NL8702076A - Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal. - Google Patents
Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8702076A NL8702076A NL8702076A NL8702076A NL8702076A NL 8702076 A NL8702076 A NL 8702076A NL 8702076 A NL8702076 A NL 8702076A NL 8702076 A NL8702076 A NL 8702076A NL 8702076 A NL8702076 A NL 8702076A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- frame
- reservoir
- beams
- members
- support
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01C—PLANTING; SOWING; FERTILISING
- A01C17/00—Fertilisers or seeders with centrifugal wheels
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01C—PLANTING; SOWING; FERTILISING
- A01C15/00—Fertiliser distributors
- A01C15/005—Undercarriages, tanks, hoppers, stirrers specially adapted for seeders or fertiliser distributors
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Soil Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Fertilizing (AREA)
- Soil Working Implements (AREA)
Description
Texas Industries Inc., Willemstad, Curagao
INRICHTING VOOR HET VERSPREIDEN VAN KORREL- ΕΝ/OF POEDERVORMIG MATERIAAL
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal, in het bijzonder kunstmest, zaad of dergelijk materiaal, waarbij de inrichting is voorzien van een gestel, een 5 reservoir en twee onder het reservoir, dat voorzien is van twee uitstroomtrechters, aangebrachte om zich in opwaartse richting uitstrekkende draaiingsassen beweegbare verspreid-organen, waarbij het gestel is voorzien van aankoppelings-organen waarmede de inrichting aan de hefinrichting van een 10 trekker of dergelijk voertuig gekoppeld kan worden, welk gestel twee ten opzichte van de normale voortbewegingsrich-ting van de inrichting zich naar achteren uitstrekkende draagbalken heeft voor de ondersteuning van de verspreid-organen en verder een dwarsdrager bezit waaraan een onder-15 steuning voor het reservoir is aangebracht die, in de rijrichting gezien, ongeveer tussen de uitstroomtrechters van het reservoir is gelegen.
Een doel van de uitvinding is een inrichting van deze soort te verkrijgen met betere reservoir afsteuning. 20 Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt wanneer de dwarsdrager met de draagbalken een gestelraam vormt waarop de verspreidorganen zijn afgesteund en waaraan een aan de voorkant van de inrichting gelegen, zich i'n hoogterichting uitstrekkende gestelconstructie is bevestigd en de onder- 25 steuning verticaal staand op de dwarsdrager is aangebracht en centraal met betrekking tot het reservoir is gelegen , dat een breedte heeft die ten minste ongeveer twee maal zo groot is als de hoogte.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de 30 hand van de tekeningen van een uitvoeringsvoorbeeld.
Figuur 1 is een bovenaanzicht van een strooi-inrichting volgens de uitvinding.
Figuur 2 is een zijaanzicht van de inrichting 2 * * volgens figuur 1 gezien in de richting volgens de pijl II in figuur 1.
Figuur 3 is een achteraanzicht van een groot gedeelte van de inrichting volgens figuur 1, gezien in de 5 richting volgens de pijl III in figuur 1.
Figuur 4 is een bovenaanzicht van het gestel van de inrichting waarbij het reservoir en de verspreidorganen zijn weggelaten.
Figuur 5 geeft op verkleinde schaal schematisch 10 een achteraanzicht van de inrichting volgens de figuren 1-4 weer, waarbij op de bovenzijde van het reservoir een opzet-stuk is aangebracht.
Figuur 6 geeft een zijaanzicht van de inrichting volgens figuur 5 weer, gezien in de richting volgens de pijl 15 VI in figuur 5.
Figuur 7 geeft op vergrote schaal een detail weer van de bevestiging van het opzetstuk aan het reservoir.
