NL8701861A - Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting en werkwijze. - Google Patents

Description

è ..-ï- i

Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting en werkwijze

Technisch gebied

Deze uitvinding heeft betrekking op een met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting en werkwijze, en, meer in het bijzonder, op een verbeterde inrichting en werkwijze voor het 5 transporteren van sublimeerbare deeltjesmedia van een ontvangstation naar een afvoerstation in een dergelijke met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting.

Stand van de techniek

Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichtingen 10 zijn algemeen bekend in de industrie. Hoewel een zandstraalinrichting pp grote schaal wordt gebruikt voor veel toepassingen, is gebleken, dat deeltjes, die van nature sublimeren, voordelig kunnen worden gebruikt als het deeltjesmedium van een dergelijke inrichting, om een ongunstige invloed op het milieu en het vereiste opruimen 15 na de reinigingswerkzaamheden tot een minimum terug te brengen. Bijvoorbeeld het Amerikaanse octrooi no. 4.617.064, dat op 14 oktober 1986 aan de onderhavige uitvinder Moore werd verleend, beschrijft een met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting, waarin kooldioxide pellets en een draaggas onder hoge druk wordt gebruikt.

20 De bijzondere met blazen van deeltjes werkende inrichting, die in het Amerikaanse octrooischrift 4.617.064 is beschreven, omvat een huis, waarin een roteerbaar pellettransportmechanisme is ondergebracht, om de kooldioxide pellets uit een met zwaartekrachttoevoer werkende opslagtrechter te transporteren naar de draaggasstroom onder hoge 25 druk voor het toevoeren van de pellets aan een afvoermondstuk.

Om er voor te zorgen, dat het gas onder hoge druk niet in de roteerbare transportinrichting lekt, is een tamelijk ingewikkeld systeem van variabele drukgasafdichtingen noodzakelijk.

Ofschoon de inrichting en werkwijze, beschreven in het Amerikaanse 30 octrooischrift 4.617.064, met succes kunnen worden toegepast voor het reinigen met blazen van deeltjes, heeft de constructie en haar werking enige zeer belangrijke practische bezwaren. In het bijzonder als gevolg van de eis, dat het hogedrukgas moet worden verhinderd aan het ontvangstation in het systeem te lekken, vereist deze inrichting 35 een tamelijk ingewikkeld stelsel van cirkelvormige vlakafdichtingen om een luchtdichte afdichting van de roterende inrichting tot stand te brengen als deze om een centrale hartlijn wordt gedraaid. In 8701861 t - 2 - dit opzicht is de roteerbare inrichting voorzien van een overeenkomstig stelsel van cirkelvormige vlakafdichtingen, en van middelen voor het uitoefenen van een kracht op dergelijke afdichtingen, die in grootte evenredig is aan de druk van het transportgas. Om deze kritische 5 afdichtende functie te bewerkstelligen en te handhaven, moeten de cirkelvormige afdichtingen in hoofdzaak plat blijven, en in voortdurend nauwsluitend contact met de af te dichten oppervlakken te blijven. Dientengevolge moeten de afdichtingsoppervlakken betrekkelijk grote wrijvingskrachten weerstaan, welke wrijvingskrachten worden uitgeoefend 10 bij variërende snelheden over de middellijn van dergelijke cirkelvormige afdichtingen. De verschillen in snelheden en wrijvingskrachten veroorzaken natuurlijk in overeenkomstig verschillende mate slijtage aan de afdichtingen, waardoor een betrekkelijk moeilijk probleem bij het onderhoud van de afdichtingen wordt gecreëerd. Bovendien is gebleken, 15 dat het afgedichte oppervlak wordt onderworpen aan erosie in kritische afdichtingsgebieden aangrenzend aan het ontvangstation als gevolg van nu en dan optredende afschuiving van het deeltjesmedium aan het grensvlak tussen het huis en het ontvangstation. Bovendien bleken het ongelijkmatige slijtagepatroon en de optredende betrekkelijk grote 20 wrijvingskrachten bij het handhaven van deze afdichtingen de vlakheid van dergelijke afdichtingen in gevaar te brengen, en bleken in het bijzonder de cirkelvormige afdichtingsoppervlakken krom te doen trekken, waardoor de doelmatigheid daarvan wordt verminderd. Tenslotte is gebleken, dat de noodzakelijke afstand tussen aan elkaar grenzende 25 ruimten in de roterende transportmiddelen leidt tot een kleine tijdsvertraging tussen opeenvolgende ontladingen van pellets daaruit, waardoor een enigszins ongelijkmatige of pulserende afvoer van het deeltjesmedium uit de inrichting wordt veroorzaakt. Ofschoon overwogen is, dat aanvullende roterende mechanismen zouden kunnen worden toegevoegd, 30 om te trachten, een dergelijke pulserende afgifte van deeltjes te vermijden, bleek, dat de noodzakelijke maatregelen tot vermenigvuldiging en synchronisatie, om aanvullende roterende mechanismen op de juiste wijze te combineren, betrekkelijk ingewikkeld zijn en een ondoelmatige verdubbeling van andere onderdelen van het systeem zouden vereisen.

35 De onderhoudsproblemen zouden natuurlijk dienovereenkomstig worden verveelvoudigd.

Daarom blijven, ondanks het eerdere werk dat op dit gebied is gedaan, problemen bestaan betreffende het economisch en betrouwbaar tot stand brengen en handhaven van een juiste afdichting tussen de 8701861 k - 3 - het deeltjesmedium transporterende inrichting en het hogedruktransport-gas dat nodig can dat deeltjesmedium af te voeren. Bovendien is een relatief gelijkmatige afvoer van sublimeerbare deeltjesmedia met bekende inrichtingen werkwijzen op een economische, en betrekkelijk een-5 voudigevijze niet mogelijk. Daarom leverden bekende inrichtingen en werkwijzen een relatief ondoelmatig systeem met tamelijk hoge onderhoudskosten op.

