NL8603131A - Groepeerinrichting. - Google Patents

Description

« V.0. 8510

Groepeerinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het in groepen verdelen van platte deegprodukten zoals koekjes en dergelijke, voor verpakking.

Het is in de deegproduktenindustrie bekend dat koekjes worden af-5 geleverd door bakovens of een andere inrichting waarin zij bijvoorbeeld zijn voorzien van een bekleding of een vulling. Veelal worden de koekjes daarbij continu afgeleverd. Derhalve moeten de aankomende koekjes worden verdeeld in groepen, dat wil zeggen groepen met een bepaald aantal koekjes, waarbij zij vlak tegen elkaar aangelegd moeten worden voordat zij 10 worden toegevoerd aan een machine waarin de afzonderlijke groepen worden verpakt.

Een dergelijke verdeling wordt tot dusverre uitgevoerd door inwerking op de koekjes die als een continue rij in een koekjes-aflever-trog zijn gelegd, door middel van een stel keerplaten welke zijn inge-15 richt om afwisselend op de rij in te werken op de wijze van een pallenwiel-mechanisme.

Een dergelijke inrichting is in <?e eerste plaats nadelig omdat telkens wanneer de verdelende keerplaten zijn bediend, de rij aankomende koekjes plotseling wordt stilgezet, hetgeen zoals duidelijk is, tot be-20 schadiging van de koekjes kan leiden. Een ander nadeel is dat bij dunne koekjes met dikten dicht bij de tolerantiegrenzen, deze koekjes door de keerplaten zelf kunnen worden beschadigd.

Het aan de onderhavige uitvinding ten grondslag liggende probleem is derhalve het verschaffen van een inrichting van de onderwerpen jke 25 soort die dusdanige constructieve en operationele aspecten heeft dat de genoemde nadelen van bekende inrichtingen worden vermeden.

Ter oplossing van dit probleem wordt door de uitvinding voorgesteld dat een groep koekjes wordt gevormd in een in hoofdzaak verticaal magazijn door de koekjes van onderen af toe te voeren met behulp van een 30 zaagtandwiel waarvan de voeding in horizontale richting geschiedt en rakend daaraan.

Gebaseerd op deze gedachte en voor het oplossen van het in het voorgaande geschetste technische probleem, verschaft de uitvinding een inrichting zoals in het voorgaande beschreven, welke is gekenmerkt door-35 dat deze is uitgerust met een zaagtandwiel waarvan elke tand een achter- 8603131 * ·ί -2- vlak en een voorvlak heeft, welk wiel met de achtervlakken voorijlend roteerbaar is om een horizontale as, waarbij een rustoppervlak zich tangentiaal naar het wiel uitstrekt bij de toppen en wortels van de tanden daarvan, waarbij een buisvormig koekjes-opnemend magazijn zich verti-5 kaal boven het rustoppervlak en open in de richting daarvan uitstrekt, waarbij een duworgaan op het rustoppervlak in der richting van de tanden werkzaam is, waarbij een buisvormig koekjes-verzamelmagazijn zich in hoofdzaak verticaal radiaal ten opzichte van genoemd wiel uitstrekt, naar het wiel toe geopend is en door het wiel kan worden gevoed, aanslagmiddelen 10 aanwezig zijn voor het vasthouden van koekjes in het verzamelmagazijn en een hefvinger over het verzamelmagazijn beweegbaar is voor het van het wiel af bewegen van een groep koekjes.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van de groepeerinrichting worden 15 beschreven.

Fig. 1 is een schematisch zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 is een perspectief aanzicht van een detail van de inrichting volgens fig. 1; 20 fig. 3 is een perspectief aanzicht van een ander detail van de inrichting volgens fig. 1; fig. 4 is een perspectief aanzicht van nog een ander detail van de inrichting volgens fig. 1 en fig. 5 tot 12 tonen schematisch en op gereduceerde schaal, de 25 inrichting volgens fig. 1 tijdens opeenvolgende fasen van de werking daarvan.

In de tekening is met het cijfer 1 in het algemeen de inrichting aangegeven voor het in groepen 3 verdelen van platte deegwaren 2 zoals koekjes, voor verpakking.

