NL9000539A - Vervaardigingsinrichting voor het bewerken en monteren van onderdelen. - Google Patents

Vervaardigingsinrichting voor het bewerken en monteren van onderdelen. Download PDF

Info

Publication number
NL9000539A
NL9000539A NL9000539A NL9000539A NL9000539A NL 9000539 A NL9000539 A NL 9000539A NL 9000539 A NL9000539 A NL 9000539A NL 9000539 A NL9000539 A NL 9000539A NL 9000539 A NL9000539 A NL 9000539A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
guide
height
resp
manufacturing device
rollers
Prior art date
Application number
NL9000539A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Sticht Fertigungstech Stiwa
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from AT0053089A external-priority patent/AT397779B/de
Priority claimed from AT0053189A external-priority patent/AT398922B/de
Application filed by Sticht Fertigungstech Stiwa filed Critical Sticht Fertigungstech Stiwa
Publication of NL9000539A publication Critical patent/NL9000539A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G37/00Combinations of mechanical conveyors of the same kind, or of different kinds, of interest apart from their application in particular machines or use in particular manufacturing processes
    • B65G37/02Flow-sheets for conveyor combinations in warehouses, magazines or workshops
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23PMETAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; COMBINED OPERATIONS; UNIVERSAL MACHINE TOOLS
    • B23P21/00Machines for assembling a multiplicity of different parts to compose units, with or without preceding or subsequent working of such parts, e.g. with programme control
    • B23P21/004Machines for assembling a multiplicity of different parts to compose units, with or without preceding or subsequent working of such parts, e.g. with programme control the units passing two or more work-stations whilst being composed
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B23MACHINE TOOLS; METAL-WORKING NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B23QDETAILS, COMPONENTS, OR ACCESSORIES FOR MACHINE TOOLS, e.g. ARRANGEMENTS FOR COPYING OR CONTROLLING; MACHINE TOOLS IN GENERAL CHARACTERISED BY THE CONSTRUCTION OF PARTICULAR DETAILS OR COMPONENTS; COMBINATIONS OR ASSOCIATIONS OF METAL-WORKING MACHINES, NOT DIRECTED TO A PARTICULAR RESULT
    • B23Q7/00Arrangements for handling work specially combined with or arranged in, or specially adapted for use in connection with, machine tools, e.g. for conveying, loading, positioning, discharging, sorting
    • B23Q7/14Arrangements for handling work specially combined with or arranged in, or specially adapted for use in connection with, machine tools, e.g. for conveying, loading, positioning, discharging, sorting co-ordinated in production lines
    • B23Q7/1426Arrangements for handling work specially combined with or arranged in, or specially adapted for use in connection with, machine tools, e.g. for conveying, loading, positioning, discharging, sorting co-ordinated in production lines with work holders not rigidly fixed to the transport devices

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Automatic Assembly (AREA)
  • Feeding Of Workpieces (AREA)
  • Multi-Process Working Machines And Systems (AREA)

