NL9002125A - Cassette voor het opbergen van en omgaan met een informatiedrager, alsmede aftastsysteem omvattende de cassette. - Google Patents

Description

"Cassette voor het opbergen van en omgaan met een informatiedrager, alsmede aftastsysteem omvattende de cassette."

De uitvinding heeft betrekking op een cassette voor het opbergen van en omgaan met een informatiedrager, omvattende een behuizing en een in de behuizing verschuifbare doosvormige houder.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een aftastsysteem voor het aftasten van een informatiedrager, omvattende een aftastin-richting en een cassette voor het opbergen van en omgaan met de informatiedrager.

Een aftastsysteem met een dergelijke cassette is bekend uit de Franse octrooiaanvrage 2.584.225 (herewith incorporated by reference). De bekende cassette omvat een platte aan een zijde open doos en een aan een zijde open doosvormige houder. De houder, waarin, aanvankelijk van zijn afmetingen, een gedeelte van een grammofoonplaat of een optische plaat gestoken kan worden, is in en uit de doos verschuifbaar. In de ingeschoven stand van de houder, waarbij de houder zich nagenoeg geheel in de doos bevindt, fungeert de houder als deksel. In de uitgeschoven stand van de houder, waarbij de houder en de doos geheel van elkaar gescheiden zijn, kan de houder gebruikt worden om een plaat op een draaitafel van een platenspeler te leggen, waarna de houder door verschuiving ten opzichte van de plaat wordt verwijderd.

Een bezwaar van de bekende cassette, waarvan de doos en de houder ten opzichte van elkaar losneembaar zijn, is, dat voor het vanuit de cassette op de draaitafel van de platenspeler brengen van de informatiedrager steeds twee handen nodig zijn. Voor het vanaf de draaitafel volledig in de cassette opbergen van de informatiedrager geldt hetzelfde bezwaar.

Een nadeel van het bekende aftastsysteem is, dat het op de draaitafel leggen, doch in het bijzonder het van de draaitafel afnemen van de informatiedrager, nogal onhandig is.

De uitvinding beoogt ondermeer een cassette met zodanig eigenschappen te verschaffen, dat het mogelijk is om een informatiedrager met gebruikmaking van slechts één hand vanuit de cassette in een aftastinrichting te brengen en/of vanuit de aftastinrichting in de cassette op te bergen, zonder de informatiedrager zelf aan te raken.

De cassette volgens de uitvinding heeft daartoe als kenmerk, dat de kokervormige behuizing is voorzien van een eerste open zijde en een zich daartegenover bevindende tweede althans ten dele open zijde, waarbij de permanent door de genoemde eerste zijde in de behuizing stekende houder verschuifbaar is tussen een uitgeschoven positie, waarin de houder tezamen met de behuizing een opbergruimte voor de informatiedrager vormt, en een ingeschoven positie voor het via de genoemde tweede zijde buiten de cassette brengen van de informatiedrager, en waarbij vergrendelmiddelen aanwezig zijn voor het in de uitgeschoven positie van de houder vergrendelen van de informatiedrager in de opbergruimte.

Bij de cassette volgens de uitvinding is de houder zowel in de ingeschoven positie, als in de uitgeschoven positie gekoppeld met de behuizing, waarbij door verschuiving van de houder ten opzichte van de behuizing, een informatiedrager volledig in de cassette wordt opgeborgen, danwel door verkleining van de opbergruimte uit de cassette wordt geschoven. De cassette is in het bijzonder geschikt voor het opbergen van magnetische of optische kaarten en optische, roteerbare schijfvormige platen, zoals CD's en mini CD's, voorzien van audio, video of data informatie. De cassette is voorts bijzonder geschikt voor toepassingen, waarbij voor het hanteren van de informatiedrager slechts één hand beschikbaar is, zoals in een van een CD-speler voorzien voertuig, waar de bestuurder met één hand een CD in de speler moet kunnen brengen.

Een uitvoeringsvorm van de cassette volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de vergrendelmiddelen aan de houder voorkomen en een veermechanisme voor samenwerking met een omtreksrand van de informatiedrager omvatten. Met deze vergrendelmiddelen kan een informatiedrager in de opbergruimte vergrendeld worden, zonder dat een informa-tiedragend vlak van de informatiedrager beroerd wordt.