30 De inrichting 1 is voorzien van een draagframe van conventioneel ontwerp en voor behoud van overzichtelijkheid niet in de tekening aangegeven. Een zaagtandwiel 4 is in het frame draaibaar gelegerd om een horizontale rotatieas X-X en is continue aandrijfbaar door verder niet afgeheelde middelen in de richting van de pijl F. Het wiel 4 is bij zijn 35 omtrek voorzien van een aantal zaagtanden 5. Elke zaagtand 5 heeft een in hoofdzaak radiaal voorvlak en een gebogen, een helling vormend achter- 8603131

* A

-3- vlak 7. Tussen het voorvlak van elke tand en het achtervlak van de aangrenzende tand bevindt zich een ruimte die met 8 is aangegeven.

Opgemerkt wordt dat elke zaagtand 5 is voorzien van een stijf overhangend deel 79 dat zich uitstrekt als een voortzetting van het bij-5 behorende achtervlak 7, in een richting vrijwel evenwijdig aan het achtervlak 7 van een aangrenzende zaagtand 5 en wel uitkragend over genoemde aangrenzende tand.

Het overhangende deel 79 bepaalt bij een gedeelte van de ruimte 8 tussen twee tanden, een opneemruimte 80 die aan de bovenzijde is begrensd 10 en die door het overhangende deel wordt afgeschermd.

Opgemerkt wordt dat het wiel 4 is gevormd van twee laminaire schijven 4a en 4b die eikaars evenbeeld zijn en op afstand van elkaar staan.

De inrichting 1 is verder voorzien van een horizontaal mist-, of aflegoppervlak 9 dat zich tangentiaal ten opzichte van het wiel 4 uit-15 strekt bij de bovenzijde daarvan en wel aan de stroomafwaartse zijde van de tanden 5.

Het oppervlak 9 is uitgevoerd als een aantal laminaire stroken die gezamenlijk met 10 zijn aangeduid, alle gelijk zijn en op een steek-afstand van elkaar zijn geplaatst. Het oppervlak 9 is beweegbaar op het 20 frame gelegerd en voorzien van aandrijfmiddelen waarop nader zal worden ingegaan.

Met 11 is een buisvormig magazijn voor aankomende koekjes 2 weergegeven, bevestigd aan het frame van de inrichting. Dit magazijn 11 strekt zich verticaal uit boven het aflegoppervlak 9 en heeft een bodem-25 einde 12 dat open is in de richting van het oppervlak 9. Derhalve vormt het oppervlak 9 de bodem van het magazijn.

Genoemd aflegoppervlak 9 is verticaal verplaatsbaar onder invloed van aandrijfmiddelen 13 tussen een eerste, neergelaten positie waarop het zich bevindt op een tevoren bepaalde afstand van het einde 12, welke 30 afstand gelijk is aan ten minste de dikte van een koekje, en een tweede, opgeheven positie waarin het oppervlak 9 vrijwel in aanraking is met het bodemeinde 12 vein het magazijn.

Met 14 is een duworgaan aangegeven dat op het aflegoppervlak 9 werkzaam is. Het duworgaan 14 is afwisselend beweegbaar in een in hoofd-35 zaak horizontale richting naar en van de bovenzijde van het wiel 4 en 8803131 ï * -4- wel tangentiaal ten opzichte daarvan. In het bijzonder voert het duwor-gaan 14 onder invloed van een aandrijfmiddel 15, een heen en weergaande beweging uit naar en van de bovenzijde van het wiel 4.

Het duworgaan 14 is gevormd uit een aantal identieke laminaire stroken die in hun algemeenheid met 16 zijn aangegeven en die zich op 5 een onderlinge afstand bevinden, als een kam gestoken tussen de stroken IQ die het aflegoppervlak 9 vormen.

De inrichting 1 is ook voorzien van een buisvormig koekjes-ver-zamelmagazijn 17. Het magazijn 17 strekt zich in hoofdzaak verticaal uit radiaal ten opzichte van het wiel 4 en is aan de naar het wiel toegekeer-10 de bodemeinde open. In het bijzonder is het boveneinde 18 tegenover de omtrek van het wiel 4 opgesteld.

