NL8802494A - Werkwijze en toestel voor het verhinderen van het onrechtmatig op band overnemen van beeldprogramma's. - Google Patents

Description

Werkwijze en toestel voor het verhinderen van het onrechtmatig op band overnemen van beeldprogramma's

Wanneer filmprogramma's over televisiekanalen worden overgedragen, moet met het oog op auteursrechten en de in dit verband gestelde eisen van de eigenaars van de films worden vermeden, dat aan de ontvangzijde deze films op band worden opgenomen. Daartoe dienen de over te dragen televisiesignalen zodanig te worden veranderd, dat de werking van dergelijke op-neemtoestellen wordt gestoord, teneinde de opgenomen beelden voor verder gebruik onbruikbaar te maken. Dit geldt ook voor rechtmatig op band opgenomen programma's, welke banden worden verkocht of verhuurd.

De uitvinding verschaft voor dit doel een werkwijze en een toestel, die in conclusie 1 resp. 5 zijn omschreven.

Deze frequentieverandering behoeft daarbij niet meer dan ongeveer 5 % te bedragen, en verschaft dan een zodanige verstoring van de werking van een opneemtoestel, dat de opgenomen beelden niet meer bruikbaar zijn. Deze verandering van de rasterherhalingsfrequentie leidt tot een overeenkomstige verlenging of verkorting van de totale programmaduur, die echter niet aanmerkelijk is. Uiteraard dient het opneemvermogen van het hierbij gebruikte geheugen daaraan te zijn aangepast.

Bij voorkeur wordt de verandering van de rasterherhalingsfrequentie voortdurend rond een gemiddelde waarde, en in het bijzonder een afwijking van ongeveer nul, veranderd.

Het voordeel daarvan is, dat dan enerzijds het opneemvermogen van het geheugen dienovereenkomstig kleiner kan zijn, terwijl anderzijds een merkbare afwijking van het geluid ten opzichte van het beeld kan worden vermeden, zonder dat aanpassingsmidde-len voor het geluidskanaal vereist zijn.

Het blijft nog mogelijk door toepassing van een tijd-basisaanpasser, die in beginsel op dezelfde wijze als het voornoemde toestel werkt, de frequentie-afwijking te herstellen. Dergelijke aanpassers zijn weliswaar kostbaar, doch kunnen nochtans ekonomisch zinvol zijn, wanneer de opbrengst van dergelijke bandopnamen voldoende groot is. Om dit te voorkomen wordt de werkwijze volgens de uitvinding bij voorkeur op de in conclusie 3 genoemde wijze uitgevoerd. Wanneer het gaat om het op rechtmatige wijze op band opnemen van dergelijke beeld-signalen kan op de in conclusie 4 beschreven wijze synchronisatie van het opneemtoestel op de juiste wijze worden bestuurd.

De uitvinding heeft verder betrekking op een toestel 5 voor het uitvoeren van de bovengenoemde werkwijze.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een tekening; hierin toont: fig. 1 een vereenvoudigd blokscbema van het toestel volgens de uitvinding; en ï fig. 2A en B sterk vereenvoudigde voorstel 1 ing=n van het op een beeldlijn betrekking hebbende gedeelte van een samengesteld beeldsignaal.

In fig. 1 is een vereenvoudigd blokschema van het toestel volgens de uitvinding binnen een kader 1 afgebeeld.

1 De opbouw van de verschillende blokken ervan behoeft daarbij niet nader te worden beschreven, daar deze voor de deskundige duidelijk zal zijn, nadat de werking ervan is beschreven.

Het toestel 1 omvat een ingangsaansluiting 2, waaraan de te bewerken beeldsignalen worden toegevoerd, en die met de ingang van een eerste trap 3 is verbonden, waarmede de in het toegevoerde beeldsignaal aanwezige raster- en lijnsynchro-nisatiesignalen kunnen worden afgenomen, die aan een uitgang 3a worden afgegeven, terwijl aan een andere uitgang 3b de volledige beeldsignalen verschijnen.

De uitgang 3b is verbonden met de ingang van een analoog/digitaal-omvormer 4, waarmede de analoge beeldsignalen in digitale signalen worden omgevormd, die naar een eerste ingang 5a van een digitaal schuifgeheugen 5 worden gevoerd. Met een tweede ingang 5b is de uitgang van een invoerbesturings-trap 6 verbonden, die ervoor zorgt, dat de digitale signalen met de juiste herhalingsfrequentie, d.w.z. de rasterherhalings-frequentie van de beeldsignalen, in het geheugen 5 worden ingevoerd. Deze besturingstrap 6 kan met de uitgang 3a van de trap 3 zijn verbonden om op de rasterherhalingsfrequentie te worden afgestemd. Aldus worden de gedigitaliseerde beeldsignalen met de juiste herhalingsfrequentie in het geheugen 5 ingevoerd.