Een uitvoeringsvorm van de cassette volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat het veermechanisme twee vergrendelelementen omvat, waarbij in de uitgeschoven positie van de houder de afstand tussen de tegen de omtreksrand van de informatiedrager drukbare vergrendelelementen kleiner is dan de diameter van de informatiedrager waarvoor de cassette is bestemd. Met deze constructie is een borging van de informatiedrager in de uitgeschoven positie van de houder in de opbergruimte mogelijk, en zijn de vergrendelelementen te gebruiken om in de ingeschoven positie van de houder een uit een aftastinrichting stekende informatiedrager te grijpen.

Een practische, eenvoudige uitvoeringsvorm van de cassette volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat het veermechanisme is voorzien van een in inschuifrichting van de houder gebogen draad- of bladveer met twee als vergrendelelementen fungerende vrije uiteinden, waarbij een centraal gedeelte van de genoemde veer aan de houder is bevestigd en de afstand tussen de uiteinden door verplaatsing van de uiteinden variabel is.

Een uitvoeringsvorm van de cassette volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de vergrendelmiddelen zich in hoofdzaak in een inspringend wanddeel van de houder bevinden. Hierdoor wordt een storingsvrije onderlinge verschuiving van houder en behuizing gegarandeerd .

Een uitvoeringsvorm van de cassette volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat ontgrendelmiddelen aanwezig zijn voor het in de ingeschoven positie van de houder ontgrendelen van de uit de behuizing stekende informatiedrager, waardoor de informatiedrager in de geschoven positie van de houder gemakkelijk in en uit de houder gebracht kan worden.

Een practische uitvoeringsvorm van de cassette volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de ontgrendelmiddelen aan de behuizing voorkomen en tenminste een ontgrendelelement omvatten, dat in de ingeschoven positie van de houder tegen de vergrendelmiddelen drukt voor het vrijgeven van de informatieplaat. Bij voorkeur bevindt het ontgrendelelement zich binnen de behuizing tegenover de vergrendelmiddelen.

Om te voorkomen, dat in de uitgeschoven positie van de houder de houder en de behuizing van elkaar gescheiden worden, zijn de behuizing en de houder voorzien van in de uitgeschoven positie van de houder met elkaar samenwerkende aanslagen.

Ten behoeve van het in de uitgesehoven positie van de houder ten opzichte van de behuizing brengen en houden, is tussen de behuizing en de houder tenminste één verend orgaan werkzaam, dat een van de ingeschoven naar de uitgeschoven positie gerichte kracht op de houder uitoefent. In een praktische uitvoering is het verende orgaan een in lengterichting geleide schroefveer.

Een uitvoeringsvorm van de cassette volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de genoemde tweede zijde een sleufvormige, zich naar de sleufeinden toe versmallende doorsteekopening bezit. Een zich in de doorsteekopening bevindende informatiedrager is daardoor slechts aan zijn omtreksrand ondersteund, hetgeen beschadiging van het informa-tiedragende deel van de informatiedrager voorkomt. Bij voorkeur is ook de open zijde van de houder van een dergelijke doorsteekopening voorzien.

Een uitvoeringsvorm van de cassette volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de houder is voorzien van een wand met een uitspringend grijpvlak en de behuizing is voorzien van een wand met een met het grijpvlak corresponderende uitsparing, waarin in de ingeschoven positie van de houder het uitspringende grijpvlak steekt. Hierdoor is het vast te houden gedeelte van de cassette voor een gebruiker gemakkelijk herkenbaar.

De uitvinding beoogt voorts een aftastsysteem te verschaffen , waarbij met een eenvoudige handeling een informatiedrager vanuit een cassette in een aftastinrichting gebracht kan worden en/of vanuit de aftastinrichting in de cassette opgeborgen kan worden.

Het aftastsysteem volgens de uitvinding heeft daartoe als kenmerk, dat de aftastinrichting is voorzien van een sleufvormige insteekopening voor de informatiedrager en van een uitwendig vlak voor samenwerking met de cassette volgens een van de voorgaande conclusies. De voordelen van het aftastsysteem volgens de uitvinding komen overeen met de genoemde voordelen van de cassette volgens de uitvinding, waarbij met name de combinatie van bedieningsgemak en uitstekende bescherming van de informatiedrager in het oog springend is. Voorts is van voordeel, dat de te treffen voorzieningen aan bekende aftastinrichtin-gen van het geschikte type slechts van beperkte omvang behoeven te zijn om een desbetreffende aftastinrichting geschikt te maken voor samen- werking met de cassette volgens de uitvinding.

