NL8602817A - Inrichting voor het verpakken van produkten. - Google Patents

Description

V

NL 33895-dV/hp

Inrichting voor het verpakken van produkten.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verpakken van produkten in een zak uit kunst-stofmateriaal, zoals bijvoorbeeld polyethyleen.

Bij de gebruikelijke inrichting van deze soort 5 wordt uitgegaan van een vlakke buisvormige materiaalbaan, waarin op vaste tussenafstanden een las tussen de boven- en onderlaag van de materiaalbaan, alsmede vlak achter deze las een perforatie is aangebracht. Hierdoor is deze bekende inrichting alleen geschikt voor het verpakken van produkten in 10 zakken met standaardafmeting.

Bij een andere bekende inrichting van deze soort wordt uitgegaan van een uit een laag bestaande materiaalbaan, die in de inrichting tot een buis wordt gevouwen, waarbij een in de langsrichting verlopende las wordt aangebracht, terwijl 15 tevens in overeenstemming met de gewenste grootte van de zak een tweetal dwarslassen worden aangebracht. Het vullen van de zak vindt plaats tijdens het vormen van de buis. Deze bekende inrichting is bijzonder gecompliceerd en het veranderen van de grootte van de zak is bijzonder omslachtig.

20 De uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die eenvoudig is uitgevoerd en waarmee op eenvoudige wijze een zak met elke gewenste afmeting kan worden verkregen.

Hiertoe wordt de inrichting volgens de uitvinding 25 gekenmerkt door middelen voor het transporteren van een continue, vlakke, buisvormige materiaalbaan langs achtereenvolgens een eerste eenheid voor het aanbrengen van een las tussen de boven- en onderlaag van de materiaalbaan, een perforatiemes voor het aanbrengen van een afscheurperforatie 30 in de boven- en onderlaag van de materiaalbaan in de trans-portrichting gezien juist achter de las, een scheureenheid voor het openscheuren van de perforatie in de bovenlaag van de materiaalbaan, een scheidingseenheid voor het van elkaar af bewegen van de boven- en onderlaag van de materiaalbaan 35 ter plaatse van de opengescheurde perforatie, een vulstation voor het vullen van de gevormde, nog in de materiaalbaan 8602817 ï» -2- * ..

opgenomen zak met het te verpakken produkt, een tweede laseenheid voor het aanbrengen van een las tussen de bovenen onderlaag van de materiaalbaan in de transportrichting gezien juist achter de perforatie, en een afscheureenheid 5 voor het van de materiaalbaan afscheuren van de gevulde zak.

Op deze wijze wordt een inrichting voor het verpakken van produkten verkregen, waarbij een zak met elke gewenste grootte mogelijk is, doordat wordt uitgegaan van een buisvormige materiaalbaan, waarin nog geen lasnaden of 10 perforaties zijn aangebracht en waarbij de gewenste grootte van de zak eenvoudig kan worden bepaald door telkens na het aanbrengen van een las door de eerste laseenheid een overeenkomstige lengte van de materiaalbaan langs de eerste laseenheid te transporteren.

15 Nog verdere voordelige uitvoeringsvormen blijken uit de volgconclusies, die in de hiernavolgende beschrijving nader uiteen worden gezet.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvorm van de 20 inrichting volgens de uitvinding schematisch is weergegeven.

Fig. 1 is een schematisch weergegeven zijaanzicht, dat gedeeltelijk in doorsnede is uitgevoerd, van een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 geeft op grotere schaal een gedeelte van de 25 inrichting uit fig. 1 weer, waarbij de eerste laseenheid, het perforatiemes en de scheureenheid zichtbaar zijn.

Fig. 3 is een doorsnede volgens de lijn III-III uit fig. 4.

Fig. 4 is een bovenaanzicht van het vulstation van 30 de inrichting uit fig. 1.

Fig. 5, 6 en 7 geven de werking weer van het gedeelte van de inrichting uit fig. 1, dat de tweede laseenheid en de afscheureenheid omvat.

In fig. 1 is een inrichting weergegeven voor het 35 verpakken van produkten in een zak uit kunststofmateriaal, zoals bijvoorbeeld polyethyleen. Teneinde de voor de werking van de inrichting van belang zijnde onderdelen duidelijk te kunnen weergegeven, is het frame van de inrichting niet af-gebeeld.