In de afgebeelde uitvoeringsvorm strekt het magazijn 17 zich uit in een richting Y-Y die een hoek α van ongeveer 30° insluit met de verti- * caal Z-Z.

15 Het magazijn 17 is uitgevoerd met een eerste of initieel deel dat zich aan de wielzijde bevindt, met 19 is aangeduid en aan het frame is bevestigd,alsmede een tweede of einddeel dat met 20 is aangegeven en aan het frame is bevestigd zodanig dat het een hoekbeweging kan maken om de as X-X tussen een eerste positie waarin dit deel zich in lijn bevindt met 20 het eerste gedeelte 19 voor het vormen van het magazijn 17 en een tweede positie waarin het horizontaal gekanteld is boven een transportband 21 die op bekende wijze werkzaam is voor het afnemen van in de inrichting 1 gevormde groepen 3 en het afleveren daarvan aan een geschikte verpakkingsmachine .

25 Het van het bodemeinde 18 van het initiële gedeelte 19 afgekeerde einde is met 22 aangegeven. Het bodemeinde van het eindgedeelte 20 dat naar het einde 22 is toegekeerd met het gedeelte 20 in lijn met het gedeelte 19, is met 23 aangegeven. Het verwijzingscijfer 24 geeft het vrije einde van het eindgedeelte 20 aan.

30 Met 25 en 26 zijn boogvormige geleidingen aangegeven in de vorm van cirkelbogen die ten opzichte van de as X-X zijn gecentreerd, welke geleidingen zich uitstrekken volgens de banen die door de einden 24 en 23 van het eindgedeelte 20 worden gevolgd tijdens hun hoekbeweging.

Met 27 is een aandrijfmiddel aangegeven voor het bewerkstelligen 35 van de hoekbeweging van het eindgedeelte 20.

8603131 * < -5-

Bij voorkeur is het eindgedeelte 20 gevormd uit twee schalen 28 en 29 die als een grijper boven de transportband 21 kunnen openen.

De inrichting 1 volgens de uitvinding is verder voorzien van een hefvinger 30 die beweegbaar in het frame is gelegerd volgens een in hoofd-5 zaak rechthoekige baan onder invloed van een aandrijf middel 31. In het bijzonder omvat de baan van de hefvinger 30 een werksectie die zich in de richting Y-Y uitstrekt binnen het verzamelmagazijn 17 en waarbij de hefvinger 30 over het verzamelmagazijn 17 daarmee in aangrijping is. Meer in het bijzonder strekt de werksectie zich uit van een eerste, lage werk-10 positie waarbij de vinger 30 zich onder het einde 18 van het magazijn 17 bevindt tussen de schijven 4a en 4b die het wiel 4 vormen, en een tweede, bovenpositie waarbij de hefvinger zich direct tegen het ondereinde 23 van het eindgedeelte 20 van het verzamelmagazijn 17 bevindt.

De baan van de hefvinger omvat eveneens een uitgaande sectie die 15 zich van de genoemde tweede positie af uitstrekt, een terugkeersectie en een binnenkomende sectie naar de eerste positie.

Een gleuf 32 die in de geleiding 26 is gevormd, is bestemd voor het opnemen van de vinger 30 terwijl deze door de wegneem-uitgangssectie beweegt.

20 In het algemeen met 33 aangegeven zijn aanslagmiddelen die in een tangentiële richting ten opzichte van het wiel 4 werkzaam zijn voor het vasthouden van een koekje 2 bij het bodemeinde 18 van het verzamelmagazijn 17 dat zoals vermeld, open is in de richting van het wiel 4. Opgemerkt wordt dat een dergelijk aanslagmiddel bestaat uit twee lippen 33a en 33b 25 die van het eerste deel 19 van het verzamelmagazijn 17 uitsteken als voortzetting daarvan in radiale richting naar de as X-X, aan de buitenzijde van de schijven 4a en 4b.