Een practische uitvoeringsvorm van het aftastsysteem volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat de aftastinrichting is voorzien van een automatische laadinrichting voor de informatiedrager. Automatische laadsystemen zijn opzichzelf bekend, en hebben de eigenschap om een in de insteekopening gestoken informatiedrager langs automatische weg naar een roteerbare draaitafel van de aftastinrichting te brengen. Voor samenwerking met de cassette volgens de uitvinding behoeft een op zichzelf bekende automatische laadinrichting in principe geen wijziging te ondergaan.

Opgemerkt wordt, dat uit DE-A 34 45 460 (herewith incorporated by reference) een systeem, bestaande uit een CD-speler en een als klem uitgevoerde houder bekend is. De houder is voorzien van twee klemlippen, waartussen een CD geklemd kan worden. Bij het in de CD-speler brengen van een CD dient de houder via een daartoe geschikte opening in de speler gestoken te worden, waarbij middelen in de speler aanwezig zijn om de klemlippen van elkaar af te brengen ten behoeve van het vrijgeven van de CD.

De uitvinding zal nu bij wijze van voorbeeld nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Figuur 1 in een uiteengenomen toestand een uitvoeringsvorm van het aftastsysteem volgens de uitvinding toont, welk is voorzien van een aftastinrichting met een automatisch laadsysteem en een cassette volgens de uitvinding,

Figuur 2 in perspectivisch aanzicht en gedeeltelijk opengewerkt een uitvoeringsvorm van de cassette volgens de uitvinding toont,

Figuur 3 in doorzicht de cassette van figuur 2 toont, voorzien van een daarin opgeborgen informatiedrager,

Figuur 4 een enigszins gewijzigde uitvoeringsvorm van de cassette volgens de uitvinding toont, in een uiteengenomen toestand,

Figuur 5 in onderaanzicht een deel van de cassette van figuur 4 toont, en de Figuren 6A-6F op schematische wijze de cassette volgens de uitvinding in een aantal gebruikstoestanden tonen.

Het in figuur 1 weergegeven aftastsysteem volgens de uitvinding omvat een aftastinrichting, verder ook wel platenspeler genoemd, die geschikt is voor het inschrijven en/of uitlezen van optische schijfvormige informatiedragers, zoals CD's en CD-singles, en een cassette 3. De voor inbouw in een dashboard van een auto bedoelde platenspeler omvat een uit een eerste ten dele metalen gesteldeel 2 en een tweede plat kunststof gesteldeel 4 samengesteld gestel en een aan het gesteldeel, 4 bevestigde optische aftasteenheid 6. Het gestel 2, 4 is opgenomen in een kast of behuizing 7, met een frontwand 8. In de frontwand 8, welke is voorzien van bedieningsknoppen en -toetsen, zoals een ejecttoets 12, bevindt zich een gleufvormige insteekopening 14 voor het volgens een invoerrichting A1 en volgens een uitvoerrichting A2 in respectievelijk uit de platenspeler brengen van een optische informatiedrager of plaat, in dit voorbeeld een CD, aangeduid met het cijfer 16.

Het gesteldeel 2 is voorzien van een hoofdwand 18 en twee zijwanden 20 en 22. bevestigd aan de binnenzijde van de hoofdwand 18 van het gesteldeel 2.