Description

Vervaardigingsinrichting voor het bewerken en monteren van onderdelen.
De uitvinding heeft betrekking op een vervaar-digingsinrichting voor het bewerken resp. monteren van op werkstukdragers getransporteerde onderdelen, met een zij-geleidings- en een hoogtegeleidingsinrichting alsmede een onafhankelijk van deze aangebrachte voedingsinrichting voor de werkstukdragers, met een aantal achter elkaar aangebrachte bewegingsbaangedeelten, aan elk waarvan ten minste één eigen, van de aangrenzende gedeelten onafhankelijke voedingsinrichting met een bandvormig aandrijfelement is toegevoegd, alsmede op een vervaardigingsinrichting met een huisdeel.
Er zijn reeds verschillende aandrijfinrichtingen voor werkstukdragers in automatische bewerkings- resp. montage-installaties bekend, overeenkomstig het DE-A-34 11 452 van de zelfde uitvinder, waarbij de transportbanen voor de werkstukdragers uit een aantal aan elkaar gevoegde transport- resp. arbeidsstations worden samengesteld, die een doorlopende transportbaan met hoogte- en zijgeleidings-banen voor de werkstukdragers vormen en waaraan telkens een enkel resp. voor elk station een aantal achter elkaar aangebrachte aandrijforganen voor de werkstukdragers zijn toegevoegd. Deze worden door om in het bijzonder verticaal op het transportvlak gerichte assen lopende bandvormige aandrijfor-ganen gevormd. Zo is er onder andere ook voor gezorgd, dat eindloos rondlopende riemen worden toegepast, die aan de zijvlakken van de werkstukdragers zijn toegevoegd en via dwars op de transportrichting meegevende aandrukinrichtingen tegen deze zijvlakken worden gedrukt. Hierdoor wordt een goed wrijvingscontact tussen de roterende ringvormige aandrij f elementen, bijvoorbeeld V-snaren of vlakke snaren, en aldus een in hoofdzaak spelingsvrije overdracht van de aandrij fkrachten op de werkstukdragers bereikt. Deze aandrijfsystemen zijn ook in het bijzonder geschikt voor zogenaamde los aaneengeschakelde inrichtingen, waarbij de werkstukdragers onafhankelijk van elkaar langs de zij- en hoogte geleidingsbanen worden bewogen en derhalve de werkstuk-dragers bij storingen in een werkstation onafhankelijk daarvan verder in de andere werkstations kunnen worden getransporteerd.
Verder is een aandrijfvoorziening voor een ver-vaardigingsinstallatie voor het vervaardigen van onderdelen in twee of meer stappen bekend, overeenkomstig het DE-A-27 56 422, die een lineaire transportweg bezit, die in gedeelten op tot de vervaardigingsinstallatie samengevoegde bewerkings- en montagestations is aangebracht. De aandrijf-en transportinrichting bezit een langsgeleidingsinrichting voor de werkstukken resp. werkstukdragers, die twee dwars op de transportrichting op een afstand van elkaar gelegen langsgeleidingsbanen voor een zijdelingse geleiding alsmede een langsgeleiding voor een hoogtegeleiding omvat. De langsgeleidingsbanen alsmede de langsgeleiding zijn voorzien van transportaandrijvingen, die in wrijvingscontact staan met de buitenvlakken van de werkstukken resp. werkstukdragers. De afzonderlijke transportaandrijvingen zijn in de transportrichting van de langsgeleiding op afstand van elkaar gelegen, zodat een toegankelijkheid tot de werkstukken resp. werkstukdragers van beneden af mogelijk is. Deze aandrijf- en transportinrichting heeft zich in de praktijk waargemaakt. Tengevolge van de toepassing van twee op een afstand van elkaar gelegen langsgeleidingsbanen voor een zijdelingse geleiding met een verschillende plaatsing van de transportaandrijvingen was de toepassing uit ruimte- en kostenoverwegingen echter bij sommige toepassingen slechts moeilijk mogelijk.
een andere bekende aandrijfvoorziening voor bewerkings— resp. montagemachines, overeenkomstig het US-A-4 014 428, zijn via rolvoorzieningen qua hoogte en zijdelings geleide rondlopende riemen toegepast. De werkstukdragers zijn ondersteund op twee evenwijdig naast elkaar lopende ringvoorzieningen door middel van steundelen en derhalve via deze riemen qua hoogte en zijdelings geleid, waarbij deze riemen tegelijkertijd de aandrijfkracht op de werkstukdragers overbrengen. Door de plaatsing van de rote- rende riemen aan de beide zijden is de inspanning, die voor beveiligingsinrichtingen moet worden gedaan, teneinde verwondingen van het bedienende personeel te vermijden, hoog resp. behoeft de toepassing van de riemen onder een tafel-plaat gecompliceerde opnemingen en doorbrekingen, die wat betreft de vervaardiging eveneens zeer duur zijn. Daar komt bij, dat door de gelijktijdige geleiding en de aandrijving van de werkstukdragers door de riemen deze aan een hoge slijtage onderhevig zijn en de positioneerprecisie van de werkstukdragers voor vele bewerkingsprocessen niet voldoende is.
Bij dergelijke installaties wordt principieel een onderscheid gemaakt tussen zogenaamde los aaneengeschakelde en vast aaneengeschakelde installaties. Bij de los aaneengeschakelde installaties worden de werkstukdragers resp. hun loopwerken volledig onafhankelijk van elkaar langs de installatie bewogen en wordt bij het uitvallen van een inrichting in een enkel arbeidsstation de werking in de andere arbeidsstations gedurende een bepaalde tijdsduur nagenoeg niet beïnvloed. Bij de vast aaneengeschakelde installaties worden de werkstukdragers bewegingstechnisch met elkaar verbonden, zodat bij storingen in de buurt van een arbeidsstation alle werkstukdragers en alle arbeidsstations worden geblokkeerd. Elk der beide installatietypen bezit zijn speciaal toepassingsgebied, waarbij de vast aaneengeschakelde installaties aldaar worden toegepast, waar slechts weinig arbeidsstations met elkaar worden aaneengeschakeld, aangezien de totale effectiviteit ontstaat door een vermenigvuldiging van de effectiviteiten van de afzonderlijke arbeidsstations. De los aaneengeschakelde installaties worden meestal voor de aaneenschakeling van een aantal arbeidsstations toegepast, bijvoorbeeld tot 40 arbeidsstations en meer, aangezien aldaar de effectiviteit een mengwaarde uit de afzonderlijke storingsgevallen is en niet bestaat uit een vermenigvuldiging van de effectiviteiten in de afzonderlijke stations.
Er zijn reeds vele verschillende installaties met een losse aaneenschakeling bekend, bijvoorbeeld overeenkomstig het DE-A-35 02 868, het DE-A-35 02 820, het DE-A-34 11 452, het DE-A-33 04 091 en het DE-C-27 56 422 van de zelfde aanvrager, die in de praktijk geschikt zijn gebleken voor de aaneenschakeling van een aantal arbeidsstations. De werkstukdragers resp. hun loopwerken zijn hierbij telkens onafhankelijk van elkaar op hoogte- en zijgeleidingsbanen geleid, waarbij door een geschikte toepassing van tegen de zijvlakken van de werkstukdragers gedrukte transportrollen een spelingsvrije zij- en hoogte-geleiding van de werkstukdragers wordt gegarandeerd. Hierdoor wordt over de totale uitstrekking van een dergeli^ke installatie een exacte positionering van de werkstukdragers in samenwerking met de aandrijfinrichting bereikt.
Verder zijn vast aaneengeschakelde installaties, waarbij de afzonderlijke werkstukdragers via transportket-tingen zijn verbonden, bekend, overeenkomstig het DE-A-26 40 593. Bij dergelijke installaties was het tot nu toe moeilijk om deze in series te vervaardigen, resp. telkens aan te passen aan een verschillende behoefte met een verschillend aantal arbeidsstations. Bovendien was het aanpassen van de transportketting aan de in de arbeidsstations aangebrachte montage- resp. bewerkingsinrichtingen moeilijk.
De tevens bekende vast aaneengeschakelde installaties voor het bewerken en monteren van onderdelen werden door draaitafels gevormd, die eventueel ook door extra transportinrichtingen met elkaar kunnen worden gekoppeld, bijvoorbeeld overeenkomstig het DE-A- 31 34 195. Dergelijke vast aaneengeschakelde installaties, zoals draaitafels, zijn achteraf voor extra arbeidsstations niet uitbreidbaar en behoeven een grote ruimte, vooral bij de toepassing van meerdere arbeidsstations achter elkaar. Verder is de toegankelijkheid, de opbouw alsmede het onderhoud door de compacte plaatsing van de in het inwendige van de draaitafel aangebrachte montage- en hanteringsïnrichtingen resp. bewerkingsinrichtingen zeer moeilijk.
Verder zijn vervaardigingssystemen met een aantal aan elkaar gekoppelde machinetafels bekend, het DE—A— 21 06 595, die telkens transportbaangedeelten vormen en onder elkaar in een met het respectievelijke vervaardigings-programma corresponderende reeks opeenvolging met behulp van koppelingsdelen met een overeenkomstige vorm tot een geïntegreerd vervaardigingssysteem koppelbaar zijn. De voor dit systeem toegepaste machinetafels zijn raamvormig vervaardigd en zijn voor het opnemen van de veelvuldige belastingen massief uitgevoerd. De massieve uitvoering vereist een hoog gewicht terwijl de machinetafels bij het transport zeer veel ruimte innemen.
Er is echter reeds ook een machinetafel van het module type bekend voor vervaardigingsinrichtingen, overeenkomstig het DE-A-35 02 868, die uit een aantal massieve afzonderlijke delen is opgebouwd en een stabiele stationaire en eenvoudig onderling koppelbare machinetafel voor verschillende soorten arbeidsstations, zoals transportstations of omkeerstations, vormt. Voor eenvoudig opgebouwde installaties met niet al te hoge belastingen en langere takttijden alsmede voor de toepassing in samenhang met handbewerkings-plaatsen zijn tafels veelvuldig te gecompliceerd resp. te veel ruimte innemend.
De onderhavige uitvinding beoogt een aandrijf- en geleidingsinrichting voor werkstukdragers voor toepassing bij vervaardigingsinrichtingen voor het vervaardigen resp. monteren van onderdelen te verschaffen, die goedkoop ver-vaardigbaar is en uit zo weinig mogelijk onderdelen bestaat en desondanks een voldoende exacte positionering van de werkstukdragers in verschillende gebieden langs de transportbaan mogelijk maakt. Bovendien moet voor een los aaneengeschakeld systeem een huisdeel voor een arbeids- resp. bewerkingsstation of een handbewerkingsplaats worden verschaft, die weinig ruimte inneemt en naar keuze voor de meest uiteenlopende toepassingen kan worden gebruikt.
Dit doel wordt volgens de uitvinding hierdoor bereikt, dat twee dwars op de transportrichting op afstand van elkaar gelegen hoogtegeleidingsbanen zijn aangebracht, waaraan een bandvormig aandrijfelement is toegevoegd en waarbij de voedingsinrichting een zijgeleidingsbaan vormt. Het verrassende voordeel van de op het eerste gezicht eenvoudige oplossing is hierin gelegen, dat het bandvormige aandrijfelement de werkstukdragers aangrijpt met een aandrijfkracht, en deze voedingsinrichting tegelijkertijd de zijgeleidingsinrichting vormt, en derhalve de zijdelingse geleiding van de werkstukdragers bewerkstelligt.
Het is echter van voordeel, wanneer het bandvor-mige aandrijfelement door een rondlopende tandriem wordt gevormd, die zich evenwijdig aan de hoogtegeleidingsbaan uitstrekt en via twee in de transportrichting op afstand van elkaar gelegen omkeerrollen zijdelings en qua hoogte is geleid en is gekoppeld met een aandrijfmotor, aangezien hierdoor met de voor de geheiding van de tandriem reeds noodzakelijke omkeerrollen tegelijkertijd een zijdelingse geleiding van de werkstukdragers wordt bereikt.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is ervoor gezorgd, dat de tandriem met de omkeerrollen in een zich loodrecht ten opzichte van het transportvlak uitstrekkend vlak is aangebracht, waardoor slechts de vertanding boven het oppervlak resp. het arbeidsvlak in het respectievelijke bewegingsbaangedeelte naar boven steekt en deze hierdoor op bijzonder voordelige wijze in de buurt van handbewerkings-plaatsen kan worden toegepast, aangezien een vastklemgevaar voor de bedienende persoon wordt geëlimineerd.
Het is echter tevens van voordeel, wanneer de van elkaar afgekeerde flanken of de omtrek van de omkeerrollen zijgeleidingsvlakken voor zijgeleidingsvlakken van de werkstukdrager vormen, aangezien hierdoor niet de riem zelf, doch delen van de draaiende omkeerrollen van de riem voor de zijdelingse geleiding van de werkstukdragers worden gebruikt, zodat geen geleidende doch een rollende wrijving tussen de werkstukdragers en de zijdelingse geleidingsbanen ontstaat.
Verder is het tevens mogelijk, dat de beide zijgeleidingsvlakken een ongeveer U—vormig resp. trapezïumvormig, in de voedingsrichting open geleidingskanaal vormen, aan de basis waarvan een tandheugel is aangebracht, waardoor de zijdelingse geleidingsinrichting niet alleen zorgt voor de zijdelingse geleiding van de werkstukdragers als zodanig, doch tevens voor een centrering van de voedingsinrichting op de werkstukdrager. Bovendien wordt een trillingsvrije krachtsoverdracht van de tandriem naar de tandheugel bewerkstelligd.
Het is echter tevens mogelijk, dat de tandriem op de naar de tandheugel toegekeerde en de tegenover deze gelegen zijde van een vertanding is voorzien en ten minste de met de aandrijving verbonden omkeerrol is voorzien van een vertanding, waardoor de speling tussen de aandrijfmotor en de tandriem alsmede tussen de tandriem en de werkstuk-dragers tot een minimum kan worden gereduceerd en derhalve een exacte transportbeweging wordt bereikt.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is ervoor gezorgd, dat de voedingsinrichting tussen de beide hoogte-geleidingsbanen, bij voorkeur dichter bij één van deze twee is aangebracht en de tandheugel en de assen van de op de hoogtegeleidingsinrichtingen, bijvoorbeeld geharde gelei-dingslijsten, ondersteunde geleidingsrollen bij voorkeur in hoofdzaak in een zich evenwijdig aan het transportvlak uitstrekkend vlak zijn aangebracht, aangezien hierdoor het ontstaan van kantelmomenten op gunstige wijze wordt verhinderd en desondanks nog een toegankelijkheid tot de werkstuk-dragers resp. de onderdelen van beneden de hoogtegeleidings-inrichting, dus door de de hoogtegeleidingsinrichting lage-rende tafelplaat mogelijk is.
Verder is het mogelijk, dat de omkeerrollen van de voedingsinrichting alsmede de aan het bandvormige aandrijf-element toegevoegde aandrijfmotor op een gemeenschappelijke draagplaat zijn gelagerd, welke in een tafelplaat resp. een huisdeel voor een montage- resp. bewerkingsstation is bevestigd, zodat een eenvoudige opbouw van de aandrijfinrichting en een snel verwisselen bij een aandrijfstoring, in het bijzonder door het verwisselen van de totale draagplaat met de aandrijfmotor, wordt bewerkstelligd.
Het is echter tevens van voordeel, wanneer de hoogtegeleidingsbanen resp. de deze vormende geleidings-lijsten alsmede het bandvormige aandrijfelement boven een bovenzijde van de tafelplaat uitsteken. Door de uitstekende vormgeving worden met het oog op het beklemmingsgevaar voor werknemers, in het bijzonder in de buurt van handbewerkings-plaatsen, gevaarlijke uitsparingen in de tafelplaat verhinderd en wordt bereikt, dat aldus gevormde aandrijfvoor-zleningen ook voor het transport van werkstukdragers in de buurt van handbewerkingsplaatsen zonder extra beschermïngs inrichtingen kunnen worden toegepast.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is ervoor gezorgd, dat de tandheugel een lengte bezit, die groter is dan een zich in de transportrichting uitstrekkende afstand tussen twee achter elkaar aangebrachte voedingsinrichtin gen, waardoor een naadloze doorgaande aandrijving van de werkstukdragers ook in het overgangsgebied tussen twee opeenvolgende voedingsinriohtingen wordt gegarandeerd.