860 2f 1 7 -3- »

In dit frame is een rol 1 draaibaar ondersteund, welke rol 1 bestaat uit een continue vlakke buisvormige materiaalbaan 2, die door de inrichting 1 wordt getransporteerd. De materiaalbaan 2 loopt daarbij eerst over drie rol-5 len 3, 4 en 5, waarvan de rollen 3 en 4 vast in het frame zijn gemonteerd en de rol 5 tussen twee armen 6 is gelegerd, waarvan er in fig. 1 slechts een zichtbaar is. Deze armen 6 bedienen op gebruikelijke wijze een afremmechanisme voor de materiaalbaanrol 1.

10 Vanaf de rol 4 loopt de materiaalbaan 2 over een transportrol 7, die via een ketting 8 of dergelijke aan-drijfbaar is door een motor 9. De transportrol 7 werkt samen met een aandrukrol 10. Vanaf de rollen 7, 10 loopt de materiaalbaan 2 ongeveer horizontaal door de inrichting naar een 15 steunrol 11, vervolgens over een in verticale richting verstelbaar keerrol 12 naar een tweede transportrol 13, die samenwerkt met een aandrukrol 14. Vanaf de tweede transportrol 13 loopt de materiaalbaan 2 in benedenwaartse richting. De tweede transportrol 13 is met een overbreng-20 verhouding 1:1 gekoppeld met de eerste transportrol 7. De diameter van de tweede transportrol 13 is iets groter dan die van de eerste transportrol, zodat de materiaalbaan 2 tussen de beide transportrollen 7 en 13 altijd op spanning wordt gehouden. Tussen de via de koppeling met de eerste 25 transportrol 7 aangedreven as van de tweede transportrol 13 en de tweede transportrol 13 is een alleen in de transport-richting werkzame koppeling aangebracht, zodat de tweede transportrol 13 ten opzichte van zijn as in de tegengestelde richting kan slippen. Van de koppeling tussen de beide 30 transportrollen 7 en 13 is in fig. 2 alleen een haakse overbrenging 15 zichtbaar.

De materiaalbaan 2 passeert in de beschreven inrichting achtereenvolgens een eerste laseenheid 16 voor het aanbrengen van een las tussen de bovenlaag 17 en de onder-35 laag 18 van de materiaalbaan 2, een perforatiemes 19, dat is uitgevoerd met in de tekening niet zichtbare scherp gepunte tanden en dat dient voor het aanbrengen van een afscheurper-foratie in de lagen 17 en 18 van de materiaalbaan. Vervolgens is een scheureenheid 20 aangebracht voor het openscheu- 8602817 f -4- ren van de perforatie in de bovenlaag 17 van de materiaal-baan 2. Achter de tweede transportrol 13 is een scheidings-eenheid 21 aangebracht, die de opengescheurde bovenlaag 17 van de onderlaag 18 kan afbewegen. Op de scheidingseenheid 5 21 volgt een vulstation 22 voor het vullen van de gevormde, nog in de materiaalbaan 2 opgenomen zak 23 met het te ver pakken produkt. Het vullen van de zak 23 kan met de hand of met een geschikte automatische vulinrichting plaatsvinden. Tenslotte is een tweede laseenheid 24 gemonteerd voor het 10 aanbrengen van een las tussen de bovenlaag 17 en de onderlaag 18 juist achter de aangebrachte perforatie, waardoor de gevormde zak 23 wordt gesloten. Bij de laseenheid 24 is tevens een klemeenheid 25 aangebracht, die voor het aanbrengen van de las de bovenzijde van de zak 23 dichtklemt en 15 tevens als afscheureenheid voor het van de materiaalbaan 2 afscheuren van de gevulde zak 23 dienst doet.