De platenspeler van figuur 1 omvat voorts een automatische laadinrichting 28 met een centreerinrichting 30. De centreerinrichting 30 is voorzien van een eerste paar zwenkarmen 32 en 34 en een tweede paar zwenkarmen 36 en 38. De eerste zwenkarmen 32 en 34 zijn met behulp van astappen 40 en 42 op het gesteldeel 4 gelagerd en zwenkbaar om een zwenkas 41, respectievelijk 43. De tweede zwenkarmen 36 en 38 zijn met behulp van astappen 44 en 46 op het gesteldeel 4 gelagerd en zwenkbaar om een zwenkas 45, respectievelijk 47. Tussen de eerste zwenkarmen 32 en 34, welke door middel van een pen-slobgatverbinding 48 beweegbaar gekoppeld zijn, is een trekveer 50 aangebracht. De tweede zwenkarmen 36 en 38 zijn door middel van twee pen-slobgatverbindingen 52 en 54 beweegbaar gekoppeld met de eerste zwenkarmen 32 en 34. De eerste zwenkarmen 32 en 34 zijn voorzien van centreerelementen 56 en 58 en de tweede zwenkarmen 36 en 38 zijn voorzien van centreerelementen 60 en 62. De centreerelementen 56, 58, 60 en 62, welke bedoeld zijn voor samenwerking met een omtreksrand 64 van de optische plaat 16, zijn als rollen uitgevoerd, waarbij de hartlijnen van de centreerelementen 56, 58, 60 en 62 parallel lopen aan de zwenkassen 41, 43, 45 en 47.

Teneinde de samenwerking met de omtreksrand 64 mogelijk te maken is het gesteldeel 4 voorzien van een viertal gleuven 66, 67, 68 en 69, waardoorheen de centreerelementen 56, 58, 60 en 62 steken.

De optische aftasteenheid 6 van een op zich zelf bekende soort, bijvoorbeeld getoond in het US-A 4,403,316 (PHN 10.134; herewith incorporated by reference), heeft een subgestel 72, dat met behulp van een viertal door gaten 70 in de zijwanden 20 en 22 van het gesteldeel 2 stekende pennen en een viertal verende en dempende elementen 74 is verbonden met het gesteldeel 2. De aftasteenheid 6 is voorzien van een om een rotatie-as 76 roteerbare draaitafel 78 met een centreerdoorn 80 en een oplegvlak 82 voor een optische plaat. De rotatie-as 76 loopt parallel aan de onderling parallelle zwenkassen 41, 43, 45 en 47. De aftasteenheid 6 is voorts voorzien van een objectief 84, dat in dit voorbeeld bevestigd is op een electro-magnetisch aandrijfbare zwenkarm 86.

De laadinrichting 28 is voorzien van een aandrijforgaan 88, dat draaibaar is gelagerd in een kantelelement 90 en is voorzien van twee zich op afstand van elkaar bevindende kunststof rollen 89a en 89b. Het kantelelement 90 is voorzien van twee gaten 92, welke corresponderen met twee gaten 94 in de zijwanden 20 en 22 van het gesteldeel 2, waarbij het kantelelement 90 is gelagerd door middel van twee door de gaten 92 en 94 stekende lagerpennen, welke een kantelas 95 voor het kantelelement 90 vormen. De aandrijfrol 88 wordt via een niet getoonde tandwieloverbrenging aangedreven door een aan een bevesti-gingsdeel 96 van de zijwand 22 van het gesteldeel 2 bevestigde electri-sche aandrijfeenheid of electromotor 97, in dit voorbeeld een gelijk-stroommotor.

Een met behulp van de cassette 3 in de insteek- of frontopening 14 in de wand 8 gestoken optische plaat activeert een bedieningseenheid 10 en wordt door het aandrijforgaan 88, welk roteerbaar is om een as 109, tussen de centreerelementen 56, 58, 60 en 62 van de centreerinrichting 30 en boven de draaitafel 78 van de aftastinrieh-ting 6 gebracht. Tijdens het invoeren van de optische plaat 16, werken de zich op enige axiale afstand van elkaar bevindende rollen 89a en 89b samen met een zijvlak 91 van de optische plaat, waarbij de optische plaat zich tussen de rollen en het gesteldeel 4 bevindt, en achtereen volgens met de eerste centreerelementen 56 en 58 en de tweede centreer-elementen 60 en 62 in aanraking komt. De invoerbeweging wordt beëindigd, zodra de gewenste positie van de optische plaat ten opzichte van de draaitafel wordt gedetecteerd. Daartoe is op het gestel een detectie-eenheid, bijvoorbeeld een detectieschakelaar 200 aangebracht.