Het is echter tevens mogelijk, dat de aandrijfmotor door een stappenmotor wordt gevormd, waaraan een besturings-inrichting is toegevoegd. Hierdoor kan op eenvoudige wij ze de positie, waarin een werkstukdrager moet worden gehouden, worden bepaald en op elk moment worden veranderd.
Van voordeel is het echter tevens, wanneer op een bepaalde afstand voor een bewerkings- resp. montageplaats een ondervragingsorgaan is aangebracht en de aandrij fmotor resp. de tandriem na activering van dit ondervragingsorgaan nog over een vast aantal stappen verder wordt gedraaid, aangezien hierdoor voor het initiëren van het meetproces telkens een nulpuntsbepaling geschiedt, waardoor de trans-portwegen ook bij toepassing van stappenmotoren exact kunnen worden gehandhaafd.
Volgens een uitvoeringsvorm is ervoor gezorgd, dat de tandriem op de naar de tandheugel toegekeerde zijde is voorzien van een spitse vertanding en op de naar de omkeerrollen toegekeerde zijde is voorzien van een vlakke vertanding, waardoor het tegen elkaar aanlopen van tand op tand bij tandriemen en de tandheugel op betrouwbare wijze kan worden verhinderd en anderzijds een spelingsvrije meename en positionering van de tandriem, uitgaande van de met de aandrijfmotor verbonden omkeerrol, wordt gegarandeerd .
Het is echter tevens mogelijk, dat ten minste één zijvlak in de richting van een centrale langsas van de werkstukdrager met toenemende afstand tot de hoogtegelei-dingsbaan helt en het zijvlak op tegengesteld gelijk hellende zijgeleidingsrollen is ondersteund en het tegenovergelegen zijvlak op steunrollen wordt geleid, waarbij bij voorkeur de aan een zijvlak toegevoegde rollen elastisch vervormbaar zijn of dwars op de hoogtegeleidingsbaan verstelbaar zijn gelagerd, waardoor in gebieden, alwaar een zeer hoge eis aan de zijdelingse centrering van de werkstuk-dragers wordt gesteld, deze met eenvoudige middelen eveneens kan worden gerealiseerd.
Van voordeel is het echter ook, wanneer evenwijdig aan de hoogtegeleidingsbaan en in een zich evenwijdig aan het transportvlak uitstrekkend vlak een rondlopende enkelvoudige tandriem is aangebracht, waarvan het van de vertan-ding afgekeerde riemoppervlak is toegevoegd aan de zijvlakken van de werkstukdrager, aangezien hierdoor een spelings-vrije krachtsoverdracht tussen de aandrijfmotor en de tandriem wordt bereikt en tussen de zij flank en de tandriem een groot wrijvingsoppervlak voor de overdracht van de aandrijf-krachten ter beschikking staat.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is ervoor gezorgd, dat tussen de in de langsrichting van de hoogtegeleidingsbaan op een afstand van elkaar gelegen omkeerrol-len voor de tandriem ten minste één in de richting van het zijvlak van de werkstukdrager een aandrukkracht uitoefenende steunrol is toegepast. Hierdoor kan naast een exacte zijdelingse geleiding ook een exacte hoogtegeleiding van de werkstukdragers worden bereikt.
Verder is het tevens mogelijk, dat de omkeerrollen van de tandriem dwars op de hoogtegeleidingsbaan via een veerinrichting verstelbaar zijn, waardoor over de gehele lengte van de tandriem een gelijkblijvende aandrukkracht tussen de tandriem en de zij flank van de werkstukdrager kan worden bereikt.
Van voordeel is het tevens, wanneer aan het tegenover de tandriem gelegen zijvlak van de werkstukdrager om zich verticaal ten opzichte van het transportvlak uitstrek-kende assen roterende zijgeleidingsrollen, bijvoorbeeld rol- of naaldlagers, zijn toegevoegd, aangezien hierdoor ook met hogere zijdelingse aandrukkrachten tussen de tandriem en de werkstukdragers kan worden gewerkt, zonder dat het gevaar bestaat op het ontsporen van de werkstukdragers resp. het omlaag vallen daarvan van de hoogtegeleidings- inrichtingen.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is ervoor gezorgd, dat de voedingsinrichting in een bakvormige bevestigingsinrichting is aangebracht, die via een lager-inrichting draaibaar in een draaggestel is gelagerd en is voorzien van een met de bevestigingsinrichting verbonden, evenwijdig aan een transportvlak geplaatst tandwiel, waaraan een in een evenwijdig daartoe lopend vlak aangebrachte, op het draaggestel ondersteunde voedingsinrichting is toegevoegd, waardoor met een gemeenschappelijke voedingsinrichting voor het transport van de werkstukdragers alsmede voor de aandrijving van draaibare bewegingsbaangedeelten kan worden gezorgd.
Volgens een andere eveneens ook zelfstandige uitvoeringsvorm is ervoor gezorgd, dat het huisdeel voor rechtlijnige transportbanen en voor zich kruisende transportbanen de zelfde afmetingen in de lengte en de breedte bezit terwijl de breedte kleiner is dan de lengte. Het verrassende voordeel van deze oplossing is gelegen in het feit, dat het thans gelukt is een enkel huisdeel te verschaffen, waarin zowel voedingsinrichtingen voor een rechtlijnige aandrijving in de arbeidsstations aanwezig zijn alsmede het omkeren van de loopwerken van de ene transportrichting in de andere mogelijk maakt. Hierdoor is het thans ook mogelijk evenwijdig aan elkaar lopende transportbanen op een zo gering mogelijke afstand onder te brengen, zodat voor een bedienend persoon bijvoorbeeld zich twee op evenwijdig naast elkaar lopende transportbanen bevindende werstukdragers binnen bereik bevinden en derhalve in het arbeidsbereik van de bedienende persoon zijn gelegen.
Van voordeel is het echter ook, wanneer het Hulsdeel twee rechthoekige basisramen bezit, die via zich loodrecht daarop uitstrekkende kolommen in de vier hoek-gebieden met elkaar zijn verbonden. Door deze eenvoudige opbouw van het huisdeel kan dit op voordelige wijze ook door spuitgieten worden vervaardigd, waardoor een hoge precisie wordt bereikt en anderzijds de bewerkingsinspanning voor de huisdelen kan worden verlaagd.
Het is echter tevens mogelijk, dat het onderste basisraam in de buurt van zijn verticale zijwanden van een rondlopende bevestigingslijst is voorzien en het bovenste basisraam in de buurt van de brede zijkanten van het basisraam van een doorgaande bevestigingslijst en in de buurt van zijn langszijkanten van een zich vanaf de brede zijkanten over ongeveer een derde van de lengte naar elkaar toe uitstrekkend bevestigingslijstdeel is voorzien, waardoor de bewerkingsinspanning van het basisraam zo klein mogelijk kan worden gehouden en bovendien via deze bewerkende vlakken niet alleen extra inrichtingen, zoals toevoerinrichtingen, hanteringstoestellen of dergelijke kunnen worden bevestigd, doch via de bevestigingslijsten en de hieraan toegevoegde geleidingsvlakken ook de bevestiging van het huisdeel op een gewenste afstand van een opstaand vlak, bijvoorbeeld een fundament of dergelijke, via bijvoorbeeld aluminium profielen of dergelijke, bestaande steunconstructies kan geschieden.
Verder is het tevens mogelijk, dat op het bovenste rechthoekige basisraam een tafelplaat is geplaatst, waarop rechtlijnige hoogtegeleidingsinrichtingen, bijvoorbeeld geharde en geslepen stalen geleidingslijsten zijn aangebracht en waarin uitsparingen resp. doorbrekingen voor het opnemen van de voedingsinrichting zijn toegepast, waardoor met verschillende vormgevingen van de tafelplaat de huis-delen snel aan verschillende toepassingen, bijvoorbeeld in de buurt van handbewerkingsplaatsen of automatische stations, aangepast kunnen worden.
Verder is het van voordeel, wanneer twee of meer met hun zijwanden direkt aan elkaar grenzend aangebrachte huisdelen een doorlopende bewegingsbaan voor de werkstuk-drager vormen, aangezien door het aan elkaar rijgen van huisdelen een willekeurig lange transportbaan kan worden verschaft.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is ervoor gezorgd, dat ten minste twee zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende reeksen uit een aantal met hun zijwanden direkt aangrenzend geplaatste huisdelen met hun langs-zijwanden direkt naast elkaar zijn aangebracht, waardoor twee transportbanen voor loopwerken resp. werkstukdragers op een zeer kleine afstand naast elkaar kunnen worden geplaatst. Hierdoor wordt het vooral tevens mogelijk, dat een voor de langszijwand gezeten bedienende persoon met zijn grijpbereik de aan de beide onmiddellijk aan elkaar grenzende reeksen van huisdelen toegevoegde langsgeleidings-banen bestrijkt.
Verder is het tevens mogelijk, dat de tafelplaat is voorzien van een zich evenwijdig aan de hoogtegeleidings-banen uitstrekkende sleufvormige uitsparing, die tussen de beide hoogtegeleidingsbanen, bij voorkeur dichter bij één van de twee is aangebracht, waardoor de toepassing van de huisdelen in het gebied van handbewerkingsplaatsen door de in de tafelplaat verzonken plaatsing van de voedingsinrich-ting mogelijk is en bovendien nog plaats overblijft zodat in de buurt van een arbeidsstation een toegankelijkheid tot de loopwerken resp. transportpallets of werkstukdragers vanaf de zijde van het huisdeel mogelijk is.
Verder is het tevens mogelijk, dat de voedingsin-richting op een draagplaat is aangebracht en de draagplaat op de tafelplaat is bevestigd en een bandvormig aandrijf-element, bijvoorbeeld een rondlopende tandriem, op een bepaalde afstand boven de tafelplaat uitsteekt, waardoor met een standaard uitgevoerde voedingsinrichting kan worden volstaan en in het geval van defecten een snelle verwisseling van de voedingsinrichting mogelijk is.
Van voordeel is het echter tevens, wanneer m lijn met de voedingsinrichting en voor en resp. of na deze geplaatste zijgeleidingselementen, in het bijzonder om horizontaal ten opzichte van de tafelplaat lopende assen draaibare zijgeleidingsrollen zijn toegepast, aangezien hierdoor ook bij een in de transportrichting ongeveer met een lengte van het loopwerk overeenkomstige afstand van elkaar een storingsvrije exacte zijdelingse geleiding mogelijk is.
Het is echter tevens mogelijk, dat de tafelplaat van een cirkelvormige uitsparing is voorzien en een het huisdeel in de aan de tafelplaat tegengestelde richting doordringend draaggestel bezit, waarin een draaischijf via een bevestigingsinrichting om een verticaal ten opzichte van de tafelplaat lopende as verdraaibaar gelagerd is aangebracht, aangezien hierdoor het loopwerk kan worden gedraaid en een schuin lopende transportbaan kan worden toegepast.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is ervoor gezorgd, dat de draaischijf een langwerpige uitsparing bezit, waarin een bovenste part van een bandvormig aandrijfelement de tafelplaat doordringt en overspant, waardoor voor het transport van de loopwerken ook in het gebied van de draaischijf de voor de transportstations toegepaste voedingsinrichting kan worden toegepast.
Tevens is het echter van voordeel, wanneer evenwijdig aan de langwerpige uitsparing de de hoogtegeleidings-banen vormende rechtlijnige hoogtegeleidingsinrichtingen, bijvoorbeeld geharde en geslepen stalen geleidingslijsten zijn aangebracht, waaraan in verschillende hoekstanden hoogtegeleidingsbaandelen op de zelfde afstand dwars op de transportrichting zijn toegevoegd, waarbij bij voorkeur de hoogtegeleidingsbaandelen evenwijdig aan een langszijwand van het huisdeel alsmede loodrecht daarop zijn aangebracht en zich vanaf de dwarszijwanden resp. de langszijwanden telkens tot aan de aan de draaischijf toegevoegde frontale kant van de tafelplaat uitstrekken, waardoor een schokvrije en trillingsvrije geleiding van de loopwerken resp. werk-stukdragers met hoge precisie ook bij het omplaatsen op verschillende transportbanen kan worden bereikt.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is ervoor gezorgd, dat de bevestigingsinrichting in zijn van de draaischijf afgekeerde eindgebied met een bij voorkeur rondlopende en evenwijdig aan de draaischijf geplaatste tandkrans is verbonden en de tandkrans aangrijpt in het aandrijfelement van een voedingsinrichting, die loodrecht op de in de draaischijf aangebrachte voedingsinrichting is aangebracht, doch overeenkomstig deze is gevormd, waardoor ook voor het verdraaien van de draaischijf de standaard-voedingsinrichting kan worden gebruikt.
Volgens een andere uitvoeringsvorm is ervoor gezorgd, dat de bevestigingsinrichting via een lagerinrich- ting in het draaggestel draaibaar om een loodrecht op de tafelplaat lopende as is gelagerd en het tandwiel op een boven het draaggestel in de van de draaischijf afgekeerde inrichting uitstekend deel van de bevestigingsinrichting is aangebracht, waardoor de toegankelijkheid tot de voedings-inrichting wordt vereenvoudigd en een snelle uitwisseling van de voedingsinrichtingen bij een aandrijfstoring mogelijk is.
Van voordeel is het echter tevens, wanneer het huisdeel en resp. of het draaggestel en resp. of de bevestigingsinrichting door een gietdeel is gevormd, aangezien hierdoor de kostprij s en de sterke-eigenschappen in een economische relatie kunnen worden gebracht. Dit is in het bijzonder reeds daardoor mogelijk, dat de huisdelen zowel voor transportstations alsook voor knooppuntstations kunnen worden toegepast en derhalve het totale aantal aanzienlijk hoger is, dan bij installaties met gescheiden transport- en knooppuntstations.
Op voordelige wijze is het echter tevens mogelijk, dat op de het dichtst bij een bedienend persoon gelegen langsgeleidingsbaan, resp. een evenwijdige transportbaan, de loopwerken met de te monteren onderdelen zijn aangebracht en de op de van de bedienende persoon afgekeerde langszij-wand aangebrachte, onmiddellijk hieraan grenzende langs geleidingsbaan, bijvoorbeeld een hulptransportbaan, loopwerken met daarop aangebrachte grijphouders resp. arbeids-en/of bewerkingsgereedschappen lagert. Door de geringe diepte van twee onmiddellijk naast elkaar gelegen reeksen van dergelijke huisdelen wordt het thans op eenvoudige wijze mogelijk aan de bedienende persoon via een tweede geleidingsbaan, die aan de tegenover gelegen zijde van die geleidingsbaan is gelegen, via welke de werkstukdragers met de te bewerken resp. te monteren onderdelen worden aangevoerd, de voor de montage telkens benodigde afzonderlijke delen in het geschikte aantal resp. met de geschikte vorm toe te voeren. Hierdoor worden echter op verrassend eenvoudige wijze de voorwaarden geschapen om ook kleine series met delen, die zich slechts door een verschillend ontwerp van elkaar onderscheiden, bijvoorbeeld door een verschillen de kleur, zonder gevaar van foutieve produkties te produceren. Binnen een uitermate korte tijdsduur kunnen zonder handmatige ingrepen van de bedienende persoon de niet meer benodigde afzonderlijke delen met de loopwerken worden afgevoerd en bijvoorbeeld in een buffergebied worden aangebracht, terwijl de loopwerken met die grijphouders, waarin de voor de te monteren onderdelen vereiste afzonderlijke delen aanwezig zijn, in het handwerkgebied kunnen worden gepositioneerd. Bove'nien is het hierdoor thans ook mogelijk, om lege grijphouders resp. pallets snel te verwisselen, zodat de arbeidsstroom door het bijvullen van delen niet of slechts in geringe mate wordt onderbroken.
