NL8700062A - Rondgebreide therapeutische kous met teeninspectieopening. - Google Patents

Description

s». ·' 5 VO 8484

Titel: Kondgebreide therapeutische kous met teeninspectieopening.

De uitvinding heeft betrekking op een rondgebreide, therapeutische kous met een enkel-, een hiel-, een wreef- en een teengedeelte, in welk teengedeelte een teeninspectieopening met dubbele, vastgezette boord aanwezig is.

5 Een dergelijke therapeutische kous is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 3.453.843. De boord van de teeninspectieopening wordt hierbij als cilindrisch deel gebreid. Na het breien van deze boord wordt de kous van de breimachine afgenomen en wordt een rand daarvan omgeslagen en vervolgens met een hechtsteek vastgezet. De therapeutische kous komt 10 derhalve niet als kant-en-klaar produkt van de breimachine af maar behoeft nog een nabewerking.

De uitvinding beoogt de boord van de teeninspectieopening van een dergelijke kous zodanig uit te voeren dat deze op de breimachine zelf kan worden aangebracht en dat daarbij een zeer ladderbestendige boord-15 afwerking wordt verkregen. De kous volgens de uitvinding is daartoe gekenmerkt doordat de omgeslagen rand van de boord is vastgezet met ten minste één toer van overgezette breisteken, terwijl voorbij de overgezette steken een ladderbestendige strook aanwezig is..

De rondgebreide, therapeutische kous volgens de uitvinding als-20 mede een werkwijze voor het vervaardigen daarvan wordt aan de hand van de tekening nader toegelicht. Hierin toont: fig. 1 een schematisch zijaanzicht van een therapeutische kous; fig. 2-5 breipatronen, welke in verschillende gedeelten van de kous volgens fig. 1 worden gebruikt; 25 fig. 6 de rand van de teeninspectieopening van de kous volgens fig. 1? fig. 7-9 uitvoeringsvormen van een kamring ter vervaardiging van de kous volgens fig. 1.

De rondgebreide naadloze, therapeutische kous omvat een enkel- en 30 voetgedeelte 11, resp. 12, een hielpartij 14, een geminderd wreef gedeelte 13 en een teenpartij 18.

Bepaalde gedeelten van de kous zijn op verschillende wijzen gebreid ter verkrijging van verschillende eigenschappen.

8700062 c -2-

Het enkel- en voetgedeelte 11, 12 en het geminderde wreefgedeelte 13 zijn vervaardigd uit dun niet-elastomeer stretch-garen, zoals 70/1 getwijnd nylon-garen of dergelijke met s-twijn 22 en z-twijn 24 en zij zijn in elke toer van genoemd gedeelte beurtelings gebreid. Teneinde de 5 gewenste spankracht te verkrijgen is tevens in praktisch het gehele wreef- en aangrenzende gedeelte elastomeer rekgaren 26 opgenomen, zoals 280 denier met nylon bekleed spandex-garen waardoor de ontspannen vorm van deze gedeelten wordt bepaald en met het grootste gedeelte hiervan toersgewijze ingelegd en tussengevoegd om genoemde gebreide enkel- en 10 wreefgedeelten in intervallen in elke toer, waarin deze voorkomen, vast te zetten. Het rekgaren 26 wordt in een voldoend aantal toeren van genoemde gedeelten aangebracht, in de tekening weergegeven als één in elke twee toeren, zodat wanneer bedoelde gedeelten zich in gestrekte toestand rondom het hiermede overeenkomende gedeelte van de menselijke voet van 15 verschillend formaat bevinden de gewenste drukkracht wordt uitgeoefend.