De platenspeler 1 omvat een vergrendelinrichting 75 voor het vergrendelen van het subgestel 72 van de aftasteenheid 6. De vergrendelinrichting 75 is in dit voorbeeld voorzien van twee penvormige vergrendelorganen 77, welke een geheel vormen met een kunststof vergrendelelement 79. Het vergrendelelement 79 is beweegbaar bevestigd aan het reeds genoemde, van de vergrendelinrichting 75 deeluitmakende kantelelement 90, en is ten opzichte van het kantelelement 90 scharnierbaar om een scharnieras 81. Het kantelelement 90 met het daarop bevestigde vergrendelelement 79 bevindt zich tussen de frontwand 8 en een naar de opening 14 in de frontwand toegekeerde zijde 83, de voorzijde, van het subgestel 72. In de voorzijde 83 zijn tegenover de vergrendelorganen 77 twee openingen 85 aangebracht, waarin ter vergrendeling van het subgestel 72 de vergrendelorganen 77 kunnen worden geschoven. Teneinde de vergrendelorganen 77 tijdens kanteling van het kantelelement 90 naar de openingen 85 toe, respectievelijk van de openingen 85 af te kunnen verplaatsen, bezit het vergrendelelement 79 ten minste een arm 87 met een pen 189, welke steekt in een in de wand 22 van het gesteldeel 2 aangebrachte gleuf 191 die is voorzien van een geleidingsrand 93.

Om het subgestel 72 volledig te vergrendelen ten opzichte van het gestel 2, 4 tijdens het in- en uitvoeren van een optische plaat is nabij de achterzijde 101 van het subgestel 72 een zwenkbare vergrendeleenheid 103 opgesteld, welke is voorzien van een vergrendel-pen 111. Door zwenking van de vergrendeleenheid 103 om de getekende as 113 is de vergrendelpen 111 te koppelen met, respectievelijk te ontkoppelen van een koppelorgaan 115 van het subgestel 72.

De in figuur 1 getoonde platenspeler bezit een commando-element 118, dat verplaatsbaar in de richtingen volgens de pijlen A1 en A2 is gelagerd op het gesteldeel 2. Daartoe heeft het commando-element 118 een viertal geleidingssleuven 120, 121, 122 en 123, waarin gelei-dingspennen van de hoofdwand 18 en de zijwand 22 van het gesteldeel 2 steken. Het commando-element 118 wordt via een gedeeltelijk getekende tandwieloverbrenging 124 door de electromotor 97 aangedreven.

Het commando-element 118 is voorzien van een hellend verlopende gleuf 134, waarin een astap 117 van het kantelelement 90 steekt, en is voorts voorzien van een gleuf 119, waarin een door een opening 123 in het gesteldeel 2 heenstekende astap 121 van de vergren-deleenheid 103 steekt. Wordt nu na het in de gewenste positie brengen van de optische plaat 16 ten opzichte van de draaitafel 78 het commando-element 118 door de electromotor 97 aangedreven, dan worden tijdens de verschuiving van het commando-element 118 in de richting A1 de centreerelementen 56, 58, 60 en 62 via een niet-getekende koppeling met het commando-element en het aandrijforgaan 88 door kanteling van het kantelelement 90 op een gewenste afstand van de plaat gebracht, en worden de vergrendelorganen 77 eveneens door kanteling van het kantelelement 90 en de vergrendelpen 111 door zwenking van het element 103 uit de openingen 85, respectievelijk het koppelorgaan 115 van het sub-gestel 72 gebracht. Tevens wordt daarbij de optische plaat door een plaataandrukker 148 tegen het oplegvlak 82 van de draaitafel 78 gedrukt, waartoe het commando-element is voorzien van een bedieningsnok 146.

Om een op de draaitafel 82 liggende optische plaat van de draaitafel af te nemen en naar buiten te brengen, wordt, bijvoorbeeld na het indrukken van de ejectknop 12, het commando-element 118 met behulp van de aandrijfeenheid 97 in de richting volgens de getekende pijl A2 verplaatst, waarbij als gevolg van verschuiving van de astap 117 in de gleuf 134 en de astap 121 in de gleuf 119 de vergrendelorganen 77 en de vergrendelpen 111 door kanteling van het kantelelement 90 respectievelijk zwenking van de vergrendeleenheid 103 gekoppeld worden van het subgestel 72. Tijdens de verplaatsing van het commando-element 118 in de richting A2 zorgt de tussen de eerste zwenkarmen 32 en 34 aangebrachte veer 50 ervoor, dat de centreerelementen 56, 58, 60 en 62 naar de omtreksrand van de plaat verplaatst worden. Daarbij levert de veer 50 voldoende veerkracht, om de op de draaitafel liggende plaat met behulp van de dubbel conisch uitgevoerde centreerelementen 56, 58, 60 en 62 zover langs de rotatie-as 76 van de draaitafel 78 te verplaatsen, dat bij een geschikte aandrijfrichting van de rol 88 de plaat over de centreerconus 80 heen uitgevoerd kan worden.