Voor een beter begrip van de uitvinding wordt deze hierna aan de hand van de in de tekening weergegeven uitvoer ingsvoorbeelden nader toegelicht.
Hierin tonen:
Fig. 1 een uit een aantal bewegingsbaangedeelten in rechthoekige vorm samengestelde vervaardigingsinrichting met overeenkomstig de uitvinding verschillend gevormde voedingsinrichtingen in bovenaanzicht en een vereenvoudigde schematische weergave;
Fig. 2 een bewegingsbaangedeelte met een tussen de hoogtegeleidingsinrichting aangebrachte voedingsinrichting in vooraanzicht, in doorsnede overeenkomstig de lijnen II-II in fig. 4;
Fig. 3 het bewegingsbaangedeelte volgens fig. 2 in bovenaanzicht;
Fig. 4 een bewegingsbaangedeelte volgens fig. 2 en 3 in zij-aanzicht, in doorsnede volgens de lijn IV-IV in fig. 2;
Fig. 5 een andere uitvoeringsvorm van een zijgelei-dingsinrichting in samenhang met een tussen de hoogtegelei-dingsinrichtingen aangebrachte voedingsinrichting in zijaanzicht, in doorsnede volgens de lijn V-V in fig. 6, en op een vereenvoudigde schematische wijze;
Fig. 6 een bewegingsbaangedeelte volgens fig. 5 in bovenaanzicht en op vereenvoudigde schematische wijze;
Fig. 7 een bewegingsbaangedeelte met een aan de zij flanken van de werkstukdrager toegevoegde voedings- inrichting in zij-aanzicht, in doorsnede volgens de lijn VII-VII in fig. 8;
Fig. 8 een bewegingsbaangedeelte volgens fig. 7 in bovenaanzicht en op vereenvoudigde schematische wijze;
Fig. 9 de voedingsinrichting volgens de fig. 7 en 8 in benedenaanzicht en op vereenvoudigde schematische wijze;
Fig. 10 een gedeelte van de voedingsinrichting met een hierin lopende werkstukdrager in zij—aanzicht en in doorsnede;
Fig. 11 een gedeelte van een vertanding van de tandlijst van een loopwerk volgens fig. 10 m zij—aanzicht en in doorsnede;
Fig. 12 een andere uitvoeringsvorm van een voedingsinrichting voor een bewegingsbaangedeelte met een in een horizontaal vlak rondlopende tandwiel in bovenaanzicht en op vereenvoudigde schematische wijze, in doorsnede volgens de lijn XII-XII in fig. 13;
Fig. 13 de voedingsinrichting volgens fig. 12 in vooraanzicht, in doorsnede volgens de lijn XIII-XIII in fig. 12;
Fig. 14 een huisdeel voor een arbeids- resp. bewerkingsstation op perspectivische vereenvoudigde schematische wijze;
Fig. 15 een huisdeel met een anders uitgevoerde voedingsinrichting in bovenaanzicht, en fig. 16 een gedeelte van een vervaardigingsinrichting die is samengesteld uit arbeidsstations, onder toepassing van de huisdelen volgens de uitvinding.
In fig. 1 is een vervaardigingsinrichting 1 getoond, die wordt toegepast voor het bewerken resp. monteren van op loopwerken 2 aangebrachte onderdelen 3. Deze onderdelen 3 worden uit een veelvoud van afzonderlijke delen 4, die in houders 5 resp. pallethouders 6 voor de montage gereed worden gehouden, samengesteld. Een dergelijke vervaardigingsinrichting kan bijvoorbeeld een arbeidsstation 7 en een arbeidsstation 8 omvatten. In het arbeidsstation 7 worden de manipulatie-, samenvoeg- en bewerkingsprocessen door een bedienend persoon 9 uitgevoerd, terwijl het arbeidsstation 8 als zogenaamd CNC-module, dus een volautomatisch montage- resp. bewerkingsstation is uitgevoerd.
Voor het voortbewegen van de loopwerken 5 resp. de houders 5 of de pallethouders 6 dienen bij voorkeur gelijksoortige loopwerken 10, die langs, door afzonderlijke bewegingsbaan-gedeelten 11, 12 gevormde hoogte- en zijgeleidingsbanen 13 resp. 14 door middel van voedingsinrichtingen 15 onafhankelijk van elkaar, dus door middel van een zogenaamde losse schakeling, vanaf een arbeidsstation 7 naar een ander arbeidsstation 8 kunnen worden bewogen.
De afzonderlijke bewegingsbaangedeelten 11, 12 zijn aangebracht op transportstations 16 resp. knooppunt-stations 17. Door het op gewenste wijze aan elkaar rijgen van transportstations 16 resp. knooppuntstations 17, die ook als transport- resp. knooppuntmodulen kunnen worden aangeduid, aangezien zij op voordelige wijze gelijke afmetingen bezitten resp. in willekeurige standen onderling koppelbaar zijn, kunnen de voor het samenbouwen van een dergelijke vervaardigingsinrichting 1 vereiste hoofdtrans-portwegen 18 resp. evenwijdige transportwegen 19 of hulp-transportwegen 20 worden gevormd. Voor het verbinden van hoofdtransportwegen 18, evenwijdige transportwegen 19 en hulptransportwegen 20 kunnen dwarstransportwegen 21 worden toegepast. Bovendien kunnen tevens retourtransportwegen 22 en opslagtransportwegen 23 worden toegepast, om een meervoudig doorlopen van het zelfde loopwerk 2 door een hoofd-transportweg 18 resp. een evenwijdige transportweg 19 langs een bedienend persoon 9 mogelijk te maken.
Voor deze transport- resp. knooppuntstations 16 en 17 resp. transportstations 24, 25 in de buurt van het arbeidsstation 8 kunnen thans op verschillende wijze uitgevoerde voedingsinrichtingen 15 resp. 26 of 27 zijn aangebracht.
In de fig. 2 tot 4 is een voedingsinrichting 15 getoond, die een via omkeerrollen 28, 29 rondlopend bandvormig aandrijfelement 30 omvat. Dit bandvormige aandrijf-element 30 is uitgevoerd als tandriem 31, die zowel op de naar de omkeerrollen 28, 29 toegekeerde zijde van een vertanding 32 alsmede op de van deze afgekeerde zijde van een vertanding 33 is voorzien.
De tandriem 31 is tussen de beide omkeerrollen 28, 29 op de van een tafelplaat 34 afgekeerde zijde over een aandrijfrondsel 35 en een drukrol 36 geleid. Het aandrijf-rondsel 35 is voor een gemeenschappelijke draaibeweging verbonden met een aandrijfas van een aandrijfmotor 37. De aandrijfmotor 37, de omkeerrollen 28, 29 alsmede de drukrol 36 zijn aangebracht op een gemeenschapplijke draagplaat 38. De draagplaat 38 is aan de'tafelplaat 34 bevestigd. De bevestiging van de draagplaat 38 geschiedt zodanig, dat een bovenzijde 39 van het aandrijfelement 30 slechts over een geringe afstand 40 boven een oppervlak 41 van de tafelplaat 34 uitsteekt. Door de geringe afstand 40, die bij voorkeur gelijk is aan of kleiner is dan de gemiddelde dikte van een vinger van een mens, wordt vermeden dat in het gebied van handbewerkingsplaatsen de vingers van een bedienend persoon tussen het oppervlak 41 van de tafelplaat 34 en een daar naar toegekeerde onderzijde 42 van het loopwerk 10 zou kunnen worden ingeklemd. Hiertoe is het tevens van voordeel, wanneer een afstand tussen een oppervlak 43 van de bijvoorbeeld in de tafelplaat 34 aangebrachte stalen lijst van de hoogtegeleidingsbaan 13 en het oppervlak 41 van de tafelplaat 34 niet groter is dan een afstand 40.
Zoals verder blijkt uit de weergave volgens fig. 2 is de tafelplaat 34 op een huisdeel 44 bevestigd. Het loopwerk 10 is bovendien via geleidingsrollen 45 op de hoogtegeleidingsbaan 13 ondersteund. Een zijgeleidingsbaan 14 voor het loopwerk 10 wordt door zijgeleidingsvlakken 46 van de omkeerrollen 28, 29 gevormd. Deze zijgeleidingsvlakken 46 vormen met de, in de onderzijde 42 van het loopwerk 10 aangebrachte zijgeleidingsvlakken 47 samen een geleidingskanaal 48, dat een ongeveer trapezïumvormige dwarsdoorsnede bezit en waarvan het naar de onderzijde 42 toegekeerde uiteinde is geopend. In de buurt van het bovenste zich evenwijdig aan de onderzijde 42 uitstrekkende gedeelte van het geleidingskanaal 48 is een tandheugel 49 geplaatst, waarvan de vertanding 50 naar het aandrijfelement 30 is toegekeerd.
Door de vormgeving van de zijgeleidingsvlakken 46, de omkeerrollen 28, 29 en de plaatsing van de tandheugel 49 in het geleidingskanaal 48 wordt gelijktijdig met de zijdelingse geleiding van het loopwerk 10 ook een centrering van de tandheugel 49 op het aandrijfelement 30 bereikt. Hierdoor wordt tegelijkertijd een betrouwbare en centrale aangrijping van de vertanding 33 van de tandriem 31 in de vertanding 50 van de tandheugel 49 gegarandeerd.
Zoals verder blijkt uit fig. 2 is op het loopwerk 10 de pallethouder 6 geplaatst, die via een koppelings-inrichting 51 op het loopwerk 10 is afgesteund. De koppe-lingsinrichting 51 bestaat in het eenvoudigste geval uit centreerpennen 52, die zijn voorzien van tapse uiteinden. Deze tapse uiteinden van de centreerpennen 52 zijn in tegengesteld gelijke tapse uitsparingen 53 geplaatst, die in een oppervlak 54 van het loopwerk 10 zijn aangebracht. Door het eigen gewicht van de pallethouder 6 wordt deze in een exacte positie met het loopwerk 10 gekoppeld. De centreerpen 52 houdt een draagplaat 55 van de pallethouder 6 vast en is, zoals schematisch aangeduid, aan zijn van de tapse punten afgekeerde uiteinde voorzien van een tapse uitsparing 53. Deze tapse uitsparingen 53 maken het thans mogelijk dat een aantal pallethouders 6 boven elkaar in een gecentreerde positie kunnen worden gestapeld.
Wanneer bovendien een lengte 56 van de centreerpennen 52 zodanig wordt gekozen, dat deze ten minste enigszins groter is dan een loodrecht op de draagplaat 55 gemeten lengte 57 kunnen de afzonderlijke pallethouders 6 zonder extra hulpmiddelen of geleidingsorganen direkt op elkaar worden gestapeld.
Zoals verder beter blijkt uit fig. 3 zijn in de loop van een bewegingsbaangedeelte 11 resp. 12 voor resp. na het bandvormige aandrijfelement 30 zijgeleidingsorganen 58, 59 in langsrichting van de hoogtegeleidingsbanen 13 aangebracht. De zijgeleidingsorganen 58, 59 worden door rollen 60 gevormd, die direkt in de tafelplaat 34 draaibaar gelagerd kunnen zijn. Zij kunnen echter een kleinere omtrek bezitten dan bijvoorbeeld de omkeerrollen 28, 29. In ieder geval zijn zij echter van met de zijgeleidingsvlakken 46 van de omkeerrollen 28, 29 corresponderende zijgeleidings- vlakken 46 voorzien, zodat het loopwerk 2 resp. het loopwerk 10 tijdens zijn beweging langs de hoogtegeleidingsbaan 13 ook door de zijgeleidingsorganen 58, 59, dus voor het tijdstip, waarop het geleidingskanaal 48 de omkeerrollen 28, 29 nog niet bereikt heeft, zijdelings wordt geleid. Hierdoor worden ongewenst sterke zijdelingse verplaatsingen tijdens de voorwaartse beweging van het loopwerk 10 langs de hoogtegeleidingsbaan 13 op betrouwbare wijze geëlimineerd.
Door de toepassing van de extra zijgeleidingsorganen 58, 59 is het bovendien ook mogelijk om een lengte 61 van de voedingsinrichting 15 tot een minimum te verkorten, waardoor onnauwkeurigheden door verschillende uitrekkingen van het bandvormige aandrijforgaan resp. trillingen door een grote overspanningslengte tussen de omkeerrollen 28 en 29 worden vermeden. Bovendien moet echter de lengte 61 van de voedingsinrichting 15 zodanig worden gekozen dat een afstand 62 tussen de op elkaar volgende voedingsinrichtingen 15 van twee in langsrichting van de hoogtegeleidingsbaan 13 achter elkaar geplaatste bewegingsbaangedeelten 11 kleiner is dan een lengte van de tandheugel 49 op het loopwerk 10. Hierdoor wordt gegarandeerd, dat een naadloze voortbeweging van de loopwerken 10 over de tegen elkaar gelegen bewegingsbaangedeelten 11 resp. 12 mogelijk is. Een verder voordeel is echter tevens gelegen in het feit, dat door deze vormgeving ook in het gebied van de bewegingsbaangedeelten 12, die in de buurt van de knooppuntstations 17 zijn aangebracht, de zelfde voedingsinrichtingen 15 kunnen worden toegepast als in de buurt van de transportstations 16.
Een voortdurende zijdelingse geleiding van de loopwerken 10 in het overgangsgebied tussen tegen elkaar gelegen bewegingsbaangedeelten 11 van transportstations 16 wordt bewerkstelligd door de zijgeleidingsorganen 58, 59.
In de fig. 5 en 6 is een knooppuntstation 17 getoond. Dit knooppuntstation 17 verschilt hierdoor van het transportation 16, dat de voedingsinrichting 16 niet op de tafelplaat 34, doch in een draaischijf 63 is aangebracht. Aangezien het huisdeel 44 van het knooppuntstation 17 precies de zelfde uitwendige afmetingen, vooral de zelfde lengte 64 en de zelfde breedte, 65 bezit als het transport-station 16, kan de zelfde voedingsinrichting 15 zowel voor het transportstation 16 alsmede voor het knooppuntstation 17 worden toegepast. Dienovereenkomstig worden voor de zelfde delen van de voedingsinrichting 15 de zelfde referen-tiecijfers toegepast als in de fig. 2 tot 4.
De draaischijf 63, waarin de voedingsinrichting 15 door middel van een draagplaat 38 is bevestigd, is aangebracht op een bevestigingsinrichting 66, die potvormig is uitgevoerd. De bevestigingsinrichting 66 is via een lager-inrichting 67 gelagerd in een draaggestel 68, dat met de tafelplaat 34 is verbonden resp. ééndelig met deze is vervaardigd. De tafelplaat 34 bezit voor het opnemen van de draaischijf 63 een wat betreft zijn afmetingen in hoofdzaak met de diameter van de draaischijf 63 corresponderende opening 69. De hoogtegeleidingsbaan 13 strekt zich op deze tafelplaat 34 telkens tussen een frontaal oppervlak 70 en een frontale zijde 71 uit. Tevens strekken zich aan weerszijden van de voedingsinrichting 15 eveneens hoogtegelei-dingsbanen 13 uit, die bijvoorbeeld gevormd kunnen zijn door geharde of geslepen geleidingslijsten. De voedingsinrichting 15 is, zoals reeds in de tafelplaat 34, ook in de draaischijf 63 in een uitsparing 72 daarvan aangebracht. Voor een relatieve verplaatsing van de draaischijf 63 ten opzichte van de tafelplaat 34 steekt de bevestigingsinrichting 66 uit boven het draaggestel 68 in de van de tafelplaat 34 afgekeerde richting. In de boven het draaggestel 68 uitstekende verlenging 73 is een tandwiel 74 bevestigd, dat in aangrijping is met het bandvormige aandrijfelement 30 van een andere voedingsinrichting 75.
Deze voedingsinrichting 75 kan eveneens overeenkomstig de voedingsinrichting 15 zijn uitgevoerd en is hetzij rechtstreeks op het draaggestel 68 of op een met het draaggestel 68 verbonden steungestel 76 bevestigd. Door het verdraaien van het bandvormige aandrijfelement 30, bijvoorbeeld de tandriem 31, kan de draaischijf 63 ten opzichte van de tafelplaat in verschillende hoekstanden over een volledige omwenteling, dus over 360°, worden versteld. Bovendien wordt door de toepassing van een bandvormig aandrijfelement 30 en de hiermee samenhangende elastische eigenschappen een schokvrije versnelling en vertraging bij het verdraaien van de draaischijf 63 ten opzichte van de tafelplaat 34 bereikt.
