NL1025833C2 - Stoel met automatische rugleuningshoekinstelling. - Google Patents

Description

► •Μ

STOEL MET AUTOMATISCHE RUGLEUNINGSHOEKINSTELLING

De uitvinding betreft een stoel, omvattende: - één of meer pootdelen; - een zittingsdeel dat aan de pootdelen is aangebracht; en 5 - een rugleuningsdeel dat aan de onderzijde een eerste relatief stijf gedeelte omvat voor het ondersteunen van een gebruiker, alsmede een relatief flexibel gedeelte dat boven het eerste relatief stijve gedeelte is aangebracht en een tweede relatief stijf gedeelte dat aan de bovenzijde met 10 het flexibele gedeelte is verbonden, waarbij het rugleuningsdeel via een frame aan het zittingsdeel is bevestigd en althans het tweede relatief stijve gedeelte scharnierbaar om een draaipunt verbonden is met het frame.

Een dergelijke stoel is bekend uit US-A-5,975,634.

15 Alhoewel zittende werkzaamheden beter voor voeten en knieën zijn dan staande werkzaamheden, blijken zittende werkzaamheden rugklachten te kunnen veroorzaken. In tegenstelling tot bij staan doet zich bij zitten de neiging voor vooral het onderste ruggedeelte bol te trekken, waardoor 20 de zogeheten lage rugspieren en de bilspieren langdurig statisch worden belast, hetgeen tot verzuring van deze spieren kan leiden en zodoende tot pijnklachten. Deze pijnklachten kunnen resulteren in bewegingsarmoede, waardoor het lichaam niet meer voor voldoende gewrichtsvloeistof zorg 25 draagt, die dient voor smering van de onderste ruggenwervels en de tussenwervelschijven. Wanneer deze situatie gedurende langere tijd, in de orde van jaren, blijft optreden zal het systeem rond de onderste ruggenwervels degenereren.

1025833- 2

In tegenstelling tot bij een holle rug worden bij een bolle rug de ruggenwervels in het onderste ruggedeelte buitenwaarts gedrongen, waardoor een aanzienlijk hogere druk op de kern van die ruggenwervels en de tussenwervelschijven 5 wordt uitgeoefend.

Het bovengenoemde oudere document US-A-5,975,634 beschrijft een stoel met een zitting en een ten opzichte daarvan scharnierbare rugleuning. De rugleuning is opgehangen in een omgekeerd U-vormig frame, en vertoont aan zijn 10 onderzijde een stijf deel, daarboven een flexibel deel, en daar weer boven wederom een stijf deel. Het bovenste stijve deel is scharnierend verbonden met de bovenzijde van het frame, terwijl het onderste stijve deel bevestigd is aan een zich in dwarsrichting uitstrekkende beugel, die eveneens 15 scharnierend verbonden is met het frame, nabij de onderzijde daarvan. De scharnieras van het onderste stijve deel ligt daarmee een eind voor de rugleuning. De bevestigingsbeugel is buigzaam, en wordt door een veermechanisme voorgespannen naar een uitgangspositie, waarin de rugleuning een bepaalde 20 kromming heeft, zodanig dat het flexibele deel daarvan naar voren uitsteekt en als lendensteun voor een gebruiker kan fungeren, terwijl de bovenste en onderste stijve delen meer naar achteren gericht zijn.

De combinatie van de voorspanning in de beugel waarin 25 het onderste stijve deel an het frame is bevestigd en de scharnierende ophanging van het bovenste stijve deel aan het frame zorgt ervoor, dat wanneer de gebruiker met de onderzijde van zijn rug harder tegen het flexibele deel drukt, bijvoorbeeld wanneer hij iets voorover buigt, zowel 30 het bovenste als het onderste stijve deel vanuit hun uitgangspositie naar voren scharnieren, waardoor de rugleuning als geheel vlakker wordt. Blijkbaar heeft deze beweging tot doel de bovenzijde van de rug in die situatie te 1025833-

V

3 steunen. De mate van vlakker worden van de rugleuning wordt daarbij bepaald door de ingestelde voorspanning in de bevestigingsbeugel, en wordt begrensd door aanslagen tussen de beugel en het frame.

5 Daarnaast is uit EP-A-0 793 929 een stoel bekend, die een verbeterde zithouding en ondersteuning biedt aan de gebruiker. Bij deze bekende stoel wordt de hoek van de rugleuning ten opzichte van de zitting specifiek per persoon ingesteld met behulp van een instelmechanisme.

