NL9002052A - Buisraamwerkslot. - Google Patents

Description

Buisraamwerkslot.

De uitvinding heeft betrekking op een buisraamwerkslot met een door de kopplaat ervan stekende zwenkschoot en een enerzijds met de zwenkschoot en anderzijds met de sluitbaard van een cilinderslot in aangrijping te brengen schuif, met behulp waarvan de zwenkschoot in de ingeklapte stand ongeveer evenwijdig aan de kopplaat, en in de uitgeklapte stand loodrecht op de kopplaat kan worden gezwenkt.

Een slot van deze soort is bekend uit DE-U 81 25 949.2. Dergelijke buisraamwerksloten worden bijvoorbeeld bij buis-raamwerkdeuren uit staal of dergelijke gebruikt, waarbij een wezenlijke eis is, dat dergelijke sloten smal zijn uitgevoerd. Voorts moet de slotcilinder betrekkelijk ver van de deurkant zijn verwijderd, om ervoor te zorgen, dat bij het bedienen van de slotcilinder het deurraam niet storend is. Bij het uit dit DE-U bekende slot is de schoot betrekkelijk kort uitgevoerd, d.w.z. de uitschuifbare schootlengte is daarbij ongeveer gelijk aan de halve breedte van het buisraamwerkslot. De totale schootlengte met inbegrip van het binnen de slotmantel gelegen gedeelte kan daarbij niet groter zijn dan de breedte van de mantel.

Daar de uitschuiflengte van dergelijke bekende schoten te klein is, is reeds voorgesteld een zwenkschoot binnen een dergelijk slot in te bouwen, waarbij dan de totale schootlengte met inbegrip van de inwendige delen groter kan zijn dan de slotbreedte, waarbij in het bijzonder de uitgeklapte schoot over meer dan de helft van de slotbreedte uit de kopplaat kan uitsteken. Het is bij dergelijke sloten echter nadelig, dat de schoot door middel van een geschikt werktuig of ook met de hand uit de gesloten stand naar de geopende stand kan worden teruggeklapt, wanneer niet bijkomende hulpmiddelen of vergrendelingen dit verhinderen. Ook dergelijke hulpmiddelen zijn echter slechts beperkt belastbaar, zodat geen voldoende beveiliging tegen onbevoegd openen van het slot wordt verschaft.

Daarvan uitgaand beoogt de uitvinding een slot van de voornoemde soort te verschaffen, dat onder handhaving van de voordelen van een zwenkschootslot het mogelijk terugdrukken van de schoot uit de gesloten stand naar de geopende stand ook bij zeer grote belasting zonder bijkomende hulpmiddelen of vergrendelingen verhindert.

Voor het verwezenlijken van deze doelstelling heeft het slot volgens de uitvinding als kenmerk, dat aan het nabij de schoot gelegen eind van de evenwijdig aan de kopplaat verschuifbare schuif op een vast met de mantel verbonden en evenwijdig aan de zwenkas van de zwenkschoot gerichte as het ene eind van een zwenkhefboom is ondersteund, dat door de zwenkhefboom en op een afstand van de as ervan een vast met de schuif verbonden pen steekt, dat aan het vrije eind van de zwenkhefboom een leipen is aangebracht, die evenwijdig aan de as is gericht, dat de zwenkschoot rond een vast met de mantel verbonden as kan zwenken, en een aan de rand open aangrij-pingsgleuf voor de leipen bezit, die ongeveer bij de zwenkas van de zwenkschoot beginnend over ongeveer een kwartcirkel verloopt, waarbij de zwenkhefboom en de zwenkschoot in tegengestelde zin beweegbaar zijn, en dat de aangrijpingsgleuf aan het eind van de kwartcirkel in de sluitdraaizin gezien en in het bijzonder in de overgang naar het open randgedeelte dwars op de rand verloopt, waarbij de straal van de zwenkhefboom_ cirkel en die van de zwenkschootcirkel in de geopende en in de gesloten stand in het snijpunt steeds een hoek van 90° insluiten .

Bij het beoogde gebruik wordt de schuif door middel van de sluitbaard van de in het slot ingezette slotcilinder evenwijdig aan de van de kopplaat afgekeerde langsrand van het slot verschoven, waarbij de zwenkhefboom wordt meegenomen en rond de as ervan wordt gedraaid. De zwenkbeweging geschiedt daarbij in de normale stand van het slot zodanig, dat de leipen uit een nabij de onderste mantelbegrenzing gelegen stand naar een nabij de bovenste mantelrand gelegen stand wordt bewogen. Bij deze beweging wordt de zwenkschoot rond de zwenkas gedraaid, doordat de leipen langs de aangrijpingsgleuf beweegt, en daardoor de schoot uit de geopende naar de gesloten stand zwenkt. Doordat deze gleuf in de overgang naar het open randgebied ongeveer dwars op de rand gericht verloopt, en de zwenkhefboom en de zwenkschoot onder een hoek van 90° staan, wordt een blokkering van de zwenkhefboom verkregen, zodat de schoot niet met de hand of met een geschikt werktuig uit de gesloten naar de geopende stand kan worden gezwenkt, welke zwenkbeweging uitsluitend door bediening van de slotcilinder en een dienovereenkomstige beweging van de sluitbaard en de daarmede gekoppelde beweging van de schuif mogelijk is.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm heeft de schoot een breedte van ongeveer tweederde van de breedte van het slot-lichaam, terwijl de in de sluitstand voorbij de kopplaat uitstekende lengte ongeveer gelijk is aan de breedte ervan.