Elastische, gevormde of passende hiel- en teenpartijen, bestaande uit extra gedeeltelijke toeren, zijn bijzonder nuttig bij kousen van het buisvormige type, zoals ziekenhuis-, chirurgische en steunkousen. Een voorbeeld van een hiel-constructie is bekend uit het Amerikaanse octrooi-20 schrift 3.241.340. Het buigen en strekken van kousen tijdens gebruik maakt de afgeknipte uiteinden van de noodzakelijke, gedeeltelijke toeren van stretch-garen bijzonder gevoelig voor het lostrekken daarvan uit de het laatst gebreide steken, hetgeen resulteert in ladders in het rand-gedeelte van de hiel- en teenpartijen. Het is derhalve aan te bevelen 25 om verschillende fixeer-steken aan de einden van de gedeeltelijke toeren aan te brengen ter voorkoming van deze ladders. Dit kan geschieden door het breien van verschillende afhecht-steken of combinaties van afhechten losse steken aan de einden van de gedeeltelijke toeren van de hielen teenpartijen. Voorbeelden hiervan zijn weergegeven in de Amerikaanse 30 octrooischriften 3.603.116 en 3.181.314. De einden van de gedeeltelijke toeren kunnen zo worden aangebracht, dat ze in een rechte lijn verlopen ofwel volgens een bepaalde contour, hetgeen in hoofdzaak afhangt van het type naaldbesturing, dat in de toegepaste kousen-breimachine is ingebouwd.

35 Zoals weergegeven in fig. 3 wordt het hielgedeelte 14 in de eer ste plaats gevormd van fijn getwijnd stretch-garen, met een s-twijn 22 p, *7 ft Γ5 f: ft £

>5 ƒ \J V 'J

£· 3 -3- eneen z-twijn 24 dat afwisselend wordt gebreid in elke toer van genoemd gedeelte. Door het gehele hielgedeelte 14 is elastomeer rekbaar en samentrekbaar garen 26, zoals 280 denier met nylon bedekt spandex-garen gebreid, dat de ontspannen vorm van genoemd hielgedeelte bepaalt en met 5 het grootste gedeelte hiervan toersgewijze ingelegd en in elkaar geknoopt om dit in genoemd gebreid hielgedeelte met frequente intervallen vast te zetten in elke toer waarin dit voorkomt. Het rekbare en samentrekbare garen is in een voldoend aantal toeren aanwezig, in de tekening weergegeven in elke twee toeren, zodat, wanneer het hielgedeelte 14 zich 10 in een gestrekte toestand rond de hiel bevindt, de gewenste drukkracht wordt uitgeoefend.

Het hielgedeelte 14 omvat een gevormde hielpartij 15, welke, behalve met niet-elastomere, stretch nylon-garens 22 en 24 en elastomere garens 26, is gebreid met fijn niet-elastomeer stretch 70/2 dubbel nylon 15 superloft garen 28 in gedeeltelijke toeren, die achtereenvolgens in lengte variëren. Het garen 28 van elke opeenvolgende gedeeltelijke toer wordt aan de uiteinden afgesneden en in een verbinding met ten minste één steeklus van een direkt ernaast liggende toer gebreid, om te voorkomen, dat de afgesneden uiteinden van het garen los worden getrokken, zoals 2Q bijvoorbeeld in de Amerikaanse octrooischriften 3.241.340 en 3.603.11*6 beschreven. Ook worden naast elkaar liggende toeren elastomeer garen 26 gescheiden in de convexe hielpartij 15 door twee gedeeltelijke toeren garen 28, welke minder dan een complete omtrekstoer van de kous vormen.

De hielovergangsplaats 16, welke is weergegeven in fig. 1 is het gedeelte 25 waarbinnen de afgesneden uiteinden van de gedeeltelijke toeren eindigen. Elastomeer garen 26 is bij voorkeur in een grotere hoeveelheid aanwezig in de toeren dicht naast genoemde partij, zoals beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.241.340.