De in de figuren 2 en 3 en in de figuren 4 en 5 weergegeven cassette 3 volgens de uitvinding omvat een kokervormige of hulsvormige behuizing 301 en een doosvormige houder 303» elk vervaardigd uit een doorzichtige of ondoorzichtige kunststof. De behuizing 301 heef twee parallelle hoofdwanden 305A en 305B, welke onderling verbonden zijn door twee zijwanden 307A en 307B. De behuizing 301 heeft voorts één althans nagenoeg geheel open zijde 309 en één gedeeltelijk open zijde 311 met een gleufvormige, min of meer ruitvormige doorsteekopening 313 ten behoeve van het in en uit de cassette schuiven van een informatiedrager. De sleufvormige opening 313» die aan zijn einden 313A vernauwd is, ondersteunt een zich in de opening bevindende informatieplaat slechts aan de plaatrand 64, waardoor beschadiging van het informatievlak van de informatieplaat wordt voorkomen. De houder 303 heeft eveneens twee parallelle hoofdwanden 315A en 315B, onderling verbonden door twee zijwanden 317A en 317B. De houder 303 heeft voorts één gesloten zijde 319 en een althans ten dele open zijde 321, bij voorkeur voorzien van een ruitvormige doorsteekopening 321A.

De houder 303 steekt via de open zijde 309 in de behuizing 301 en is ten opzichte van de behuizing 301 verschuifbaar tussen een uitgeschoven positie, zoals getoond is in de figuren 1, 2, 3, 6A, 6C, 6D en 6F, en een ingeschoven positie, zoals getoond is in de figuren 6B en 6E. In de uitgeschoven positie vormen de behuizing 301 en de houder 303 tezamen een opbergruimte 304 voor een informatiedrager, in dit voorbeeld de Compact Disc 16. De genoemde uitgeschoven positie wordt gehandhaafd met behulp van een tweetal, in de cassette en om gelei-dingsstaven 323 aangebrachte drukveren, in het bijzonder schroefveren 325.

Teneinde de zich in de opbergruimte 304 bevindende informatiedrager 16 tegen verschuiven en eventueel uit de cassette vallen te borgen zijn vergrendelmiddelen aangebracht. Deze middelen omvatten een veermechanisme, in het bijzonder een gebogen draadveer 327, welke met een centraal deel 327A, bijvoorbeeld met behulp van een aantal aan de houder 303 aangespoten haakvormige nokken 329 bevestigd is aan een inspringend wanddeel 315B1 van de hoofdwand 315B van de houder 303. De draadveer 327 is voorzien van twee opstaande, omgebogen als grijp- en borg- of vergrendelorganen dienende vrije uiteinden 327B, welke door openingen 331 in de hoofdwand 315B en in openingen 333 in de hoofdwand 315A steken.

De draadveer 327 heeft zodanige eigenschappen, dat in zijn ontspannen toestand de afstand tussen de uiteinden 327B kleiner is dan de diameter van de informatiedrager 16. Daar het centrale deel 327A van de gebogen draadveer zich bovendien nabij het centrum van de opbergruimte bevindt, kunnen de vrije uiteinden 327B uitstekend gebruikt worden voor het vergrendelen van de informatiedrager in de uitgeschoven positie en voor het grijpen van een informatiedrager in de bijna ingeschoven positie van de houder 303· In die positie grijpen de vrije uiteinden 327B namelijk aan op een deel van de omtreksrand 64 van de zich in respectievelijk gedeeltelijk in de cassette bevindende informatiedrager 16. Wordt de houder 313 vanuit de uitgeschoven positie in de ingeschoven positie gebracht waarbij de opbergruimte wordt verkleind, dan ontmoeten de vrije uiteinden 327B op zeker moment een in de vorm van twee nokken 335 uitgevoerd ontgrendelelement, waardoor de vrije uiteinden 327B bij voortgaande beweging van de houder zo verder van elkaar af verplaatst worden, dat de informatiedrager 16 vrij in de houder 303 komt te liggen en in de ingeschoven positie van de houder gemakkelijk uit de houder geschoven kan worden. De randen van de openingen 331 en 333 kunnen als begrenzing voor de verplaatsingen van de vrije uiteinden 327B dienen.

