NL8802615A - Transport- en positioneer-inrichting. - Google Patents

Description

Titel: Transport- en positioneer-inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een transport- en positioneer-inrichting voor het in de lengterichting transporteren van een te bewerken langwerpig voorwerp naar en van een bewerkingsinrichting, en voor het fixeren van het.te bewerken voorwerp ten opzichte van de bewerkingsinrichting in een gewenste positie, omvattende: een eerste eindeloze transportband die is opgespannen over een eerste paar, op afstand van elkaar evenwijdig opgestelde rollen; eerste aandrukorganen, voor het teweegbrengen van een normaalkracht tussen het voorwerp en de eerste transportband teneinde een slipvrije koppeling tussen de eerste transportband en het voorwerp tot stand te brengen; een eerste aandrijfmotor, voor het aandrijven van de eerste transportband; en een besturingsinrichting, voor het besturen van de eerste aandrijfmotor.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Engelse octrooischrift 1.418.201. Deze bekende inrichting wordt gebruikt bij het haaks op de lengterichting doorzagen van houten voorwerpen teneinde deze een gewenste lengte te geven. Een bezwaar van de bekende inrichting is dat, wanneer een voorwerp met behulp van deze inrichting wordt bewerkt door een bewerkingsinrichting, het voorwerp slechts aan één kant van de bewerkingsinrichting wordt gefixeerd, hetgeen vooral een nadeel is wanneer de bewerkingsinrichting een zaaginrichting is: immers het niet-gefixeerde gedeelte zal dan ongecontroleerde bewegingen kunnen maken. Wanneer in dat geval het voorwerp aan beide uiteinden bewerkt moet worden, kan geen nauwkeurigheid worden bereikt, of er moet een tweede zaaginrichting aanwezig zijn zoals in het genoemde octrooischrift het geval is. Een verder nadeel is het feit dat in de bekende inrichting afzonderlijke, pneumatisch of hydraulisch bediende aandrukrollen benodigd zijn, terwijl de bekende inrichting niet kan worden toegepast bij standaard bewerkingsinrichtingen zoals een standaard zaaginrichting. Ook is het met de bekende inrichting niet mogelijk om dikke, kromme voorwerpen nauwkeurig te transporteren en te positioneren, omdat deze voorwerpen niet zodanig vervormbaar zijn dat ze door de aandrukrollen tegen de transportband worden aangedrukt.

De uitvinding beoogt bovengenoemde bezwaren op te heffen.

De uitvinding beoogt verder een transport- en positioneer-inrichting te verschaffen waarmee het op eenvoudige wijze mogelijk is de te bewerken voorwerpen snel te transporteren r.aar en van een standaard bewerkingsinrichting zonder dat slip optreedt, en deze voorwerpen zo nauwkeurig mogelijk te positioneren voor het verkrijgen van een zo nauwkeurig mogelijk bewerkt voorwerp, welke transport- en positioneer-inrichting voorts geschikt is voor het transporteren en positioneren van voorwerpen met een willekeurige ruwheid, samenstelling en vorm, doordat een slipvrije koppeling met het te transporteren voorwerp steeds is gewaarborgd.

Daartoe is de inrichting volgens de uitvinding voorzien van een tweede eindeloze transportband die is opgespannen over een tweede paar, op afstand van elkaar evenwijdig opgestelde rollen, waarbij de aandrijving van de tweede transportband synchroon is met die van de eerste transportband, en waarbij het eerste paar rollen en het tweede paar rollen zich aan weerszijden van de bewerkingsinrichting bevinden, terwijl voorzien is in tweede aandrukorganen, voor het teweegbrengen van een normaalkracht tussen het voorwerp en de tweede transportband teneinde een slipvrije koppeling tussen de tweede transportband en het voorwerp tot stand te brengen. Hierdoor wordt bereikt dat het te bewerken voorwerp aan beide zijden van de bewerkingsinrichting wordt gefixeerd, en dat het te bewerken voorwerp aan beide uiteinden kan worden bewerkt door slechts één enkele bewerkingsinrichting.