Zoals in het bijzonder verder blijkt uit fig. 6 is de breedte 65 van het huisdeel 44 slechts in geringe mate groter dan een diameter 77 van de draaischijf 63. Hierbij is het van voordeel, wanneer de hoogtegeleidingsbaandelen 78, bijvoorbeeld geharde en geslepen stalen lijsten en/of zeer sterke kunststofdelen, die op de draaischijf 63 zijn aangebracht, een lengte 79 bezitten, die ten minste in geringe mate groter is dan een asafstand 80 van de gelei-dingsrollen 45 van het loopwerk 10, Het loopwerk 10 resp. de pallethouder 6 kan hierbij de geleidingsrollen 45 in één of beide richtingen overlappen. Van voordeel is het echter, wanneer een lengte van de pallethouder 6 korter is dan de lengte 64 van het huisdeel 44. Hierdoor wordt het namelijk mogelijk, dat in op elkaar aansluitende bewegingsbaangedeelten telkens een loopwerk 10 resp. een pallethouder 6 of een houder 5 kan zijn aangebracht, zonder dat de loopwerken 10 resp. de pallethouders 6 of de houders 5 tegen elkaar stoten.
Door deze vormgeving wordt op gunstige wijze mogelijk gemaakt, dat de afzonderlijke huisdelen 44 met hun langszijden direkt op elkaar aansluitend met een zo gering mogelijke afstand tussen de bewegingsbaangedeelten dwars op hun langsrichting kunnen worden aangebracht, waardoor de verplaatsingswegen van de bewegingsbaangedeelten overspannende hanteringsinrichtingen resp. de manipulatiewegen van bedienende personen in het gebied van handbewerkingsplaatsen zo kort mogelijk worden gehouden. Hierdoor kunnen zowel tijds- alsmede kostenbesparingen bij het uitvoeren van manipulatie- resp. samenvoegprocessen worden bereikt. Hierbij dient er echter rekening mee te worden gehouden, dat in de buurt van knooppuntstations 17, alwaar de loopwerken 10 van een hoofdtransportweg 18 naar een parallel-transportweg 19 resp. een opslagtransportweg 23 worden overgebracht, bij een verdraaiing van de draaischijf 63 het loopwerk 10 resp. de pallethouder 6 het huisdeel 44 kan overlappen en dien overeenkomstig in de beide, in het gebied van de langs-zijden onmiddellijk aan dit huisdeel 44 grenzend huisdeel geen loopwerken 2 resp. pallethouders 6 of houders 5 aangebracht mogen zijn.
Voor het verbinden van de draaischijf 63 resp. de hierop aangebrachte hoogtegeleidingsbaandelen 78 met de evenwijdige transportweg 19 resp. de opslagtransportweg 23 zijn aan de hoogtegeleidingsbaandelen 81 van de hoofdtrans-portweg 18, bijvoorbeeld onder een hoek van 90°, hoogtegeleidingsbaandelen 82 toegevoegd.
In de fig. 7 tot 9 is een uitvoeringsvariant van een voedingsinichting 15 getoond, waarbij aan de zijvlakken 83 van een loopwerk 10 een rondlopend bandvormig aandrijf-element 84 is toegevoegd. Het bandvormige aandrijfelement 84, bijvoorbeeld een tandriem 85, is in een evenwijdig aan een tafelplaat 34 lopend vlak aangebracht en om twee loodrecht op het tafelvlak 34 lopende assen 86 draaibare omkeerrollen 28, 29 geleid. Een vertanding 87 van de tandriem 85 is op de naar de omkeerrollen 28, 29 toegekeerde zijde aangebracht. Om thans een voldoende groot wrijvings-contact tussen de zijvlakken 83 van het loopwerk 10 en het bandvormige aandrijfelement 84 ook in het gebied tussen de omkeerrollen 28, 29 te bewerkstelligen, zijn steunrollen 88 toegepast, die bijvoorbeeld onder werking van een veer 89 met een vooraf bepaalde kracht het bandvormige aandrijf-element 84 tegen de zijvlakken 83 van het loopwerk 2 drukken. Hierdoor wordt over de totale lengte van het loopwerk 2 een voldoende grote wrijvingskracht tussen het bandvormige aandrijfelement 84 en het zijvlak 83 gegarandeerd, waardoor een exact en spelingsvrij transport van het loopwerk 2 resp. de hierop aangebrachte pallethouder 6 resp. houder kan worden verkregen. Vanzelfsprekend is het ook mogelijk om de omkeerrollen 28, 29 bijvoorbeeld in radiale richting elastisch vervormbaar uit te voeren, zodat deze een voorspankracht van het bandvormige aandrijfelement 84 in de richting van de zijvlakken 83 van het loopwerk 2 bewerkstelligen. Bovendien is het tevens mogelijk dat de omkeerrollen 28, 29 alsmede de steunrollen 88 op een gemeenschappelijke draagplaat zijn aangebracht, die via veren 89 of andere elastische elementen tegen de zijvlakken 83 van het loopwerk 10 wordt gedrukt.
Om voldoende spanning van het bandvormige aandrijf-element 84 te garanderen, is bovendien tussen de omkeerrol-len 28, 29 een spanrol 90 toegepast, die bijvoorbeeld door de werking van een veer 89 vanaf de hoogtegeleidingsbanen 13 naar buiten wordt gedrukt en hierdoor een eventuele lengteverandering van het bandvormige aandrijfelement 84, veroorzaakt door de verstelling van de steunrollen 88, wordt gecompenseerd.
Om een spelingsvrije en exacte geleiding van de loopwerken 10 te bereiken steunen de loopwerken 10 met hun tegenover de zijvlakken 83 gelegen zijvlakken 91 tegen om eveneens loodrecht op de tafelplaat 34 gerichte assen 86 verdraaibare zijgeleidingsrollen 92. Hierdoor wordt een precieze positie van de loopwerken 2 dwars op de transport-richting - pijl 93 - bereikt, zodat de exacte stand resp. positie van het bandvormige aandrijfelement 84 niet nadelig van invloed kan zijn op de precisie van de positionering van het loopwerk 10 in de afzonderlijke arbeidsstations 7 resp. 8.
Vanzelfsprekend is het ook bij deze uitvoeringsvorm mogelijk om de tandriem 85 naast de vertanding 87 op de tegenover deze gelegen zijde van een vertanding 33 te voorzien, zoals in fig. 8 schematisch is aangeduid met een streeplijn. Wanneer het zij-oppervlak 83 van het loopwerk 2 bovendien van een tegengestelde vertanding 94 is voorzien, zoals eveneens met een streeplijn is aangeduid, wordt met een dergelijke vormgeving eveneens een spelingsvrije en exacte positionering van de loopwerken 10 in de richting van de pijl 93, dus in de transportriching van de loopwerken 10 mogelijk.
Verder is in fig. 9 de krachtsoverdracht tussen de aandrijfmotor 37 en de assen 86 resp. aandrijfassen van de omkeerrollen 28 en 29 weergegeven. De aandrijfmotor 37 resp. de motoras daarvan is, bijvoorbeeld door een klempas-sing of onder toepassing van een veer of een wig draaivast verbonden met het aandrijfrondsel 35. Een tandriem 95 omringt riemschijven 96 die draaivast met de assen 86 zijn verbonden, de riemschijven 96 zijn voorzien van een vertan-ding, die samenwerkt met de vertanding 97 van de tandriem 95. Een op de buitenzijde van de tandriem 95 aangebrachte vertanding 98 is in aangrijping met het aandrijfrondsel 35 van de aandrijfmotor 37. Het aandrijfrondsel 35 is ten opzichte van een aan de beide riemschijven 96 rakende raaklijn in de richting van het tegenover gelegen part van de tandriem 95 versprongen, zodat de tandriem 95 de riem-schijf 96 over een hoek, dre groter is dan 180°, omringt.
Om ook bij het aandrijfrondsel 35 een voldoende grote omwikkeling van de tandriem 95 te bewerkstelligen is tussen de beide riemschijven 96 een omkeerrol 99 toegepast, waarmee de tandriem opnieuw ongeveer in het gebied van de de beide riemschijven 96 verbindende raaklijn wordt gebracht. Tussen de omkeerrol 99 en de verder van de aandrijfmotor 37 verwijderde riemschijf 96 is een spanrol 100 aangebracht, die onder werking van een veer 89, bijvoorbeeld een drukveer, tegen de tandriem 95 wordt gedrukt. Op voordelige wijze zijn de omkeerrol 99 en de spanrol 100 niet van een vertanding voorzien, zodat de lengteveranderingen van de riem traploos worden gecompenseerd en extra spanningen of uitrekkingen van de tandriem 95 worden vermeden.
Zoals beter uit fig. 7 blijkt, geschiedt de krachtensluitende verbinding tussen de as 86 en de riemschijf 96 via wrijvingsplaten 101, die met veren 102 tegen de zij flank van de riemschijf 96 worden gedrukt. Via een schroefmoer 103, die op een van een schroefdraad voorzien deel van de as 8 is geschroefd, wordt een steunplaat 104 gepositioneerd en hierdoor wordt de voorspankracht van de veer 102, waarmee de wrijvingsplaat 101 tegen de zij flank van de riemschijf 96 wordt gedrukt, bepaald. De wrijvingsplaat 101 is bijvoorbeeld via een de as 86 doordringende pen 105 draaivast daarmee verbonden. Wanneer thans de wrijvingskracht tussen de wrijvingsplaat 101 en de riemschijf 96 groter is als een op het zijvlak 83 van het loopwerk 10 door de aanliggende tandriem 85 uitgeoefende blokkeerkracht, wordt de draaibeweging van de tandriem 95 op de tandriem 85 overgedragen. Wanneer een loopwerk 10 in de buurt van de tandriem 85 bijvoorbeeld door een positioneerinrichting of een aanslag in een bepaalde arbeidspositie wordt vastgehouden is de wrijvingskracht tussen het zijvlak 83 van het loopwerk 10 ende tandriem 85 groter dan de wrijvingskracht tussen de wrijvingsplaat 101 en de riemschrijf 96, waardoor de riemschijf 96 vrij doordraait. Hierdoor wordt bereikt, dat tijdens een stilstand van een loopwerk 10 in de buurt van de voedingsinrichting 15 een overmatige slijtage van de tandriem 85 wordt verhinderd resp. de tandriem 8·5 ook op de naar het zijvlak 83 toegekeerde zijde van een vertanding kan worden voorzien, aangezien een vernieling van de vertanding op de tandriem 85 resp. in het zijvlak 83 door de als wrijvingskoppeling werkende wrijvingsplaat 101 in samenwerking met de riemschijf 96 wordt verhinderd.
Door de instelmogelijkheid van de wrijvingskracht tussen de wrijvingsplaat 101 en de riemschijf 96 kan bovendien een exacte instelling op een gedefinieerde wrijvings-waarde eenvoudig plaatsvinden.
Gelijktijdig wordt door de toepassing van een dergelijke wrijvingskoppeling tussen een de beide omkeer-rollen 28, 29 aandrijvende tandriem 95 en de tegen de loopwerken 10 aanliggende tandriem 85 een geleidelijke vertraging resp. versnelling door de opbouw van de wrijvingskracht in de wrijvingskoppeling bereikt.
In fig. 10 en fig. 11 is het binnenlopen van een loopwerk 10 in het gebied van een voedingsinrichting 15 getoond, zoals bijvoorbeeld aan de hand van fig. 2 tot fig. 6 werd beschreven. Zoals deze weergave beter toont is de vertanding 33 van het bandvormige aandrijfelement 30 als spitse vertanding uitgevoerd, waarbij de tandflanken 106 in hoofdzaak tot een punt samenlopen. Wanneer ook de vertanding 50 van de bewegingstechnisch met het loopwerk 10 verbonden tandheugel 49 met relatief slanke tanden is uitge voerd kan op eenvoudige wijze worden bereikt dat telkens één tand 107 bijvoorbeeld van de tandriem 31 in een tand-uitsparing 108 van de tandheugel 49 aangrijpt. Het op de tand 107 lopen van een tand 109 van de tandheugel 49 en het hierdoor bewerkstelligde optillen van het loopwerk 10 van de hoogtegeleidingsbaan 13 wordt hierdoor op betrouwbare wijze vermeden.
Uit deze weergave blijkt verder, dat een afstand 62 tussen de omkeerrollen 28, 29 van achter elkaar geplaatste voedingsinrichtingen 15 kleiner is dan een asafstand 80 van de geleidingsrollen 45 van de loopwerken 10. Hierdoor wordt gegarandeerd, dat over de totale transportweg ten minste één voedingsinrichting 15, 75 in aangrijping is met de tandheugel 49 van het loopwerk 10. Ook in het overgangsgebied tussen een voedingsinrichting 15, 75 en de andere voedingsinrichting 15, 75 wordt het loopwerk 10 pas dan door de voorste voedingsinrichting 15, 75 vrijgegeven wanneer reeds een aangrijping tussen de tanden 107 van de tandriem 31 van de volgende voedingsinrichting 15, 75 heeft plaatsgevonden. Door de in aanvulling op de omkeerrollen 28, 29 aangebrachte rollen 60 wordt een zijgeleiding van het loopwerk 10 met een eventueel daarop aangebrachte pallethouder 6 ook in die gebieden gegarandeerd, alwaar geen tandriem 31 resp. bandvormig aandrijfelement 30 aanwezig is. Hierdoor is een geringe overlappingslengte tussen de tandheugel 49 en de tandriem 31 voldoende, die slechts voor de voorwaartsbeweging van het loopwerk 10 moet dienen, aangezien de zijgeleiding tijdens deze tijdsduur door de rollen 60 wordt bewerkstelligd. Teneinde bovendien op eenvoudige wijze de loopwerken 10 in elke gewenste positie langs de hoogtegeleidingsbaan 13 in de buurt van een arbeidsstation te kunnen positioneren is voor een dergelijke, door een streeppuntlijn getekende arbeids-positie 110 een ondervragingsorgaan 111 aangebracht, dat bijvoorbeeld samenwerkt met een op het loopwerk 10 aangebrachte markering 112. Het ondervragingsorgaan 111 is thans op een bepaalde afstand 113 voor de arbeidspositie 110 aangebracht. Wanneer de markering 112 van het loopwerk 10 het ondervragingsorgaan 111 passeert betekent het in een besturingsinrichting 114 binnenkomen van een signaal van het ondervragingsorgaan 111, dat tot aan de gewenste arbeidspositie 110 nog de afstand 113 moet worden afgelegd. Wanneer thans de aandrijfmotor 37 als stappenmotor is uitgevoerd kan deze afstand 113 worden omgezet in een bepaald aantal draaistappen van de aandrijfmotor 37 en kan door een ingestelde waarde — werkelijke waarde-vergelij-kingsorgaan 115 het aantal stappen, waarover de aandrijf motor 37 moet worden verder geroteerd, worden bewaakt. Wanneer het aantal stappen is afgelegd wordt de aandrijf-motor 37 tot stilstand gebracht. Hierdoor wordt een relatief exacte positionering van het loopwerk 10 in de buurt van de arbeidspositie 110 bewerkstelligd.
Vanzelfsprekend kan de besturingsinrichting 114, zoals schematisch is aangeduid, samenwerken met een bovengesteld besturingssysteem resp. met de besturingsinrichting van de voorste voedingsinrichting 15. Wanneer een hogere positioneerprecisie vereist is is het tevens zonder meer mogelijk om elke willekeurige andere meetin-richting voor het bewaken van de door het loopwerk 10 afgelegde afstand toe te passen.
In fig. 11 is verder getoond, dat een hoogte 116 van de tanden 109 van de tandheugel 49 in de richting van de kopse uiteinden 117 van het loopwerk 10 afneemt. Zo is bijvoorbeeld een hoogte 116 van de tanden 118 tot 120 geringer dan die van de tanden 109 van de tandheugel 49, Bovendien is een breedte 121 van de tanden 109 groter dan een breedte 122 van de tanden 118, waarbij de tanden 119 en 120 bovendien een spitse vormgeving kunnen bezitten. Door de geringere hoogte van de tanden 118 tot 120, overeenkomstig een inloophoek 123, 124, kan in samenwerking met de vormgeving van de tandflanken 106 van de tanden 107 van de tandriem 31 een nagenoeg schokvrij en betrouwbaar centreren van de tanden 107 op de tanduitsparingen 108 resp. de tanden 109 resp. 118 tot 120 op de tanduitsparingen 125 van de tandriem 31 worden bereikt. Vooral wordt door de spitse vormgeving van de tanden 118 tot 120 ook in het geval van een overlappende stand van de tandriem 31 resp. van de tandheugel 49 de tand 107 van de tandriem bij een toenemende ingrijpingsdiepte in de richting van de tanduitsparingen 108 verplaatst, waardoor het optillen van het loopwerk 10 resp. het optillen daarvan van de hoogtegeleidingsbaan 13 op betrouwbare wijze wordt verhinderd.
In de fig. 12 en 13 is een andere uitvoeringsvorm van een voedingsinrichting 126 getoond, waarbij een loopwerk 10 op hoogtegeleidingsbanen 13 wordt geleid. Voor de zijge-leiding dienen tussen de hoogtegeleidingsbanen aangebrachte en aan de onderzijde 42 van het loopwerk 10 toegevoegde zijgeleidingsrollen 92. Tegen deze zijgeleidingsrollen 92 wordt een geleidingsvlak 127 van het loopwerk 10 door de werking van een bandvormig aandrijfelement 30 geperst, dat onder voorspanning tegen een tegenover het geleidingsvlak 127 geplaatste tandheugel 49 wordt gedrukt. De tandheugel 49 is voorzien van een verbanding 50 waarin een vertanding 33 van het bandvormige aandrijfelement 30 grijpt. Zoals blijkt is het bandvormige aandrijfelement in een zich evenwijdig aan de tafelplaat 34 uitstrekkend vlak aangebracht, zodat de omkeerrollen 28, 29 evenals de zijgeleidingsrollen 92 in een horizontaal vlak zijn aangebracht.
