte van het 25 zittingsdeel bevindt.
4. 3. Stoel volgens conclusie 1 of 2, waarbij de kantelmiddelen een zich onder een relatief kleine hoek ten opzichte van de horizon uitstrekkende gasveer omvatten.
5. 4. Stoel volgens conclusie 3, waarbij de gasveer traploos vergrendelbaar is.
6. 5. Stoel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de kantelmiddelen gewichtsinstellingsmiddelen voor het gasveerorgaan 35 omvatten.
7. 6. Stoel volgens conclusie 5, waarbij de gewichtsinstelmiddelen geschikt zijn voor het verplaatsen 1002523 van een aangrijpingspunt van de kracht van het gasveerorgaan.
8. 7. Stoel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het zittingsdeel twee gedeelten 5 omvatten, die ten opzichte van elkaar tenminste enigszins beweegbaar zijn.
9. 8. Stoel volgens één van de conclusies 1-7, voorzien van vast met een om de vertikale as roteerbaar pootdeel gekoppelde armleuningsdelen. 10' 9. Stoel volgens conclusie 8, waarbij de kantelmiddelen gewichtsinstellingsmiddelen omvatten.
10. 10. Stoel volgens één van de conclusies 1-9, waarbij verstelmiddelen voor het verstellen van de rugleuning aangrijpen op een scharnieras die zich nabij 15 de onderzijde van het zittingsdeel uitstrekt op enige afstand van de achterrand daarvan.
11. 11. Stoel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een centraal pootdeel in hoogte verstelbaar is.
12. 12. Stoel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het zittingsdeel een zittingskussen van relatief zacht materiaal omvat, dat in voorwaartse en achterwaartse richting verstelbaar verschuifbaar is.
13. 13. Stoel volgens conclusie 12, waarbij het 25 rugleuningsdeel een rugleuningskussen van relatief zacht materiaal omvat, dat in hoogte instelbaar verschuifbaar is.
14. 14. Stoel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij kussens voor het zittingsgedeelte 30 en/of het rugleuningsdeel met behulp van klikmiddelen losmaakbaar bevestigbaar zijn.
15. 15. Stoel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het bedieningshendel voor het kantelen zich onder het zittingsdeel in hoofdzaak 35 horizontaal in de nabijheid van de scharnieras voor die kantelmiddelen uitstrekt.
16. 16. Stoel volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij een bedieningshendel voor het 1002523 verstellen van de stand van de rugleuning ten opzichte van de zitting zich nabij de scharnieras voor die verstelling onder het zittingsdeel uitstrekt.
17. 17. Stoel volgens één van de voorgaande 5 conclusies, waarbij een bedieningshendel voor hoogteverstelling van het zittingsdeel zich ongeveer in het midden onder de zitting uitstrekt.
18. 18. Stoel volgens conclusie 16, 17 of 18, waarbij de of elke bedieningshendel zich onder de zitting 10 naar w'eërs2ijden daarvan uitstrekt. 1002923