Voorts wordt bij voorkeur aan de schuif een zwenkbe-grenzingsaanslag voor de zwenkhefboom aangebracht, waartegen de zwenkhefboom zowel in de gesloten als in de geopende stand rust.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een tekening van een voorkeursuitvoe-ringsvoorbeeld; hierin toont: fig. 1 een aanzicht, gedeeltelijk opengebroken, van een buisraamwerkslot in de geopende stand; fig. 2 hetzelfde slot in de gesloten stand.

Het buisraamwerkslot bestaat in hoofdzaak uit een achterste zijplaat 1, een op een afstand evenwijdig daaraan gelegen voorste zijplaat 1, alsmede een aan de rand van deze elkaar overdekkende zijplaten bevestigde kopplaat 2. Tussen de zijplaten is een schuif 3 nabij de van de kopplaat 2 afgekeerde en daaraan evenwijdig verlopende rand aangebracht, welke schuif langwerpige gaten 4 bezit, waardoorheen tussen de zijplaten 1 gespannen pennen 5 steken. Deze schuif bezit verder een uitsparing 6 voor een in de tekening niet afgebeeld cilinderslot, dat in een opening 7 met dezelfde omtreksvorm kan worden geschoven. Voor het vastleggen van het cilinderslot kan op de gangbare wijze door de kopplaat 2 een schroef worden gestoken en door een geleiding 8 geschoven, welke schroef voor het vastzetten van de slotcilinder dient. Door verschuiving van de schuif uit de stand van fig. 1 naar die van fig. 2 kan een zwenkschoot 9 over 90° worden gedraaid. In de ingeklapte stand is de zwenkschoot 9 met het sluitgedeelte daarvan zoda nig gericht, dat deze van de slotcilinder resp. de insteek-openingen 7 daarvan is afgekeerd. Bij het omklappen naar de sluitstand wordt deze schoot rond de as 10 in de uurwerkwij-zerzin over 90° gedraaid, zodat de stand van fig. 2 wordt bereikt. Deze schoot rust dan tegen de rand 12 van een uitsparing in de kopplaat 2. Om de schoot 9 bij verschuiving van de schuif 3 ondubbelzinnig mee te nemen, is aan het naar de schoot gekeerde eind van de evenwijdig aan de kopplaat 2 verschuifbare schuif 3 op een door de pen 5 gevormde en vast met een mantel evenwijdig aan de zwenkas 10 van de zwenkschoot gerichte as het ene eind van een zwenkhefboom 13 aangebracht. Deze zwenkhefboom 13 wordt in het uitvoeringsvoorbeeld door twee onderling evenwijdige en op een onderlinge afstand gelegen wangvormige delen gevormd. Deze delen van de zwenkhefboom 13 zijn in het midden van de lengte ervan voorzien van een in de langsrichting gericht langwerpig gat 14. Door de in de tekening achterste wang steekt in de omgeving van het langwerpige gat 14 een vast met de schuif verbonden pen 15. Bij een verschuiving van de schuif 3 wordt een gedwongen verschuiving van de zwenkhefboom 13 linksom vanuit de stand fig. 1 naar die fig. 2 verkregen. Aan het vrije eind van de zwenkhefboom 13 is tussen de beide wangen ervan een leipen 16 bevestigd, die evenwijdig aan de door de pen 5 gevormde as is gericht.

De zwenkschoot 9 is om de vaste as 10 draaibaar, welke as bijvoorbeeld door een uit de schoot uitstekende pen kan zijn gevormd, die in overeenkomstige uitsparingen van de zijplaten 1 steken. De zwenkschoot 9 bezit voorts een aan de rand open aangrijpingsgleuf 17 voor de leipen 16, die ongeveer bij de zwenkas 10 van de zwenkschoot 9 begint, en zich over een kwartcirkel uitstrekt. In de gesloten stand van de zwenkschoot 9 verloopt deze gleuf 17 zodanig, dat de kromtestraal ervan als middelpunt ongeveer het midden van het cirkelvormige gedeelte van de opneemopening 7 voor de slotcilinder heeft.