De eerste laseenheid 16 is voorzien van een vast in het frame van de inrichting gemonteerde aandrukbalk 26, die op gebruikelijke wijze uit siliconenrubber bestaat. Voorts 20 omvat de laseenheid 16 een lasbalk 27, die tijdens bedrijf van de inrichting door een niet nader beschreven thermostatische regeling op een voor de betreffende kunststof geschikte lastemperatuur wordt gehouden, De lasbalk 27 is gemonteerd op een steun 28, die tussen twee zwenkarmen 29 is 25 bevestigd. De zwenkarmen 29 zijn in het punt 30 draaibaar gelegerd. De steun 28 draagt voorts het perforatiemes 19. Voor dit perforatiemes 19 is naast de aandrukbalk 26 een U-vormige goot 31 aangebracht. De lasbalk 27 en het per-foratiemes 19 zijn met de zwenkarmen 29 op en neer beweeg-30 baar door middel van een aandrijforgaan 32.

De scheureenheid 20 is voorzien van een onderbalk 33, die in hoofdzaak uit rubber bestaat. De scheureenheid 20 heeft voorts een aantal met rubber beklede vingers 34 (zie fig. 2), die te zamen een bovenbalk vormen en die elk ver-35 draaibaar zijn tussen een in de tekening weergegeven werk-stand, waarin de vingers 34 naar de onderbalk 33 zijn gericht en een onwerkzame stand. Hierdoor kan een aantal vingers 34 in overeenstemming met de breedte van de materiaalbaan 2 in de werkstand worden gebracht.

8602817 -5-

Zoals nader in fig. 2 is weergegeven zijn de vingers 34 draaibaar om een as 35, die tussen twee zwenkarmen 36 is gemonteerd. De zwenkarmen 36 zijn op en neer beweegbaar, doordat de zwenkarmen 36 bij de neergaande beweging 5 van de zwenkarmen 29 door een veer 37 omlaag worden getrokken en bij de omhoog gaande beweging van de zwenkarmen 29 door een aan deze zwenkarmen 29 bevestigde meenemer 38 worden meegenomen. De zwenkarmen 36 zijn voorts heen en weer beweegbaar, doordat de van de vingers 34 afgekeerde uitein-10 den zijn verbonden met een hefboom 39. De hefbomen 39 zijn bedienbaar door een aandrijforgaan 40. Bij het bekrachtigen van het aandrijforgaan 40 in de in fig. 2 weergegeven stand van de zwenkarmen 36 zullen de in de werkstand gebrachte vingers 34 de bovenlaag 17 meetrekken, waardoor de door het 15 perforatiemes 19 aangebrachte perforatie in de bovenlaag 17 openscheurt.

De onderbalk 33 van de scheureenheid 20 is gemonteerd tussen twee verdere zwenkarmen 41, die tegen de werking van een drukveer 42 in verzwenkbaar zijn om een draai-20 punt 43. In de transportrichting gezien voor de aandrukbalk 26 is op de zwenkarmen 41 een aandrukstrip 44 bevestigd, waarvan de bovenzijde met teflon is bekleed, De zwenkarmen 29 dragen een met de aandrukstrip 44 samenwerkende aandrukbalk 45, die in hoofdzaak uit rubber bestaat. De aandruk-25 balk 45 is verend in de zwenkarmen 29 gemonteerd.

In de in fig. 1 weergegeven omhoog gezwenkte stand van alle zwenkarmen 29, 36 en 41 ligt de bovenzijde van de aandrukstrip 44 en de onderbalk 33 boven de aandrukbalk 26, terwijl in de in fig. 2 weergegeven omlaag gezwenkte stand 30 van de genoemde zwenkarmen de bovenzijde van de aandrukstrip 44 en van de onderbalk 33 juist onder de bovenzijde van de aandrukbalk 26 ligt. De onderste stand van de zwenkarmen 41 wordt daarbij door een aanslag 46 bepaald. Op deze wijze wordt bereikt, dat de materiaalbaan 2 strak over 35 de aandrukbalk 26 wordt getrokken, zodat een las van hoge kwaliteit kan worden aangebracht. Aangezien de tanden van het perforatiemes 19 ten opzichte van de lasbalk 27 omlaag steken, kan de onderlaag 18 bij het aanbrengen van de perforatie nog enigszins over de aandrukstrip 44 geleiden ten 8602817 t -6- v gevolge van de aangebrachte teflon bekleding. Hierdoor zal de onderlaag 18 minder geperforeerd worden dan de bovenlaag 17, zodat bij het openscheuren van de perforatie in de bovenlaag 17 geen risico bestaat dat ook de perforatie in de 5 onderlaag 18 wordt opengescheurd. De heen en weer gaande beweging van de vingers 34 voor dit openscheuren van de bovenlaag 17 vindt in de in fig. 2 getekende stand plaats, zodra de lasbalk 27 de materiaalbaan 2 op de aandrukbalk 26 drukt.