Bij voorkeur wordt de inrichting volgens de uitvinding zodanig uitgevoerd, dat de beide transportbanden aangrijpen op de bovenzijde van het te transporteren voorwerp, waarbij de transportbanden gelijktijdig als aandrukorganen funtioneren. Hierdoor wordt op zeer eenvoudige wijze een transport- en positioneer-inrichting verschaft die gemakkelijk gecombineerd kan worden met een standaard bewerkingsinrichting.

Om tussen de rollen het contact tussen een transportband en het voorwerp te verbeteren, waardoor een verbeterde slipvrije koppeling tussen de transportband en het voorwerp tot stand wordt gebracht, kunnen de transportbanden zijn voorzien van een tussen het betreffende paar rollen opgesteld aandrukhulporgaan om het tussen de rollen gelegen gedeelte van de transportband in aanraking te houden met het te transporteren voorwerp. Hierbij hoeft geen ingewikkelde constructie zoals afzonderlijke, pneumatisch of hydraulisch bediende aandrukrollen te worden toegepast, maar kan met voordeel gebruik gemaakt worden van het ten opzichte van het betreffende paar rollen star opgesteld aandrukhulporgaan dat aan de met de transportband in aanraking zijnde zijde hoofdzakelijk vlak is. Het is hierbij van voordeel wanneer de binnenzijde van de transportbanden is voorzien van een slijtvaste laag.

Om eventuele uitstekende gedeelten van een te transporteren voorwerp te laten passeren zonder schade toe te brengen aan de transportband, kan het aandrukhulporgaan aan de met de transportband in aanraking zijnde zijde zijn voorzien van een elastische laag en een contactlaag.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding zijn de transportbanden aan de binnenzijde voorzien van een vertanding, en is voorzien in een eerste en een tweede aandrijfpoelie voor de transportbanden, welke poelies zijn voorzien van een met de vertanding van de transportband corresponderende vertanding, waarbij de eerste poelie direct op de uitgaande as van de eerste aandrijfmotor bevestigd kan zijn. Deze maatregelen resulteren in een eliminatie van speling en slip tussen de aandrijfmotor en de transportband. Een verdere verbetering van de maatnauwkeurigheid door het elimineren van speling wordt bereikt doordat elke poelie via ten minste één haaks op de poelie-as verlopend vlak is verdeeld in ten minste twee poeliegedeelten die ten opzichte van elkaar om de poelie-as verdraaibaar zijn. Bij voorkeur is elke poelie via twee haaks op de poelie-as verlopende vlakken verdeeld in drie poeliegedeelten die ten opzichte van elkaar om de poelie-as verdraaibaar zijn, en hebben de buitenste poeliegedeelten elk een dikte die in hoofdzaak gelijk is aan een kwart van de dikte van de gehele poelie, waardoor de vertanding van de transportband zo gelijkmatig mogelijk zonder speling wordt belast hetgeen slijtage vermindert en eventueel wringen van de transportband tegengaat.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is het eerste samenstel van eerste transportband en eerste paar rollen in verticale richting beweegbaar, en is het tweede samenstel van tweede transportband en tweede paar rollen zowel in verticale richting als in horizontale richting beweegbaar, terwijl het tweede samenstel zodanig verbonden is met het eerste samenstel, dat de as van de tweede aandrijfpoelie concentrisch kan bewegen om de as van de eerste aandrijfpoelie, terwijl de aandrijfpoelies met elkaar gekoppeld zijn door middel van een tandriem.

Hierdoor is het mogelijk diktevariaties van het te transporteren voorwerp op te vangen onder behoud van een goede koppeling tussen de transportband en het voorwerp, terwijl de maatnauwkeurigheid gewaarborgd blijft.

Bij voorkeur is hierbij het eerste samenstel draaibaar om de as van de eerste aandrijfpoelie, en is het tweede samenstel draaibaar om de as van de tweede aandrijfpoelie.