De in de figuren 1-4 weergegeven inrichting heeft een gestel 1 waaraan een reservoir 2 en om verticale 20 draaiingsassen 5 en 6 beweegbare verspreidorganen 3 en 4 zijn aangebracht. Het gestel 1 heeft aankoppelingsorganen 7, 8 en 9 die gekoppeld kunnen worden met respectievelijk Z T Γ- ί'' Λ “ . > £ »*'* '" jut " 4 t - " 3 ” I ; % : de onderste armen 10 en 11 en de bovenste arm 12 van de herinrichting van een trekker 13· ! i 33e verspreidorganen 3 en 4 zijn aan elkaar gelijk ' ’ en bezitten ieder een schrijf waarop drie of meer schoepen 5 < zijn aangebracht. De verspreidorganen hebben een diameter : ; 20 die bij voorkeur niet kleiner is dan 30 cm en niet ! i ; : groter dan 55cm. Een bijzonder gunstige uitvoeringsvorm * j | van het verspreidorgaan heeft een diameter van ongeveer i : 40 cm, zoals in dit uitvoeringsvoorbeeld. De verspreid- j ! ί 10 ; organen 3 en 4 liggen op een afstand 21 van* elkaar die : groter is dan de halve diameter 20. Bij voorkeur is de af- ; : stand 21 groter dan de diameter 20 doch niet groter dan driemaal deze diameter. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de ; afstand 21 gelijk aan anderhalf maal de diameter 20. De 15 afstand 22 tussen de evenwijdige assen 5 en 6 en daarmede * de middens van de verspreidorganen is gelijk aan twee en half maal de diameter 20. De afstand 22 is groter dan de i afstand 23 tussen de aankoppelingsorganen 7 en 8, die aan : de onderste hefarmen 10 en 11 van de hefinrichting van de · 20 trekker 13 gekoppeld kunnen worden. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de afstand 22 ongeveer anderhalf maal de afstand , 23· Het reservoir 2 heeft twee trechtervormige gedeelten : 25 en 26 die aan elkaar gelijk zijn en uitmonden boven de verspreidorganen 3 respectievelijk 4. De draaiingsassen 25 5 en 6 vormen hierbij hartlijnen voor de trechtervormige ; gedeelten 25 en 26, die naar beneden toe smaller worden en op elkaar aansluiten in het vertikale vlak 27» dat de · langshartlijn van de inrichting bevat. Boven de trechter- vormige gedeelten 25 en 26 omvat het reservoir een paral-30 lellepipedum-vormig gedeelte 28, dat een hoogte 29 heeft die ongeveer anderhalf maal zo groot is als de hoogte 30 van de trechtervormige gedeelten 25 en 26. De bovenzijde van de trechtervormige gedeelten 25 en 26 zijn ongeveer vierkant, waarbij de totale breedte 31 van het reservoir 35 - tweemaal zo groot is als de, gemeten evenwijdig aan het - 4- Γ ’ ! : vertikale vial: 27, lengte 32 van het reservoir, De breedte : i ; 31 is groter dan tweemaal de grootste diepte 32 van het ; reservoir en bij voorkeur is de breedte 31 meer dan vier • maal zo groot als de diepte 42, In dit uitvoeringsvoorbeeld . 5 i is de breedte 31 ongeveer vijf maal zo groot als de diep- ! | te 42.
; De trechtervormige gedeelten 25 en 26 zijn ieder
| zoals in bet bijzonder uit figuur 1 blijkt acht-zijdig met | vier smalle zijden 40 en vier brede zijden 41. De smalle I
.10 i en brede zijden sluiten om en om op elkaar aan waarbij de j j smalle zijden van onder naar boven toe smaller worden en j ; de brede zijden van onder naar boven toe breder worden. De j onderzijden van de trecbtervormige gedeelten 25 en 26 j ; worden gevormd door ronde schijven 33 respectievelijk 34, ; 15 waarin afvoeropeningen 35 respectievelijk 36 zijn aange- i bracht. De afvoeropeningen 35 en 30 zijn op afstand van de assen 5 en 6 gelegen en strekken zich centrisch over i , een hoek 37 van ongeveer 60° daarom heen uit. De brede - j.