Wanneer een opengescheurde perforatie in de boven-10 laag 17 de scheidingseenheid 21, die in transportrichting gezien juist achter de tweede transportrol 13 is aange-bracht, passeert, wordt de bovenlaag 17 van de onderlaag 18 afbewogen. In het getekende uitvoeringsvoorbeeld bestaat de scheidingseenheid 21 uit een dwars op de transportrichting 15 verlopende buis 47 met over de lengte van de buis verdeelde uitstroomopeningen, die ten opzichte van de tweede transportrol 13 ongeveer tangentiaal zijn gericht in het punt, waar de materiaalbaan 2 de transportrol 13 verlaat. De buis 47 is aangesloten op een niet weergegeven bron van overdruk, 20 zodat de bovenlaag 17 van de onderlaag 18 wordt weggeblazen. De uitstroomopeningen, die buiten de breedte van de materiaalbaan 2 zijn gelegen, zijn door een in de tekening niet weergegeven op de buis 47 verschuifbare huls afgesloten.

De nu in het vulstation 22 aangekomen zak 23, die 25 door de scheidingseenheid 21 is geopend, kan thans worden gevuld met de hand dan wel met een automatische vulinrich-ting. Nadat de zak 23 met het te verpakken produkt is gevuld geeft de gebruiker bij vullen met de hand een vulsig-naal af, dat bij gebruik van een automatische vulinrichting 30 door deze vulinrichting wordt geleverd, welk vulsignaal een in het vulstation 22 aangebrachte strekeenheid 48 in werking stelt. Deze strekeenheid 48 is voorzien van twee pennen 49, die dwars op de transportrichting verschuifbaar op een draagstang 50 zijn gemonteerd. De draagstang 50 is aange-35 bracht tussen twee zwenkarmen 51, die draaibaar in het punt 30 zijn gelegerd. De zwenkarmen 51 zijn op en neer beweegbaar door een aandrijforgaan 52. De pennen 49 steken in de onderste stand van de zwenkarmen 51 in de open bovenzijde van de zak 23, zoals in fig. 3 zichtbaar is. In de bovenste 860 28 1 7 « -7- stand van de zwenkarmen 51, die in fig. 1 is getekend, liggen de pennen 49 op een afstand boven de zak 23. Wanneer de pennen 49 in de open bovenzijde van de zak zijn gestoken, worden zij uit elkaar geschoven door een niet weergegeven 5 aandrijforgaan, waardoor de in fig. 4 afgebeelde toestand wordt bereikt, waarin de open bovenzijde van de zak 23 is gestrekt. In deze gestrekte toestand van de zak 23 kan de tweede laseenheid 24 een las aanbrengen tussen de bovenlaag 17 en de onderlaag 18, waardoor de zak wordt gesloten. Voor 10 het aanbrengen van deze las klemt de klemeenheid 25 eerst de gestrekte bovenzijde van de zak vast.

De klemeenheid 25 is voorzien van een verend op een draagbalk 53 gemonteerde klemstrip 54 en een daarmee samenwerkende rubber aandrukstrook 55. De draagbalk 53 onder-15 steunt tevens een uit siliconenrubber bestaande aandrukbalk 56 van de tweede laseenheid 24. Boven de aandrukstrook 55 van de klemeenheid 25 is een lasbalk 57 van de tweede laseenheid 24 gemonteerd. Deze lasbalk 57 wordt tijdens bedrijf van de inrichting op gebruikelijke wijze door een thermo-20 statische regeling op een voor het betreffende kunststof-materiaal geschikte lastemperatuur gehouden.

De draagbalk 53 is gemonteerd tussen twee stangen 58, die door een aandrijforgaan 59 heen en weer beweegbaar zijn. In de in fig. 1 getekende stand steekt de klemstrip 54 25 ten opzichte van de aandrukbalk 56 in de richting van de materiaalbaan 2 uit, zoals ook in fig. 4 is te zien.