Om te voorkomen dat een dik voorwerp bij het raken van de eerste transportband de transportband beschadigt, is voorzien in een vóór het eerste samenstel geplaatste, en hiermee verbonden, oplooprol waarvan de as evenwijdig verloopt aan de assen van het eerste paar rollen. De oplooprol is bij voorkeur zodanig geplaatst ten opzichte van de eerste transportband, dat de onderkant van de oplooprol zich op een zodanige hoogte bevindt, dat door een vlak dat wordt opgespannen door enerzijds de as van die rol van het eerste paar rollen die zich het dichtst bij de oplooprol bevindt, en anderzijds een punt van het oppervlak van de transportband om genoemde rol dat zich op dezelfde hoogte bevindt als de onderkant van de oplooprol, een hoek tussen 0 en 45° wordt ingesloten met een verticaal vlak.

De aandrijving van de tweede transportband kan door de eerste aandrijfmotor plaats vinden via de genoemde tandriem. Volgens de uitvinding is bij voorkeur voorzien in een tweede aandrijfmotor, waarbij, de eerste aandrijfmotor de eerste transportband aandrijft en de tweede aandrijfmotor de tweede transportband aandrijft. Hierdoor zal de door de tandriem overgedragen kracht minimaal zijn waardoor vervormingen van de tandriem niet zullen optreden, terwijl bovendien een kleinere tandriem kan worden toegepast. Voorts kan volstaan worden met twee motoren die elk minder vermogen hoeven te leveren dan wanneer één motor wordt toegepast, waardoor de aandrijving goedkoper kan zijn en minder plaatsruimte vergt. Hierbij is het van voordeel dat de beide aandrijfmotoren afzonderlijk bestuurd worden door de besturingsinrichting. Hierdoor wordt bereikt dat elk van de transportbanden nauwkeurig kan worden aangedreven, zonder dat slip, speling of rek van een eventuele koppelingsband, -riem of -ketting de onderlinge transportnauwkeurigheid nadelig beïnvloedt.

De eerste aandrijfmotor is bij voorkeur voorzien van een detector voor het detecteren van de door de aandrijfmotor veroorzaakte rotatie van de poelie, welke detector een ingangssignaal verschaft voor de besturingsinrichting. Hierdoor kan de besturingsinrichting bepalen wanneer de eerste aandrijfmotor een gewenste stand heeft bereikt, en vervolgens de eerste aandrijfmotor in deze gewenste stand stilhouden.

Volgens de uitvinding is een positiedetector voor het detecteren van de positie van de voorkant van het voorwerp zodanig aangebracht, dat de positiedetector zich bevindt op een plaats die in horizontale richting gemeten is gelegen tussen de as van de eerste aandrijfpoelie en de bewerkingsinrichting. Hierdoor wordt bereikt dat de positie van de voorkant van het voorwerp pas gedetecteerd kan worden wanneer het eerste samenstel zich in een horizontale stand bevindt, waardoor het optreden van maatonnauwkeurigheden wordt tegengegaan.

Opgemerkt wordt, dat het uit het Zwitserse octrooischrift 418.616 op zich bekend is om een transportband op de bovenzijde van een te transporteren te laten aangrijpen, terwijl het uit het Canadese octrooischrift 1.118.324 op zich bekend is om een transportband aan weerszijden van een zaaginrichting te plaatsen.

In het onderstaande zal een voorkeursuitvoeringsvorm van de transport- en positioneer-inrichting volgens de uitvinding nader worden beschreven onder verwijzing naar de tekening; daarin toont: fig. 1 een schematische doorsnede door een voorkeursuitvoeringsvorm van de transport- en positioneer-inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 een schematische doorsnede door een aandrukhulporgaan volgens de uitvinding; fig. 3 een schematisch aanzicht van een poelie volgens de uitvinding; fig. 4 een schematische doorsnede volgens de lijn IV-IV in fig. 1; fig. 5 een schematische doorsnede volgens de lijn V-V in fig. 4; fig. 6A-C schematisch de functie van de oplooprol volgens de uitvinding, op een grotere schaal dan fig. 1; fig. 7A-C verschillende stadia van een zaagcyclus bij het gebruik van een transport- en positioneer-inrichting volgens de uitvinding.