Zoals weergegeven in fig. 4 wordt het teengedeelte 18 in de eerste 30 plaats gevormd van fijn stretch niet-elastomeer garen 23, zoals 40/2 dubbel s en z nylon superloft garen, dat gebreid wordt in elke toer van genoemd gedeelte doch, afwijkend van het gebreide patroon erboven, vrij is van elastomeer rekgaren, waarbij de scheidingslijn tussen genoemde delen in fig. 1 is aangegeven bij 17. In het teengedeelte dient het 35 stretch-garen 23 in de eerste plaats voor bedekking, wanneer genoemd teengedeelte zich in een gestrekte toestand rondom het overeenkomstige 8 70 0 06 2 i 'v -4- gedeelte van de menselijke voet bevindt. Het teengedeelte 18 omvat een gevormde teenpartij 19, welke geheel is gebreid van niet-elastomeer, doch stretch 40/2 dubbel s en z nylon superloft garen 28 hetwelk zich, in aanvulling op nylon garen 23, in gedeeltelijke toeren bevindt van opeenvol-5 gend variabele lengte. Het garen 28 in elke opeenvolgende, gedeeltelijke toer wordt aan tegenover elkaar gelegen uiteinden afgesneden en wordt gebreid in een afhechtende en losse steekverbinding met ten minste één steeklus van een direkt ernaast liggende toer, om te voorkomen, dat de afgesneden uiteinden van het garen, evenals bij de hielpartij 15 worden 10 losgetrokken.

Het teengedeelte 18 eindigt in een teeninspectieopening naast de gevormde teenpartij 19 hetzij erboven, hetzij eronder, waarbij deze inspectieopening wordt begrensd door een boord 21, in detail weergegeven in fig. 5 en 6, van dubbel rekbaar elastisch weefsel, waarin elastomeer 15 rekgaren 28 is opgenomen, naast het stretch-garen 23. Het elastomere garen wordt gebreid in een 1;3 patroon, zoals in fig. 5 en zou hetzij een sterk rekkend bekleed elastomeer of onbekleed spandex-garen moeten zijn, teneinde een zeer nauwe opening te vormen. Eén toer van genoemd boord is bij 30 voorzien van dwarssteken, waarbij het dubbele boordweef-20 sel van een omgeslagen uiteinde 32 is voorzien. Een laddervrije aanzet-strook 34 is aangebracht, die achter genoemde dwarse overzetsteken 30 ligt.

De beschreven naadloze therapeutische kous kan vervaardigd worden op een continu werkende rond-breimachine, in het bijzonder de Zodiac 4F, 25 welke wordt vervaardigd door Billi S.p.a., Firenze Construzione Machine Tessili, Italië.

Bij het toepassen van deze machine, met een 10 cm 401-naalds cilinder en uitgerust met een toevoerinrichting voor elastomeer garen, zoals beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.209.558, begint het 30 breien op de gebruikelijke manier aan de bovenkant van de kous met een dubbele breigarentoevoer, één voor s-getwijnd niet-elastomeer stretch 70/1 nylon-garen en de andere voor z-getwijnd niet-elastomeer stretch 70/1 nylon-garen, en een inlegdraad-toevoer voor elastomeer garen zoals 280 denier met nylon bekleed spandex-garen. De vierde beschikbare toe-35 voer is niet in gebruik. De steekafmeting wordt in het gehele produkt bestuurd door het gebruikelijke steekstuursysteem, dat in de machine is 8700062- it -i -5- opgenomen en het elastomere garen wordt met een vooraf geregelde snelheid in de machine geleid tijdens het breien van de been-, enkel- en voetgedeelten. De vierde toevoer wordt in werking gesteld bij de hiel-partij om de gedeeltelijke toeren te breien inclusief de eindfixeer-5 steken. Het kamringpatroon (fig. 7) toont een naaldkiessysteem voor de hielpartij. Het kamsegment AD in het naaldbed kan worden gewijzigd om een geheel onafhankelijke beweging van de kamsegmenten AD en AE mogelijk te maken ter vervaardiging van gebreide losse en afhechtsteken in het bijzonder aan de einden van de gedeeltelijke toeren, welke worden ge-10 bruikt ter vorming van de hielpartij. De naaldkeuze voor elke toevoer wordt op de gebruikelijke wijze tot stand gebracht vanaf de patroon-trommels in het onderste gedeelte van de keuzehefbomen of in het middengedeelte van het sledesysteem, dat inwerkt op de keuzehefbomen. De keuze wordt doorgegeven naar de tussenliggende hefbomen en van daaraf naar de 15 naaldeinden. De hielpartij wordt verder meer geschikt gemaakt door aanpassing van de vorm van het instapgebied, zoals beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 3.443.404.

