NL8802810A - Inspuitmondstuk voor toepassing bij een spuitgiet-inrichting. - Google Patents

Description

Betreft: Inspuitmondstuk voor toepassing bij een spuitgiet-inrichting.

De uitvinding betreft een inspuitmondstuk voor toepassing bij een inrichting voor het in een spuitgietmatrijs vormen van een voorwerp van een thermoplastisch materiaal, omvattende een mondstuk met tenminste één daar doorheen lopend toevoerkanaal dat bij het ene eind in verbinding staat met een toevoer van het thermoplastische materiaal en dat bij het andere eind aansluit op een uitspuit-opening en bij dit eind een zitting heeft die kan samenwerken met het afsluiteind van een door het kanaal lopende, heen en weer beweegbare afsluit-pen, waarbij een mechanisme aanwezig is voor het uitsluitend heen en weer bewegen van de pen dat een van binnenschroefdraad voorziene ring omvat, welke schroefdraad zodanig in aangrijping is met een, met de pen in verbinding staand orgaan, dat door het roteren van de ring, de pen op of neer beweegt en middelen voor het tot een roterende beweging brengen van de ring. Een dergelijk inspuitmondstuk is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4330258.

Bij het spuitgieten van een thermoplastisch materiaal wordt dit materiaal in warme, weke toestand en onder druk via een inspuitmondstuk in de vormholte binnen een spuitgietmatrijs geïnjecteerd. Daarbij dient er bij de uitspuitopening van het mondstuk, waar het materiaal de vormholte binnengaat, een abrupte overgang te zijn van de temperatuur van het door het mondstuk lopende kanaal naar de temperatuur van de vormholte, teneinde bij het uit de vorm nemen of ontvormen van het gereed gekomen voorwerp een scherpe breuk te verkrijgen tussen dit voorwerp en het nog in de inspuitopening aanwezige materiaal. Zo'n abrupte temperatuursovergang is echter niet te verwezenlijken aangezien, doordat bij het spuitgieten met zeer hoge drukken wordt gewerkt, de matrijs uit een hoogwaardig metaal en/of keramisch materiaal bestaat, er altijd een zekere warmte-overdracht zal plaatsvinden tussen het mondstuk en de matrijs.

Voor de oplossing van dit probleem wordt bij de inrichting volgens de bovengenoemde publikatie een zogenaamde afsluitpen toegepast die in samenwerking met de genoemde zitting bij de uitspuitopening deze opening op mechanische wijze kan afsluiten, zodat na het spuitgieten van een voorwerp, door de afsluitspen in de afsluitende stand te brengen, het zich in het toevoerkanaal bevindende materiaal wordt afgescheiden van het in de vormholte gespoten materiaal, waardoor een scherpe breuk wordt verkregen.

Bij het bekende mondstuk is de pen afdichtend door een gat in een afdichtbus geleid, die boven het genoemde ene eind van het door het mondstuk lopende kanaal is aangebracht, bij welk eind dit kanaal in verbinding staat met een toevoer van het materiaal. Deze toevoer gaat ) daarbij over in een bochtstuk of lus. Op deze wijze wordt dus de pen naar een gebied gevoerd, dat, bij het in werking zijn van het mondstuk, geen materiaal bevat.

Het nadeel van zo*n afdichtbus is dat een blijvend goede afdichtende > omgrijping van de pen moeilijk is te realiseren, aangezien daarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat bij het epuitgieten zeer hoge drukken worden toegepast, vele kunststoffen bij hoge temperatuur chemisch zeer aktief zijn, en de toegepaste kunststoffen slijtende vulstoffen zoals glasvezel, krijt, kunnen bevatten, terwijl de afsluitpen vaak miljoenen malen snel heen en weer wordt bewogen. Door de toegepaste hoge drukken moet de afdichtbus uit een zeer sterk, stijf materiaal bestaan dat niet gemakkelijk kan worden vervormd zodat een zichzelf corrigerende afdichting om de pen heen praktisch niet is te verwezenlijken.

Het doel van de uitvinding is een inspuitmondstuk van het genoemde type te verschaffen die dit nadeel niet heeft.