In fig. 1 is schematisch een doorsnede getoond van een transport- en positioneer-inrichting volgens de uitvinding, in zijn algemeenheid aangegeven met het verwijzingscijfer 1, samen met een standaard zaagmachine 2 die een door een zaagmotor 3 aangedreven zaagblad 4 omvat en een werkstuktafel 5 die voorzien kan zijn van geleiderollen 6.

De transport- en positioneer-inrichting 1 omvat aan weerszijden van het zaagblad 4 een eerste eindeloze transportband 11 en een tweede eindeloze transportband 12 die zijn opgespannen over een eerste paar rollen 13a,13b en een tweede paar rollen 14a,14b. De transportbanden 11 en 12 zijn aan de binnenzijde voorzien van een vertanding 15 resp. 16, die correspondeert met de vertanding 17 resp. 18 van een poelie 19 resp. 20.

De transportbanden 11 en 12 grijpen aan op de bovenzijde van een te transporteren voorwerp 100, zoals een houten balk, en functioneren daarbij gelijktijdig als aandrukorganen doordat zij een omlaag gerichte kracht uitoefenen op het voorwerp 100 en dit tegen de tafel 5 aandrukken.

De assen van de rollen 13a,13b zijn aan weerszijden van de rollen 13a,13b gelagerd in een frame 30 en een hiermee corresponderend, in fig. 4 weergegeven frame 30’. Aan het frame 30,30' is een aandrukhulporgaan 31 bevestigd, dat zich over de breedte van de transportband 11 uitstrekt en aan de onderzijde vlak is. Zoals in fig. 2 getoond, is het aandrukhulporgaan 31 aan de onderzijde voorzien van een elastische laag 32 en een contactlaag 33 die een de voorzijde 34 van het aandrukhulporgaan 31 bevestigd is. De contactlaag 33 is bij voorbeeld een dunne laag verenstaal. Wanneer het voorwerp 100 een aan de bovenzijde uitstekend gedeelte 101 bevat, wordt de transportband 11 hierdoor ingedrukt tegen de contactlaag 33. Doordat de contactlaag 33 meegeeft, en in de elastische laag 32 gedrukt kan worden, wordt in dat geval schade aan de transportband 11 voorkomen. Omdat tijdens het transporteren van het voorwerp 100 de transportband 11 langs de contactlaag 33 wrijft, is de binnenzijde van de transportband 11 voorzien van een slijtvaste laag 34.

De poelie 19 omvat, zoals in fig. 3 getoond, drie poelie-gedeelten 40,41 en 42. De drie poeliegedeelten 40,41 en 42 zijn ten opzichte van elkaar verdraaibaar om de poelie-as 43, en kunnen elk met niet-weergegeven bevestigingsorganen worden gefixeerd ten opzichte van de poelie-as 43. De dikte van de poeliegedeelten 40 en 42 is gelijk aan een kwart van de dikte D van de gehele poelie 19. Wanneer een transportband 11 om de poelie 19 wordt bevestigd, worden de poeliegedeelten 40 en 42 over een zelfde afstand verdraaid ten opzichte van het poeliegedeelte 41, zodanig dat de poeliegedeelten 40 en 42 steeds in aanraking zijn met met één zijde van tanden van de transportband 11, en dat het poeliegedeelte 41 steeds in aanraking is met de andere zijde van de genoemde tanden. Hierna worden de poeliegedeelten 40,41 en 42 gefixeerd ten opzichte van de poelie-as 43, zodat de transportband 11 geen speling heeft ten opzichte van de poelie 19.

Hoewel het niet afzonderlijk is getoond, zal het duidelijk zijn dat de assen van de rollen 14a,14b gelagerd zijn in een frame 35 waarvan in fig. 1 alleen het achterste gedeelte is getoond, waarbij tussen de rollen 14a,14b een aandrukhulporgaan 36 is bevestigd dat voorzien is van een elastische laag en een contactlaag; dat de binnenzijde van de transportband 12 is voorzien van een elastische laag; en dat de poelie 20 in drie poeliegedeelten is gedeeld.