De behuizing 301 is aan de zijde 309 voorzien van een rand 337 voor samenwerking met een tweetal borgnokken 339 aan de hoofdwand 315B van de houder 301. In de uitgeschoven positie van de houder vormen de rand 337 en de nokken 339 onderling tegen elkaar liggende aanslagen voor het definiëren van de uitgeschoven positie van de houder ten opzichte van de behuizing.

Om het met één hand hanteren van de cassette te vergemakkelijken is de hoofdwand 315A van de houder 303 voorzien van een verhoging 3^1 niet een grijpvlak 343. In de ingeschoven positie van de houder 303 bevindt de verhoging 341 zich in een met het grijpvlak 343 corresponderende uitsparing 345 in de wand 305A van de behuizing 301.

De hoofdwand 315B is op overeenkomstige wijze voorzien van een verhoging 342, die past in een uitsparing 346 in de wand 305B.

In de figuren 6A tot en met 6F is schematisch voor een aantal situaties de onderlinge positie van de aftastinrichting 1 en de cassette 3 van het aftastsysteem volgens de uitvinding weergegeven, waarbij verondersteld wordt, dat de cassette steeds met slechts één hand wordt vastgehouden. In figuur 6A bevindt zich de cassette 3 met een in de opbergruimte aanwezige optische informatiedrager 16 tegenover en op enige afstand van de insteekopening 14 van de platenspeler. In figuur 6B is de behuizing 301 van de cassette 3 tegen een vlak 8A van de frontwand 8, geplaatst, waarbij gelijktijdig de houder 303 volgens de inschuifrichting A1 van de uitgeschoven naar de ingeschoven positie en de informatiedrager 16 gedeeltelijk in de opening 14 is gebracht om het in de opening 14 brengen van de informatiedrager te vergemakkelijken kan het vlak 8A zoekende, ten opzichte van de frontwand 8 hellende vlakdelen bezitten. In de situatie volgens figuur 6C is de informatiedrager door de laadinrichting van de platenspeler 1 geheel binnen de behuizing 7 gevoerd en is de cassette 3 weer van de frontwand 8 verwijderd. In figuur 6D is de platenspeler 1 voorzien van de door de laadinrichting via de opening 14 gedeeltelijk naar buiten gevoerde informatiedrager 16. De informatiedarger 16 steekt daarbij over een afstand d, welke groter is dan de straal R van de informatiedrager, uit de opening 14 in de frontwand 8. In het getoonde voorbeeld, waarin sprake is van een Compact Disc, die een diameter heeft van 120 mm, bedraagt de afstand d 73 mm· In figuur 6E is te zien hoe de cassette 3 met de hand over de ruim half uitstekende informatiedrager 16 is geschoven. In figuur 6F is de cassette 3> weer voorzien van de optische informatiedrager 16 op afstand van de platenspeler gebracht, waarbij de houder 303 tijdens de beginfase van de verplaatsing van de cassette in de richting A2 onder invloed van een in de richting A2 werkende veerkracht van de ingeschoven positie naar de uitgeschoven positie is geschoven, onder het gelijktijdige grijpen en vergrendelen van de informatiedrager 16 door de aanwezige vergrendelmiddelen.

Opgemerkt wordt, dat de uitvinding niet beperkt is tot de in de tekening getoonde uitvoeringsvormen. Zo vallen bijvoorbeeld ook cassettes die zijn voorzien van andere dan de getoonde vergrendelmiddelen en aftastsystemen die zijn voorzien van een aftastinrichting met een andere dan de getoonde automatische laadinrichting binnen het kader van de uitvinding. Een ander type automatische laadinrichting is bijvoorbeeld bekend uit GB-A 2,069,7^5 (herewith incorporated by reference). Voorts vallen cassettes die geschikt zijn voor het opbergen van andere dan het getoonde type informatiedragers, zoals magneto-optische platendragers of dragers met magnetische strippen, binnen het kader van de uitvinding.