Bij deze uitvoeringsvorm is het mogelijk dat het bandvormige aandrijfelement 30, bijvoorbeeld een tandriem 31, rechtstreeks via een aandrijfrondsel 35 van een aandrij fmotor 37 wordt aangedreven. Hiertoe kan de tandriem aan de binnenzijde eveneens zijn voorzien van een vertanding 32, zodat een spelingsvrije aandrijving tussen de aandrijfmotor 37 en het loopwerk 10 resp. een hierop aangebrachte pallethouder 6 wordt verkregen.
De hoogtegeleiding van de loopwerken 10 op de hoogtegeleidingsbanen 13 geschiedt via geleidingsrollen 45, die eveneens verzonken in de loopwerken 10 kunnen zijn aangebracht.
Vanzelfsprekend is het tevens mogelijk om in plaats van de zijgeleidingsrollen 92 een overeenkomstige steunlijst toe te passen of om de omkeerrollen 28, 29 resp. de steunrollen 80 te voorzien van daarboven aangebrachte geleidingsschijven, waartegen een geleidingsvlak 127 van het loopwerk 10 kan steunen.
In fig. 14 is van een bewerkings- resp. arbeids-station 7, 8 van een vervaardigingsinrichting 1 een huisdeel 4 weergegeven. Dit huisdeel 44 bestaat uit een bovenste en een onderste basisraam 128, 129, die door middel van kolommen 130 op een afstand van elkaar worden gehouden. De beide basisramen 128, 129 zijn rechthoekig gevormd terwijl het bovenste basisraam 128 is voorzien van cirkelsegmentvormige uitsparingen 131. Zoals reeds aan de hand van fig. 6 is toegelicht is een lengte 64 van het huisdeel 44 groter dan de breedte 65 daarvan. Het zelfde geldt tevens voor het basisraam 128 en 129. Elk der basis-ramen 128, 129, die door schroeven of lassen met de kolommen zijn verbonden of ééndelig uitgevoerd kunnen zijn, is m de buurt van de langszijwanden 132, 133 voorzien van gelei-dingsvlakken 134, 135 en m de buurt van de zijwanden 136, 137 voorzien van geleidingSvlakken 134 en 138, waarin doorlopende bevestigingslijsten, bijvoorbeeld T-vormige sleuven, zijn aangebracht. In de geleidingsvlakken 135 zijn daarentegen telkens slechts bevestigingslijstdelen 140 aangebracht, die zich vanaf de zijwanden 136, 137 tot in het gebied van de uitsparingen 131 uitstrekken. Hierdoor moet worden vermeden dat het bovenste basisraam 128 behalve door de uitsparingen 131 extra verzwakt wordt. De plaatsing van de uitsparingen 131 is niet dwingend, maar verschaft op voordelige wijze de mogelijkheid om de breedte 65 van de basisramen 128, 129 resp. het huisdeel 44 zo klein te houden, dat in het arbeidsgebied van een bedienend persoon twee met hun langszijwanden direkt aangrenzende reeksen huisdelen 44 kunnen worden aangebracht.
Door deze vormgeving is het bovendien mogelijk om een maximale maat voor een asafstand 80 van de loopwerken 10 vast te leggen en hierdoor ook een rechthoekige vormgeving van de loopwerken 10 evenwijdig aan de voortbewe-gingsrichting mogelijk te maken. Hierdoor wordt een plaatsing en oriëntatie van de loopwerken en tevens de geleidingsprecisie daarvan zowel in hoogte- alsmede in zijrichting extra verbeterd.
Het verdere voordeel van de vormgeving van een huisdeel 44 op de in fig. 14 getoonde wijze ligt opgesloten in het feit, dat dit huisdeel 44 thans zowel voor transport-stations 16 almede voor knooppuntstations 17 kan worden toegepast en deze verschillende stations, zoals aan de hand van de fig. 2 tot 4 en 5 tot 6 werd toegelicht, thans door toepassing van verschillende tafelplaten 34 resp. van in de tafelplaten 34 toegepaste draaischijven 63 kunnen worden vervaardigd. Vooral is het door deze verrassend eenvoudige vormgeving van de huisdelen 44 al naar gelang de vormgeving van de tafelplaat 34 mogelijk om de meest verschillende voedingsinrichtingen 15 resp. 126 toe te passen, al naar gelang of het een handbewerkingsplaats, waarbij de manipulatie- en samenvoegprocessen door een bedienend persoon worden uitgevoerd, of een automatisch station, waarbij deze processen automatisch plaatsvinden, betreft.
Door de geleidingsvlakken 134, 135 en 138, die ten opzichte van de oppervlakken van de kolommen 130 uitsteken en op precieze wijze kunnen worden bewerkt, kunnen de afzonderlijke huisdelen 44 met precieze maten ter vervaardiging van doorlopende bewegingsbanen onderling worden verbonden. Gelijktijdig kunnen de geleidingsvlakken 134, 135 en 138 in samenwerking met de bevestigingslijsten 139 resp. bevestigingslijstdelen 140 daartoe worden toegepast om manipulatie-inrichtingen resp. toevoerinrichtingen, zoals transportchicanen en dergelijke op de huisdelen 44 te positioneren en te bevestigen. Hierdoor kunnen gecompliceerde ondersteuningsconstructies en centreerinrichtingen voor het centreren van deze delen op de bewegingspaan resp. de transportbaan achterwege blijven.
De onderlinge verbinding van de afzonderlijke huisdelen 44 kan, zoals schematisch is aangeduid, plaatsvinden door pasboringen 141 en paspennen 142. Wanneer deze pasboringen 141 gemeenschappelijk met de bewerking van de geleidingsvlakken 138 resp. 134 en 135 in één arbeidsgang worden vervaardigd kunnen de afzonderlijke huisdelen 44 ook willekeurig onderling worden verwisseld en kunnen zij derhalve in een willekeurige reeksvolgorde onderling worden gekoppeld.
Zoals verder blijkt uit de figuren, in het bijzonder de fig. 3 en 4 alsmede 5, kunnen in de tafelplaten 34 evenwijdig aan de hoogtegeleidingsbanen 13, die door geharde en geslepen stalen geleidingslijsten 143 (fig. 4) kunnen zijn gevormd, uitsparingen 146 resp. doorbrekingen 147 (fig. 4 en fig. 5) zijn aangebracht. De doorbreking 147 in fig. 5 is aangebracht in de draaischijf 63. In het algemeen zijn de doorbrekingen 147, zoals in het bijzonder blijkt uit de fig. 3 en 6, excentrisch meestal onmiddellijk naast één der hoogtegeleidingsbanen 13 aangebracht, zodat in het bijzonder in de buurt van de transportations 16 naast de voedingsinrichting 15 ook nog een bijvoorbeeld door streeplijnen aangeduide opening 148 kan worden toegepast, via welke gereedschappen resp. ondersteuningsstempels van beneden af tegen het loopwerk 10 resp. het loopwerk 2 of het werkstuk kunnen worden aangevoerd. Hierdoor is het bijvoorbeeld in stations, alwaar hoge drukkrachten, bijvoorbeeld voor het koken of inpersen of dergelijke moeten worden aangebracht, mogelijk om het loopwerk 2 resp. het loopwerk 10 bijvoorbeeld door middel van een in hoogte verstelbare stempel direkt op het fundament af te steunen, waardoor de bij dergelijke arbeidsprocessen ontstane drukkrachten niet door de huisdelen 44 alleen moeten worden opgenomen.
Zoals blijkt uit de fig. 8 en 15, waarbij een voedingsinrichting 15 resp. 149 zijdelings buiten de hoogtegeleidingsbaan 13 is aangebracht, kan in dit geval de opening 148 groter zijn dan bij de vormgeving van een voedingsinrichting 15 overeenkomstig fig. 3, waarbij in deze opening 148 een positioneerinrichting 150 voor het tegenhouden en positioneren van de loopwerken 2 kan zijn aangebracht. Met deze positioneerinrichting, die bijvoorbeeld overeenkomstig het DE-A- 34 47 219 kan zijn uitgevoerd, worden door middel van aanslagen 151 van de positioneerinrichting 150 de contra-aanslagen 152 (fig. 5), die op het loopwerk 10 zijn aangebracht, in de telkens gewenste positie tegengehouden.
De voedingsinrichting 149 volgens fig. 15 kan bijvoorbeeld een aantal op afstand achter elkaar langs de hoogtegeleidingsbaan 13 aangebrachte, in radiale richting elastische aandrijfrollen 153 bezitten, die de loopwerken 10 resp. loopwerken 2 spelingsvrij tegen de aan de tegenover gelegen zijde van de hoogtegeleidingsbaan 13 aangebrachte zijgeleidingsrollen 92 drukken. Hierdoor wordt een spelingsvrije geleiding van de loopwerken 10 resp. loopwerken 2 langs de zijgeleidingsrollen 92 verkregen. De vormgeving van de aandrijfrollen 153 resp. zijgeleidingsrollen 92 alsmede de loopwerken 10 resp. loopwerken 2 kan bijvoorbeeld overeenkomstig de uitvoeringsvormen uit het DE-A-33 04 091 geschieden.
De aandrijving van de aandrijfrollen 153 kan bijvoorbeeld onder toepassing van het in fig. 9 getoonde aandrijfschema plaatsvinden, waarbij in de plaats van de omkeerrol 99 een andere riemschijf 96 voor de centrale aandrijfrol 153 kan zijn toegepast.
In fig. 16 is getoond, hoe een vervaardigings-inrichting 1 uit de huisdel-en 44 resp, de hierdoor gevormde transport- en knooppuntstations 16 resp. 17 volgens de uitvinding kan worden gevormd. Zo bestaat een doorgaande hoofdtransportweg 154 uit een aantal met hun zijwanden 136 resp. 137 naadloos aan elkaar gevoegde transportstations 155, die wat betreft hun uitvoeringsvorm corresponderen met de transportstations 16. In het verloop van deze hoofdtransportweg 154 zijn twee knooppuntstations 156 aangebracht, waarop telkens een dwarstransportweg 157 aansluit. Deze dwarstransportweg 157 is gevormd uit knooppuntstations 156, 158, waarvan de langszijwanden 132 resp. 133 evenwijdig aan elkaar en evenwijdig aan die van het knooppuntstation 156 lopen en een transportstation 155, waarvan de zijwanden 136, 137 evenwijdig zijn aangebracht aan de langszijwanden 132, 133 van de knooppuntstations 156, 158. Door de toepassing van de knooppuntstations 156, 158 is het mogelijk een evenwijdige transportweg 159 en een hulptransportweg 160 direkt op elkaar aan te sluiten, zodat de langszijwanden 132 en 133 van de transportstations 16, 155 direkt naast elkaar resp. tegen elkaar aanliggen. Bovendien wordt tussen de knooppuntstations 158 een opslagtransportweg 161 gevormd.
Terwijl thans op de hoofdtransportweg 154 resp. de dwarstransportwegen 157 en de evenwijdige transportwegen 159 loopwerken 10 met hierop geplaatste pallethouders 6 worden getransporteerd zijn op de hulptransportweg 160 op loopwerken 10 houders 5 aangebracht, die bijvoorbeeld als grijphouders 162 voor de toepassing in de buurt van handbe-werkingsplaatsen zijn uitgevoerd. Aldus is een schematisch aangeduid bedienend persoon 163 in staat losse onderdelen 4, die in de grijphouders 162 in voorraad worden gehouden, met bijvoorbeeld op de pallethouders 6 aangevoerde onder delen 4 of op een wagen 164 gereed gehouden delen samen te voegen en aldus constructies te vormen resp. behalve de voorgemonteerde constructies op de pallethouders 6 onderdelen te positioneren, die tijdens een later bewerkings-proces bijvoorbeeld in de buurt van het arbeidsstation 8, dus de automatische module, worden gemonteerd resp. verwerkt .
Door de toepassing van de op de loopwerken 10 geplaatste houders 5, die arls grijphouders 162 zijn uitgevoerd, is het thans mogelijk om voor de door de bedienende persoon 163 uit te voeren arbeidsprocessen telkens de geschikte onderdelen ter beschikking te houden. Zo is het onder andere mogelijk om bij in kleine series te monteren onderdelen na het doorlopen van een bepaald aantal loopwerken 10 met pallethouders 6 de grijphouders op hun loopwerken 10 volledig automatisch naar de opslagtransportweg 161 te transporteren en aldaar te vervangen door zulke, die in de opslagtransportweg voor een latere toepassing reeds in voorraad werden gehouden. Anderzijds is het echter tevens mogelijk, om via de hoofdtransportweg 154 gelijktijdig met de loopwerken 10 en de pallethouders 6, die eventueel ook met montage-opnemingen voor de te monteren onderdelen of uitsluitend met dergelijke montage-opnemingen uitgerust kunnen zijn, de grijphouders 162 aan te voeren, waarbij vervolgens de loopwerken 10 met de pallethouders 6 met montage-opnemingen resp. met losse deelopnemingen in het gebied van de paralleltransportweg 159 en de loopwerken 10 met de grijphouders 162 in het gebied van de hulptransportweg 160 worden gebracht.
Teneinde voldoende beveiliging tegen arbeidsongevallen te verkrijgen, is het tevens mogelijk om tussen de evenwijdige transportweg 159 en de hulptransportweg 160 een mobiele scheidingswand 165 aan te brengen, die bijvoorbeeld langs een boven de transportwegen aangebrachte geleidingsrail 166 vanuit een gebied zijdelings van de dwarstransportweg 157 tussen de evenwijdige transportweg 159 en de hulptransportweg 160 kan worden geplaatst. Het is echter tevens mogelijk, dat de scheidingswand 165 van onder het huisdeel 44 omhoog bewogen kan worden. Wanneer de scheidingswand omhoog is bewogen kunnen de loopwerken 10 met de grijphouders 162 zonder het gevaar op verwondingen voor de bedienende persoon 163 naar keuze worden verplaatst.
Zoals verder blijkt uit de weergave volgens fig.
16 zijn de grijphouders voorzien van openingen 167, zodat deze gelijktijdig als washouders kunnen worden toegepast. Hierdoor kunnen de voor de montage bedoelde afzonderlijke delen 4, zoals bijvoorbeeld afzonderlijke delen voor remmen van motorvoertuigen, voor de montage worden gereinigd en gewassen. Tijdens dit wasproces kunnen resten van oplosmiddelen resp. resten van smeermiddelen door een voorafgaande mechanische bewerking worden verwijderd.
Vanzelfsprekend is het tevens mogelijk om de loopwerken 10 resp. de grijphouders 162 te voorzien van coderingselementen 168, die door middel van coderingsin-richtingen 169 kunnen worden gelezen resp. de daarop aanwezige informaties zelfs veranderd kunnen worden.
Hierdoor is het mogelijk om overeenkomstig het ingestelde montageprogramma, dat bijvoorbeeld door een aangebrachte rekeneenheid wordt vastgelegd, vast te stellen, of de in de grijphouders 16 gereed gehouden afzonderlijke delen 4 geschikt zijn voor het te monteren produkt resp. de juiste afzonderlijke delen voor de montage beschikbaar zijn.
Wanneer dit niet het geval is worden de loopwerken 10 met deze grijphouders 162 niet tegengehouden, doch bewegen deze via de hulptransportweg 160 tot na de dwarstransportweg 157, namelijk zo ver, totdat de loopwerken 10 met de grijphouders 162 met de juiste afzonderlijke delen door de coderingsinrichting 169 worden geregistreerd.
Slechts voor de volledigheid wordt er op gewezen, dat de voedingsinrichting 15 in de evenwijdige transportweg 159, indien hierin handmatige manipulaties resp. samenvoeg-processen moeten plaatsvinden, onafhankelijk van de besturingsinrichting resp. de aangebrachte rekeneenheid bijvoorbeeld via een voetpedaal door de bedienende persoon worden bediend, zodat zich in het arbeidsgebied telkens slechts één loopwerk 10 met een daarop aangebrachte pallethouder 6 met montage-opnemingen of opnemingen voor afzonderlijke delen kan bevinden. Door een tweehandig bedieningsmechanisme kunnen ook verwondingen van de bedienende persoon door beklemd raken worden verhinderd.
De afzonderlijke verschillende in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen kunnen ook op zichzelf zelfstandige oplossingen volgens de uitvinding vormen. Dit geldt in het bijzonder voor de toepassing van als grijphouder 162 uitgevoerde, op de loopwerken 10 beweegbare houders 5.