Zoals in fig. 4 getoond, is de poelie 19 direct bevestigd op de uitgaande as 50 van een eerste aandrijfmotor 51. De aandrijfmotor 51 is een gelijkstroommotor, maar kan bijvoorbeeld ook een stappenmotor zijn.

De as 43 van de poelie 19, en daarmee de uitgaande as 50, is gelagerd in het frame 30 en 30’, zoals reeds besproken, en tevens in een hoogteverstelframe 70 en een verbindingsframe 80. Zoals in fig. 5 getoond, heeft het hoogteverstelframe 70 verticale zijvlakken 71 en 72, die in glijdende aanraking zijn met verticale vlakken 73 en 74 van een machineframe 75 dat vast verbonden is met de werkstuktafel 5. Hierdoor is het geheel van eerste aandrijfmotor 51, poelie 19, frame 30 en 30', rollen 13a,13b, en eerste transportband 11 in verticale richting beweegbaar, terwijl voorts het samenstel van frame 30 en 30', rollen 13a,13b, en eerste transportband 11 draaibaar is om de poelie-as 43. Hierdoor kan het raakvlak tussen de transportband 11 en het te transporteren voorwerp 100 steeds de vorm van het voorwerp 100 volgen, ongeacht eventuele dikte-variaties en/of -verschillen.

De poelie 20 is direct bevestigd op de uitgaande as van een niet-weergegeven tweede aandrijfmotor, waarbij de as van de poelie 20, en daarmee de uitgaande as van de tweede aandrijfmotor, gelagerd is in het frame 35, zoals reeds besproken, en eveneens in het verbindingsframe 80, en tevens in een höogteverstelframe 90. Zoals in fig. 5 getoond, heeft het höogteverstelframe 90 verticale zijvlakken 91 en 92, en is vrij beweegbaar tussen verticale vlakken 93 en 94 van het machineframe 75, waarbij de afstand tussen de vlakken 93 en 94 groter is dan de afstand tussen de vlakken 91 en 92.

Tevens is in fig. 5 gestippeld het verbindingsframe 80 aangegeven. Omdat de assen van de poelies 19 en 20 beide in het verbindingsframe 80 zijn gelagerd, is de onderlinge afstand tussen beide assen constant. Hierdoor, en doordat het höogteverstelframe 90 zowel verticale als horizontale vrijheid heeft in het machineframe 75, kan de as van poelie 20 concentrisch bewegen om de as van poelie 19, zodat het geheel van de tweede aandrijfmotor, poelie 20, frame 35, rollen 14a,14b, en tweede transportband 12 een gedeelte van een cylinderbaan kan beschrijven om de as van poelie 19, terwijl voorts het samenstel van frame 35, rollen 14a,14b, en tweede transportband 12 draaibaar is om de as van poelie 20. Hierbij is een verticale verplaatsing van de as van poelie 20, en een draaiing van het samenstel van frame 35, rollen 14a,14b, en tweede transportband 12 om de as van poelie 20, gekoppeld aan een horizontale verplaatsing van de transportband 12. Om hiervoor te corrigeren, bevindt zich op de poelie-as 43 een getand wiel 81, waar een tandriem 82 spelingvrij mee in aangrijping is. De tandriem 82 is ook spelingvrij in aangrijping met een niet-weergegeven getand wiel dat zich op de as van poelie 20 bevindt, vergelijkbaar met het getand wiel 81. De tandriem 82 wordt strak gehouden, omdat de afstand tussen de assen van de poelies 19 en 20 constant gehouden wordt door het verbindingsframe 80.

Door de tandriem 82 wordt een compensatie-rotatie van de as van poelie 20 veroorzaakt wanneer de as van poelie 20 een gedeelte van een cylinderbaan beschrijft om de poelie-as 43, terwijl de tandriem 82 voorkomt dat de poelie 20 verdraaid wordt ten opzichte van poelie 19 wanneer het samenstel van frame 35 en 35', rollen 14a,14b, en tweede transportband 12 verdraait om de as van poelie 20.