Beschrijving van de uitvinding

De uitvinding heeft ten doel om de boven beschreven problemen 10 op te lossen.

Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een verbeterde, met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting waarbij sublimeerbare pellets als het deeltjesmedium worden gebruikt en waarbij een verbeterde werkwijze en inrichting voor het toevoeren IS van pellets wordt toegepast, omvattende meerdere heen en weer beweegbare toevoerstaven.

Nog een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een verbeterde, met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting, die in staat is, een betrekkelijk gelijkmatige stroom van sublimeerbare 20 pellets in een stroom van onder druk gebracht transportgas naar een afvoermondstuk tot stand te brengen.

De onderhavige uitvinding heeft ook ten doel, een verbeterde inrichting en werkwijze te verschaffen voor het zijdelings transporteren van sublimeerbare pellets in een met blazen van deeltjes werkende 25 reinigingsinrichting, waarbij deze inrichting is voorzien van betrouwbare afdichtingen, die gemakkelijk kunnen worden onderhouden.

Volgens één aspect van de onderhavige uitvinding wordt een verbeterde, met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting voorgesteld, waarbij sublimeerbare pellets als de deeltjesmedia 30 worden gebruikt, welke inrichting omvat een bron van sublimeerbare pellets, een huis voorzien van een ontvang- en afvoerstation voor de pellets, en een pellettoevoerinrichting voor het. transporteren van pellets uit het ontvangstation naar het afvoerstation. Deze toevoerinrichting omvat meerdere heen en weer beweegbare toevoer-35 staven, die elk zijn voorzien van een daarin aangebrachte transportboring voor het opnemen van de pellets voor zijdelings transport tussen de stations. De inrichting omvat verder middelen voor het tot stand brengen van een zwaartekrachtstroom van de pellets naar de transportboringen op het ontvangstation, een afvoermondstuk en middelen 8701861 - 4 - voor het toevoeren van een onder druk gebracht transportgas aan het afvoerstation voor het transporteren van de pellets uit het afvoer-station naar het afvoermondstuk.

Korte beschrijving van de tekeningen 5 Ofschoon de beschrijving is afgesloten met conclusies, die de onderhavige uitvinding in het bijzonder aanwijzen en duidelijk claimen, wordt gemeend, dat deze duidelijker zal worden begrepen uit de volgende beschrijving aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarin: 10 Fig. 1 schematisch zijaanzicht is van een voorkeursuitvoerings vorm van de met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding; fig. 2 een typische dwarsdoorsnede is van de pellettoevoer-inrichting volgens fig. 1, en een pellettoevoerstaaf toont met zijn 15 transportstaaf gericht op het afvoerstation; en fig. 3 een schematisch bovenaanzicht is van de pellettoevoer-inrichting volgens de onderhavige uitvinding, en meerdere toevoerstaven en hun cirkelvormige nokschijven tonen die in de reeks trapsgewijze ten opzichte van elkaar zijn geplaatst, om een gelijkmatige pelletstroom 20 te verzekeren.

Gedetailleerde beschrijving van de uitvinding

Onder verwijzing in detail naar de tekeningen, waarin dezelfde verwijzingscijfers in de figuren zijn geplaatst bij dezelfde onderdelen, is een verbeterde, met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting 25 volgens de onderhavige uitvinding in fig. 1 getekend, in het bijzonder is de reinigingsinrichting 10 weergegeven in de vorm, die zij bij voorkeur zou hebben, wanneer het deeltjesmedium is gevormd uit vloeibaar kooldioxide. Dit vloeibare kooldioxide wordt in een opslagkamer 29 op- 2 geslagen bij een betrekkelijk hoge druk (bijv. ongeveer 21 kg/cm ) voor 30 het bij atmosferische druk inspuiten via een inlaat 21 in een pellet-extrusiecilinder 22, waar dit vloeibare kooldioxide overgaat in de vaste toestand.

Het vloeibare kooldioxide (CO_) wordt in de opslagkamer 29 1 2 gehouden op een druk van ongeveer 21 kg/cm en een temperatuur van 35 ongeveer 0°F (-18°C), voordat het via de inlaat 21 in de extrusie- cilinder 22 wordt gespoten, die op de atmosferische druk wordt gehouden. Als gevolg van de plotselinge drukdaling kristalliseert een gedeelte van het vloeibare CO^ uit zijn vloeibare fase in een vaste of "sneeuw"-fase. De sneeuwvlokken worden door zeven (niet getekend) in de extrusie- 870 U , : ir - 5 - cilinder 22 gehouden, die de uitlaat 23 afdekken, waardoor afgassen worden afgevoerd. Na verzameling van een voorafbepaalde hoeveelheid van dergelijke sneeuw in de cilinder 22, drijft een hydraulische rem 24 een zuiger in de extrusiecilinder 22 naar voren, om de 5 sneeuwvlokken samen te drukken tot een massief blok, dat op zijn beurt door een matrijs en een brekerplaat of pelletiseerinrichting 25 wordt geëxtrudeerd.

De verkregen vaste CO2 pellets stromen door een pelletleiding 28 naar een afbuiginrichting 50. Gedurende het opstarten van de 10 onderhavige mét blazen van deeltjes van de reinigingsinrichting, moeten de extrusiecilinder 22 en de peLle tiseerinrichting 25 worden afgekoeld tot de juiste bedrijfstemperatuur (d.w.z. t - 100°F of -74°C).

Gedurende deze afkoeltijd worden dikwijls gebrekkige pellets gevormd, die bij voorkeur worden afgescheiden in plaats van door de gehele 15 inrichting te worden gevoerd. Om deze reden is de met blazen van deeltjes werkende inrichting 10 bij voorkeur voorzien van middelen 50 voor het direct afbuigen van deze gebrekkige pellets buiten de inrichting. In dit opzicht is de afbuiginrichting 50 voorzien van een afbuigklep 52, die scharnierbaar beweegbaar is tussen een open en 20 een gesloten stand (waarbij beide standen in streeplijnen in fig. 1 zijn getekend - waarbij de gesloten stand met de in hoofdzaak verticale streeplijn is aangegeven).

Omdat delen van de pellettrechter 30 bij voorkeur worden gehouden op drukken iets boven de atmosferische druk, is de afbuig-25 klep 52 bij voorkeur voorzien van afdichtingsmiddelen (niet getekend), die een luchtdichte afdichting tot stand brengen zowel in zijn open als in zijn gesloten stand. Gebleken is, dat deze afdichtingsmiddelen op geschikte wijze kunnen worden gevormd door een buigzame afdichtings-ring van siliconrubber, die langs de omtrek van de afbuigklep 52 30 is bevestigd, om een klempassing tot stand te brengen met eenafgli'j-goot 51 en, alternatief de binnenoppervlakken van de afbuigleiding 54, die de pelletleiding 28 verbindt met de bovenste delen van de trechter 30. Wanneer de extrusiecilinder 22, de pelletiseerinrichting 25 en de pelletleiding 28 voldoende zijn afgekoeld,kan de afbuigklep 35 52 worden gesloten, zodat de pellets rechtstreeks in de trechter 30 stromen, waar zij worden verzameld en daarna worden afgevoerd.

De irihoud van de trechter 30 dient voor het opvangen van schommelingen bij het bedrijf van de inrichting en is bij voorkeur voorzien van een hoog- en een laagniveausensor (bijvoorbeeld sensors 8701861 » - 6 - 31 respectievelijk 32) om het betreffende niveau van de daarin opgeslagen pellets aan te geven. In dit opzicht verdient het de voorkeur, dat de sensors pneumatisch bedienbaar zijn en dat zij kunnen worden bediend met kooldioxidegas. Op deze wijze zal het uit dergelijke sensors afgevoerde 5 gas niet chemisch ongunstig reageren met kooldioxide pellets, die in de trechter 30 zijn opgelsagen en bovendien kan dit afgevoerde gas op een voordelige wijze worden gebruikt om een lichte positieve druk in de trechter 30 tot stand te brengen. Deze kleine positieve druk van het CO^-gas in de trechter 30 kan op zijn beurt worden gebruikt om het 10 instromen van lucht uit de omgeving in de trechter 30 gedurende het transport van de pellets te verhinderen. In het bijzonder zal het CO -gas 2 2 in de trechter 30, dat onder een lage overdruk (bijv. ongeveer 0,07 kg/cm ) naar buiten stromen, wanneer pellets op het ontvangstation 34 uit de trechter 30 worden afgevoerd, waardoor het instromen van lucht uit de 15 omgeving, die vocht kan bevatten, wordt verhinderd. Het is kritisch, dat geen vocht in het systeem binnendringt, omdat vocht snel zou bevriezen bij de daarin optredende buitengewoon lage temperaturen, hetgeen zou kunnen leiden tot mogelijk vastvriezen van het systeem of een minder doelmatige stroom van deeltjes daarin. Uit de trechter 30stromen de 20 pellets door middel van de zwaartekracht door de zwaartekrachttoevoer- goot 33 naar het pelletontvangstation 34, Op het pelletontvangstation 34 worden de pellets door middel van de zwaartekracht toegevoerd in een pellettoevoerinrichting 40 voor zijdelings transport naar het onder druk gebrachte afvoersysteem van de inrichting.

25 Fig. 2 toont een dwarsdoorsnede op een grotere schaal van de pellettoevoerinrichting 40. In het bijzonder zijn de trechter 30 en zijn zwaartekrachttoevoergoot 33 verbonden met de bovenste delen van een toevoerverzamelleiding of blok 41. Uit de zwaartekrachttoevoergoot 33 komen de pellets in een verlengstuk 42 van de toevoergoot, waarin een 30 roer inrichting 35 is opgesteld, om te zorgen voor een vrije stroming van pellets uit de trechter 30 in de toevoerinriehting 40. Zoals boven is beschreven, is het belangrijk een kleine overdruk te handhaven in de trechter en de pellettoevoerinrichting, om het binnendringen van vocht bevattende lucht, die individuele pellets aan elkaar zou kunnen 35 doen vriezen en mogelijk de stroming van pellets door het systeem zou kunnen blokkeren of aanzienlijk bemoeilijken, te verhinderen. Bij voorkeur wordt echter een dergelijke overdruk op een betrekkelijk lage 2 waarde (bijv. 0,07 kg/cm ) gehouden, omdat gebleken is, dat drukken 2 boven 0,7 kg/cm de doelmatigheid van het beschreven extrudeer- en 8701861 ·*

A

- 7 - vormingsproces van de pellets zou kunnen verminderen.

Zoals in fig. 2 is getekend, is het ontvangstation 43 verbonden met een toevoerstaafkanaal 44. Een toevoerstaaf 70 is heen en weer beweegbaar gemonteerd in het toevoerstaafkanaal 44 en 5 óp het verbindingspunt 72 bevestigd aan aandrijf middelen 90.