De gedeeltelijke toeren van de hielpartij worden geëlimineerd in het zoolgedeelte, dat op dezelfde wijze als het beengedeelte van de kous 20 wordt gebreid met twee toevoerdraden en éën inlegdraad. Een verstevi-gings- of absorberend garen kan in het zoolgedeelte worden aangebracht door dit garen voor extra toeren te gebruiken. .

Op dit punt worden alle elastomere garens uit bedrijf genomen en wordt stretch nylon-garens zoals 40/2 superloft nylon-garen op alle toe-25 voerstations aangebracht. De beschreven teenpartij kan worden gebreid op 4-, 6-, 8- of zelfs 12-draads kousenbreimachines, aangenomen, dat deze met speciale naaldsystemen voor elke toevoer zijn uitgerust. Op een 4-draads machine kan men breien met alle draden boven het teengedeelte en met slechts ëên draad onder de enkel- of teenpartij. Drie van de dra-30 den, welke in het teengedeelte worden gebreid maken gedeeltelijke toeren, terwijl één draad onder de in de teenpartij gebreide toeren over alle naalden in de cilinder loopt.

Automatische inrichtingen snijden de losse uiteinden van de gedeeltelijke toeren op een voorafbepaalde lengte af en door het herhalen 35 van deze handeling voor een aantal toeren van de naaldcilinder wordt een afgeronde teenpartij op de breimachine gevormd.

870 0*3 3 2 * w -6-

Het weefsel voor het teengedeelte bestaat uit drie gedeelten, a. Ring I

- 4 toevoerdraden geheel nylon worden op alle naalden (gebied 36 van het teengedeelte 18) gebreid.

5 b. Teenpatroon - 1 toevoerdraad wordt op alle naalden (360° = 401 naalden) gebreid, 1 toevoerdraad wordt op 205 naalden bij 42 gebreid, 1 toevoerdraad wordt op 170 naalden bij 44 gebreid, 10 1 toevoerdraad wordt op 134 naalden bij 46 gebreid,

c. Ring II

- 4 toevoerdraden geheel stretch-nylon worden op alle naalden (vlak 38 van het teengedeelte 18) gebreid.

De naaldbeweging van de teenpartij weergegeven in het kampatroon 15 volgens fig. 8 is als volgt:

Toevoerdraad nummer 3 wordt op elke naald tijdens elke omwenteling van de cilinder gebreid, terwijl de toevoerdraden nummer 1, 2 en 4 slechts gedeeltelijke toeren breien op uitgezóchte groepen naalden in de cilinder. Elke gedeeltelijke toer begint en eindigt met een serie 20 afwerk- en losse steken (2-6) teneinde de uiteinden van de gedeeltelijke toeren in het weefsel op te sluiten en ladders en fouten te voorkomen, wanneer de kous in gebruik is.

Hoewel het mogelijk is om de gedeeltelijke toeren op dezelfde naalden te breien, verdient het in het algemeen de voorkeur om de gedeel-25 telijke toeren op verschillende groepen naalden te brengen ter verkrijging van een beter, meer plooivrij ui ter lijk van de teenpartij en ter vermijding van een verkeerde afsnijhandeling tengevolge van het in elkaar vastzitten van de uiteinden tijdens de mechanische snijhandeling.