In fig. 1 is getoond dat in het frame 30,30' een oplooprol 60 is gelagerd. De oplooprol 60 vergemakkelijkt het invoeren van een voorwerp 100 onder de transportband 11, en voorkomt dat een voorwerp 100 de transportband 11 beschadigt. In fig. 6A is getoond hoe een dik voorwerp 100 in aanraking komt met de transportband 11 als er geen oplooprol aanwezig is. Omdat de transportband 11 ter plaatse van het raakpunt 102 met de rand 103 vrijwel verticaal naar beneden beweegt, kan de transportband 11 beschadigd worden door de rand 103 van het voorwerp 100. In fig. 6B, 6C is getoond dat dit door de oplooprol 60 wordt voorkomen. De hoogte Hl van de oplooprol 60 wordt gedefinieerd als de afstand van de as van de oplooprol tot het oppervlak van de werkstuktafel 5, wanneer de transportband 11 op het oppervlak van de werkstuktafel 5 rust. De vrije ruimte H2 onder de oplooprol 60 wordt gedefinieerd als de afstand van de onderkant van de oplooprol tot het oppervlak van de werkstuktafel 5, wanneer de transportband 11 op het oppervlak van de werkstuktafel 5 rust. Wanneer de dikte van het voorwerp 100 groter is dan Hl, zal het voorwerp 100 door de oplooprol 60 worden tegengehouden (fig. 6B). Wanneer de dikte van het voorwerp 100 kleiner is dan Hl, maar groter dan H2, zal het voorwerp 100 eerst de oplooprol 60 optillen (fig. 60. De transportband 11 beweegt in dit geval ter plaatse van het raakpunt 102 met de rand 103 niet verticaal naar beneden, maar beweegt deels met het voorwerp 100 mee. In de getoonde uitvoering is de hoek oc die wordt ingesloten tussen een verticaal vlak 110 en een vlak 111 dat wordt opgespannen door de as 112 van rol 13a en het raakpunt 102, gelijk aan 45°.

Het zal duidelijk zijn dat, hoe kleiner α gekozen wordt, des te kleiner de verticale component van de snelheid van de transportband 11 zal zijn ter plaatse van het raakpunt 102. Onder verwijzing naar fig. 7 wordt thans een zaagcyclus beschreven bij het gebruik van een transport- en positioneer-inrichting 1 volgens de uitvinding. Op de werkstuktafel 5 wordt een balk 100 aangevoerd. Op de bovenbeschreven wijze wordt de transportband 11 opgetild om aan te grijpen op de bovenzijde van de balk 100, terwijl de transportband 12 wordt opgetild door het verbindingsframe 80 zodat voor de transportband 12 geen oplooprol nodig is. Een op zich bekende positiedëtector 120 bevindt zich in horizontale richting · gemeten op een bekende afstand S ten opzichte van het zaagblad 4 tussen het zaagblad 4 en de as van poelie 19, zodat de positiedetector 120 het passeren van de voorkant 121 van de balk 100 detecteert wanneer het raakvlak van transportband 11 en de balk 100 zich in horizontale toestand bevindt. De positiedetector 120 geeft dan een signaal aan een niet-weergegeven besturingsinrichting. De besturingsinrichting is geprogrammeerd om eerst van de balk 100 een gedeelte 105 af te zagen, bij voorbeeld 5 cm. De besturingsinrichting laat de aandrijfmotor 51 over de afstand verdraaien die benodigd is om de balk 100 de gewenste afstand te laten afleggen vanaf de gedetecteerde positie, waarbij de besturingsinrichting van een rotatiedetector 52 een signaal verkrijgt dat de door de aandrijfmotor 51 veroorzaakte rotatie van poelie 19 representeert. Wanneer het door de besturingsinrichting ontvangen signaal van de rotatiedetector 52 overeenkomt met het verwachte signaal dat de gewenste verdraaing representeert, stopt de besturingsinrichting de aandrijfmotor 51. De balk 100 wordt nu door de transportband 11 gefixeerd ten opzichte van het zaagblad 4. Vervolgens geeft de besturingsinrichting een besturingssignaal aan een niet-weergegeven zaagverplaatsingsinrichting, die het zaagblad 4 zodanig verplaatst dat het gedeelte 105 wordt afgezaagd, waarna het zaagblad 4 weer terug in de ruststand wordt bewogen.