Claims (35)

1. Vervaardigingsinrichting voor het bewerken resp. monteren van op werkstukdragers getransporteerde onderdelen, met een zijgeleidings- en een hoogtegeleidingsinrichting alsmede een onafhankelijk van deze aangebrachte voedingsin-richting voor de werkstukdragers, met een aantal achter elkaar aangebrachte bewegingsbaangedeelten, aan elk waarvan ten minste één eigen, van de aangrenzende gedeelten onafhankelijke voedingsinrichting met een bandvormig aandrijfele-ment is toegevoegd, met het kenmerk, dat twee dwars op de transportrichting op afstand van elkaar gelegen hoogtegeleidingsbanen (13) zijn aangebracht, waaraan een bandvormig aandrijfelement (30) is toegevoegd en waarbij de voedingsinrichting (15) een zijgeleidingsbaan (14) vormt.
2. Vervaardigingsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bandvormige aandrijf-element (30) door een rondlopende tandriem (31) wordt gevormd, die zich evenwijdig aan de hoogtegeleidingsbaan (13) uitstrekt en via twee in de transportrichting op afstand van elkaar gelegen omkeerrollen zijdelings en qua hoogte is geleid en is gekoppeld met een aandrijfmotor (37) .
3. Vervaardigingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de tandriem (31) met de omkeerrollen (28, 29) in een zich loodrecht ten opzichte van het transportvlak uitstrekkend vlak is aangebracht.
4. Vervaardigingsinrichting volgens één of een aantal der conclusies 1 tot 3,met het kenmerk, dat de van elkaar afgekeerde flanken of de omtrek van de omkeerrollen (28, 29) zijgeleidingsvlakken (46) voor zijge-leidingsvlakken (47) van de werkstukdrager vormen.
5. Vervaardigingsinrichting volgens één of een aantal der conclusies 1 tot 4,met het kenmerk, dat de beide zijgeleidingsvlakken (47) een ongeveer U-vormig resp. trapezïumvormig, in de voedingsrichting open gelei-dingskanaal (48) vormen, aan de basis waarvan een tandheugel (49) is aangebracht.
6. Vervaardigingsinrichting volgens één of een aantal der conclusies 1 tot 5,met het kenmerk, dat de tandriem (31) op de naar de tandheugel (49) toegekeerde en de tegenover deze gelegen zijde van een vertan— ding (97, 98) is voorzien en ten minste de met de aandrijving verbonden omkeerrol is voorzien van een vertanding.
7. Vervaardigingsinrichting volgens één of een aantal der conclusies 1 tot 6, methet kenmerk, dat de voedingsinrichting (15) tussen de beide hoogtegelei-dingsbanen (13), bij voorkeur dichter bij één van deze twee is aangebracht en de tandheugel (49) en de assen van de op de hoogtegeleidingsinrichtingen, bijvoorbeeld geharde gelei-dingslijsten, ondersteunde geleidingsrollen (45) bij voorkeur in hoofdzaak in een zich evenwijdig aan het transport-· vlak uitstrekkend vlak zijn aangebracht.
8. Vervaardigingsinrichting volgens één of een aantal der conclusies 1 tot 7,met het kenmerk, dat de omkeerrollen (28, 29) van de voedingsinrichting (15) alsmede de aan het bandvormige aandrijfelement (30) toegevoegde aandrijfmotor (37) op een gemeenschappelijke draagplaat (38) zijn gelagerd, welke in een tafelplaat (34) resp. een huisdeel (44) voor een montage- resp. bewerkingsstation is bevestigd.
9. Vervaardigingsinrichting volgens één of een aantal der conclusies 1 tot 8,methet kenmerk, dat de hoogtegeleidingsbanen (13) resp. de deze vormende geleidingslijsten alsmede het bandvormige aandrijfelement (30) boven een bovenzijde van de tafelplaat (34) uitsteken.
10. Vervaardigingsinrichting volgens één of een aantal der conclusies 1 tot 9, m e t h e t k e n m e r k, dat de tandheugel (49) een lengte (61) bezit, die groter is dan een zich in de transportrichting uitstrekkende afstand (62) tussen twee achter elkaar aangebrachte voedingsinrichtingen (15).
11. Vervaardigingsinrichting volgens één of een aantal der conclusies 1 tot 10, met het kenmerk, dat de aandrijfmotor (37) door een stappenmotor wordt gevormd, waaraan een besturingsinrichting (114) is toegevoegd.
12. Vervaardigingsinrichting volgens één of een aantal der conclusies 1 tot 11, met het kenmerk, dat op een bepaalde afstand voor een bewerkings-resp. montageplaats een ondervragingsorgaan (111) is aangebracht en de aandrijfmotor (37) resp. de tandriem (31) na activering van dit ondervragingsorgaan (111) nog over een vast aantal stappen verder wordt gedraaid.
13. Vervaardigingsinrichting volgens één of een aantal der conclusies 1 tot 12,met het kenmerk, dat de tandriem (31) op de naar de tandheugel (49) toegekeerde zijde is voorzien van een spitse vertanding en op de naar de omkeerrollen (28, 29) toegekeerde zijde is voorzien van een vlakke vertanding.
14. Vervaardigingsinrichting volgens één of een aantal der conclusies 1 tot 13,met het kenmerk, dat ten minste één zijvlak (83) in de richting van een centrale langsas van de werkstukdrager met toenemende afstand tot de hoogtegeleidingsbaan (13) helt en het zijvlak (83) op tegengesteld gelijk hellende zijgeleidingsrollen (92) is ondersteund en het tegenovergelegen zijvlak op steunrollen (8) wordt geleid, waarbij bij voorkeur de aan een zijvlak (83) toegevoegde rollen elastisch vervormbaar zijn of dwars op de hoogtegeleidingsbaan (13) verstelbaar zijn gelagerd.
15. Vervaardigingsinrichting volgens één of een aantal der conclusies 1 tot 14,met het kenmerk, dat evenwijdig aan de hoogtegeleidingsbaan (13) en in een zich evenwijdig aan het transportvlak uitstrekkend vlak een rondlopende enkelvoudige tandriem (85) is aangebracht, waarvan het van de vertanding afgekeerde riemoppervlak is toegevoegd aan de zijvlakken (83) van de werkstukdrager.
16. Vervaardigingsinrichting volgens één of een aantal der conclusies 1 tot 15,met het kenmerk, dat tussen de in de langsrichting van de hoogtegeleidingsbaan (13) op een afstand van elkaar gelegen omkeerrollen (28, 29) voor de tandriem ten minste één in de richting van het zijvlak (83) van de werkstukdrager een aandrukkracht uitoefenende steunrol (88) is toegepast.
17. Vervaardigingsinrichting volgens één of een aantal der conclusies 1 tot 16,met het kenmerk, dat de omkeerrollen (28, 29) van de tandriem (85) dwars op de hoogtegeleidingsbaan (13) via een veerinrichting verstelbaar zijn.
18. Vervaardigingsinrichting volgens één of een aantal der conclusies 1 tot 17, met h e t k e n m e r k, dat aan het tegenover de tandriem (85) gelegen zijvlak (91) van de werkstukdrager om zich verticaal ten opzichte van het transportvlak uitstrekkende assen (86) roterende zijge-leidingsrollen (92), bijvoorbeeld rol— of naaldlagers, zi^n toegevoegd. '
19. Vervaardigingsinrichting volgens één of een aantal der conclusies 1 tot 18,met het kenmerk, dat de voedingsinrichting (15) in een bakvormige bevestigingsinrichting (66) is aangebracht, die via een lagerinrichting (67) draaibaar in een draaggestel (68) is gelagerd en is voorzien van een met de bevestigingsinrichting (66) verbonden, evenwijdig aan een transportvlak geplaatst tandwiel (74), waaraan een in een evenwijdig daartoe lopend vlak aangebrachte, op het draaggestel (68) ondersteunde voedingsinrichting (75) is toegevoegd.
20. Vervaardigingsinrichting, in het bijzonder volgens één der conclusies 1 tot 19, m e t h e t k e n -m e r k, dat het huisdeel (44) voor rechtlijnige transportbanen en voor zich kruisende transportbanen de zelfde afmetingen in de lengte (64) en de breedte (65) bezit terwijl de breedte (65) kleiner is dan de lengte (64).
21. Huisdeel, zoals toegepast bij de vervaardigingsinrichting volgens conclusie 20, m e t h e t kenmerk, dat het huisdeel (44) twee rechthoekige basisramen (128, 129) bezit, die via zich loodrecht daarop uitstrekkende kolommen (130) in de vier hoekgebieden met elkaar zijn verbonden.
22. Huisdeel volgens conclusie 20 of 21, m et het kenmerk, dat het onderste basisraam (129) in de buurt van zijn verticale zijwanden (136) van een rondlopende bevestigingslijst (139) is voorzien en het bovenste basisraam (128) in de buurt van de brede zijkanten van het basisraam (128) van een doorgaande bevestigingslijst (139) en in de buurt van zijn langszijkanten van een zich vanaf de brede zijkanten over ongeveer een derde van de lengte naar elkaar toe uitstrekkend bevestigingslijstdeel (140) is voorzien.
23. Huisdeel volgens één of een aantal der conclusies 20 tot 22, met het kenmerk, dat op het bovenste rechthoekige basisraam (128) een tafelplaat (34) is geplaatst, waarop rechtlijnige hoogtegeleidings-inrichtingen, bijvoorbeeld geharde en geslepen stalen geleidingslijsten (143) zijn aangebracht en waarin uitsparingen (72) resp. doorbrekingen (47) voor het opnemen van de voedingsinrichting (15) zijn toegepast.
24. Huisdeel volgens één of een aantal der conclusies 20 tot 23, met het kenmerk, dat twee of meer met hun zijwanden (136, 137) direkt aan elkaar grenzend aangebrachte huisdelen (44) een doorlopende bewegingsbaan voor de werkstukdrager vormen.
25. Huisdeel volgens één of een aantal der conclusies 20 tot 24,met het kenmerk, dat ten minste twee zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende reeksen uit een aantal met hun zijwanden (136, 137) direkt aangrenzend geplaatste huisdelen (44) met hun langszijwanden (132, 133) direkt naast elkaar zijn aangebracht.
26. Huisdeel volgens één of een aantal der conclusies 20 tot 25, met het kenmerk, dat de tafelplaat (34) is voorzien van een zich evenwijdig aan de hoogtegeleidingsbanen (13) uitstrekkende sleufvormige uitsparing (146), die tussen de beide hoogtegeleidingsbanen (13), bij voorkeur dichter bij één van de twee is aangebracht.
27. Huisdeel volgens één of een aantal der conclusies 20 tot 26, met het kenmerk, dat de voedingsinrichting (15) op een draagplaat (38) is aangebracht en de draagplaat (38) op de tafelplaat (34) is bevestigd en een bandvormig aandrijfelement (30), bijvoorbeeld een rondlopende tandriem (31), op een bepaalde afstand boven de tafelplaat (34) uitsteekt.
28. Huisdeel volgens één of een aantal der conclusies 20 tot 27,met het kenmerk, dat in lijn met de voedingsinrichting (15) en voor en resp. of na deze geplaatste zijgeleidingselementen, in het bijzonder om horizontaal ten opzichte van de tafelplaat (34) lopende assen draaibare zijgeleidingsrollen zijn toegepast.
29. Huisdeel volgens één of een aantal der conclusies 20 tot 28, met het kenmer k, dat de tafelplaat (34) van een cirkelvormige uitsparing (131) is voorzien en een het huisdeel (44) in de aan de tafelplaat (34) tegengestelde richting doordringend draaggestel (68) bezit, waarin een draaischijf (63) via een bevestigings-inrichting (66) om een verticaal ten opzichte van de tafelplaat (34) lopende as verdraaibaar gelagerd is aangebracht.
30. Huisdeel volgens één of een aantal der conclusies 20 tot 29, met het kenmerk, dat de draaischijf (63) een langwerpige uitsparing (72) bezit, waarin een bovenste part van een bandvormig aandrijfelement (30) de tafelplaat (34) doordringt en overspant.
31. Huisdeel volgens één of een aantal der conclusies 20 tot 30, m et h et kenmer k, dat evenwijdig aan de langwerpige uitsparing (72) de de hoogtegeleidings-banen (13) vormende rechtlijnige hoogtegeleidingsinrichtin-gen, bijvoorbeeld geharde en geslepen stalen geleidingslijs-ten (143) zijn aangebracht, waaraan in verschillende hoek-standen hoogtegeleidingsbaandelen (82) op de zelfde afstand dwars op de transportrichting zijn toegevoegd, waarbij bij voorkeur de hoogtegeleidingsbaandelen (82) evenwijdig aan een langszijwand van het huisdeel (44) alsmede loodrecht daarop zijn aangebracht en zich vanaf de dwarszijwanden resp. de langszijwanden (132, 133) telkens tot aan de aan de draaischijf (63) toegevoegde frontale kant (71) van de tafelplaat (34) uitstrekken.
32. Huisdeel volgens één of een aantal der conclusies 20 tot 31, met het kenme r k, dat de bevesti-gingsinrichting (66) in zijn van de draaischijf (63) afgekeerde eindgebied met een bij voorkeur rondlopende en evenwijdig aan de draaischijf (63) geplaatste tandkrans is verbonden en de tandkrans aangrijpt in het aandrijfelement (30) van een voedingsinrichting (75), die loodrecht op de in de draaischijf (63) aangebrachte voedingsinrichting (15) is aangebracht, doch overeenkomstig deze is gevormd.
33. Huisdeel volgens één of een aantal der conclusies 20 tot 32, m e t het kenmerk, dat de beves-tigingsinrichting (66) via een lagerinrichting (67) in het draaggestel (68) draaibaar om een loodrecht op de tafelplaat (34) lopende as is gelagerd en het tandwiel (74) op een boven het draaggestel (68) in de van de draaischijf (63) afgekeerde inrichting uitstekend deel van de bevestigings-inrichting (66) is aangebracht.
34. Huisdeel volgens één of een aantal der conclusies 20 tot 33,met het kenmerk, dat het huisdeel (44) en resp. of het draaggestel (68) en resp. of de bevestigingsinrichting (66) door een gietdeel is gevormd.
35. Huisdeel volgens één of een aantal der conclusies 20 tot 34,met het kenmerk, dat op de het dichtst bij een bedienend persoon (163) gelegen langsgelei-dingsbaan, resp. een evenwijdige transportbaan (159), de loopwerken (10) met de te monteren onderdelen (3) zijn aangebracht en de op de van de bedienende persoon (163) afgekeerde langszijwand aangebrachte, onmiddellijk hieraan grenzende langsgeleidingsbaan, bijvoorbeeld een hulptrans-portbaan (160), loopwerken (10) met daarop aangebrachte grijphouders (162) resp. arbeids- en/of bewerkingsgereed-schappen lagert.
NL9000539A 1989-03-08 1990-03-08 Vervaardigingsinrichting voor het bewerken en monteren van onderdelen. NL9000539A (nl)