De inrichting 1 is bij voorkeur voorzien van een schoep 34 die gedragen wordt op het frame tussen het opneemmagazijn 11 en het verzamel-30 magazijn 17 en wel beweegbaar volgens een in hoofdzaak rechte baan, onder invloed van een aandrijfmiddel 35.

In het bijzonder omvat deze baan een werksectie die zich in hoofdzaak loodrecht uitstrekt op de richting Y-Y tussen een eerste positie bij het begin van de werking waarbij de schoep zich op een tevoren bepaal-35 de afstand bevindt van het verzamelmagazijn, en een positie bij het einde van de werking waarbij de schoep zich dicht bij het verzamelmagazijn be- 8603131

# S

-6- vindt, tussen het bodemeinde 18 daarvan en het achtervlak 7 van een tand 5 van het wiel.

De baan van de schoep 34 omvat ook een uitgaande sectie voor verwijdering uit genoemde positie bij het einde van de werking, een terug-5 keersectie met een retourbeweging in de richting tegengesteld aan die in de werksectie en een ingaande sectie met beweging in de richting van de positie bij het begin van de werking.

Voor wat betreft de aandrijfmiddelen 13, 15, 31 en 35, die in de inrichting 1 zijn aangebracht voor het aandrijven van het aflegoppervlak 10 9, respectievelijk het duworgaan 14, de hefvinger 30 en de schoep 34; zij zijn bij voorkeur van het nok- en verbindingsstangtype.

In het bijzonder het aandrijfmiddel 13 omvat een scharnierend parallellogram 36 dat door een nok 37 wordt aangedreven welke inwerkt op een schommelarm 38 daarvan waarbij de beweegbare zijde 39 het aflegopper-15 vlak 9 draagt.

Het aandrijfmiddel 15 omvat een stang 40 die aan een einde het duworgaan 14 draagt.

De stang 40 is op een tussengelegen plaats zwenkbaar ten opzichte van een beweegbare zijde 41 van een scharnierend parallellogram 42, 20 waarvan een schommelarm 43 onder invloed staat van een nok 44 via een kniehefboom 45 en een in verhouding kleine verbindingsstang 45a. Het tegenovergelegen einde van de stang 40 is onderworpen aan de werking van een verbinding 46 die op zijn beurt via een kniehefboom 48 wordt aangedreven door een nok 47,waarvan de vorm is gericht op het aan de stang 40 25 mededelen van zodanige rotatiebewegingen dat het duworgaan gedurende de gehele beweging van het scharnierparallellogram 42 op hetzelfde niveau blijft.

Het aandrijfmiddel 31 voor de hefvinger 30 omvat een vierzijdig scharnierstelsel 49 waarvan de beweegbare zijde 50 de vinger 30 draagt 30 aan het einde van een verlenging 51 daarvan. Een schommelarm 52 van het vierzijdige scharnier 49 is onder een hoek verplaatsbaar onder invloed van een nok 53 die inwerkt op een uitsteeksel 54 van genoemde schommelarm. De andere schommelarm 55 heeft een einde 56 op afstand van het einde 57 dat scharnierend met de beweegbare zijde is verbonden, welk 35 einde 56 scharnierend is verbonden met een kniehefboom 58 waarvan het 8603131 * -7- andere einde wordt beïnvloed door een nok 59.

Het aandrijfmiddel 35 voor de schoep 34 omvat een scharnier-parallellogram 60 waarvan één zijde 61 aan het einde van een uitsteeksel 62 daarvan zwenkbaar is om de as X-X en onder een hoek verplaatsbaar is 5 onder invloed van een nok 63 en wel via een kniehefboom 64 en de bijbehorende korte verbindingsstang 65. Een tegenoverliggende zijde 66 draagt de schoep 34 aan het einde van een verlenging 67 daarvan. Een schommelarm 68 van het parallellogram wordt beïnvloed door een lange ver-bindingsstang 69 die zelf onderhevig is aan de werking van een nok 70 10 via een aanlegarm 71. Het aandrijfmiddel 27 voor het eindgedeelte 20 van het verzamelmagazijn omvat een mechanisme 72 met een tandwielsegment 73 dat genoemde eindsectie 20 draagt en in aangrijping is met een rondsel · 74. Meer in het bijzonder is het tandwielsegement 73 voorzien van een nok 75 die een pen 76 draagt waarop via armen 77, de twee als een grij-15 per openende schalen 28 en 29 die genoemd eindgedeelte van het magazijn vormen, zwenkbaar zijn gelegerd. Opgemerkt wordt dat alle nokken op een geschikte wijze voor aandrijving met elkaar zijn gekoppeld voor het verschaffen van een gesynchroniseerde gewenste beweging van alle beweegbare elementen. Tevens wordt opgemerkt dat een sensor die met 78 is aangege-20 ven, bij het verzamelmagazijn 17 is opgesteld. De inrichting is verder uitgerust met een slagteller die de slagen van duworgaan 14 telt. De zojuist beschreven inrichting wordt bij voorkeur toegepast in een samenstel van dergelijke inrichtingen 1 die naast elkaar zijn opgesteld langs de transportband 21.

25 De werking van de inrichting 1 volgens de uitvinding zal in het hiernavolgende worden beschreven uitgaande van een uitgangspositie waarbij een aantal koekjes 2 in het magazijn 11 is gestapeld op het afleg- of rustoppervlak 9 dat zich in zijn neergelaten positie bevindt en waarbij een aantal koekjes 2 is gestapeld in het verzamelmagazijn 17 30 en daarbij rust op de schijven 4a en 4b van het draaiende wiel 4.

Het duworgaan 14 beweegt tangentiaal ten opzichte van het wiel 4 en schuift cyclisch, getempeerd met het passeren van een wieltand 5, het koekje 2 dat direct op het oppervlak 9 rust in de ruimte 8 tussen opeenvolgende tanden. Wanneer het koekje 2 zich in de ruimte 8 bevindt 35 zal een deel daarvan de opneemruimte 80 vullen en worden beschermd door het overhangende deel 79. Het duworgaan 14 plaatst het koekje 2 8603131 -8- tot tegen het achtervlak 7 van de tand die zich stroomafwaarts van de ruimte 8 bevindt en in aanraking met het voorvlak 6 van de stroomop-waartse tand.

Wanneer het achtervlak 7 van deze zelfde tand en het overhangende 5 deel 79 daarvan de koekjes 2 die zich in het verzamelmagazijn 17 bevinden, opheffen, wordt ruimte gemaakt voor het volgende koekje 2 en de schoep 34 zal door de ingaande sectie van zijn bewegingsbaan verplaatsen en ook door de werksectie, waarbij het koekje 2 naar de binnenruimte van het magazijn 17 wordt gedwongen onder de koekjes die daar reeds in aanwezig 10 zijn, totdat het koekje 2 de aanslagmiddelen 33 bereikt. De schoep beweegt dan verder door de uitgaande sectie en de teruggaande sectie en neemt weer zijn uitgangsstand in. Dit alles wordt gedurende een aantal opeenvolgende cycli herhaald totdat de slagteller aangeeft dat een tevoren bepaald aantal koekjes aan het wiel is toegevoerd. Op dit moment zal 15 het afleg- of rustoppervlak 9 omhoogbewegen bij voorkeur met het duworgaan 14 zich uitstrekkend naar het wiel, om te verhinderen dat de koekjes 2 in het opneemmagazijn omlaag bewegen. Met een ingestelde vertraging welke is gekozen om het mogelijk te maken dat de laatste van de aan het wiel toegevoerde koekjes eveneens het verzamelmagazijn bereiken en derhalve 20 een nauwkeurig bepaalde groep 3 vormen met een tevoren bepaald aantal koekjes binnen het verzamelmagazijn, beweegt de hefvinger 30 door de werksectie van zijn baan en schuift de koekjesgroep 3 van het wiel af totdat de groep zich in het eindgedeelte 20 van het verzamelmagazijn bevindt. Vervolgens zal dit gedeelte van het magazijn zich naar de trans-25 portband 21 keren terwijl de hefvinger de wegneem en uitgangssectie van zijn baan voltooit, zich terugtrekt in de sleuf 32 in de geleiding 26 en vervolgens de terugkeer en ingangssecties van zijn bewegingsbaan voltooit en de uitgangspositie inneemt.