Bij het bedienen van de slotcilinder en de daaruit voortvloeiende verschuiving van de schuif 3 uit de stand van fig. 1 naar die van fig. 2 beweegt de zwenkhefboom 13 linksom, terwijl de zwenkschoot 9 in tegengestelde zin beweegt. Om het mogelijk terugdrukken van de schoot 9 uit de gesloten stand van fig. 2 naar de geopende stand van fig. 1 tegen te gaan, is de gleuf 17 in de overgang naar het open randgebied ongeveer dwars daarop gericht, welk gebied met 18 is aangeduid. Wegens deze vorm en de onderling loodrechte stand van de zwenkhefboom en de zwenkschoot in de geopende en de gesloten stand is het enerzijds mogelijk door bediening van de schuif 3 het verdraaien van de zwenkschoot 9 in de beide mogelijke standen te bewerkstelligen, doch is het draaien van de schoot 9 uit de gesloten stand naar de geopende stand door met de hand of een werktuig op de schoot 9 in te werken niet mogelijk. In het uitvoeringsvoorbeeld heeft de zwenkschoot 9 een breedte van ongeveer tweederde van de breedte van het slotlichaam, waarbij de in de gesloten stand uit de kopplaat 2 uitstekende lengte ongeveer gelijk aan deze breedte is.

Aan de schuif 3 is bovendien nog een zwenkbegrenzings-aanslag 19 voor de zwenkhefboom 13 aangebracht, waarbij de zwenkhefboom in de geopende stand tegen de ene (in de tekening de rechtse) bovenste schuine flank van de begrenzingsaanslag 19 met de zijrandkant rust, en in de gesloten stand tegen de andere (in de tekening linkse) schuine flank van deze aanslag 19. De beide uiterste standen van de zwenkhefboom 13 zijn daardoor bepaald.

Uit het uitvoeringsvoorbeeld blijkt, dat het buisraam-werkslot betrekkelijk smal is uitgevoerd, waarbij de slot-cilinder ver van de deurkant (dus ver van de kopplaat 2) verwijderd is. De opneemopening voor de slotcilinder ligt in het achterste derde gedeelte van de mantel van het buisraam-werkslot. Ook de afstand tot de achterkant van het slot is betrekkelijk klein, waarbij echter in het zijdelings naast de slotcilinder gelegen gedeelte de smalle schuif 3 is aangebracht. Het slot is over het geheel genomen zeer eenvoudig opgebouwd, en bestaat slechts uit weinig voor de werking noodzakelijke afzonderlijke onderdelen.

De uitvinding is niet tot het uitvoeringsvoorbeeld beperkt, en kan binnen het kader van de uitvinding nog op vele wijzen worden gewijzigd.

Alle nieuwe in de beschrijving en/of tekening getoonde afzonderlijke of gezamenlijk kenmerken worden als van belang voor de uitvinding beschouwd.

Claims (3)

1. Buisraamwerkslot met een door de kopplaat ervan stekende zwenkschoot en een enerzijds met de zwenkschoot en anderzijds met de sluitbaard van een cilinderslot in aangrij-ping te brengen schuif, met behulp waarvan de zwenkschoot in een ingeklapte stand ongeveer evenwijdig aan de kopplaat, en in een uitgeklapte stand loodrecht op de kopplaat kan worden gezwenkt, met het kenmerk, dat aan het naar de schoot gekeerde eind van de evenwijdig aan de kopplaat (2) verschuifbare schuif (3) op een vast met de mantel verbonden en evenwijdig aan de zwenkas (10) van de zwenkschoot (9) gerichte as (5) het ene eind van een zwenkhefboom (13) is ondersteund, dat door de zwenkhefboom (13) een vast met de schuif verbonden pen (15) steekt, en dit op een afstand van de as (5) daarvan, dat aan het vrije eind van de zwenkhefboom (13) een leipen (16) is aangebracht, die evenwijdig aan de as (5) is gericht, dat de zwenkschoot (9) rond een vast met de mantel verbonden as (10) over 90° draaibaar is, en een aan de rand open aangrijpingsgleuf (17) voor de leipen (16) bezit, die ongeveer bij de zwenkas (10) van de zwenkschoot (9) beginnend over ongeveer een kwartcirkel verloopt, waarbij de zwenkhefboom (13) en de zwenkschoot (9) in tegengestelde zin draaibaar zijn, en dat de aangrijpingsgleuf (17) aan het eind van de kwartcirkel in de sluitdraaizin gezien en in het bijzonder in de overgang naar het open randgebied dwars gericht verloopt, terwijl de stralen van de zwenkhefboomcirkel en die van de zwenkschootcirkel in de geopende en in de gesloten stand in de aanrakingspunten ervan een hoek van 90° insluiten.

2. Buisraamwerkslot volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schoot (9) een breedte van ongeveer tweederden van de breedte van het slotlichaam heeft, terwijl de in de gesloten stand voorbij de kopplaat (2) uitstekende lengte ongeveer gelijk aan de breedte is.

3. Buisraamwerkslot volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat aan de schuif (3) een zwenkbegren-zingsaanslag (19) voor de zwenkhefboom (13) is aangebracht, waartegen de zwenkhefboom (13) in de gesloten en in de open stand rust.