De naaldkeuze voor de gedeeltelijke toeren begint vanaf glijbanen 30 R tot X in het patroon-trommel-stuurgebied en glijbaan E in het glijbaan-stuurgebied.

Voor toevoerdraad nummer 3 vindt de naaldkeuze plaats via de kam-segmenten AE en AD in het naaldbed. De naalden in toevoer nummer 4 worden in werking gesteld vanaf de glijbanen D tot X in het patroontrommelge-35 deelte van de keuzehefbomen. De keuze wordt doorgegeven naar het segment AA van de tussenliggende hefboombaan. Het segment AA wordt enigszins ö 7 f) r* λ .3 9 C* j -J i- v j=> - ¾ -7- teruggetrokken ter verschaffing van één kam-oplichting op afkanthoogte en een andere oplichting tot de vrije hoogte. De kamsegmenten AE en AD in het naaldbed worden teruggetrokken bij voevoer nummers 1 en 4.

De naalden in toevoer nummer 4 worden in werking gesteld vanaf de 5 glijbanen ü tot X in het patroon-trommelgedeelte van de keuzehefbomen.

De keuze wordt doorgegeven naar segment AA van de tussenliggende hefboom-baan. Segment AA wordt enigszins teruggetrokken om de naalden in de hoofdgroep van de gedeeltelijke toeren op te lichten tot de afkanthoogte en de naalden in de eindvlakken aan beide kanten van de hoofdgroep tot vrije 10 hoogte. De naalden voor de losse steken tussen de afkantnaalden worden niet gekozen. Toevoer nummer 4 geeft de kortste lengte van de gedeeltelijke toeren in het teengedeelte.

De naalden in toevoer nummer 1 worden in werking gesteld vanaf glijbanen ü tot X in het patroon-trommelgedeelte van de keuzehefbomen en 15 door glijbaan E in het keuzehefboom-glijbaangedeelte. De in toevoer nummer 4 gemaakte naald-keuze wordt overgedragen via het tussenliggende hefboom kam-segment AB, dat gedeeltelijk is teruggetrokken. De naalden gekozen door patroontrommel-sleden U tot X en de naalden gekozen door de kies-glijbaan E worden door het tussenliggende hefboom-segment AB tot 20 vrije hoogte 'opgelicht. Enkele van de naalden in de eindgedeelten worden tot afkanthoogte opgelicht door gebruikmaking van tussenliggende hefbomen met extra korte aanslagen. Niet gekozen hefbomen in het eindvlak produceren het flotterende deel. Toevoer nummer 1 produceert de tussenliggende lengte van gedeeltelijke toeren in het teengebied.

25 De naalden in toevoer nummer 2 worden in werking gesteld door de sleden R tot X van het patroontrommel-gedeelte van de keuze-hefbomen.

Deze keuze wordt overgedragen naar segment AA van de tussenliggende hefboombaan. Dit segment is verwisseld en de gekozen tussenliggende hefbomen lichten de naalden op tot vrije hoogte. Het naaldkeuze-segment 30 AD wordt in werking gesteld, doch gedeeltelijk teruggetrokken, ter verschaffing van de afkantsteken op lange aanslagnaalden in de eindvlakken van de gedeeltelijke toeren en de niet gekozen naalden tussen de afkantsteken produceren de flotterende steken. Toevoer nummer 2 produceert het grootste oppervlak, dat door de gedeeltelijke toeren in het teengebied 35 wordt ingenomen.

8700032 -8- i v

In een machine met 4 toevoeren hangt de kromming van het teen-weefsel af van het aantal extra toeren, dat voor de teenpartij wordt gekozen. De verhouding van de toeren is 4 boven de tenen en 1 onder de tenen, terwijl op machines met 8 toevoeren, de verhouding 8 tot 1 zou 5 kunnen bedragen. Functionele automatische teenpartijen kunnen met beide systemen worden gebreid.