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
AT0053089A AT397779B (de) 1989-03-08 1989-03-08 Fertigungsanlage zum bearbeiten und montieren von bauteilen
AT53189 1989-03-08
AT0053189A AT398922B (de) 1989-03-08 1989-03-08 Gehäuseteil für eine arbeits- bzw. bearbeitungsstation einer fertigungsanlage
AT53089 1989-03-08

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9000539A true NL9000539A (nl) 1990-10-01

Family

ID=25593058

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9000539A NL9000539A (nl) 1989-03-08 1990-03-08 Vervaardigingsinrichting voor het bewerken en monteren van onderdelen.

Country Status (6)

Country Link
JP (1) JPH03136740A (nl)
CZ (1) CZ279320B6 (nl)
ES (1) ES2025384A6 (nl)
FI (1) FI901101A0 (nl)
HU (1) HU208285B (nl)
NL (1) NL9000539A (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP7440199B2 (ja) * 2019-07-22 2024-02-28 Nittoku株式会社 パレット搬送装置及びパレット搬送静止方法
JP7353206B2 (ja) * 2020-02-12 2023-09-29 オークマ株式会社 段取ステーション

Also Published As

Publication number Publication date
ES2025384A6 (es) 1992-03-16
HU208285B (en) 1993-09-28
CS9001143A2 (en) 1991-12-17
JPH03136740A (ja) 1991-06-11
HUT53023A (en) 1990-09-28
HU901349D0 (en) 1990-05-28
CZ279320B6 (cs) 1995-04-12
FI901101A0 (fi) 1990-03-05

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US5103964A (en) Housing part for a work station of an assembly line
SU1272972A3 (ru) Транспортирующее устройство дл держателей с боковыми поверхност ми,расположенными параллельно к направлению транспортировани ,преимущественно дл сборочных машин
US5062368A (en) Assembly line for working and mounting structural parts
US4712670A (en) Mechanism for the transportation of objects
US4706510A (en) Protective device for guide track between two relatively movable machine parts
KR100244011B1 (ko) 기계 가공 장치
GB2154193A (en) Positioning and stop device for workpiece carriers of a conveyor
US5213195A (en) Assembly line
US6019214A (en) Asynchronous conveyor construction
KR20100035628A (ko) 자동적재장치의 적재함 회전안내장치
US6116842A (en) Transfer car for a conveyor system
JP3797445B2 (ja) トランスファフィーダのリフト、クランプ装置
US4934516A (en) Apparatus for supporting an article conveying system
DE4003490C2 (de) Fördersystem für auf Paletten aufsitzende und dort fixierte Werkstücke
US4776452A (en) Mechanism for the transportation of objects
NL9000539A (nl) Vervaardigingsinrichting voor het bewerken en monteren van onderdelen.
US5143204A (en) Conveyor chain guide rail system
US4509637A (en) Bolt together conveyor structure
US20030047429A1 (en) Belt conveyor system with carrier plate
CN218578678U (zh) 机器人升降装置及机器人
US5913646A (en) Table extensions for use with a milling machine
JPS60213459A (ja) ワークを搬送する装置
SU1713779A1 (ru) Транспортное устройство
JP2738215B2 (ja) 回転棚設備
SU1708616A1 (ru) Устройство дл нанесени кле на элементы шиповых соединений

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed