NL8700893A - Inrichting voor het in een horizontaal vlak positioneren van een aan kraankabels hangend lichaam, in het bijzonder een container. - Google Patents

Description

ï NO 33505 1 ^ i»

Korte aanduiding: Inrichting voor het in een horizontaal vlak positioneren van een aan kraankabels hangend lichaam, in het bijzonder een container.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in het horizontaal vlak positioneren van een aan kraankabels hangend lichaam, in het bijzonder een container, welke inrichting is voorzien van aan een frame, in het bijzonder een kraanframe bevestigde 5 geleidingsmiddelen welke van het frame af en naar het frame toe verplaatsbaar zijn.

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Nederlandse octrooischrift 165.991 en deze omvat een of meer glijgoten tussen het kraanframe en de plaats waar de container aangebracht moet 10 worden. Een nadeel is dat de bekende inrichting alleen in combinatie met een bijzonder chassis is te gebruiken dat van middelen voorzien moet zijn om de scharnierstand van de glijgoten te begrenzen.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding dit nadeel te vermijden.

15 Volgens de uitvinding zijn de geleidingsmiddelen hiertoe tevens verplaatsbaar in een richting die zich in het horizontale vlak in hoofdzaak dwars op de eerstgenoemde verplaatsingsrichting uitstrekt.

Indien gebruik wordt gemaakt van twee scharnierend 20 opgehangen glijgoten, dan zijn deze goten opgehangen aan sleden waarbij middelen aanwezig zijn om de sleden afzonderlijk en bij het bereiken van een bepaalde onderlinge afstand gezamelijk te kunnen verplaatsen.

De afstand tussen de sleden dient zodanig aan de lengte van de te positioneren container te zijn aangepast dat de 25 container precies tussen twee dwarse begrenzingsorganen van de glijgoten past. Daarom is elk van de sleden voorzien van een aanslagorgaan dat kan aangrijpen op een afstandhouder die met de slede kan meebewegen .

Om de inrichting gemakkelijk aan een aantal 30 containerlengtematen te kunnen aanpassen kan de afstandhouder zodanig instelbaar zijn uitgevoerd dat verschillende onderlinge afstanden van de slede kunnen worden ingesteld. Bijvoorbeeld bestaat deze afstandhouder uit een cilinder met segmenten van verschillende lengte.

De geleidingsmiddelen kunnen ook bestaan uit een 35 raam. Bij voorkeur is dat raam aan de zijde waar de container het raam

& ' 0 i’ J J

» 2 het eerst binnentreedt van centreermiddelen voorzien.

Indien het raam om het lichaam aangebracht is, dat wil zeggen dat het lichaam door het raam gevierd wordt, is volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding de constructie 5 scharnierend met het raam verbonden. Door het met de constructie in het horizontale vlak manipuleren van het raam kan de daardoor gaande container in de juiste positie daarvan gebracht worden. Daarbij kan het raam aan de zijde waar het lichaam het raam het eerst binnentreedt van het lichaam centrerende middelen voorzien zijn.

10 Bij een andere uitvoeringsvorm waarbij het raam als hijsjuk uitgevoerd is en bij gevolg met de container in verticale zin meebeweegt, kan hetzij het uiteinde van het raam hetzij de constructie een pen omvatten en omvat de andere een orgaan dat de pen verticaal verschuifbaar kan aangrijpen. De constructie grijpt daarbij het raam 15 via pen/orgaan verschuifbaar aan en voorziet in het horizontale vlak positioneren van het hijsjuk. Daarbij kan het orgaan een van openingen voorziene steun omvatten en voor het gemakkelijlc inbrengen van de pen in de opening kan deze aan de zijde die het eerst daarmee in aangrijping moet komen taps toelopen. Hierdoor wordt in een bijzonder 20 eenvoudige en zeker werkende constructie voorzien.

Om het in aangrijping brengen van het orgaan en de pen nog verder te vergemakkelijken omvat volgens een verdere voorkeursuitvoering het orgaan een blok dat van een de pen opnemende uitsparing voorzien is. De pen kan dan zijdelings in de uitsparing bewogen 25 worden.

De draagconstructie kan alle in de stand der techniek bekende uitvoeringen omvatten maar bestaat in het bijzonder uit een arm beweegbaar bevestigd aan het kraanframe en voorzien van een daarop verschuifbaar aangebrachte slede waaraan hetzij het raam, hetzij de 30 pen, hetzij de steun, hetzij het blok bevestigd is. Op deze wijze is een nauwkeurig positioneren mogelijk. Bij een bijzonder eenvoudig te verwezenlijken uitvoering is de arm scharnierend ten opzichte van het kraanframe aangebracht. Bij een verdere uitvoering is de arm verschuifbaar ten opzichte van het frame aangebracht.

35 Om containers met verschillende afmetingen met behulp van één raam op te kunnen nemen zijn de armen van de constructie onderling en ten opzichte van het kraanframe verschuifbaar aangebracht, en is het raam in dezelfde richting inschuifbaar.

De uitvinding zal thans aan de hand van enkele

^ ^ T

ï- i i ' **'» w" 4 3 t» voorkeursuitvoeringen beschreven worden, afgebeeld in te tekeningen, waarin:

Figuur 1 een bovenaanzicht is van een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding van een raam waardoor de container 5 heen gevierd moet worden.

Figuur 2 een zij-aanzicht is van dezelfde uitvoering waarbij afgebeeld is hoe een container gepositioneerd wordt,

Figuur 3 een uitvoeringsvorm is waarbij het raam als hijsjuk is uitgevoerd in bovenaanzicht.

10 Figuur 4 een zij-aanzicht van de uitvoering van figuur 3 is,

Figuur 5 een bovenaanzicht is van de helft van een tweede uitvoeringsvorm waarbij het raam als hijsjuk uitgevoerd is, in bovenaanzicht, 15 Figuur 6 een zij-aanzicht is van de uitvoeringsvorm volgens figuur 5,

Figuur 7 een gewijzigde uitvoering ten opzichte van figuur 5 in bovenaanzicht is,

Figuur 8 een zij-aanzicht van figuur 7 is, en 20 Figuur 9 een perspectivisch aanzicht toont van een voorkeursuitvoering.

In figuren 1 en 2 is een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding afgebeeld. Daarbij wordt een lichaam zoals een container 1 hangend aan een hijsjuk of 25 spreader 2 met behulp van een niet-afgebeelde kraan neergelaten op een laadchassis 3. Om container 1 in het horizontale vlak nauwkeurig te positioneren ten opzichte van laadchassis 3 is een raam 4 aanwezig waardoor de container kan bewegen. Aan de uiteinden 7, 8 is dit raam scharnierend aan een slede 9 bevestigd. Deze slede 9 loopt met behulp 30 van een geleiding, bijvoorbeeld bestaande uit wielen en rails in armen 10, die op hun beurt scharnierend aan kraanfrarae 11 of een ander referentiepunt bevestigd zijn. Het raam 4 is nabij de dwarsliggers 5,6 van centreermiddelen 12 voorzien zoals twee loodrecht op elkaar staande zich schuin uitstrekkende plaatdelen. Ten minste één van de armen 10 35 wordt met behulp van een vijzel 13 ten opzichte van het kraanframe gestuurd terwijl sleden 9 met behulp van vijzels 14 ten opzichte van de respectievelijke armen 10 gestuurd worden.

Deze inrichting werkt als volgt. Bij het neerlaten van de container in het raam wordt deze met behulp van de centreer- ** ·-*· b . l. ·.. v i 4 middelen 12 ten opzichte daarvan gecentreerd. Om in een aanpassing aan verschillende maten van de container te voorzien kunnen een of meer centreermiddelen 12 verplaatsbaar langs de langs- en/of dwarsliggers van het raam uitgevoerd zijn. Indien de container zich in het raam 5 bevindt wordt het raam met behulp van de vijzels 13 respectievelijk 14 zodanig gemanouvreerd dat de container op de juiste plaats op het laad-chassis 3 gebracht wordt.

In de overige figuren zijn uitvoeringen van de uitvinding afgebeeld waarbij het raam 4 tevens als hijsjuk dient.

10 Daarbij hangt de container aan het raam en wordt daar niet doorheen bewogen.

In figuren 3 en 4 is een uitvoeringsvorm afgebeeld waarbij op de container 1 een raam 4 bevestigd is dat rechtstreeks met het eigenlijke hijsjuk 2 verbonden is. Aan het hijsjuk zijn aan beide 15 uiteinden steunen 15 aangebracht voorzien van een opening 16. Bij het uiteinde van de arm-sledeconstructie 10; 9 bevindt zich een pen 17.

Deze constructie kan op dezelfde wijze zoals hierboven beschreven bevestigd zijn maar het is ook mogelijk om de armen 10 middels sleden 18 verschuifbaar ten opzichte van het kraanframe 11 aan te brengen.

20 Daardoor kan inschuiven van het raam opgenomen worden. Dit inschuiven dient ter aanpassing aan verschillende maten containers.

Deze inrichting werkt als volgt. Bij het neerlaten van de container 1, hangend aan raam 4 wordt de arm-sledeconstructie met aan het uiteinde pen 17 zodanig gemanipuleerd dat de pen 17 in 25 opening 16 beweegt. Hiertoe kan zowel het uiteinde van pen 17 als van de opening 16 afgeschuind zijn om centreren te vergemakkelijken. Nadat aangrijping tussen pen 17 en opening 16 plaats gevonden heeft wordt container 1 verder naar beneden bewogen waarbij steun 15 verticaal vrij naar beneden langs pen 17 kan bewegen. In horizontale richting wordt de 30 positie van het raam 4 echter bepaald door de positie van de arm-sledeconstructie. Door het bewegen van de armen 10 en de sleden 9 kan de container nauwkeurig op het laadchassis 3 geplaatst worden. Voor het ten opzichte van het kraanframe 11 bewegen van de sleden 18 kan een vijzel 19 aanwezig zijn. De twee sleden 18 kunnen na verstelling met 35 elkaar gekoppeld worden om in een stijf geheel te voorzien en om eventueel op een vijzel 19 te kunnen besparen. Het is vanzelfsprekend eveneens mogelijk om steun 15 op slede 9 aan te brengen terwijl pen 17 op raam 4 aangebracht is. Daarbij moet het uiteinde van de pen 17 naar beneden gericht zijn terwijl de afschuining van steun 15 zich aan de 5 *

W

bovenzijde bevindt.

Om problemen met betrekking tot het centreren van pen 17 en opening 16 te vermijden wordt volgens figuur 5-8 een constructie voorgesteld waarbij de pen 17 zijdelings aangegrepen wordt door een 5 blok 20 waarin een uitsparing 21 is aangebracht. Daarbij tonen figuur 5 en 6 een uitvoering waarbij het blok op slede 9 is aangebracht terwijl figuur 7 en 8 een uitvoering tonen waarbij de pen 17 op slede 9 aangebracht is. Om in een snel en doelmatig aangrijpen te voorzien is arm 10 scharnierend aan kraanframe 11 aangebracht, eventueel met 10 tussenkomst van een slede 18 om in een aanpassing aan de container-afmeting te kunnen voorzien. De armen 10 worden door een vijzel 22 gescharnierd. Doordat van een uitsparing 21 en niet van een geheel omsloten opening gebruik wordt gemaakt is men ten opzichte van de uitvoering volgens figuur 3 en 4 veel vrijer in het aanbrengen van pen 15 17 terwijl aan het uiteinde geen eisen gesteld worden.

Deze inrichting werkt als volgt. Bij het neerlaten aan het raam 4 van container 1 komt op een zekere afstand boven laad-chassis 3 een deel van de pennen 17 in hetzelfde horizontale vlak als de respectievelijke uitsparing 21 te liggen. Door het verplaatsen van 20 blokken 20 kunnen de wanden van de uitsparingen 21 met pennen 17 in aangrijping gebracht worden. Daarna kan de container door middel van heen en weer bewegen van sleden 9 alsmede het scharnieren van armen 10 nauwkeurig boven het laadchassis gemanipuleerd worden. Hetzelfde geldt voor de constructie waarbij het blok 20 op het raam 4 is aangebracht en 25 pen 17 op slede 9.

De uitvoering volgens figuur 9 omvat twee glijgoten 30, 31 welke scharnierbaar zijn opgehangen aan een slede 32 respectievelijk 33. Deze sleden zijn op een rail 34 verschuif- of verrijdbaar door middel van een hydraulische of pneumatische cilinder 35 respec-30 tievelijk 36. Tussen de sleden bevindt zich een afstandhouder 37, die eveneens verplaatsbaar is op de rail 34. Elk van de sleden 32, 33 heeft een aanslagorgaan in de vorm van een stang 38 respectievelijk 39 die op de afstandhouder 37 kan aanslaan. Deze laatste is uitgevoerd in de vorm van een cilinder met een aantal segmenten van verschillende lengte.

35 De glijgoten 30, 31 zijn voorzien van een rand 40. De afmetingen van de segmenten van de afstandhouder 37 zijn zo gekozen dat wanneer de aanslagstangen 38, 39 erop aangrijpen, de afstand tussen de randen 40 van de glijgoten slechts weinig groter is dan de lengte van een container. Het zal duidelijk zijn dat de verschillende { ' J j 6 * segmenten van de cilinder 37 corresponderen met de verschillende containerlengtes. Een rail 34 zal in het algemeen bevestigd zijn aan een balk van de containerkraan.