Het geheugen 5 heeft een uitgang 5c voor het afvoeren van de in het geheugen 5 opgezamelde signalen. Verder is aan dit eind een stuuringang 5d aanwezig, die met een uitvoer-besturingstrap 7 in verbinding staat, die met de trap 6 overeenkomt, doch die op een andere herhalingsfrequentie is ingesteld, een en ander zodanig, dat de uitvoer van de in het 1 schuifgeheugen 5 opgeslagen signalen met de frequentie van de trap 7 geschiedt.

De frequentie van de trap 7 wijkt enigszins af van de frequentie van de trap 6, bijvoorbeeld met niet meer dan 5 %. Dit betekent, dat de totale duur van de over de uitgang 5c afgevoerde beeldsignaalreeks afwijkt van de duur van de aan de ingang 5a toegevoerde signalen. Wanneer de uitvoertrequentie lager ligt dan de invoer frequentie, duurt de uitvoer langer dan de invoer, zodat het geheugen 5 een bevattingsvermogen moet hebben, dat met dit verschil overeenkomt. Voor een programma van bijvoorbeeld 1 h betekent een verschil van 5 ?ó een tijdsverschil van 3 min, zodat het geheugen de gedurende 3 min binnenkomende signalen moet kunnen opnemen. In het geval van een snellere afvoer dient het geheugen eerst het verschil op te zamelen.

De aan de uitgang 5c verschijnende beeldsignalen worden in een digitaal/analoog-omvormer 8 weer analoog gemaakt, en dan aan een uitgangsaansluiting 9 afgegeven, die bijvoorbeeld met een overdrachtkanaal, zoals een televisiekabel of dergelijke, is verbonden.

Wanneer met dit kanaal een bandopneemtoestel zou worden verbonden, zal door de synchronisatieketens daarvan de bandsnelheid worden aangepast aan de rasterherhalingsfrequentie van de binnenkomende samengestelde beeldsignalen, terwijl de opneemkop, die het optekenen volgens een schuine lijn op de band bewerkt, zodanig moet worden bestuurd, dat een beeldlijn met een optekenlijn overeenkomt. Daar de beeldlijnlengte niet verandert, zal de lijnhelling dus veranderen. Dit betekent, dat bij het weergeven van de aldus op band opgenomen beelden, waarbij de kopbesturing op een andere helling is afgestemd, een zodanige verstoring van het beeld optreedt, dat dergelijke opgenomen banden onbruikbaar zijn. Bij rechtstreekse weergave van deze sig-nalen met een normaal televisietoestel treedt daarentegen geen storing op.

Hoewel deze verstoring volstrekt doeltreffend is om het onrechtmatig op band opnemen van beeldsignalen tegen te gaan, heeft deze wijze van werken nog enige bezwaren. \/oor langere programma's wordt de afwijking in de duur daarvan zodanig, dat het bevattingsvermogen van het geheugen aanmerke-5 lijk moet zijn, hetgeen soms bezwaarlijk is. Een groter bezwaar is, dat het geluidskanaal afzonderlijk wordt verwerkt, zoals schematisch bij 10 is aangeduid, waarbij geen tijdsduurveran-dering optreedt, zodat er bij langere programma's een verstoring van de synchronisatie tussen beeld en geluid zal optreden. 3 Het op soortgelijke wijze wijzigen van de duur van het geluidssignaal is niet onmogelijk, doch wel bezwaarlijk.

Om deze bezwaren te vermijden kan de uitvoerbestu-ringstrap 7 worden verbonden met een hulptrap 11, die ervoor zorgt, dat de frequentie-afwijking tussen de trappen 6 en 7 > periodiek rond een middenwaarde, en in het bijzonder rond de waarde nul, verandert. Deze trap 11 kan daartoe met de uitgang 3a zijn verbonden.

Op deze wijze wordt de totale duur van de aan de uit-gangsaansluiting 9 verschijnende signaal reeksen althans nage-l noeg gelijk aan die van de aan de ingang 2 toegevoerde reeksen, zodat niet alleen geen merkbare verstoring van de beeld-geluid-synchronisatie zal optreden, doch bovendien met een aanmerkelijk kleiner geheugen 5 kan worden gewerkt, daar dit slechts de tijdelijke samendrukking en uitrekking van de signalen behoeft op te nemen.

Wanneer deze verstoring moet worden aangebracht in rechtmatig op band opgenomen programma's, zal zonder bijkomende maatregelen de kop- en bandaandrijving van het opneemtoestel op dezelfde wijze worden gestoord als in het geval van een ongeoorloofde opname. Derhalve wordt, zoals in fig. 1 is afge-beeld, de kop- en bandbesturing 12 van het gebruikte bandop-neemtoestel 13 bestuurd met van de uitgang 3a afkomstige signalen, terwijl de inwendige besturing wordt uitgeschakeld.

Het is mogelijk de voornoemde herhalingsfrequentie-veranderingen ongedaan te maken met behulp van een tijdbasis-aanpasser, die eveneens een digitaal geheugen en analoog/digi-taal- en digitaal/analoog-omvormers omvat. Dergelijke aanpas-sers zijn weliswaar zeer duur, doch kunnen ekonomisch verantwoord zijn, wanneer de opbrengst van de onrechtmatige opnamen groot is.