Hoewel dit hier niet kritisch is, zijn terwille van de eenvoudige vervaardiging en afdichting de toevoerstaven 70 en de toevoerstaaf-kanalen 44 bij voorkeur uitgevoerd met een in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede. De aandrijfinrichting 90 bestaat uit een. nokschijf 91 10 met een cirkelvormige nokkeribaan, die aan een draaibare as 92 is bevestigd op een punt dat ten opzichte van het middelpunt van de nokschijf 91 is verplaatst, waardoor een zuiver sinusvormig bewegingspatroon tot stand wordt gebracht en een heen en weer gerichte kracht op de toevoerstaaf 70 wordt uitgeoefend. De toevoerstaaf 70 is verder 15 voorzien van een in hoofdzaak cilindrische, verticale transportboring 71, die afwisselend op één lijn kan. worden gebracht met het ontvangstation 43 en het afvoerstation 46, terwijl de toevoerstaaf 70 door de cirkelvormige nokschijf 71 heen en weer wordt bewogen.

Op deze wijze kan de transportboring 71 op één lijn worden gébracht met 20 het ontvangstation 43 voor het door middel van de zwaartekracht voeden en vullen van deze boring met pellets uit de trechter 30. De gevulde transportboring 71 wordt dan zijdelings bewogen en op één lijn gebracht met het afvoerstation 46.

Het is de bedoeling, dat een geschikte verzamelleiding ge-25 makkelijk kan worden aangebracht, om zwaartekrachttoevoer van pellets uit de trechter 30 in meerdere ontvangstations 43 tot stand te brengen, waarin meerdere toevoerstaven 70 worden gebruikt. Eveneens is het op soortgelijke wijze de bedoeling, dat een eenvoudige verzamel-inrichting (bijv. de verzamelleiding 87 volgens fig. 2) wordt 30 gebruikt om de pellets, die op de afvoerstations 46 worden afgevoerd, door het onder druk gebrachte gas te voeren naar een enkele.afvoer-slang 84 en mondstuk 85. Omdat betrekkelijk eenvoudige verzamel-inrichtingen zijn beoogd, zijn hiervan geen specifieke details beschreven.

Een bron (niet getekend) van drukgas is bevestigd aan een 35 drukgasinlaat 81 en zijn naar beneden uitstekend gaskanaal 82, die in de toevoerverzamelleiding 41 zijn gevormd. Het gaskanaal 82 ligt verticaal op één lijn met het afvoerstation, 46, en wanneer de transportboring 71 op één lijn staat met het afvoerstation 46, drijft het drukgas de daarin aanwezige kooldioxide pellets uit de transportboring 8701861 f - 8 - 71 door het afvoerstation 46 en uit de afvoerverbinding 83 naar buiten, waar zij via de afvoerslang 84 naar het afvoermondstuk 85 worden getransporteerd.

Ook is gevonden, dat de sinusvormige baan van de excentrisch 2 bevestigde cirkelvormige nokschijf 91 een kleine pauze van de toevoeg-staaf 70 aan de tegenover elkaar liggende distale einden van zijn bewegingsbaan toelaten. In dit verband verdient het de voorkeur, dat het ontvangstation 43 en het afvoerstation 46 op een afstand van elkaar liggen, die bij benadering overeenkomt met de totale zijdelingse beweging 10 in de toevoerstaaf 70. Op deze wijze kan ervoor worden gezorgd, dat de kleine pauzes, die inherent zijn aan de zijdelingse beweging in de toevoerstaaf 70 (als gevolg van het beschreven sinusvormige bewegingspatroon, dat door de verplaatste nokschijf 91 wordt opgedrongen), zullen optreden, wanneer de transportboring 71 op één lijn is gebracht met het ontvang-15 station 43, hetzij het afvoerstation 46. Op deze wijze wordt extra tijd vrij gemaakt voor het op de juiste wijze vullen en ledigen van de transportboring 71, zonder de draaisnelheid van de aandrijfbron 92 te beïnvloeden. Deze factor kan zeer belangrijk zijn wanneer men zich realiseert, dat zodoende meerdere toevoegstaven 70 kunnen worden 20 bevestigd aan een enkele aandrijfbron (bijv. een enkele aandrijfas die door een enkele eenvoudige motor wordt gedreven), en dat de enkele aandrijfbron met een constante snelheid kan worden aangedreven.

Zoals boven is beschreven, is het belangrijk, een lichte overdruk in stand te houden in de trechter en de toevoerinrichting volgens 25 de onderhavige uitvinding, om het mogelijk instromen van vocht in het systeem te.verhinderen. Deze druk is echter bij voorkeur een betrekkelijk lage druk. Omdat bij voorkeur lucht onder hoge druk wordt gebruikt voor het transporteren van de zijdelings getransporteerde pellets uit het afvoer- 2 station naar het afvoermondstuk (bijv. drukken van tot ongeveer 17,5 kg/cm ), 30 is het noodzakelijk, dat de hoge drukken op het afvoerstation 46 worden geïsoleerd van de veel lagere drukken op het ontvangstation 43.' Om deze sterk verschillende drukken in de pellettoevoerinrichting 40 van elkaar te isoleren, moet de toevoerstaaf 70 oscilleren tussen een vaste vlakaf-dichting 60, die nabij het bovenoppervlak van het toevoerstaafkanaal 35 44 is aangebracht, en tenminste twee in opwaartse richting en variabel voor-gespannen afdichtingen 61 en 63, die nabij het ontvangstation 43 respectievelijk het afvoerstation 44 zijn aangebracht op het onderoppervlak van het kanaal 44. Deze afdichtingen zijn bij voorkeur vervaardigd van materialen, die hun buigzaamheid en hun afdichtingswerkzaamheid kunnen \ 8701861 • - 9 - behouden bij de hierin beoogde betrekkelijk lage temperatuur (bijv. siliconrubber, dat uit verschillende bronnen beschikbaar is, zoals National Seal, of Multifil-band, verkrijgbaar van Garlock Bearings,

Thorofare, New Jersey), geïmpregneerd met teflon of andere droge 5 smeermiddelen.