onderzijden van de zijden 40 ven elk van de trechtervormi— 20 ge gedeelten 25 en 26 sluiten tezamen geheel op de omtrek | van het bodemgedeelte 33 respectievelijk 34 aan. Ieder i van da onderzijden sluit hierbij over een hoek van 90° rond de as 5 respectievelijk 6 op de bodem van het re- i servoir aan. De bovenzijden van de brede zijden 41 van j 25 , ieder van de trechtervormige gedeelten, vormen tezamen de gehele bovenomtrek van deze trechtervonnige gedeelten. ; Hierbij sluiten de bovenzijden van de smalle zijden 40 als een punt aan op de hoeken van de vierkante bovenzijden van de trechtervormige gedeelten. De bovenzijde \ van het 30 reservoir 2 is over de gehele omtrek voorzien van een zich naar de binnenzijde van het reservoir uitstrekkende horizontale rand 38, waarin meerdere gaten 39 zijn aan- > gebracht. De irihoud van het reservoir is ongeveer 500 liter* 35 .... De voorzijde van het reservoir rust zoals in het
ί ” O Λ *7 A
3 i -> -S*. \J j - - l* * - 5 - J · " ~~ ' ....... .............-...... 1 ' f
bijzonder nit de figuren 1 en 2 blijkt'op de horizontale bovenbalk 50 van een zich in vertikale richting uitstrek- ; kend gestelraam bestaande uit de balk 50* de met hun bo- ΐ veneinden daarop aansluitende vertikale balken 51 en 52 I
i 5 ; en een horizontale balk 53* die met de ondereinden van de vertikale balken 51» 52 is verbonden. De balken 50 en 53 I 1 zijn ongeveer even lang en strekken zich over een afstand j , 5^ uit die groter is dan de afstand 22 tussen de draai- ! i ingsassen 5 en 6 van de verspreidorganen. De balken 50 j 10 : en 53 zijn hierbij met de balken 51 en 52 symmetrisch ge- j . legen ten opzichte van het vlak 27· De lengte 5^ is onge- ! ; veer gelijk aan twee derde van de breedte 31 van het reservoir. De evenwijdig aan elkaar gelegen verticale balken 51 en 52 zijn op een afstand van elkaar gelegen gelijk 15 a an de afstand 23 tussen de aankoppelingsorganen 7 en 8. ;
De aankoppelingsorganen 7 en 8 zijn nabij de ondereinden . van de verticale balken 51 en 52 daaraan bevestigd. Eet aankoppelingsorgaan 9 is midden tussen de balken 51 en 52 · aan de bovenbalk 50 bevestigd. De achterzijde van het 20 reservoir 2 steunt op -Jeen verticale balk 55 wagrvan de hartlijn samenvalt met het verticale vlak 27* De bovenzijde van de balk 55 is voorzien van strippen 50 die zodanig schuin ten opzichte van elkaar zijn opgesteld dat zij tegen de schuine bovenzijden van de naar elkaar ; 25 toegerichte zijden van de trechtervormige gedeelten 25 en 26 aansluiten en daarmede zijn bevestigd. De balk 55 is ongeveer even groot als de balken 51» 52 en is met de ; onderzijde verbonden aan een horizontale balk 56 die evenwijdig ligt aan de balk 53 en op dezelfde hoogte als deze .
30 balk is gelegen. Sabij de bevestiging van de balk 55 aan de balk 56 zijn twee cLraagbalken 57 en 5S aangebracht die vanaf de bevestiging nabij de onderzijde van de balk 55 schuin naar boven toe divergeren! ten opzichte van elkaar verlopen en respectievelijk aan de boveneinden van de 35 balken 51 en 52 zijn bevestigd. De balken 50 - 58 - / · : ·.; 0 n i * --6- • _ j : zijn allen in doorsnede rechthoekig en hebben dezelfde !