10 De onderhavige uitvinding heeft tot doel een stoel met een automatische rugleuningshoekinstelling te verschaffen.

Dit wordt bij een stoel van het in de aanhef beschreven type bereikt, doordat het rugleuningsdeel in zijn ruststand in hoofdzaak verticaal gericht is en het tweede stijve gedeelte 15 onder belasting naar achteren scharnierbaar is, waarbij het flexibele gedeelte naar voren gedwongen wordt.

Door de verbinding tussen het tweede stijve gedeelte en het flexibele gedeelte wordt de kromming van de rugleuning als het ware automatisch aangepast aan de kromming van de rug 20 van een gebruiker, zonder dat daarvoor een instelling van de stoel behoeft te worden veranderd. Zo is de stoel door verschillende personen met een meer of minder gekromde rug te gebruiken zonder de instelling daarvan te veranderen, zodat een grotere flexibiliteit wordt verkregen. Een dergelijke 25 stoel heeft derhalve minder bedieningsraiddelen dan bekende stoelen zodat er een verminderd aantal foutopties is bij het instellen van de stoel. Doordat het tweede stijve gedeelte onder belasting naar achteren scharnierbaar is, waarbij dan het flexibele gedeelte naar voren wordt gedwongen, wordt als 30 het ware een balansfunctie gecreëerd om de kromming aan te passen aan een op het rugleuningsdeel uitgeoefende kracht. De balansfunctie werkt als een balans die de kracht op de bovenkant en het midden van de rugleuning in evenwicht 1025833- 4 brengt. Zo past de rugleuning zich aan aan de kromming van de rug van een gebruiker.

Door deze combinatie van maatregelen is de stoel volgens de uitvinding bij uitstek geschikt voor toepassing 5 waarbij gedurende relatief lange tijd, d.w.z. een volledige werkdag, op de stoel wordt plaatsgenomen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is ook het eerste stijve gedeelte scharnierbaar met het frame verbonden.

Wanneer het draaipunt van het tweede stijve gedeelte 10 in hoogte verstelbaar is ten opzichte van het frame is het balanspunt instelbaar en aan te passen voor langere of kortere personen.

Verder is met voordeel de hoek tussen het eerste stijve gedeelte en het zittingsdeel scherp. De krachten die 15 de rugleuning en de zitting op een gebruiker uitoefenen blijken elkaar zo te compenseren, voor een comfortabele, ontspannen en biomechanisch juiste zitpositie, waarbij klachten in de onderrug vermeden worden. De gebruiker wordt op de juiste positie, namelijk de bekkenrand, ondersteund 20 voor een correcte zitpositie zodat de ruggenwervels in de correcte S-vorm blijven.

In weer een verdere voorkeursuitvoering omvat het rugleuningsdeel een tegenhoudelement dat een minimale en een maximale kromming van het flexibele gedeelte bepaalt.

25 In een voorkeursuitvoering omvat het zittingsdeel een voorste gedeelte dat onder een vaste hoek aan de pootdelen is aangebracht en een achterdeel dat kantelbaar is ten opzichte van het voorste gedeelte. Zodoende blijkt een correcte zitpositie gecombineerd te kunnen worden met de voordelen van 30 de automatische rughoekinstelling.

Volgens een tweede aspect verschaft de uitvinding een rugleuningsdeel dat geschikt is voor gebruik in een stoel als hiervoor beschreven.

1025833- 5

Tenslotte betreft de uitvinding nog een werkwijze voor het gebruik van een dergelijke stoel of rugleuning.

Verdere voordelen en kenmerken zullen worden beschreven aan de hand van de bijgaande figuren, waarin: 5 fig. 1 een perspectivisch achteraanzicht toont van een stoel volgens de onderhavige uitvinding in een eerste voorkeursuitvoeringsvorm; fig. 2 een zijaanzicht toont van de stoel uit fig. 1, waarbij een model van een gebruiker is weergegeven; 10 fig. 3A een zijaanzicht toont van een tot een model geschematiseerde stoel met een rugleuningsdeel volgens de onderhavige uitvinding in een eerste gebruikstoestand; fig. 3B een tweede gebruikstoestand toont van de stoel uit fig. 3A; 15 fig. 3C een derde gebruikstoestand toont van de stoel van fig. 3A en 3B; fig. 4A een perspectivisch vooraanzicht toont van een plaat die de kern vormt van het rugleuningsdeel volgens de onderhavige uitvinding; 20 fig. 4B een perspectivische achteraanzicht toont van een variant van de plaat uit fig. 4A; en fig. 5 een perspectivisch vooraanzicht toont van een frame met een hoogteverstelling voor het rugleuningsdeel van de stoel volgens de onderhavige uitvinding.