De werking van de tweede laseenheid 24 en de klemeenheid 25 wordt nader toegelicht aan de hand van de fig.

5-7.

30 Wanneer de pennen 49 de bovenzijde van de zak 23 hebben gestrekt, verplaatst het aandrijforgaan 59 de draagbalk 53 in de richting van de aandrukstrook 55 en de lasbalk 57. Doordat de klemstrip 54 uitsteekt, klemt deze de gestrekte bovenzijde van de zak 23 tegen de aandrukstrook 35 55. Het aandrijforgaan 59 kan de draagbalk 53 niet verder verplaatsen, doordat aanslagrollen 60 stuiten op aanslag-strippen 61, die aan de zwenkarmen 51 zijn bevestigd. Zodra de klemstrip 54 de bovenzijde van de zak 23 op de aandrukstrook 55 heeft vastgeklemd, verplaatst het aandrijforgaan 860 28 1 7 -8- t 52 de zwenkarmen 51 omhoog, zodat de pennen 49 uit de bovenzijde van de zak 23 worden getrokken, waarbij tevens de aan-slagstrippen 61 worden weggetrokken, zodat het aandrijfor-gaan 59 de draagbalk 53 verder naar de zak 23 toe kan ver-5 plaatsen en de aandrukbalk 56 de bovenzijde van de zak 23 op de lasbalk 57 drukt. Hierdoor wordt de bovenzijde van de zak 23 dichtgelast.

De stangen 58 kunnen door een aandrijforgaan 62 om een draaipunt 63 op en neer worden gezwenkt. Dit aandrijfor-10 gaan 62 wordt bekrachtigd zodra de aandrukbalk 56 de zak 23 tegen de lasbalk 57 drukt, waardoor de stangen 58 de draagbalk 53 en de eveneens tussen deze stangen 58 gemonteerde lasbalk 57 en aandrukstrook 55 omlaag bewegen en de perforatie in de onderlaag 18 zal worden gescheurd. Hierdoor 15 wordt de dichtgelaste zak 23 van de materiaalbaan 2 losgemaakt. Hierbij zal tevens een draagklep 64 door een aandrijf orgaan 65 worden weggezwenkt, zodat de losgemaakte zak 23 over een glijbaan 66 omlaag glijdt en bijvoorbeeld in een doos wordt opgevangen.

20 Bij het afscheuren van de zak 23 wordt de mate riaalbaan 2 door de tweede transportrol 13 vastgehouden, doordat deze tweede transportrol in de transportrichting niet kan slippen ten opzichte van zijn aangedreven as, zoals hierboven reeds werd opgemerkt.

25 De beschreven inrichting wordt bestuurd door een niet nader weergegeven besturingseenheid, die de motor 9 bestuurd voor het stapsgewijs transporteren van de materiaalbaan 2 over een met de gewenste zaklengte overeenkomende afstand. Deze zaklengte is instelbaar door middel van 30 een niet weergegeven instelorgaan. De getransporteerde lengte van de materiaalbaan 2 bepaalt de besturingseenheid door het meten van de hoekverdraaiing van de motor 9. Hiertoe kan bijvoorbeeld op de as van de motor 9 een schijf 67 zijn gemonteerd, die is voorzien van een aantal regelmatig over de 35 omtrek verdeelde gaten, terwijl nabij de schijf 67 een capacitieve opnemer 68 is aangebracht, die telkens bij het passeren van een gat een signaal aan de besturingseenheid afgeeft. Telkens na het transporteren van de gewenste baan-lengte bedient de besturingseenheid het aandrijforgaan 32, 8602817 -9- zodat de eerste laseenheid 16 een las aanbrengt en het per-foratiemes 19 een perforatie vormt in de boven- en onderlaag 17, 18 van de materiaalbaan 2. Op hetzelfde moment is bij het vulstation 22 een geopende zak 23 aanwezig, die kan wor-5 den gevuld. De keerrol 12 kan hierbij zodanig worden inge-steld, dat de tussenliggende lengte van de materiaalbaan 2 strak tussen de beide transportrollen 7 en 13 ligt.

Wanneer het vulsignaal aangeeft dat het vullen van de zak 23 is beëindigd, stelt de besturingseenheid de strek-10 eenheid 48 in werking en bekrachtigt achtereenvolgens de aandrijforganen 59, 62 en 65, waardoor de zak wordt dichtgelast en van de materiaalbaan 2 wordt afgescheurd. Hierna kan de besturingseenheid een volgende cyclus starten.

Als alternatief voor het meten van de getranspor-15 teerde baanlengte kan boven de materiaalbaan 2 tussen de beide transportrollen 7 en 13 een leesorgaan zijn aangebracht, dat een signaal aan de besturingseenheid levert bij het passeren van een op de materiaalbaan 2 aangebrachte opdruk. Na ontvangst van dit signaal stopt de besturingseen-20 heid dan het transport van de materiaalbaan 2 voor het uit-voeren van de beschreven las-, vul- en afscheurbewerkingen.

Het aandrijforgaan 62 kan voor een gewenst aantal opeenvolgende zakken worden uitgeschakeld, zodat telkens een strook met een aantal zakken wordt gefabriceerd.

25 Voorts kan het aandrijforgaan 40 voor de heen en weer gaande beweging van de vingers 34 worden uitgeschakeld, zodat de scheureenheid 20 niet meer als scheureenheid werkzaam is en nog slechts als klemorgaan voor het spannen van de materiaalbaan 2 over de aandrukbalk 26 dienst doet. Daar-30 bij kunnen ook de aandrijforganen 52, en 65, alsmede de tweede laseenheid 24 worden uitgeschakeld, zodat de strek-eenheid 48 is uitgeschakeld. Hierdoor kan de beschreven inrichting bij het uitschakelen van alle genoemde eenheden uit een continue materiaalbaan zakken met elk gewenste afmeting 35 vervaardigen.

De uitvinding is dan ook niet beperkt tot het in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeeld, dat binnen het kader der uitvinding op verschillende manieren kan worden gevarieerd.

8602817

Claims (29)

1. Inrichting voor het verpakken van produkten in een zak uit kunststofmateriaal, gekenmerkt door middelen voor het transporteren van een continue, vlakke, buisvormige materiaalbaan langs achtereenvolgens een eerste 5 eenheid voor het aanbrengen van een las tussen de boven- en onderlaag van de materiaalbaan, een perforatiemes voor het aanbrengen van een afscheurperforatie in de boven- en onderlaag van de materiaalbaan in de transportrichting gezien juist achter de las, een scheureenheid voor het openscheuren 10 van de perforatie in de bovenlaag van de materiaalbaan, een scheidingseenheid voor het van elkaar af bewegen van de boven- en onderlaag van de materiaalbaan ter plaatse van de opengescheurde perforatie, een vulstation voor het vullen van de gevormde, nog in de materiaalbaan opgenomen zak met het te 15 verpakken produkt, een tweede laseenheid voor het aanbrengen van een las tussen de boven- en onderlaag van de materiaalbaan in de transportrichting gezien juist achter de perforatie, en een afscheureenheid voor het van de materiaalbaan afscheuren van de gevulde zak.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste laseenheid een lasbalk en een aandrukbalk omvat, waarbij het ene deel vast is gemonteerd en het andere deel is aangebracht tussen twee door een aandrijf orgaan op en neer beweegbare zwenkarmen, waarbij 25 het perforatiemes in de transportrichting gezien op korte afstand achter het beweegbare deel eveneens tussen de twee zwenkarmen is gemonteerd.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de scheureenheid is voorzien van een 30 onderbalk en een op en neer beweegbare bovenbalk, die tevens in de transportrichting heen en weer beweegbaar is.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat tenminste de naar elkaar toegerichte oppervlakken van de onder- en bovenbalk uit materiaal met een 35 hoge wrijvingscoëfficiënt bestaan.

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de bovenbalk van de scheureenheid 8 6 0 2c 1 ? -11- bestaat uit een aantal vingers, waarbij elke vinger verdraaibaar is tussen onwerkzame stand en een naar de onderbalk gerichte werkstand.