I afmetingen in doorsnede· Deze balken kunnen echter ook uit ; ander materiaal bijvoorbeeld pijpvormig materiaal vervaar-> digd zijn. De balk 53 heeft een lengte 59 die ongeveer I 5 | gelijk is aan de helft van de afstand 23 tussen de balken I
j 51 52· De balk 59 is met het midden aan de onderzijde j i van de balk 55 bevestigd. Aan de balk 59 is een trekhaak j j 64- bevestigd die TJ-vormig is en met de benen η*>»τ» achter j | is gericht. De trekhaak 64· is zodanig aangebracht dat een j 10 I been boven het andere been is gelegen. De uiteinden van da : balk 59 zijn door middel van stripvormige ondersteuningen j - . ; 60 en. 61 met de balk 53 verbonden. De stripvormige onder- j ! steuningen 60 en 61 liggen hierbij evenwijdig aan elkaar. !
De breedte van de strippen 60 en 61 is gelijk aan de hoog-15 te van balken 53, 53, waarbij de breedte van de strip- ι pen zich in hoogt erichting uit strekt. Op de strippen 60 : en 61 is een ondersteuningsbalk 62 aangebracht die zich evenwijdig aan de balken 53 ®n 59 uitstrékt en waarvan de j hartlijn samenvalt met een verticaal vlak 63 dat dwars op j 20 het verticale vlak 27 staat en de draaiingsassen 5 en 6 j bevat. De ondersteuningsbalk 62 is in doorsnede TJ-vormig ; en met de benen naar beneden gekeerd*
Op het midden van de balk 62 is een kast 66 met overbresgingsorgamen aangebracht die is voorzien van assen „5 67, 68 en 69. Sik van deze assen is op het buiten de kast • gelegen einde voorzien van spiebanen, waarbij op het as- : einde van de as 67 een koppelingsas 73 aangesloten kan worden, waarmede de as 67 met de aftakas van de trekker 13 kan worden gekoppeld. Op de einden van de balk 62 zijn ; 30 aandrijfkasten 71 en 72 bevestigd, waarin verticale assen 73 en. 74· zi£a gelegerd, waaraan de verspreidorganen 3 respectievelijk 4· zijn bevestigd. De overbrengingsorganen in de kasten 71 e& 72 omvatten assen 75 en 76, die van • dezelfde maat zijn als de assen 68 en 69 en eveneens van 35 .. spiebanen zijn voorzien. De assen 68 en 75 zijn door mid- 7 .λ λ π n ^ ^ £=a \j j 0 t? Λ - 7- %
. ' — “ —— ----------- --"I
del van een tussenas 77 net elkaar gekoppeld waarbij de ! . as 77 door middel van spiebussen 73 net de assen 68 en 75 | is verbonden. Op dezelfde wijze is een tussenas 79 door niddel van spiebussen 80 net de as stompen 69 en 73 ver- ' 5 . bonden. De boveneinde van de assen 73 en 7½ reiken tot in! ; de onderzijden van trocbtervormige gedeelten 25 en 26 en ί * i
dragen gekromde schoepen 81 respectievelijk 82. Deze I
- schoepen worden in bovenaanzicht gezien naar de uiteinden ί ! toe smaller en zijn vanaf de assen gekromd in een richting 10 j tegengesteld aan de draairichting 83 van de assen met de j i verspreidorganen 5 en 4. I
Onder de bodems 33 en 34 zijn verstelschijven 86 · ' en 87 aangebracht die ieder zijn voorzien ven een driehoekige afvoeropening 88 respectievelijk 89. Onder elk van 15 de schijven 86 en 87 is een doseerplaat 90 respectievelijk 91 aangebracht, die ieder zijn voorzien van êén of meer driehoekige openingen die overeenkomen met de opening en 88 respectievelijk 89* De schijf 86 en de doseerplaat 91 I zijn gezamenlijk en de plaat 90 ook weer afzonderlijk 20 ten opzichte van de schijf 86 om de as 73 verdraaibaar.