De vaste afdichting 60 is voorzien van openingen, die corresponderen met het ontvangstation 43 respectievelijk het drukgas-kanaal 82, die zorgen voor een verbinding daardoorheen nethettoevoerstaaf-kanaal 44. Ook is een derde opening weergegeven, die correspondeert met 10 een afblaasopening 84 en een afblaaskanaal 85, die zijn ingericht voor het afblazen van eventueel drukgas, dat in de transportboring kan achterblijven, als deze zijdelings heen en weer wordt bewogen tussen het afvoerstation 46 en het ontvangstation 43. Dit drukafblazen is belangrijk om verder te verzekeren, dat lucht uit de omgeving, die vocht 15 kan bevatten, niet in het systeem stroomt gedurende het vullen op het ontvangstation 43. De opwaartse voorspankracht van de afdichtingen 61 en 62 is variabel, om er voor te zorgen, dat voldoende afdichtingsdruk wordt uitgeoefend, om een compromisloze, totale afdichting in het systeem te waarborgen. Om een opwaartse voorspankracht aan deze 20 afdichtingen te geven, is een voorspanblok 65 aangebracht, dat de afdichting 61 met variabele voorspankracht van onderaf ondersteunt, en dat is voorzien van een groep van vier veren 66 daaronder, die een variabele opwaartse druk daarop kunnen handhaven. Ook wordt opgemerkt, dat een ontluchtingsopening 45 is aangebracht door de onderste delen 25 van de toevoerverzamelleiding 41 en het voorspanblok 65. Een overeenkomstige opening 62 is gevormd in de afdichting 61, om daardoor te kunnen ontluchten gedurende het vullen. In het bijzonder bestaat de ontluchtingsopening 45 bij voorkeur uit één of. meer kleine kanalen, die een directe fluidumverbinding tot stand brengen tussen het toevoer-30 stavenkanaal 44 en de omgevende atmosfeer, zodat wanneer de transportboring 71 op één lijn is geplaatst met het ontvangstation 43, de onder een lichte overdruk staande omgeving van de trechter 30 een kleine hoeveelheid kooldioxidegas zal persen door de pellets, die in de transportboring 71 zijn ontvangen, daardoor enig zich daarin bevindend 35 gas via de ontluchtingsleiding 45 uit het systeem wordt geperst.

Hierdoor wordt verhinderd, dat gas of lucht, dat vocht kan bevatten, in het systeem binnendringt.

Een gelijk voorspanblok 68 ondersteunt de afdichting 63 nabij het afvoerstation 46. De afdichting 63 is op soortgelijke wijze 8701861 'v - 10 - voorzien van een opening 64 die overeenkomt met de boring door het voorspan-blok 68 axiaal op één lijn met het drukgaskanaal 82. Het blok 68 wordt onder voorspanning in opwaartse richting drukt door vier veren 69, op soortgelijke als boven .is beschreven met betrekking tot het blok 65.

5 Beide voorspanblokken 65 en 68 kunnen ook zijn voorzien van standaard O-ringafdichtingen 67, om verder de kans, dat omgevingslucht in het systeem binnendringt, tot een minimum terug te brengen. Ofschoon volgens de tekening de vóorspandruk door meerdere veren op de afdichtingen 61 en 63 met variabele voorspanning wordt uitgeoefend, wordt beoogd, dat de 10 opwaartse kracht op deze voorspanblokken ook. kan worden uitgeoefend door alternatieve middelen, bijvoorbeeld soortgelijk aan de wijze waarop de variabele kracht wordt uitgeoefend op.de memhraanafdichtingen, beschreven in het bovengenoemde Amerikaanse octrooischrift 4.617.064.

Zoals het best in fig. 3 is weergegeven, is het de bedoeling,dat 15 meerdere toevoerstaven 70 worden gecombineerd-in een enkel pellettoevoer-systeem 40, en bij voorkeur worden deze toevoerstaven trapsgewijs achter elkaar heen en weer bewogen pmeen relatief gelijkmatige snelheid van zijdelingse beweging van de pellets uit het ontvangstation naar het afvoerstation te bewerkstelligen, waardoor een. gelijkmatig afvoerdabiet 20 van deze pellets wordt bereikt. In het bijzonder zoals in fig. 3 is getekend, kan een combinatie van zes (6) zijdelingse toevoerstaven zodanig worden gecombineerd, dat op enig tijdstip de transportboringen 71 van deze toevoerstaven op het ontvangstation 43 worcen gevuld met pellets, twee toevoerstaven heen en weer worden bewogen in elke richting (een 25 totaal van vier) tussen het ontvangstation en het afvoerstation 46, en één toevoerstaafpellets op het afvoerstation 46 afvoert. Gebleken is, dat dit seriële patroon van stapsgewijze bewegingen werkzaam is om een betrekkelijk gelijkmatige transport- en afvgersnelheid van de pellets door het systeem tot stand te brengen. Natuurlijk kunnen verscheidene 30 combinaties van het aantal toevoerstaven en het nauwkeurige patroon van de stapsgewijze bewegingen worden gébruikt voor enige bijzondere toepassing. Ook wordt beoogd, dat voor het optimaliseienrande doelmatigheid van het systeem alle toevoerstaven zijn bevestigd aan een. gemeenschappelijke aandrijfas (bijv. 80) die vanuit een enkele bron (bijv. 81) van draaiings-35 energie wordt aangedreven. Ofschoon dit de meest doelmatige methode van heen en weer bewegen van de toevoerstaven van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is, kunnen alternatief meer dan één bron van draaiingsenergie en meerdere aandrijfassen worden toegepast.