Dit doel wordt bereikt doordat bij het inspuitmondstuk volgens de uitvinding het met de pen in verbinding staande orgaan wordt gevormd door tenminste één, de doorvoer van het materiaal door het kanaal toelatend in dit toevoerkanaal gelegen, in wezen ten opzichte van de pen radiaal uitstekend element waarvan het eind in ingrijping is met de binnenschroefdraad van de ring, waarbij dit element tussen de verbinding van het genoemde kanaal met de materiaal-toevoer en de uitepuitopening is gelegen en de kopkanten van de ring in afdichtende aanligging zijn met in het mondstuk aangebrachte afdichtvlakken.

Bij een op deze wijze uitgevoerd mondstuk wordt dus, doordat geen afdichtbus wordt toegepast, de pen volledig door het materiaal omsloten en in dit materiaal aangedreven, terwijl de afdichtingen nu bij de kopkanten van de ring zijn gelegen, welke afdichtingen zelf-corrigerend zijn. Bovendien behoeft bij het mondstuk volgens de uitvinding de toevoer van het materiaal niet over te gaan in een bochtstuk of lus, welke overgang verschillende constructieve nadelen met zich meeneemt.

Bij een eerste uitvoeringsvorm wordt het uitstekende element gevormd door tenminste twee diametraal tegenover elkaar gelegen vinvormige delen, die elk aan de buitenrand zijn voorzien van een schroefdraad-segment dat in ingrijping is met de binnenschroefdraad van de ring.

Op voordelige wijze kan het uitstekende element ook worden gevormd door een van binnenschroefdraad voorziene bus, die via tenminste één, ten opzichte van de pen in wezen radiaal uitstekend verbindingsorgaan met de pen is verbonden, waarbij de genoemde binnenschroefdraad in ingrijping is met de binnenschroefdraad van de ring.

Bij voorkeur worden de kopkanten van de ring door middel van tenminste één veerorgaan in afdichtende aanligging tegen de afdichtvlakken gedrukt, waardoor een zeer goede zelf-corrigerende afdichting wordt verkregen.

Op voordelige wijze is daarbij tussen de kopkanten van de ring en de afdichtvlakken een ringvormige laag van een slijtbestendig materiaal aangebracht.

De uitvinding wordt nader beschreven onder verwijzing naar de tekening, waarin, figuur 1 in overlangse doorsnede een eerste uitvoeringsvorm van het mondstuk volgens de uitvinding weergeeft, figuur 2 een bovenaanzicht van het mondstuk getoond in figuur 1 toont, figuur 3 een tweede uitvoeringsvorm van het mondstuk volgens de uitvinding in overlangse doorsnede weergeeft, en figuur 4 een bovenaanzicht van het mondstuk volgens figuur 3 toont.

Zoals getoond in de figuren 1 en 2 omvat het inspuitmondstuk een, uit de delen 1 en 2 bestaand mondstuk en een de delen 3 en 4 omvattend bovenstuk. Door het mondstukdeel 2 en het bovenstukdeel 4 loopt een toevoerkanaal 5 dat overgaat in de uitspuitopening 6. Tussen de delen 1 en 2 van het mondstuk is een verwarmingselement 7 aangebracht en tussen de delen 3 en 4 van het bovenstuk het verwarmingselement 8.

Binnen het toevoerkanaal 5 is een afsluitpen 9 aangebracht, waarvan het uiteinde 9f de uitspuitopening 6 afsluit in de in figuur 2 getoonde laagste stand van de pen 9. Bij het boveneind is de pen 9 voorzien van twee diametraal tegenover elkaar gelegen vinvormige delen 10, die elk aan de buitenrand zijn voorzien van een schroefdraad-segment 10’. Deze schroefdraadsegmenten 10' zijn in ingrijping met de binnenschroefdraad van een ring 11, die langs de buitenomtrek is voorzien van een vertanding II*. Deze vertanding 11' is in ingrijping met een tandheugel 12, die door niet-getoonde middelen heen en weer kan worden bewogen. Door deze beweging van de tandheugel 12 wordt de ring 11 geroteerd, waardoor via de binnenschroefdraad van deze ring en de schroefdraadsegmenten 10' de pen 9 op en neer wordt bewogen, zodat deze van de in figuur 2 getoonde afsluitende stand in een omhoog gebrachte, de uitstroomopening 6 vrijgevende stand en weer terug kan worden bewogen. Teneinde daarbij te beletten dat de pen 9 gaat draaien, zijn in het bovenstukdeel 4 geleidingsnokken 13 aangebracht, waartussen de vinvormige delen 10 worden geleid.