Op dezelfde wijze zijn de schijf 87 en de doseezplaat 91 gezamenlijk en de doseerplaat· 91 ook weer afzonderlijk ten opzichte van de schijf 87 verdraaibaar om de as 7^·
De bodens 33 en 33-* de schijven 86 en 87 en de doseer--25 platen 90 en 91 strekken zich loodrecht op de draaiing sassen 5 respectievelijk 6 uit. Toor een vastzetten van de schijf 86 en de as 73 is de bodem 33 voorzien van een plaat 92 waarin meerdnre openingen zijn aangebracht en waarin een pen 93 gestoken kan worden die ia gekoppeld 5-q met de schijf 86. De schijf 90 is voorzien van een uitsteeksel 9½ waarin meerdere gaten zijn aangebracht waarin het uiteinde van een staaf 95 kan worden gestoken die is gekoppeld met een in het gestel gelagerde as 97 ‘waaraan een verstelarm 96 is bevestigd. De arm 96 is beweeg-35 baar langs een schaalverdeling 98. Door met dezelfde ver- / . > «' ; : ♦ t t - 8 ~ ’ wijzingscijfers aangegeven onderdelen zijn de schijf 87 en I de doseerplaat 91 verdraaibaar en vastzetbaar om de as 7^ί i waarbij de doseerschijf 91 door middel van een koppelings-j arm 99 met de as 97 is gekoppeld. j 5 Bij de bet gebruik van de·:.inrichting wordt deze \ i ί door middel van de aankoppelingsorganen 7* 8 en 9 aan de ; ! armen van de bef inrichting van de trekker 13 gekoppeld* ! | Hierbij wordt de as 67 door middel van de koppelingsas 701 met de aftakas van de trekker 13 verbonden. Voor bet uit- i | ! 10 ί strooien van bet materiaal wordt dit in bet reservoir 2 ί : i ! aangebracht, waarna de inrichting over bet oppervlak ge- ί | t ( reden kan worden waarover bet materiaal moet worden ver- j ' spreid. Be inrichting is in het bijzonder geschikt voor j | het uitstrooien van kunstmest of zaden, over akkers. Voor j 15 het uitstrooien worden de openingen in de doseerplaten 90 I : en 91 meer of minder in overlap gebracht met de openingen i 88 en 89 in de schijven 8 6 of 87· Be verstelling van de doseerplaten 90 en 91 kan geschieden met behulp van de ver-stelarm 86 waarbij op de schaalverdeling 98 gezien kan 20 worden over welke mate de openingen in de doseerplaten 90 j en 91 in overlap zijn met de afvoeropeningen in de schij- | ven 86 en 87· Het materiaal dat door de openingen wordt afgevoerd komt o p de verspreidorganen 3 en 4- die volgens de pijlen 83 in draaiing worden gebracht vanaf de aftakas : 25' van de trekker. Hierbij drijft de koppilingsas 70 de as 67 aan, die via de overbrenging ia de kast 68 en de tussen- i assen 77 en 79 de aandrijving in de kasten 71 en 72 en de : assen 73 en 74- aandrijft.