Om de meest gelijkmatige stroom van pellets in het onderhavige 8701861 - 11 - systeem te krijgen, verdient het de voorkeur, de heen en weer bewegende toevoerstaven achtereenvolgens ten opzichte van elkaar te plaatsen, zodanig, dat opeenvolgende transportboringen hun dosis pellets beginnen af te voeren voor de voltooiing van de afvoer van pellets uit één of 5 meer transportboringen, die eerder op het afvoerstation waren geplaatst.

Op deze wijze wordt een overlapping van de afvoer in stand.gehouden, waardoor gelijkmatigheid in de pelletstroom tot stand wordt gébracht.

Bij gebruik worden de sublimeerbare kooldioxidepellets via de trechter 30 met schommelende capaciteit gevormd en toegevoerd aan 10 een ontvangstation 43. Meerdere toevoerstaven 70, die elk zijn voorzien van een daarin aangebrachte transportboring 71, worden zodanig heen en weer bewogen, dat de transportboringen 71 afwisselend op één lijn worden gébracht met het ontvangstation 43 en een afvoerstation 46. De sublimeerbare pellets worden door middel van de zwaartekracht toegevoerd in 15 transportboringen 71 van toevoerstaven 70, wanneer de betreffende transportboringen op één lijn worden geplaatst met het ontvangstation 43. De heen en weer bewegende toevoerstaven worden daarna zijdelings heen en weer bewogen, om de met dergelijke pellets gevulde boringen zijdelings van het ontvangstation 43 naar het afvoerstation 46 te transporteren.

20 Onder druk gebracht transportgas (bij voorkeur lucht) wordt aan het afvoerstation (46) toegevoerd voor het afvoeren van de pellets met de transportboringen 71, wanneer deze transportboringen op één lijn zijn gebracht met het afvoerstation. De afgevoerde pellets worden daarna getransporteerd naar een afvoermondstuk 85 om vervolgens te worden 25 gesmolten op het oppervlak, dat met de met deeltjes werkende blaas-inrichting moet worden gereinigd.

Hoewel de voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is beschreven en getekend, kunnen door een deskundige door geschikte wijzigingen aanpassingen aan de reinigingsinrichting en -werkwijze worden 30 aangébracht, zonder buiten de omvang van de onderhavige uitvinding te gaan. Dienovereenkomstig moet de omvang van de onderhavige uitvinding worden gezien in termen van de volgende conclusies en zi.j is duidelijk niet beperkt tot de in de beschrijving en de tekening beschreven en weergegeven details van de constructie en de werking.

35 Een verbeterde met blazen van deeltjes werkende reinigings inrichting en -werkwijze, waarbij sublimeerbare pellets als het deeltjesmedium worden toegepast, is beschreven, omvattende een bron van sublimeerbare pellets, een huis, voorzien van zijdelings op afstand van elkaar geplaatste pelletontvang- en -afvoerstations, en pellettoevoer- 8701861 * - 12 - middelen voor het transporteren van pellets uit het ontvangstation naar het afvoerstation. De pellettoevoermiddelen omvatten verder meerdere heen en weer bewegende toevoerstaven, die elk zijn voorzien van een daarin aangebrachte transportboring voor het opnemen van de pellets voor zijdelings 5 transport tussen de ontvang- en afvoerstations. Middelen voor het tot stand brengen van een stroming van de pellets door de zwaartekracht naar de transportboringen op het ontvangstation zijn aangebracht, evenals een af-voermondstukai middelen voor het toevoeren van een onder druk gebracht transportgas naar het afvoerstation voor het transporteren van de pellets 10 uit het afvoerstation naar het afvoermondstuk.

s 8701861

Claims (24)

1. Verbeterde, met blazen van. deeltjes werkende reinigings-inrichting, waarbij sublimeerbare pellets als het deeltjesmedium worden toegepast, welke inrichting omvat: Ca) een bron van sublimeerbare pellets; 5 (b) een huis, voorzien van op afstand van elkaar liggende pelletontvang- èn -afvoerstations; Cc) pellettoevoermiddelen voor het transporteren van de pellets uit het ontvangstation naar het afvoerstation, welke pellettoevoermiddelen verder zijn voorzien van meerdere heen en weer bewegende toevoerstaven, 10 die elk zijn voorzien van een daarin aangebrachte transportboring voor het opnemen van de pellets voor zijdelings transport tussen de ontvangen afvoerstations; (d) middelen voor het tot stand brengen van een stroming als gevolg van de zwaartekracht van de pellets naar de transportboringen 15 op het ontvangstation; (e) een afvoermondstuk; en (f) middelen voor het toevoeren van een onder druk gebracht transportgas naar het afvoerstation voor het transporteren van de pellets uit het afvoerstation naar het afvoermondstuk.

2. Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting volgens conclusie 1, waarbij de pellettoevoermiddelen zes of meer toevoerstaven omvatten, die heen en weer beweegbaar zijn gemonteerd in bijbehorende toevoerstaafkanalen, welke pellettoevoerstaven zijn ingericht om beurtelings heen en weer te worden bewogen, teneinde een relatief 25 gelijkmatige snelheid van zijdelingse beweging van de pellets uit het ontvangstation naar het afvoerstation te bewerkstelligen.

3. Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting volgens conclusie 2, waarbij de pellettoevoerstaven door een enkele heen en weer bewegende bron heen en weer worden bewogen.

4. Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting volgens conclusie 3, waarbij de pellettoevoerstaven elk met een enkele heen en weer bewegende bron zijn verbonden door een ronde nokschijfinrichting, waarbij elke nokschijf excentrisch bevestigd op de heen en weer bewegende bron, teneinde een sinusvormige bewegingsbaan te bewerkstelligen en 35 daardoor een heen en weer gaande zijdelingse beweging aan de pellettoevoerstaven te geven,

5. Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting S 7 0 1 8 6 1 - 14 - volgens conclusie 4, waarbij de pellettoevoerstaven een in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede hebben en heen en weer worden bewogen in overeenkomstig gevormde toevoerstaafkanalen, en waarbij de toevoerstaaf-kanalen zijn voorzien van drukregelmiddelen voor het isoleren van het 5 ontvangstation van de omgeving onder druk op het af voerstation.

6. Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting volgens conclusie 5, waarbij de drukregelmiddelen verder zijn voorzien van meerdere luchtafdichtingen tussen de pellettoevoerstaven en de kanalen, en van een drukaflaatpoort, gelegen tussen het ontvangstation 10 en het afvoerstation.

7. Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting volgens conclusie 6, waarbij de luchtafdichtingen bestaan uit een vaste afdichting en twee of meer afdichtingen met variabele voorspanning, waarvan de afdichtingsdruk naar wens kan worden gevarieerd, welke 15 afdichtingen met variabele voorspanning zijn gelegen nabij de ontvangen afvoerstations.

8. Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting volgens conclusie 7, welke inrichting verder is voorzien van een pelletafbuiginrichting voor het afbuigen van pellets uit het huis, 20 wanneer dat nodig is, welke afbuiginrichting is voorzien van een afbuigklep met open en een gesloten stand, en van middelen voor het tot stand brengen van een luchtdichte afdichting rondom de omtrek van de afbuigklep in zowel de open als de gesloten stand.

9. Verbeterde, met blazen van deeltjes werkende reinigings-25 inrichting, waarbij sublimeerbare pellets als het deeltjesmedium worden gebruikt, welke inrichting omvat: (a) een bron van sublimeerbare pellets, (b) een huis, voorzien van op afstand van elkaar liggende pelletontvang- en -afvoerstations; 30 (c) pellettoevoermiddelen voor het transporteren van de pellets uit het ontvangstation naar het afvoerstation, welke pellettoevoermiddelen verder zijn voorziaivm tenminste zes heen en weer bewegende toevoerstaven, die elk zijn voorzien van een daarin gevormde transportboring voor het opnemen van de pellets voor direct zijdelings transport 35 tussen de opneem- en afvoerstations, waarbij de transportboring van elke bepaalde toevoerstaaf afwisselend op één lijn wordt gebracht met het ontvang- en afvoerstation; (d) middelen voor het tot stand brengen van een zwaartekracht-stroming van pellets naar de transportboringen op het ontvangstation; 8701861 - 15 - (e) een afvoermondstuk; en (f) middelen voor het toevoeren van een onder druk gebracht transportgas naar het afvoerstation voor het transporteren van de pellets uit het afvoerstation naar het afvoermondstuk.

10. Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting volgens conclusie 9, waarbij de pellettoevoerstaven serieel zijn gerangschikt cm achtereenvolgens heen en weer te worden bewogen, teneinde een relatief gelijkmatige snelheid van de zijdelingse beweging van de pellets uit het ontvangstation naar het afvoerstation tot stand te 10 brengen.

11. Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting volgens conclusie 10, waarbij de pellettoevoerstaven heen en weer worden bewogen door een enkele heen en weer bewegende bron.

12. Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting 15 volgens conclusie 11, waarbij de pellettoevoerstaven elk door een ronde nokschijfinrichting zijn verbonden met een enkele heen en weer bewegende bron, waarbij elke nokschijf excentrisch is bevestigd op de heen en weer bewegende bron, teneinde een sinusvormige beweging tot stand te brengen en daardoor een zijdelingse heen en weer gaande beweging aan 20 de pellettoevoerstaven te geven.

13. Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting volgens conclusie 12, waarbij de pellettoevoerstaven een in hoofdzaak rechthoekige dwarsdoorsnede hebben en heen en weer worden bewogen in overeenkomstig gevormde toevoerstaafkanalen, en waarbij de toevoerstaaf- 25 kanalen zijn voorzien van drukregelmiddêlen voor het isoleren van het ontvangstation van de omgeving onder druk op het afvoerstation.

14. Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting volgens conclusie 13, waarbij de drukregelmiddelen verder zijn voorzien -van meercfeze luchtafdichtingen tussen de pellettoevoerstaven en de kanalen, 30 en van een drukaflaatpoort gelegen tussen het ontvang- en afvoerstation.

15. Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting volgens conclusie 14, waarbij de luchtafdichtingen bestaan uit een vaste afdichting en uit twee of meer afdichtingen met variabele voorspanning waarvan de afdichtingsdruk naar wens kan worden gevarieerd, welke 35 afdichtingen met variabele voorspanning zijn gelegen nabij het ontvang- en afvoerstation.

16. Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting volgens conclusie 15, welke inrichting verder is voorzien van een pelletafbuiginrichting voor het afbuigen van pellets uit het huis wanneer 8701861 * - 16 - dat nodig is, welke afbuiginrichting is voorzien van een afbuigklep met een open en een gesloten stand, en van middelen voor het tot stand brengen van een luchtdichte afdichting rondom de omtrek van de afbuigklep in zowel de open als de gesloten stand.

17. Verbeterde, met blazen van deeltjes werkende reinigings- inrichting, waarbij sublimeerbare pellets als het deeljtesmedium worden toegepast, welke inrichting omvat: (a) een bron van sublimeerbare pellets; (b) een huis, voorzien van op afstand van elkaar liggende 10 pelletontvang- en -afvoerstations; (e) pellettoevoermiddelen voor het transporteren van de pellets uit het ontvangstation naar het afvoerstation, welke pellettoevoermiddelen verder zijn voorzien van tenminste zes toevoerstaven, die heen en weer beweegbaar zijn gemonteerd in overeenkomstige toevoerstaafkanalen, 15 welke toevoerstaven elk zijn voorzien van een daarin gevormde transport- bcringvoor het opnemen van de pellets voor rechtstreeks zijdelings transport tussen het ontvang- en afvoerstation, waarbij de transportboring van enige bepaalde toevoerstaaf afwisselend op één lijn wordt gebracht met het ontvangstation en het afvoerstation, welke toevoerstaven door een 20 enkele heen en weer bewegende bron heen en weer worden bewogen in een serieel opeenvolgende wijze ten opzichte van elkaar, om een betrekkelijk gelijkmatige snelheid van de zijdelingse beweging de pellets uit het ontvangstation naar het afvoerstation tot stand te brengen, Ö) middelen voor het stand brengen van een zwaartekrachtstroming 25 van de pellets naar de transportboringen op het ontvangstation; (e) een pelletafbuiginrichting, die de pellets uit het huis kan afbuigen, wanneer dat nodig is, welke afbuiginrichting is voorzien van een afbuigklep met een open en een gesloten stand, en van middelen voor het tot stand brengen van een luchtdichte afdichting rondom de omtrek 30 van de afbuigklep in zowel de open als de gesloten stand; (f) een afvoermondstuk; en (g) middelen voor het toevoeren van een onder druk gebracht transportgas aan het afvoerstation voor het transporteren van de pellets uit het afvoerstation naar het afvoermondstuk.

18. Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting volgens conclusie 17, waarbij de pelletstoevoerstaven elk met een enkele heen en weer bewegende bron zijn verbonden door een ronde nokschijfinrichting, waarbij elke nokschijf excentrisch is bevestigd op de heen en weer bewegende bron, teneinde een sinusvormige beweging 8701865 - 17 - « tot stand te brengen en daardoor een heen en weer gaande zijdelingse beweging aan de pellettoevoerstaven te geven.

19. Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting volgens conclusie 18, waarbij de peilettoevoerstaven een in hoofdzaak 5 rechthoekige dwarsdoorsnede hebben en heen en weer worden bewogen in overeenkomstig gevormde toevoerstaafkanalen, en waarbij de toevoer-staafkanalen zijn voorzien van drukregelmiddelen voor het isoleren van het ontvangstation van de omgeving onder druk op het afvoerstation.

20. Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting 10 volgens conclusie 19, waarbij de drukregelmiddelen verder zijn voorzien van meerdere luchtafdichtingen tussen de peilettoevoerstaven en de kanalen, en van een drukaflaatpoort tussen het ontvangstation en het afvoerstation.

21. Met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting 15 volgens conclusie 20, waarbij de luchtafdichtingen bestaan uit een vaste afdichtingen uit twee of meer afdichtingen met variabele voorspanning, waarvan de afdichtingsdruk naar wens kan worden gevarieerd, welke afdichtingen met variabele voorspanning zijn gelegen nabij het ontvangstation en het afvoerstation.

22. Verbeterde werkwijze voor het zijdelings transporteren van süblimeerbare pellets in een met blazen van deeltjes werkende reinigingsinrichting, omvatterdë de stappen van: (a) het vormen van een bron van süblimeerbare pellets op een ontvangstation; 25 (b) het heen en weer bewegen vanneerdere toevoerstaven die elk zijn voorzien van een daarin gevormde transportboring, waarbij deze transportboring afwisselend in lijn wordt gébracht met het ontvangstation en een zijdelings op afstand daarvan geplaatst afvoerstation; (c) het tot stand brengen van een zwaartekrachttoevoer van 30 de pellets in de transportboringen van de toevoerstaven wanneer de betreffende transportboringen op één lijn zijn gébracht met het ontvangstation; (d) het heen en weer bewegen van de toevoerstaven zodanig, dat de transportboringen zijdelings uit het ontvangstation naar het 35 afvoerstation worden bewogen; (eïiettoevoèrenvan een onder druk gebracht transportgas naar het afvoerstation voor het afvoeren van pellets uit de transportboringen; en (f) het transporteren van de pellets naar een afvoermondstuk.

23. Werkwijze volgens conclusie 22,waarbij de meerdere toevoer- 8701861 % - 18 - staven heen en weer worden bewogen op een serieel versprongen wijze, om een relatief gelijkmatige transportsnelheid van de pellets naar het afvoermondstuk van de reinigingsinrichting te bewerkstelligen.

24. Werkwijze volgens conclusie 23, verder omvattende 5 het isoleren van het onder druk gebrachte transportgas op het afvoer-station van het ontvangstation. J] ^, :. Wp 8'6 1