25 Een stoel 1 volgens de onderhavige uitvinding omvat een pootdeel 2 dat in de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm vijf zich horizontaal in een stervorm uitstrekkende dragers 4 omvat die verrijdbaar zijn ten opzicht van een ondergrond door de draaibaar daaraan bevestigde wielen 6 (fig. 1). In 30 het midden is een holle cilinder 8 aangebracht waarin verend een huisorgaan 10 is aangebracht voor het veren en in hoogte verstellen van de stoel 1. Op huisorgaan 10 is een draagorgaan 11 aangebracht waaraan hendels 14, 15 zijn 1025833- « 6 aangebracht voor het verstellen van onder andere de hoogte van stoel 1. Op het draagorgaan 11 is een zittingsdeel 16 aangebracht met een voorgedeelte 18 dat niet kantelbaar is en een kantelbaar ten opzichte van het draagorgaan en het 5 voorgedeelte aangebracht achtergedeelte 20. Zijwaarts ten opzichte van het draagorgaan 11 strekken zich armleggers 22, 24 uit. Deze omvatten buiselementen 26 waarop een in hoogte verstelbaar bovengedeelte 28 en een ten opzichte van het bovengedeelte 28 verstelbare ligger 30 zijn aangebracht. Een 10 dergelijke armlegger staat bijvoorbeeld beschreven in EP 1 287 765 Al ten name van aanvraagster.

Kantelbaar ten opzichte van het draagorgaan 11 is frame 12 aangebracht met daarop het achterdeel 20. Het frame 12 omvat verticaal verlopende profielen 32, 34 die verbonden 15 zijn door horizontale steunen 36, 38. Een rugleuningsdeel 40 is verbonden met een hoogte-instelmechanisme, waarbij bedieningsknoppen 42, 44 dienen voor het in hoogte verstellen van het rugleuningsdeel. Het rugleuningsdeel 40 omvat aan de onderzijde een eerste stijve zone of gedeelte 46, een 20 flexibele zone 48 en aan de bovenzijde een tweede stijve zone of gedeelte 50 (fig. 1). Op het zittingsdeel en tegen het rugleuningsdeel 40 zijn verende kussens aangebracht, die zijn bekleed, bijvoorbeeld met stof of leer.

Figuur 2 toont de stoel van figuur 1 in een 25 zijaanzicht, waarbij een schematisch aangeduide gebruiker heeft plaatsgenomen op de stoel. Het voorgedeelte 18 van het zittingsdeel is onder een vaste hoek ten opzichte van het pootgedeelte 2 aangebracht, van ongeveer 4* aflopend, zodat de bovenbenen 51, onderbenen 52 en voeten 54 van de gebruiker 30 steeds in een rustgevende stabiele positie ten opzichte van een ondergrond staan. Het achtergedeelte 20 is kantelbaar ten opzichte van voorgedeelte 18 om een kantel-as 56 op een locatie voorwaarts van het midden van zittingsdeel 16. Bij 1025833' 7 voorkeur bevindt de kantel-as 56 zich op ongeveer een kwart tot 1/3 van de lengte, gerekend vanaf de voorzijde van het zittingsdeel 16. Het frame 12 is vast verbonden met achterdeel 20 zodat de hoek tussen de verticale profielen 32, 5 34 en het achterdeel 20 gelijk blijft bij het kantelen daarvan.

Duidelijk is te zien hoe de kromming van het rugleuningsdeel een kracht uitoefent tegen de bekkenrand 58 van de gebruiker. De kromming 60 van de rug blijft daarbij in 10 een natuurlijke positie zonder dat de onderste ruggenwervels bol worden getrokken. Aan de bovenzijde van verticale profielen 32, 34 is de tweede stijve zone 50 draaibaar en verschuifbaar met de profielen 32, 34 verbonden met schuifmechanisme 62.