Boor de afstand 21 tussen de verspreidorganen kan 30 een goede verspreiding door de verspreidorganen 3 en 4- ver-'kregen worden, zodanig dat elk van de verspreidorganen bij bet voortbewegen van de inrichting over een aparte strook kan uitstrooien en deze stroken goed op elkaar aansluiten . en een gelijkmatige uitstrooiing over een brede strook 35 grond verkregen kan worden. Be strooiriebting van bet rï 1 - £ 0 / ö - 9 -
__ - --- . "— 1 ' I
> * materiaal door elk verspreidorgaan is enigszins in te stellen door het verstellen van de schijf 86 en de plaat 90 ; respectievelijk de schijf 87 en de plaat 91 on de assen ; 73 respectievelijk 74· Deze verstelling kan bewerkstelligd 5 worden door de pen 93 in een andere opening in de strip 92 i aan te brengen en de amen 95 en 99 ia andere opening en , ‘ van de lippen 94 aan te brengen, . Door de aangegeven afstand 21 tussen de verspreid- t i organen wordt een goede ligging van de verspreidorganen in * t 10 I de inrichting verkregen. Hierbij kan een breed, reservoir j ; gebezigd worden, terwijl een goede toevoer van het materi-; aal aan het ver^reidorgaan mogelijk is. Door de weergege-' ven afstand tussen de verspreidorganen kan bij een breed ; reservoir de diepte 42 van het reservoir gering gehouden 15 worden zodat het reservoir gemakkelijk is te vullen wanneer dit op de grond staat of via de hefinrichting in een lage : stand wordt gehouden* Door de grote breedte 31 kan het reservoir gemakkelijk vanuit een grote bak of wagen gevuld i worden. Verder kan door de lage bak-constructie de bestuur-20 der van de trekker 13 een goed zicht houden over het reservoir heen. Doordat de draaiingsassen van de verspreidorganen op een afstand van elkaar liggen die groter is dan de af- ; stand tussen de aankoppelingsorganen 7 en 8 kan een gestel-vorm verkregen worden die althans voor een groot gedeelte 25 tussen de verspreidorganen is gelegen, gezien in boven aanzicht* Hierdoor ontstaat een gestel-.constructie die het reservoir goed kan ondersteunen terwijl de gesteldelen geen nadelige invloed hebben op de uitstrooüng van het i materiaal* De gesteldelen liggen hierbij namelijk geheel 30 buiten de strooibanen van de beide verspreidorganen* Door de weergegeven gestelvora wordt een sterk doch eenvoudig ‘ gestel verkregen dat gemakkelijk en goedkoop is te bouwen*
De vorm van het gestel maakt het verder mogelijk dat het gestel goed schoon gehouden kan worden, terwijl door de 35 vorm van het gestel en het reservoir alsmede de ligging "! T It O —i ï ~ im 'j i '· 10 ' van de verspreidorganen ia de richting van de verschillende onderdelen daarvan goed bereikbaar zijn* Hierdoor kan het; onderhond van de inrichting eenvoudig en snel gebeuren, i i zodat de levensduur van de inrichting gunstig beïnvloed | 5' : kan worden. De trekhaak 64 kan gebruikt worden on een wagen | of andere inrichting aan de strooiinrichting te koppelen i i voor gezamenlijke voortbeweging* .· j De inhoud van het reservoir kan aanzienlijk ver-i : groot worden door op de bovenzijde van het reservoir een j ( j 10 ! opzetstuk aan te brengen. In de figuren 5» δ en 7 is een j ! opzetstuk 101 weergegeven. Door de grote bovenontrek van ; | het reservoir kan het opzetstuk laag gehouden worden, ter* • wijl toch een aanzienlijke inhoudsvergroting van het re* > ·' servoir mogelijk is. In het weergegeven uitvoeringsvoor- i 15 beeld volgens de figuren 5» 6 en 7 heeft het opzetstuk een hoogte 102 die ongeveer anderhalf maal zo groot is als de: hoogte 29 van het reservoirgedeelte 28* Het opzetstuk 102j heeft aan de onder* en bovenzijde naar binnen gebogen randen 103 en 104 die gelijk zijn aan de rand 38 van de bovenzijde 20 van het reservoir 2. Althans de onderkant 103 is voorzien: van een aantal opening en overeenkomend met de openingen 39 in de rand 38. Het .opzetstuk 101 kan door middel van bouten 105 net de bovenzijden van het reservoir 2 gekoppeld worden, waarbij deze bouten in de openingen 39 en. de daar-25 mee overeenkomende openingen in de rand 103 aangebracht ; kunnen worden. Bij de weergegeven hoogte 102 van het op-zetstuk, heeft dit opzetstuk een inhoud van ongeveer 500 ; liter wat aldus ongeveer overeenkomt met de totale inhoud van het reservoir 2. Op deze wijze kan met een inrichting.