De besturingsinrichting is geprogrammeerd om vervolgens de balk 100 af te zagen op een gewenste lengte, bij voorbeeld 2 m. De besturingsinrichting laat de aandrijfmotor 51 en de tweede aandrijfmotor over de afstand verdraaien die benodigd is om de balk 100 de gewenste afstand te laten afleggen, waarbij de transportband 12 samenwerkt met de transportband 11, en waarbij de transportband 12 de balk 100 transporteert wanneer de balk 100 niet meer in aanraking is met de transportband 11. Wanneer het door de besturingsinrichting ontvangen signaal van de rotatiedetector 52 overeenkomt met het verwachte signaal dat de gewenste verdraaing representeert, stopt de besturingsinrichting de aandrijfmotor 51 en de 'tweede aandrijfmotor. De balk 100 wordt nu door de transportband 12 gefixeerd ten opzichte van het zaagblad 4. Vervolgens geeft de besturingsinrichting een besturingssignaal aan de zaagverplaatsingsinrichting, die het zaagblad 4 zodanig verplaatst dat het gedeelte 106 wordt afgezaagd. De balk 100 heeft nu de gewenste lengte, waarbij de bereikte nauwkeurigheid in feite alleen wordt bepaald door de nauwkeurigheid waarmee de rotatiedetector 52 de door de aandrijfmotor 51 veroorzaakte rotatie van de poelie 19 kan detecteren. Wanneer de rotatiedetector een digitaal signaal verschaft aan de besturingsinrichting, bij voorbeeld een bekend aantal pulsen per omwenteling van de poelie 19, is de bereikte nauwkeurigheid onafhankelijk van de gewenste lengte. Onder besturing door de besturingsinrichting wordt de tweede aandrijfmotor verder geroteerd, om de transportband 12 de op maat gezaagde balk 100 te verwijderen van het zaagblad 4.

Hoewel de transport- en positioneer-inrichting volgens de uitvinding is beschreven samen met een standaard zaagmachine, zal het duidelijk zijn dat de transport- en positioneer-inrichting volgens de uitvinding gebruikt kan worden samen met een willekeurige bewerkingsinrichting, zoals een frees-, boor-, pons-, knip-, of snij-inrichting, waarbij het gewenst is'het te bewerken voorwerp snel te transporteren en nauwkeurig te positioneren ten opzichte van de bewerkings inricht ing.

Claims (18)

1. Transport- en positioneer-inrichting voor het in de lengterichting transporteren van een te bewerken langwerpig voorwerp naar en van een bewerkingsinrichting, en voor het fixeren van het te bewerken voorwerp ten opzichte van de bewerkingsinrichting in een gewenste positie, omvattende: een eerste eindeloze transportband die is opgespannen over een eerste paar, op afstand van elkaar evenwijdig opgestelde rollen; eerste aandrukorganen, voor het teweegbrengen van een normaalkracht tussen het voorwerp en de eerste transportband teneinde een slipvrije koppeling tussen de eerste transportband en het voorwerp tot stand te brengen; een eerste aandrijfmotor, voor het aandrijven van de eerste transportband; en een besturingsinrichting, voor het besturen van de eerste aandrijfmotor; met het kenmerk: dat voorzien is in een tweede eindeloze transportband die is opgespannen over een tweede paar, op afstand 'van elkaar evenwijdig opgestelde rollen; dat de aandrijving van de tweede transportband synchroon is met die van de eerste transportband; dat het eerste paar rollen en het tweede paar rollen zich aan weerszijden van de bewerkingsinrichting bevinden; en dat voorzien is in tweede aandrukorganen, voor het teweegbrengen van een normaalkracht tussen het voorwerp en de tweede transportband teneinde een slipvrije koppeling tussen de tweede transportband en het voorwerp tot stand te brengen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de beide transportbanden aangrijpen op de bovenzijde van het te transporteren voorwerp, waarbij de transportbanden gelijktijdig als aandrukorganen functioneren.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat ten minste één van de transportbanden is voorzien van een tussen het betreffende paar rollen opgesteld aandrukhulporgaan om het tussen de rollen gelegen gedeelte van de transportband in aanraking te houden met het te transporteren voorwerp.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk dat het aandrukhulporgaan ten opzichte van het betreffende paar rollen star is opgesteld, en aan de met de transportband in aanraking zijnde zijde in hoofdzaak vlak is.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk dat het aandrukhulporgaan aan de met de transportband in aanraking zijnde zijde is voorzien van een elastische laag en een contactlaag.