15 De werking van de stoel zal worden verduidelijkt aan de hand van de figuren 3A, 3B en 3C. Wanneer een gebruiker plaatsneemt op de stoel kantelt het achtergedeelte 20 om kantel-as 56 onder invloed van de zwaartekracht. De rugleuning 40 is daarbij zo ingesteld dat de kromming tegen 20 de bekkenrand 58 komt te rusten. De hoek ingesloten tussen de eerste stijve zone 46 en achterdeel 20 is daarbij kleiner dan 90°. Hierdoor wordt de voorwaartse kracht uitgeoefend door de bolling van de rugleuning gecompenseerd door een achterwaartse kracht, namelijk een resultante van de 25 zwaartekracht, waardoor de afschuifkracht op het zitvlak ongeveer nihil is. Dit principe is bekend als 'bracing'.

De armleggers 30 zijn op een zodanige hoogte ingesteld, dat de onderarmen 63 daarop komen te rusten in een ontspannen horizontale houding (fig. 3B). De ellebogen 30 behoren net achter de liggers 30 te komen, zodat de onderarmen tegen de onderarmspier worden ondersteund.

De eerste stijve zone 46 is draaibaar en verschuifbaar ten opzichte van een schuifmechaniek 62. Door 1025833- 8 een tegenhoudelement, dat hierna beschreven wordt aan de hand van fig. 4, bevindt de rugleuning zich in een neutrale stand met een minimale kromming (fig. 3A). Wanneer een gebruiker gaat zitten zal diens bekken in de correct positie komen door 5 de bovenbeschreven samenwerking tussen kromming van de rugleuning 40 en de zitting 16 (fig. 3B).

Indien de gebruiker naar achteren leunt zal de bovenste curve 65 van de ruggenwervels tegen de bovenzijde van tweede stijve zone 50 duwen. De tweede stijve zone 50 is 10 draaibaar om as 68 en staat steeds in evenwicht, waarbij de kromming van de flexibele zone 48 eventueel verandert en het bekken in de juiste positie blijft (fig. 3C).

De biomechanische achtergrond van deze automatische rughoekinstelling met balansfunctie heeft tot gevolg dat er 15 minder bedieningsmiddelen nodig zijn voor het instellen van de stoel, waardoor er minder foutopties ontstaan. Hierdoor is de stoel gemakkelijker door verschillende personen te gebruiken. Het is alleen nodig de hoogte van de rugleuning 40 te verstellen door middel van draaiknop 42. Bij het instellen 20 van een comfortabele stand wordt echter meteen een biomechanisch juiste instelling bereikt, waarbij de balansfunctie correct wordt ingesteld. Dit in tegenstelling tot bekende rugleuningen, waarbij een comfortabelere instelling tot een biomechanisch incorrecte instelling leidt. 25 De onderhavige rugleuning past zich aan aan de kromming van de rug van de gebruiker, in tegenstelling tot bekende rugleuningen.

Het rugleuningsdeel 40 omvat aan de achterzijde een plaat 140 van kunststof (fig. 4A en 4B). Deze plaat 140 omvat 30 aan de onderzijde een eerste stijve zone 142, daarboven een flexibele zone 144 en aan de bovenzijde een tweede stijve zone 146. De plaat 140 heeft in zijaanzicht een bollende C-vorm, de eerder genoemde kromming voor ondersteuning van de 1025833- 9 bekkenrand, en in bovenaanzicht een holle C-vorm voor zijdelingse steun. Om een kracht uit te kunnen oefenen op de bekkenrand loopt de eerste stijve zone 142 door tot een hoogte van de plaat 140 waar de bekkenrand daartegen komt te 5 rusten.

De flexibele zone 144 is in de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm gevormd door overdwars verlopende vouwen 148. Getoond is een plaat van hard kunststof waarin vijf vouwen zijn aangebracht. Aan de zijkanten van de 10 flexibele zone 144 zijn relatief smalle ongevouwen strips 150, 152 aangebracht die in tegenstelling tot de vouwen geen rek opvangen. Zo wordt de zijdelingse steun gehandhaafd wanneer de flexibele zone 144 doorbuigt en wordt een stopfunctie zoals hierna beschreven mogelijk.

15 De tweede stijve zone 146 is voorzien van overdwarse verstevigingsribben of van vakwerken 154, 156, 158 (fig. 4B). De vakwerken voorkomen dat de plaat doorklapt, zodat de Ονο rm gehandhaafd blijft.