Tijdens rotatie van de eindsectie 20 van het magazijn wordt de 30 groep koekjes die daarin aanwezig is door de geleiding 26 tegengehouden. Bij voltooiing van de rotatiebeweging worden de schalen 28 en 29 als bij een grijper geopend en de koekjesgroep 3 wordt op de transportband 21 geplaatst.

Opgemerkt wordt dat bij het einde van genoemde vertragingstijd het 35 rustoppervlak 9 opnieuw omlaag wordt bewogen waarbij het toevoeren van koekjes aan het wiel wordt hervat en de koekjes worden gestapeld in het 8603131 *ï, -9- initiële gedeelte 19 van het ve r zamelmagazij n 17.

Verder wordt opgemerkt dat de tijdelijke onderbreking van de toeloop van koekjes naar het wiel de mogelijkheid verschaft aandehefvin-gerom door zijn werkbaansectie te bewegen zonder dat koekjes daarop aan-5 slaan onder invloed van de schoep 34.

Na het uitladen van de groep koekjes op de transportband zal het magazijneindgedeelte 20 naar zijn oorspronkelijke stand terugkeren en aldus een fase van de werking van de inrichting voltooien welke correspondeert met het cyclisch aanvatten van koekjes 2 van het ontvangmaga-10 zijn en het onderverdelen daarvan in een groep 3 waarin de koekjes in een tevoren bepaald aantal aanwezig zijn.

Ook wordt opgemerkt dat het aantal van de werkcycli van het duw-orgaan 14, vereist om een bepaalde groep koekjes te vormen, in plaats van door middel van de genoemde slagenteller, ook kan worden bepaald door 15 de sensor 78 die bij het verzamelmagazijn 17 is aangebracht. In dat geval wordt de groep koekjes niet bepaald doordat, deze een tevoren bepaald aantal koekjes bevat maar door een tevoren bepaalde lengte. De plaatsing van de sensor 78 bij het verzamelmagazijn 17 is iets naar voren met betrekking tot de eindlengte van de groep, teneinde rekening te houden met 20 de laatste koekjes die op het wiel zijn achtergebleven en nog niet aan het verzamelmagazijn zijn toegevoerd.

Op overeenkomstige wijze kan het stel werkcycli van het duworgaan 14 niet worden bepaald door een gewenste lengte van de groep koekjes maar door een gewenst gewicht daarvan. In dat geval bepaalt een gewichtsensor 25 het vereiste aantal cycli. De sensor kan zodanig zijn geplaatst dat deze het gewicht van een juist gevormde groep waarneemt die reeds uit de inrichting 1 is afgevoerd en niettemin bruikbare informatie verschaffen voor een te vormen groep aangezien het gewicht van de koekjes niet plotseling verandert.

30 De werking van de inrichting 1 volgens de uitvinding kan naar wens worden herhaald voor elk gewenst aantal perioden elk met een gewenst aantal cycli voor het vormen van een groep met een tevoren bepaald aantal koekjes, dan wel een tevoren bepaalde lengte of een tevoren bepaald gewicht.

35 Opgemerkt wordt dat wanneer een groot aantal van dergelijke in richtingen 1 naast een transportband 21 zijn opgesteld, het rust- of 8603131 -loaf legoppervlak 9 van elk van deze inrichtingen naar zijn opgeheven positie kan worden bewogen indien de situatie optreedt waarin door welke reden dan ook het ontvangmagazijn is geledigd. Hierdoor is het mogelijk het ontvangmagazijn opnieuw te vullen en te verhinderen dat de inrichting 5 in ledige toestand werkt.

Tenslotte wordt opgemerkt dat de hoek α tussen het verzamelmaga-zijn en de verticaal zeer klein kan worden gekozen omdat het overhangende deel 79 dat de koekjes die door het wiel 4 worden gedragen, beschermt tegen de invloed van het gewicht van bovenliggende koekjes die in het ma-10 gazijn zijn gestapeld.