Om het gebruik van een tijdbasisaanpasser onmogelijk te maken, kan een verdere verstoring van de beelsignalen worden uitgevoerd. Fig. 2 A toont een vereenvoudigde voorstelling van een met een beeldlijn overeenkomend gedeelte van een samengesteld beeldsignaal. Dit bestaat uit een negatieve lijn-synchronisatie-impuls 14, gevolgd door een kleursynchronisatie-signaal 15, waarop de eigenlijke positieve beeldpuntsignalen 16 volgen, die eenvoudigheidshalve als een blok zijn weergegeven. Om een tijdbasisaanpasser te verstoren wordt nu, zoals in fig.

2 Bbij 14' is aangegeven, na de kleursynchronisatiesignalen 15 de lijnsynchronisatie-impuls 14 herhaald. Dit heeft voor een weergeeftoestel geen gevolgen, doch wel voor een tijdbasisaanpasser, die de tweede lijnsynchronisatie-impuls 14' als een nieuwe lijnsynchronisatie-impuls beschouwt. Dit geldt ook voor bandopneemtoestellen, waarvan dan de werking nog bijkomend wordt gestoord.

Deze bijkomende verstoring kan in een in fig. 1 bij 17 met onderbroken lijnen aangeduide hulptrap plaatsvinden.

Een rechtmatig gebruikt bandopneemtoestel 13 met afzonderlijke synchronisatiebesturing 12 wordt dan niet gestoord.

Claims (8)

1. Werkwijze voor het verhinderen van het onrechtmatig op band overnemen van beeldprogramma's, omvattende het zodanig veranderen van de beeldsignalen, dat de werking van een voor het overnemen daarvan gebruikt bandopneemtoestel wordt gestoord, 5. e t het kenmerk, dat de rasterherhalingsfrequentie van de over te dragen signalen zodanig wordt gewijzigd, dat enerzijds de werking van een voor het weergeven daarvan gebruikt televisietoestel niet wordt gestoord, doch anderzijds de samenwerking tussen de aandrijfmiddelen voor de band- en 3 de opneemkopverplaatsing in het bandopneemtoestel wordt gestoord.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de verandering van de rasterherhalingsfrequentie voortdurend rond een gemiddelde frequentie-afwijking, en in het bijzonder een afwijking van ongeveer nul, wordt veranderd.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, m e t het kenmerk, dat in de beeldsignalen het aan elk kleursyn-chronisatiesignaal voorafgaande lijnsynchronisatiesignaal na dit laatste wordt herhaald, teneinde de synchronisatie van een tijdbasisaanpasser, die wordt gebruikt om de frequentieverandering op te heffen, te verstoren.

4. Werkwijze volgens een van de conclusies 1..3, bestemd voor toepassing bij het rechtmatig op band opnemen van beeldsignalen, met het kenmerk, dat vóór de verandering van de herhalingsfrequentie de synchronisatiesignalen worden afgescheiden en afzonderlijk naar het opneemtoestel worden gevoerd om dit bij het opnemen van de beeldsignalen met gewijzigde herhalingsfrequentie te synchroniseren.

5. Toestel voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een van de conclusies 1..4, gekenmerkt door een in-gangstrap (4) voor het digitaliseren van de aan de ingang (2) van het toestel (1) toe te voeren analoge beeldsignalen, door een digitaal schuifgeheugen (5), waarvan een ingang (5a) met de uitgang van de ingangstrap (4) is verbonden, door een met de uitgang (5c) van dit schuifgeheugen (5) verbonden uitgangs-trap (8) voor het analoog maken van de uitgevoerde verder te gebruiken beeldsignalen, door een invoerbesturingstrap (6) voor dit geheugen (5), waarvan de besturingsfrequentie is aangepast aan de rasterherhalingsfrequentie van de in dit geheugen (5) te bewaren gedigitaliseerde televisiesignalen, en door een uitvoerbesturingstrap (7) voor dit geheugen (5), waarvan de besturingsfrequentie afwijkt van de besturingsfrequentie van de invoerbesturingstrap (6), waarbij het opneemvermogen van dit geheugen (5) voldoende is om de verschillen tussen sig-naalinvoer en -uitvoer te vereffenen.

6. Toestel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de uitvoerbesturingstrap (7) is verbonden met een frequentiebesturingstrap (8), die is ingericht om de be-sturingsfrequentie van de uitvoerbesturingstrap (7) rond een gemiddelde waarde te doen veranderen.

7. Toestel volgens conclusie 5 of 6 voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 3, gekenmerkt door een bijkomende trap (17) voor het invoeren van bijkomende lijn-synchronisatiesignalen (14') in de televisiesignalen.

8. Toestel volgens een van de conclusies 5..7 voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 4, gekenmerkt door een vóór de ingangstrap (4) geschakelde trap (3) voor het afscheiden van de synchronisatiesignalen, waarvan de uitgang (3a) met een synchronisatieketen (12) van een met de uitgangstrap (8) te verbinden bandopneemtoestel (13) dient te worden verbonden, waarbij de normale synchronisatie-signaal-afscheidingsmiddelen van dit toestel (13) zijn uitgeschakeld.