Aan de voorzijde (fig. 4A) is een verder niet getoond 20 kussen tegen de plaat aangebracht voor het nodige comfort en het geheel is voorzien van een bekleding. Aan de achterzijde (fig. 4B) zijn bevestigingsorganen 160-166 aangebracht waarmee de plaat 140 kan worden bevestigd op verder niet getoonde corresponderende bevestigingselementen. De door 25 organen 160-166 gevormde klikverbinding kan eenvoudig worden verbroken voor onderhoud of het aanbrengen van een andere rugleuning 40.

In de hoogterichting zijn tegen de buigbare zone 144 één of meer bladveren 168 aangebracht. Aan een uiteinde 30 daarvan is een sleuf 170 aangebracht waarin een nok 172 van plaat 140 valt voor het bepalen van een minimale en een maximale buiging van de flexibele zone 144. De koppeling van de nok in de gleuf werkt als een stop in de uiterste standen.

I025833- « 10

De krachten op de tweede stijve zone zijn in de orde van 300 N, zodat de koppeling van de bladveer ongeveer 1200 N opvangt. Het tegenovergelegen uiteinde 174 van de bladveer 168 is vast bevestigd aan de tweede stijve zone 146. De 5 bladveer werkt als blokkering in een minimale en een maximale doorbuiging. Daartoe is de bladveer over de vouwen 148 aangebracht die uitrekken tegelijk met het doorbuigen, in samenwerking met de aan de zijkant aangebrachte strips 150, 152 die geen rek vertonen.

10 Het frame 12 (fig. 5) omvat naast verticaal verlopende profielen 32, 34 en horizontale steundelen 36, 38 gekromde profielen 80, 82 die uitlopen in verstevigd dwarsgedeelte 84 voor het daarop aanbrengen van het achtergedeelte 20 van het zittingsdeel. In opstaande 15 zijranden aangebrachte openingen 86, 88 vormen samen met gat 89 montagepunten voor montage aan draagorgaan 11. Frame 12 als geheel is bevestigd aan achterste zittingsdeel 20. Het frame 12 is samen met het achterste zittingsdeel 20 kantelbaar om as 56 ten opzichte van pootgedeelte 2. Het 20 voorgedeelte 18 is onder een vaste, ongeveer 4° naar beneden verlopende hoek ten opzichte van de horizontaal aangebracht. Aan de bovenzijde omvat het frame 12 geleiders 90, 92 voor het geleiden van de nokken 68 aan het rugleuningsgedeelte.

De rugleuning omvat een dwarsbalk 94 die aangrijpt op 25 de eerste stijve zone 46. Aan de balk 94 is een arm 96 aangebracht die uitloopt in kogelgewricht 95. Het kogelgewricht 95 is roteerbaar aangebracht in een opening in arm 98. Aan arm 96 is een nok aangebracht die geleid wordt in gleufvormige uitsparing 100 van geleider 102 die op het 30 profiel 32 is aangebracht. De arm 98 is aan een uiteinde aangebracht aan een moerkoppeling 104. De moerkoppeling 104 is in zijwaartse richting verstelbaar door het met knop 44 verdraaien van schroef 106 (fig. 5).

1025833- 11

Het geheel is gespiegeld uitgevoerd, waarbij aan de zijde van profiel 34 knop 42 de schroef 108 bedient die moerkoppeling 110 kan verstellen. De moerkoppeling 110 is gekoppeld met arm 112. Een nok aan een niet getoonde arm 5 wordt geleid in geleider 114 op profiel 34.

De schroeven 106 en 108 zijn aan de uiteinden met elkaar verbonden door middel van een spiraalvormige flexibele koppeling 116, zodat de schroeven 106 en 108 hoofdzakelijk synchroon bewegen. Er zijn andere uitvoeringen van de 10 koppeling 116 denkbaar, waarbij de werking gelijk blijft.

De moerkoppelingen 104, 110 bewegen in tegengestelde richting bij het bedienen van de schroeven 106, 108. Om montagetechnische redenen zijn de schroeven 106, 108 uitgevoerd met links en rechts schroefdraad door elkaar heen. 15 De moerkoppelingen 104, 110 bestaan uit een onderhelft en een bovenhelft. Bij de montage wordt de onderhelft met daaraan de armen 98, 112 op de schroeven 106, 108 aangebracht, waarna de bovenhelft van de moer op de onderhelft wordt aangebracht.