30 ongeveer 1000 liter materiaal meegevoerd worden. Dit is in ' het bijzonder gunstig wanneer materiaal uitgestrooid moet worden dat in grotere hoeveelheden per oppervlakte-eenheid moet worden uitgestrooid of wanneer grotere oppervlakten moeten worden bestrooid. Aldus behoeft het reservoir min* 35’ der keren gevuld te worden, wat in het bijzonder van Ö / J, V ƒ t) - 11- voordeel is waaneer apart naar een vulplaats gereden moet · ’ worden.
De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat hiervoor is beschreven doch heeft ook betrekking op datgene 5 wat ia de tekeningen is weergegeven en niet nader is aan- : geduid in de beschrijving» i ' j !
Conclusies | ö 7 f; λ -» » V / v ‘j j c
Claims (15)
1. Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal, in het bijzonder kunstmest, zaad of dergelijk maetriaal, waarbij de inrichting is voorzien van een gestel, een reservoir en twee onder het reservoir, dat 5 voorzien is van twee uitstroomtrechters, aangebrachte om zich in opwaartse richting uitstrekkende draaiingsassen beweegbare verspreidorganen, waarbij het gestel is voorzien van aarikop-pelingsorganen waarmede de inrichting aan de hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig gekoppeld kan worden, 10' welk gestel twee ten opzichte van de normale voortbewegings-richting van de -inrichting zich naar achteren uitstrekkende draagbalken heeft voor de ondersteuning van de verspreidorganen en verder een dwarsdrager bezit, waaraan een ondersteuning voor het reservoir is aangebracht die, in de rij-15 richting gezien, ongeveer tussen de uitstroomtrechters van het reservoir is gelegen, met het kenmerk, dat de dwarsdrager met de draagbalken een gestelraam vormt waarop de verspreidorganen zijn af gesteund en waaraan een aan de voorkant van de inrichting gelegen, zich in hoogterichting uitstrekkende 20 gestelconstructie is bevestigd, dat de ondersteuning verticaal staand op de dwarsdrager is aangebracht en centraal met betrekking tot het· reservoir is gelegen, dat een breedte heeft die ten minste ongeveer twee maal zo groot is als de hoogte. 25
2» Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat, in bovenaanzicht gezien, althans een gedeelte van het gestel tussen de verspreidorganen is gelegen.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de gestelconstructie twee althans nagenoeg verti- 30 caal gelegen gestelbalken bezit, waarvan de onder- en boveneinden zijn verbonden met zich althans nagenoeg horizontaal uitstrekkende gestelbalken.
4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de horizontale gestelbalken zich over 35- een grotere afstand uitstrekken dan de afstand tussen de verticale gestelbalken. s 7 ' -1 η rv ’ ü ƒ ij
5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies,, met het kenmerk, dat althans nagenoeg nabij de onderzijde van de verticale gestelbalken aankoppelingsorganen zijn aangebracht, waarmede de inrichting aan dé onderste hefarmen va 5 een hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig gekoppeld kan worden.
6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan de bovenbalk van de gestelcon-structie een aankoppelingsorgaan is aangebracht, waarmede de 10 inrichting aan de bovenste hefarm van een hefinrichting van een trekker of dergelijk voertuig gekoppeld kan worden.
7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk,-* dat vanaf de boveneinden van de verticale balken van de gestelconstructie gestelbalken schuin naar 15 achteren naar beneden verlopen en zijn verbonden met de zich omhoog uitstrekkende steunbalk, die met het boveneinde met het reservoir is verbonden.
8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het ondereinde van de steunbalk is verbonden met een 20 horizontale gestelbalk, die zich althans nagenoeg dwars op de langshartlijn van de inrichting uitstrekt.
9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de aan de achterzijde van het gestel aangebrachte horizontale gestelbalk door de draagbalken is verbon- 25 den met de onderste balk van het gestelraam van het gestel.