De ring (I & II) gebieden 36 en 38 omvatten ongeveer 24 toeren en het gevormde teenvlak ertussen vereist ongeveer 50 omwentelingen van de cilinder. Op dit punt wordt de machine geprogrammeerd om het elastische 10 teenboord-gedeelte van de kous te breien. De laatste handeling van de machine bestaat in het breien van een automatisch elastisch gemaakt boord inclusief een afwerking, overzetting en een aantal anti-ladder-toeren.

De afwerking en de overzetting worden op de gebruikelijke wijze 15 gebreid door verdeling van de naalden en het produceren van een gebreide flotteerverbinding tussen naast elkaar liggende naaldgroepen en het plaatsen van de overdrachtsorganen in de stand van de flótteernaalden (oneven naalden).. Dit brengt een breigaren op de overdrachtsorganen, ' welk garen wordt vastgehouden totdat het breiwerk voor de boord is ge- · 20 breid. Deze afwerkhandeling wordt op slechts één toevoer uitgevoerd en werkt gedurende éên complete cilinderomwenteling. De resterende drie toevoeren breien op alle naalden.

De overzetting wordt op overeenkomstige wijze uitgevoerd, nadat het breiwerk voor de boord is gebreid. De naalden worden weer verdeeld, 25 doch deze keer worden de oneven naalden in de breistand omhoog gebracht, terwijl de even naalden in de flotteerstanden worden gehouden. Bij het naar omhoog gaan naar de breistand steken de oneven naalden door in de overzetorganén aangebrachte openingen en nemen de lussen op, welke op deze organen zijn gekomen tijdens de afwerkhandeling.

30 De afwerk- en overzet-handelingen zijn conventioneel.

Het elastische boord-breisel, dat tussen de afwerk- en overzet-handelingen is gebreid, verschilt enigermate van het eerder besprokene, het kamring-patroon hiervan is weergegeven in fig. 9. Het in fig. 5 getoonde boord-breisel wordt op vier toevoeren gebreid, waarbij één van 35 de toevoeren naast het conventionele breigaren een elastisch garen bevat, dat in het breisel is opgenomen in een patroon van 1 breisteek op 3 losse steken.

8-3 Λ A Λ ?> Ο ƒ il ;ί Ο , ί V V ν ·*» -9-

Het laddervrije boordgedeelte 34 kan na de overzetting op verschillende manieren worden gebreid. Gebleken is, dat de werkwijze met gebruikmaking van drie toevoeren de beste resultaten geeft.

Toevoer nr. 1ï alle naalden breien.

5 Toevoer nr. 2: vaste steken breien op elkaar afwisselende naalden en losse steken met onbekleed spandex-garen (oneven naalden).

Toevoer nr. 3: buiten werking.

Toevoer nr. 4: vaste steken breien op elkaar afwisselende 10 naalden (even).

De mate van weerstand tegen ladderen wordt belangrijk beïnvloed door de steekafmeting, welke op elke toevoer wordt toegepast alsmede door het gekozen steektype. Een laddervrij einde, dat is gebreid met een dichtheid ter verkrijging van ongeveer 23 cm totale stretch doet het zeer 15 goed in het teeneinde.

Terwijl de inspectieapening in de teenpartij is weergegeven als liggend onder de voet kan deze, ook bovenop de basis van de tenen worden aangebracht.

?·. r- λ ~ $ 2 V J -> J v i»

Claims (1)

1. -10- Rondgebreide, therapeutische kous met een enkel-, een hiel-, een wreef- en een teengedeelte, in welk teengedeelte een teeninspectie-opening met dubbele, vastgezette boord aanwezig is met het kenmerk, dat de omgeslagen rand van de boord (21) is vastgezet met ten minste één 5 toer van overgezette breisteken (bij 30) terwijl voorbij de overgezette steken (30) een ladderbestendige gebreide strook (34) aanwezig is. 8700062