Deze voorkeursuitvoering werkt als volgt. Zodra een 5 container door de kraan tussen de glijgoten 30, 31 is gebracht, worden de cilinders 35, 36 bediend. De aanslagstangen 38 respectievelijk 39 komen tot aangrijping met de afstandhouder 37 waarvan de hoekstand door middel van een aangedreven tandwiel 41 en een tandkrans 42 is ingesteld ter aanpassing aan de lengte van de betreffende container. In de 10 aanslagstand van de stangen 38, 39 past de container precies tussen de randen 40. Door nu de sleden 32, 33 gelijktijdig te verplaatsen met behulp van de cilinders 35, 36 (bij de ene cilinder de druk enigszins verhogen en bij de andere wat verlagen) en door de scharnierstand van de goten 30, 31 door middel van niet weergegeven cilinders te wijzigen, 15 kan de container gemakkelijk zo gepositioneerd worden dat hij langs de goten glijdend een gewenste positie op een willekeurig chassis zal innemen.

Opgemerkt wordt dat ook bij de uitvoering volgens figuren 3 tot en met 8 de sleden 18 door een afstandhouder 37 op 20 verschillende onderlinge afstanden zouden kunnen worden gehouden.

Hoewel hierboven voorkeursuitvoeringen van de uitvinding beschreven zijn moet begrepen worden dat daaraan verschillende wijzigingen aangebracht kunnen worden zonder buiten het bereik van de onderhavige uitvinding te geraken. Zo kan de constructie anders 25 uitgevoerd worden en kunnen de middelen voor het bewegen van de armen en de slede alle in de stand der techniek bekende constructies omvatten.

»·* .-r' * ·· .*

Claims (14)

1. Inrichting voor het positioneren van een aan kraankabels hangend lichaam, in het bijzonder een container, welke inrichting is voorzien van aan een frame, in 'het bijzonder een kraan-frame bevestigde geleidingsmiddelen welke van het frame af en naar het 5 frame toe verplaatsbaar zijn, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen tevens verplaatsbaar zijn in een richting die zich in het horizontale vlak in hoofdzaak dwars op de eerstgenoemde verplaatsingsrichting uitstrekt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, voorzien van twee 10 scharnierend opgehangen glijgoten, met het kenmerk, dat de glijgoten zijn opgehangen aan sleden, en dat middelen aanwezig zijn om de sleden afzonderlijk en bij het bereiken van een bepaalde onderlinge afstand, gezamelijk te kunnen verplaatsen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het 15 kenmerk, dat elk van de sleden is voorzien van een aanslagorgaan dat kan aangrijpen op een afstandhouder die met de sleden kan meebewegen.

4. Inrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de afstandhouder zodanig instelbaar is dat 20 verschillende onderlinge afstanden van de sleden kunnen worden ingesteld.

5. Inrichting volgens conclusie 1, ra e t het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen bestaan uit een raam.

6. Inrichting volgens conclusie 5, m e t het 25 kenmerk, dat het raam aan de zijde waar het lichaam het raam het eerste binnentreedt, centreermiddelen heeft.

7. Inrichting volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat het raam als hijsjuk is uitgevoerd en dat van de combinatie van raam en bewegingsmechanisme de één van een pen en de 30 ander van een orgaan is voorzien waarop de pen kan aangrijpen.

8. Inrichting volgens conclusie 7, m e t het kenmerk, dat het orgaan een van openingen voorziene steun is.

9. Inrichting volgens conclusie 8, m e t het kenmerk, dat de pen aan de zijde die het eerst in aangrijping 35 moet komen met de opening, taps toeloopt. I ' . ' 593

10. Inrichting volgens conclusie 7, m e t het kenmerk, dat het orgaan een blok omvat dat van een de pen opnemende uitsparing is voorzien.

11. Inrichting volgens één van de conclusies 5 - 10, 5 met het kenmerk, dat de constructie een arm omvat die beweegbaar is bevestigd aan het frame, welk frame is voorzien van een daarop verschuifbaar aangebrachte slede, waaraan hetzij het raam, hetzij de pen, hetzij de steun, hetzij het blok bevestigd is.

12. Inrichting volgens conclusie 11, m e t het 10 kenmerk, dat de arm scharnierend ten opzichte van het kraanframe aangebracht is.

13. Inrichting volgens conclusie 11 of 12, me t het kenmerk, dat de arm verschuifbaar ten opzichte van het kraanframe aangebracht is.

14. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de armen onderling en ten opzichte van het kraanframe verschuifbaar aangebracht zijn en dat het raam in ten minste dezelfde richting inschuifbaar is om in een aanpassing voor verschillende afmetingen van het lichaam te voorzien. Μ*. p. ^ f*, ·*> V* >J;'