6. Inrichting volgens tenminste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de binnenzijde van de transportbanden is voorzien van een slijtvaste laag.

7. Inrichting volgens tenminste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de transportbanden aan de binnenzijde zijn voorzien van een vertanding, en dat voorzien is in een eerste en een tweede aandrijfpoelie voor de transportbanden, welke poelies zijn voorzien van een met de vertanding van de transportbanden corresponderende vertanding.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk dat de eerste poelie direct op de uitgaande as van de eerste aandrijfmotor is bevestigd

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk dat elke poelie via ten minste één haaks op de poelie-as verlopend vlak is verdeeld in ten minste twee poeliegedeelten die ten opzichte van elkaar om de poelie-as verdraaibaar zijn.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk dat elke poelie via twee haaks op de poelie-as verlopende vlakken is verdeeld in drie poeliegedeelten die ten opzichte van elkaar om de poelie-as verdraaibaar zijn, en dat de buitenste poeliegedeelten elk een dikte hebben die in hoofdzaak gelijk is aan een kwart van de dikte van de gehele poelie.

11. Inrichting volgens tenminste één der voorgaande conclusies; met het kenmerk: dat het eerste samenstel van eerste transportband en eerste paar rollen in verticale richting beweegbaar is; dat het tweede samenstel van tweede transportband en tweede paar rollen zowel in verticale richting als in horizontale richting beweegbaar is; dat het tweede samenstel zodanig verbonden is met het eerste samenstel, dat de as van de tweede aandrijfpoelie kan bewegen langs een cylindervlak om de as van de erste aandrijfpoelie; en dat de aandrijfpoelies met elkaar gekoppeld zijn door middel van een tandriem.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk dat het eerste samenstel draaibaar is om de as van de eerste aandrijfpoelie, en dat het tweede samenstel draaibaar is om de as van de tweede aandrijfpoelie.

13. Inrichting volgens tenminste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat voorzien is in een vóór het eerste samenstel geplaatste, en hiermee verbonden, oplooprol waarvan de as evenwijdig verloopt aan de assen van het eerste paar rollen.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk dat de onderkant van de oplooprol zich op een zodanige hoogte bevindt, dat door een vlak dat wordt opgespannen door enerzijds de as van die rol van het eerste paar rollen die zich het dichtst bij de oplooprol bevindt, en anderzijds een punt van het oppervlak van de transportband dat zich om genoemde rol op dezelfde hoogte bevindt als de onderkant van de oplooprol, een hoek tussen 0 en 45° wordt ingesloten met een verticaal vlak.

15. Inrichting volgens tenminste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat is voorzien in een tweede aandrijfmotor, waarbij de eerste aandrijfmotor de eerste transportband aandrijft en de tweede aandrijfmotor de tweede transportband aandrijft.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk dat de beide aandrijfmotoren afzonderlijk gekoppeld zijn met de besturingsinrichting.

17. Inrichting volgens tenminste één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de eerste aandrijfmotor is voorzien van een detector voor het detecteren van de door de aandrijfmotor veroorzaakte rotatie van de poelie, welke detector een ingangssignaal verschaft voor de besturingsinrichting.

18. Inrichting volgens tenminste één der voorgaande conclusies, waarbij voorzien is in een positiedetector voor het detecteren van de positie van de voorkant van het voorwerp; met het kenmerk dat de positiedetector zich bevindt op een plaats die in horizontale richting gemeten zich bevindt tussen de as van de eerste aandrijfpoelie en de bewerkingsinrichting.