De uitvinding is niet beperkt tot de bovenbeschreven 20 voorkeursuitvoeringsvorm daarvan, waarin velerlei modificaties denkbaar zijn. Zo is de automatische rughoekverstelling eveneens toepasbaar voor stoelen met een vast zittingsdeel dat onder een hoek, schuin naar achteren aflopend op een pootgedeelte is aangebracht. Verder is de 25 uitvinding niet beperkt tot kantoorstoelen, maar kan eveneens voor alle andere stoelen worden toegepast, bijvoorbeeld conferentiestoelen of autostoelen. De beschermingsomvang wordt bepaald door de bijgevoegde conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei modificaties denkbaar zijn.

1025833-

Claims (15)

4

1. Stoel, omvattende: - één of meer pootdelen (2); - een zittingsdeel (16) dat aan de pootdelen is aangebracht; en 5. een rugleuningsdeel (40) dat aan de onderzijde een eerste relatief stijf gedeelte (46) omvat voor het ondersteunen van een gebruiker, alsmede een relatief flexibel gedeelte (48) dat boven het eerste relatief stijve gedeelte (46) is aangebracht en een tweede relatief stijf gedeelte 10 (50) dat aan de bovenzijde met het flexibele gedeelte (48) is verbonden, waarbij het rugleuningsdeel (40) via een frame (12) aan het zittingsdeel (16) is bevestigd en althans het tweede relatief stijve gedeelte (50) scharnierbaar om een draaipunt verbonden is met het frame (12), 15 met het kenmerk, dat het rugleuningsdeel (40) in zijn ruststand in hoofdzaak verticaal gericht is en het tweede stijve gedeelte (50) onder belasting naar achteren scharnierbaar is, waarbij het flexibele gedeelte (48) naar voren gedwongen wordt.

2. Stoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eerste stijve gedeelte (46) scharnierbaar om een draaipunt met het frame is verbonden.

3. Stoel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het zittingsdeel (16) een constante, in hoofdzaak rechte hoek 25 insluit met een door de draaipunten van het eerste en tweede stijve gedeelte (46, 50) bepaald vlak.

4. Stoel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de hoek tussen het eerste stijve gedeelte (46) en het zittingsdeel (16) scherp is.

5. Stoel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het draaipunt van het tweede stijve gedeelte 1025833- 4 (50) in hoogte verstelbaar is ten opzichte van het frame (12) .

6. Stoel volgens conclusies 2 en 5, met het kenmerk, dat het draaipunt van het eerste stijve gedeelte (46) in 5 hoogte verstelbaar is ten opzichte van het frame (12)-

7. Stoel volgens conclusie 3 of 4, gekenmerkt door ten minste één door een draaiknop (42, 44) bedienbaar schroefspindelmechanisme (104-110) voor het in hoogte verstellen van het of elk draaipunt ten opzichte van het 10 frame (12).

8. Stoel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het rugleuningsdeel (40) een tegenhoudelement (168) omvat dat een minimale en een maximale kromming van het flexibele gedeelte (48) bepaalt.

9. Stoel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het tegenhoudelement tenminste een bladveer (168) omvat die tegen het flexibele gedeelte (48) is aangebracht.

10. Stoel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste en tweede stijve gedeelte 20 (46, 50) en het flexibele gedeelte (48) als één geheel gevormd zijn in een kunststof plaat (140).

11. Stoel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de plaat (140) ter plaatse van het tweede stijve gedeelte (50) een aantal verstevigingsribben (154, 156, 158) vertoont.

12. Stoel volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de plaat (140) ter plaatse van het flexibele gedeelte (48) een aantal vouwen (148) vertoont, die zich in dwarsrichting uitstrekken over een deel van de breedte van de plaat (140).

13. Stoel volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het zittingsdeel (16)een voorste gedeelte (18) omvat dat onder een vaste hoek aan de pootdelen 1025833- 4 (2) is aangebracht en een achterdeel (20) dat kantelbaar is ten opzichte van het voorste zittingsdeel (18).

14. Rugleuningsdeel (40), kennelijk geschikt voor gebruik in een stoel volgens één van de voorgaande 5 conclusies.

15. Werkwijze voor het gebruik van een stoel volgens één van de conclusies 1-13 of een rugleuning volgens conclusie 14. 1:025833-