10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de draagbalken bestaan uit stripvormig materiaal dat zich met de brede zijde in hoogterichting uitstrekt.
11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, met het 30 kenmerk, dat aan de draagbalken een ondersteuningsbalk is aangebracht die zich althans nagenoeg dwars op de voortbewe-gingsrichting van de inrichting uitstrekt en een ondersteuning vormt voor de aandrijf middelen van de verspreid-organen.
12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het reservoir een breedte heeft die meer dan drie maal zo groot is als de grootste diepte van het reservoir. ' 7 : ^ -7 .5 - * :J / $
13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het reservoir een breedte heeft die ongeveer tweemaal zo groot is als de lengte van het reservoir, gemeten in een richting evenwijdig aan de tijdens 5 bedrijf normale voortbewegingsrichting van de inrichting.
14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het trechtervormige gedeelte van het reservoir vier zijden heeft die van beneden naar boven toe convergeren en vier zijden heeft die van beneden naar bóven 10 toe divergeren.
15. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bovenste gedeelte van het reservoir parallelopipedumvormig is en op de bovenzijde van de 15 trechtervormige gedeelten van het reservoir aansluit. Λ i'f J /' Λ Λ «J ® *' / * - ij ƒ £
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8702076A NL8702076A (nl) | 1976-11-29 | 1987-09-03 | Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal. |
Applications Claiming Priority (4)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL7613260 | 1976-11-29 | ||
NL7613260A NL7613260A (nl) | 1976-11-29 | 1976-11-29 | Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal. |
NL8702076 | 1987-09-03 | ||
NL8702076A NL8702076A (nl) | 1976-11-29 | 1987-09-03 | Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal. |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8702076A true NL8702076A (nl) | 1988-01-04 |
Family
ID=26645263
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8702076A NL8702076A (nl) | 1976-11-29 | 1987-09-03 | Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL8702076A (nl) |
-
1987
- 1987-09-03 NL NL8702076A patent/NL8702076A/nl active Search and Examination
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL8901903A (nl) | Machine voor het verspreiden van materiaal. | |
EP2389794B1 (fr) | Semoir avec une distribution pneumatique | |
ES2344818T3 (es) | Aparato agricola con un dispositivo de acceso escamoteable. | |
US222042A (en) | Improvement in corn-planters | |
NL8702076A (nl) | Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal. | |
NL8000248A (nl) | Rijenzaaimachine. | |
US3618824A (en) | Material spreader | |
DE3429042C1 (de) | Vorrichtung zum Streuen von schuettfaehigem Gut,insbesondere Duenger | |
NL8403183A (nl) | Werkwijze voor het strooien van meststoffen. | |
US3687376A (en) | Fertilizer spreaders | |
NL8302688A (nl) | Landbouwinrichting, in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van verspreidbaar materiaal. | |
NL8304183A (nl) | Inrichting voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal. | |
NL8600868A (nl) | Inrichting voor het verspreiden van materiaal en werkwijze voor het opvangen van materiaal. | |
NL7907396A (nl) | Inrichting voor het uitstrooien van materiaal. | |
NL192240C (nl) | Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal. | |
RU2687473C2 (ru) | Сельскохозяйственная машина по меньшей мере с одним шарнирным высевающим брусом | |
NL8401306A (nl) | Landbouwmachine. | |
NL8603042A (nl) | Inrichting voor het verspreiden van materiaal. | |
EP0913077A1 (de) | Transportfahrzeug | |
NL8204184A (nl) | Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal. | |
EP2052595A1 (de) | Sämaschine | |
US3003664A (en) | Material applying implement | |
NL9201689A (nl) | Inrichting voor het verspreiden van materiaal. | |
NL8801011A (nl) | Inrichting voor het in de grond brengen van korrel- of poedervormige stoffen. | |
NL8500759A (nl) | Inrichting voor het verspreiden van korrelen/of poedervormig materiaal. |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1A | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
BN | A decision not to publish the application has become irrevocable |