Claims (14)

1. Cassette voor het opbergen van en omgaan met een informatiedrager, omvattende een behuizing en een in de behuizing verschuifbare doosvormige houder, met het kenmerk, dat de kokervormige behuizing is voorzien van een eerste open zijde en een zich daartegenover bevindende tweede althans ten dele open zijde, waarbij de permanent door de genoemde eerste zijde in de behuizing stekende houder verschuifbaar is tussen een uitgeschoven positie, waarin de houder tezamen met de behuizing een opbergruimte voor de informatiedrager vormt, en een ingeschoven positie voor het via de genoemde tweede zijde buiten de cassette brengen van de informatiedrager, en waarbij vergrendelmiddelen aanwezig zijn voor het in de uitgeschoven positie van de houder vergrendelen van de informatiedrager in de opbergruimte.

2. Cassette volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vergrendelmiddelen aan de houder voorkomen en een veermechanisme voor samenwerking met een omtreksrand van de informatiedrager omvatten.

3. Cassette volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het veermechanisme twee vergrendelelementen omvat, waarbij in de uitgeschoven positie van de houder de afstand tussen de tegen de omtreksrand van de informatiedrager drukbare vergrendelelementen kleiner is dan de diameter van de informatiedrager waarvoor de cassette is bestemd. M. Cassette volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het veermechanisme is voorzien van een in inschuifrichting van de houder gebogen draad- of bladveer met twee als vergrendelelementen fungerende vrije uiteinden, waarbij een centraal gedeelte van de genoemde veer aan de houder is bevestigd en de afstand tussen de uiteinden door verplaatsing van de uiteinden variabel is.

5. Cassette volgens conclusie 1, 2, 3 of 4 met het kenmerk, dat de vergrendelmiddelen zich in hoofdzaak in een inspringend wanddeel van de houder bevinden.

6. Cassette volgens conclusie 1, 2, 3> 4 of 5, met het kenmerk, dat ontgrendelmiddelen aanwezig zijn voor het in de ingeschoven positie van de houder ontgrendelen van de uit de behuizing stekende informatiedrager .

7. Cassette volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de ontgrendelmiddelen aan de behuizing voorkomen en tenminste een ontgrendel-element omvatten, dat in de ingeschoven positie van de houder tegen de vergrendelmiddelen drukt voor het vrijgeven van de informatieplaat.

8. Cassette volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het ont-grendelelement zich binnen de behuizing tegenover de vergrendelmiddelen bevindt.

9. Cassette volgens een van de conclusies 1 tot en met 8, met het kenmerk, dat de behuizing en de houder voorzien zijn van in de uitgeschoven positie van de houder met elkaar samenwerkende aanslagen.

10. Cassette volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat tussen de behuizing en de houder tenminste een verend orgaan werkzaam is, dat een van de ingeschoven naar de uitgeschoven positie gerichte kracht op de houder uitoefent.

11. Cassette volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het verende orgaan een in lengterichting geleide schroefveer is.

12. Cassette volgens een van de conclusies 1 tot en met 11, met het kenmerk, dat de genoemde tweede zijde een sleufvormige, zich naar de sleufeinden toe versmallende doorsteekopening bezit.

13· Cassette volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de houder is voorzien van een wand met een uitspringend grijpvlak en de behuizing is voorzien van een wand met een met het grijpvlak corresponderende uitsparing, waarin in de ingeschoven positie van de houder het uitspringende grijpvlak steekt.

14. Aftastsysteem voor het aftasten van een informatiedrager, omvattende een aftastinrichting en een cassette voor het opbergen van en omgaan met de informatiedrager, met het kenmerk, dat de aftastinrichting is voorzien van een sleufvormige insteekopening voor de informatiedrager en van een uitwendig vlak voor samenwerking met de cassette volgens een van de voorgaande conclusies.

15. Aftastsysteem volgens conclusie 14, met het kenmerk, de de aftastinrichting is voorzien van een automatische laadinrichting voor de informatiedrager.