6. Inrichting volgens conclusie 3, 4 of 5, met 5 h e t kenmerk, dat de bovenbalk van de scheureenheid tussen twee zwenkarmen is gemonteerd, waarvan de van de bovenbalk afgekeerde uiteinden elk zijn verbonden met een hefboom, die door een aandrijforgaan bedienbaar is voor het in de transportrichting heen en weer bewegen van de bovenbalk.

7. Inrichting volgens conlcusie 6, met het 10 k e n m e r k, dat de zwenkarmen van de scheureenheid voor het omhoog bewegen daarvan zijn gekoppeld met de zwenkarmen van de eerste laseenheid, waarbij een veer is aangebracht, die een omlaag gerichte kracht op de zwenkarmen van de scheureenheid uitoefent.

8. Inrichting volgens een der conclusies 3-7, met het kenmerk, dat de onderbalk van de scheureenheid is gemonteerd tussen twee zwenkarmen, die tevens een aandrukstrip dragen aan de tegenover de onderbalk gelegen zijde van de eerste laseenheid, welke aandrukstrip samenwerkt 20 met een aandrukbalk, die is bevestigd aan de zwenkarmen van de eerste laseenheid, waarbij de zwenkarmen, die de aandrukstrip en de onderbalk van de scheureenheid dragen, ten opzichte van het vaste deel van de eerste laseenheid tegen de werking van een veer omlaag verzwenkbaar zijn door de neergaande beweging 25 van de zwenkarmen van de eerste laseenheid en de zwenkarmen van de bovenbalk van de scheureenheid vanuit een stand, waarin de ongeveer in een vlak liggende bovenzijden van de aandrukstrip en de onderbalk boven het vaste deel van de eerste laseenheid uitsteken naar een stand, waarin deze bovenzijden 30 lager dan de bovenzijde van dit vaste deel liggen.

9, Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat tenminste de naar elkaar toegerichte vlakken van de aandrukstrip en de aandrukbalk zijn bekleed met respectievelijk een materiaal met een lage en een materiaal 35 met een hoge wrijvingscoëfficiënt.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat naast het vaste deel van de eerste laseenheid een U-vormige goot is gemonteerd voor het opne- 860 21 1 7 ’ -12- men van het perforatiemes bij de neergaande beweging van de zwenkarmen van de eerste laseenheid.

11. Inrichting volgens een der conclusies 3-10, met het kenmerk, dat de heen en weer beweging 5 van de bovenbalk van de scheureenheid uitschakelbaar is.

12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vulstation is voorzien van een strekeenheid voor het strekken van de door de scheidingseenheid geopende bovenzijde van de in de mate- 10 riaalbaan gevormde zak, waarbij in de transportrichting juist achter de tweede laseenheid een klemeenheid is gemonteerd, die de gestrekte bovenzijde van de zak vastklemt voor het aanbrengen van een las door de tweede laseenheid.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het 15 kenmerk, dat de tweede laseenheid een lasbalk en een aandrukbalk omvat, waarbij het ene deel vast en het andere deel op een heen en weer beweegbare draagbalk is gemonteerd en waarbij de klemeenheid is voorzien van een verend op de draagbalk gemonteerde klemstrip en een daarmee samenwerkende 20 vaste aandrukstrook.

14. Inrichting volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk, dat de strekeenheid bestaat uit twee dwars op de transportrichting verschuifbare pennen, die zijn aangebracht op een op en neer beweegbare draagstang, welke 25 pennen in de onderste stand van de draagstang in de open bovenzijde van de zak steken en in de bovenste stand van de draagstang op een afstand van de bovenzijde van de zak liggen.

15. Inrichting volgens conclusie 14, met het 30 kenmerk, dat de verende klemstrip ten opzichte van het beweegbare deel van de tweede laseenheid uitsteekt in de richting van de materiaalbaan, waarbij de strekeenheid een aanslag draagt voor de draagbalk, die in de onderste stand van de draagstang de naar de materiaalbaan toe gerichte be-35 weging van de draagbalk blokkeert in een stand, waarin de klemstrip de gestrekte bovenzijde van de zak vastklemt op de aandrukstrook en het beweegbare deel van de tweede laseenheid nog vrij is van het vaste deel. 8 6 0 2 P 1 7 -13- ’

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat de aanslag de verdere beweging van de draagbalk vrijgeeft in de bovenste stand van de draagstang.