De inrichting volgens de uitvinding verschaft het belangrijke voordeel dat het mogelijk is koekjes snel en zonder deze te beschadigen in groepen te verdelen op elke gewenste wijze, doordat de koekjes aan het verzamelmagazijn worden toegevoerd vanaf de onderzijde door middel 15 van een zaagtandwiel en doordat de koekjes tangentiaal aan het wiel worden toegevoerd.

Nog een voordeel van de inrichting volgens de uitvinding is zijn veelzijdigheid waardoor het mogelijk is koekjes in groepen te verdelen van tevoren bepaald gewicht of lengte dan wel aantal.

20 Het is ook mogelijk uiterst dunne koekjes in groepen te verdelen in welk geval bij iedere cyclus het duworgaan twee of meer koekjes bij elke slag kan verplaatsen.

Een verder voordeel van de inrichting volgens de uitvinding is dat deze zich leent voor samenvoeging met andere dergelijke inrichtingen 25 voor het vormen van een groep inrichtingen waarbij de werking van de afzonderlijke inrichtingen naar wens kan worden gestuurd.

De mogelijkheid het verzamelmagazijn onder een zeer kleine hoek ten opzichte van de verticaal op te stellen bevordert verder een geordende en compacte stapeling van de koekjes in het magazijn zelf.

30 Niet in de laatste plaats is een voordeel van de inrichting volgens de uitvinding dat het daarbij mogelijk is het wiel met een zeer hoge rotatiesnelheid te laten werken zonder dat daarbij de koekjes tijdens de beweging van het wiel naar het verzamelmagazijn op enigerlei wijze beschadigen.

35 Het is duidelijk dat de in het voorgaande beschreven inrichting door een vakman op velerlei wijze kan worden gewijzigd en gemodificeerd 8603131 -liter aanpassing aan specifieke vereisten, zonder buiten het raam van de uitvinding te treden zoals gedefinieerd in de conclusies.

8603131

Claims (6)

1. Inrichting voor het voor verpakking in groepen verdelen van platte deegprodukten zoals koekjes en dergelijke, gekenmerkt door een wiel (4) met zaagtanden (5), waarbij elke tand (5) is voorzien van een achtervlak (7) en een voorvlak (8), welk wiel met de achtervlakken (7) 5 voorijlend roteerbaar is om een horizontale as (X-X), waarbij een rust-oppervlak (9) zich tangentiaal naar het wiel (4) uitstrekt bij de toppen en wortels van de tanden daarvan, waarbij een buisvormig koekjes-opneem-magazijn (11) zich verticaal boven het rustoppervlak (9) uitstrekt en naar het rustoppervlak open is, waarbij een duworgaan (14) op het rust-10 oppervlak (9) werkzaam is in de richting van de tanden (5), waarbij een buisvormig koekjes-verzamelmagazijn (17) zich in vrijwel verticale richting radiaal ten opzichte van het wiel (4) uitstrekt, naar het wiel toe open is en door het wiel (4) wordt gevoed, waarbij aanslagmiddelen (33a, 33b) aanwezig zijn om de koekjes in het verzamelmagazijn (17) tegen te 15 houden en waarbij een hefvinger (13) beweegbaar werkzaam is bij het verzamelmagazijn (17) om een groep koekjes van het wiel (4) af te bewegen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het rustoppervlak (9) cyclisch verplaatsbaar is tussen een neergelaten positie en een opgeheven positie waarin het vrijwel in contact is met het opneem-20 magazijn (11).

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat deze is voorzien van een schoep (34) die in vrijwel loodrechte richting ten opzichte van de richting van het verzamelmagazijn (17) beweegbaar is voor het bewegen van een koekje naar dit magazijn toe.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het verzamel magazijn (17) is voorzien van een eindsectie (20) die een hoekbeweging kan ondergaan langs gebogen geleidingen (25, 26).

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat genoemde eindsectie (20) wordt gevormd door twee als een grijper openende schalen 30 (28, 29). 8603131 -13-

6. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze is voorzien van een overhangend deel (79) bij elke tand (5), zich uitstrekkend als een voortzetting van het achtervlak (7) daarvan en uit-kragend boven de aangrenzende tand (5). 8603131