Bij 14 en 15 zijn de afdichtvlakken van de ring 11 aangegeven die worden gevormd door slijtbestendige vlakken. Door middel van de veer 16 worden deze vlakken tegen elkaar aan gehouden.

De uitvoeringsvorm getoond in de figuren 3 en 4 komt grotendeels overeen met die volgens figuren 1 en 2, zodat voor dezelfde onderdelen dezelfde verwijzingscijfers zijn toegepast echter met toevoeging van het cijfer 2 daarvoor.

Het inspuitmondstuk omvat dus ook een mondstuk 21, 22, een toevoerkanaal 25 met een uitspuitopening 26, een pen 29, een uit de delen 23 en 24 bestaand bovenstuk, de van een binnenschroefdraad voorziene ring 213 met de afdichtvlakken 214 en 215 en de veer 216.

Bij deze uitvoeringsvorm is echter de pen 29 door middel van de delen ' 29' verbonden met een busvormig orgaan 17 dat is voorzien van een buitenschroefdraad 171 die in ingrijping is met de binnenschroefdraad van de ring 213.

Verder is bij deze uitvoeringsvorm de ring 213 uitgevoerd als een wormwiel, waarbij de tandheugel is vervangen door een worm 212, die door niet-getoonde middelen tot rotatie kan worden gebracht.

Teneinde te voorkomen dat het busvormige element 17 gaat draaien, is dit element, bij de bovenkant, voorzien van uitsteeksels 17 die tussen de geleidingen 213 zijn opgenomen.

Claims (5)

1. Inspuitmondstuk voor toepassing bij een inrichting voor het in een spuitgietmatrijs vormen van een voorwerp van een thermoplastisch materiaal, omvattende een mondstuk met tenminste één daar doorheen lopend toevoerkanaal dat bij het ene eind in verbinding staat met een toevoer van het thermoplastische materiaal en dat bij het andere eind aansluit op een uitspuit-opening en bij dit eind een zitting heeft die kan samenwerken met het afsluiteind van een door het kanaal lopende, heen en weer beweegbare afsluit-pen, waarbij een mechanisme aanwezig is voor het uitsluitend heen en weer bewegen van de pen, dat een van een binnenschroefdraad voorziene ring omvat, welke schroefdraad zodanig in aangrijping is met een, met de pen in verbinding staand orgaan, dat door het roteren van de ring, de pen op of neer beweegt en middelen voor het tot een roterende beweging brengen van de ring, met het kenmerk, dat het met de pen in verbinding staande orgaan wordt gevormd door tenminste één, de doorvoer van het materiaal door het toevoerkanaal toelatend, in dit kanaal gelegen, in wezen ten opzichte van de pen radiaal uitstekend element, waarvan het eind in ingrijping is met de binnenschroefdraad van de ring, waarbij dit element tussen de verbinding van het genoemde kanaal met de materiaal-toevoer en de ) uitspuitopening is gelegen, en de kopkanten van de ring in afdichtende aanligging zijn met in het mondstuk aangebrachte afdichtvlakken.

2. Inspuitmondstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het uitstekende element wordt gevormd door tenminste twee diametraal ; tegenover elkaar gelegen vinvormige delen, die elk aan de buitenrand zijn voorzien van een schroefdraad-segment dat in ingrijping is met de binnenschroefdraad van de ring,

3. Inspuitmondstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het uitstekende element wordt gevormd door een, van buitenschroefdraad voorziene bus die via tenminste één, ten opzichte van de pen in wezen radiaal uitstekend verbindingsorgaan met de pen is verbonden, waarbij de genoemde buitenschroefdraad in ingrijping is met de binnenschroefdraad van de ring.

4. Inspuitmondstuk volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de kopkanten van de ring door middel van tenminste één veerorgaan in afdichtende aanligging tegen de afdichtvlakken worden gedrukt.

5. Inspuitmondstuk volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat tussen de kopkanten van de ring en de afdichtvlakken een ringvormige laag van een slijtbestendig materiaal is aangebracht.