17. Inrichting volgens een der conclusies 12-16, 5 met het kenmerk, dat de tweede laseenheid en de klemeenheid te zamen zijn gemonteerd tussen twee door een aandrijforgaan op en neer beweegbare zwenkarmen voor het vormen van de afscheureenheid.

18. Inrichting volgens conclusie 17, met het 10 kenmerk, dat het aandrijforgaan van de zwenkarmen van de tweede laseenheid en de klemeenheid uitschakelbaar is.

19. Inrichting volgens een der conclusies 12-18, met het kenmerk, dat de scheidingseenheid, de strekeenheid en de tweede laseenheid gezamelijk uitschakel- 15 baar zijn.

20. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vulstation is voorzien van een wegklapbare draagklep voor het ondersteunen van het vrije uiteinde van de te vullen zak.

21. Inrichting volgens een der voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat de transportmiddelen zijn voorzien van een eerste, door een motor aandrijfba-re transportrol, die samenwerkt met een aandrukrol en die in de transportrichting gezien voor de eerste laseenheid is 25 aangebracht, en van een op een afstand van de eerste transportrol gelegen aan de scheidingseenheid voorafgaande, tweede transportrol, die samenwerkt met een aandrukrol en met een overbrengverhouding 1:1 is gekoppeld met de eerste transportrol, waarbij de diameter van de tweede transportrol 30 groter is dan die van de eerste transportrol.

22 Inrichting volgens conclusies 21, met het kenmerk, dat in de transportrichting op korte afstand voor de tweede transportrol een steunrol voor de materiaal-baan is aangebracht, waarbij tussen de steunrol en de twee-35 de transportrol een in verticale richting verstelbare keer-rol is aangebracht.

23. Inrichting volgens conclusie 21 of 22, met het kenmerk, dat de materiaalbaan na de tweede transportrol in benedenwaartse richting verloopt en dat de 8 6 0 2 Γ 1 7 s -14- scheidingseenheid bestaat uit een dwars op de transportrich-ting verlopende buis, die is aangesloten op een bron van overdruk en die een aantal over de lengte van de buis verdeelde uitstroomopeningen bezit, waarbij de buis nabij de 5 tweede transportrol is aangebracht en de uitstroomopeningen ongeveer tangentiaal ten opzichte van de tweede transportrol zijn gericht in het punt waar de materiaalbaan de transportrol verlaat.

24. Inrichting volgens conclusie 23, met het 10 kenmerk, dat de uitstroomopeningen afsluitbaar zijn.

25. Inrichting volgens een der conclusies 21-24, met het kenmerk, dat een besturingseenheid is aangebracht voor het besturen van de motor voor het stapsgewijs transporteren van de materiaalbaan over een met de ge- 15 wenste zaklengte overeenkomende afstand.

26. Inrichting volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de gewenste zaklengte instelbaar is door middel van een instelorgaan, waarbij de besturingseenheid de getransporteerde baanlengte bepaalt door het meten van de 20 hoekverdraaiing van de motor.

27. Inrichting volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat een leesorgaan tussen de beide transportrollen boven de materiaalbaan is gemonteerd, welk leesorgaan een signaal aan de besturingseenheid levert bij het 25 passeren van een op de materiaalbaan aanwezige opdruk in afhankelijkheid waarvan de besturingseenheid het transport van de materiaalbaan stopt.

28. Inrichting volgens conclusie 25, 26 of 27, met het kenmerk, dat de besturingseenheid na 30 elk transport van de materiaalbaan over de gewenste zaklengte het aandrijforgaan van de zwenkarmen van de eerste las-eenheid en het perforatiemes in werking stelt.

29. Inrichting volgens conclusie 28, met het kenmerk, dat de besturingseenheid na ontvangst van 35 een vulsignaal, dat aangeeft, dat de gevormde zak is gevuld, de strekeenheid, de klemeenheid en de tweede laseenheid bedient, terwijl de besturingseenheid na het afscheuren van de zak een volgende cyclus start. 8602817