NL8006476A

NL8006476A - Verpakkingseenheid.

Info

Publication number: NL8006476A
Application number: NL8006476A
Authority: NL
Original assignee: Vittel Eaux Min
Priority date: 1980-06-09
Filing date: 1980-11-27
Publication date: 1982-01-04
Also published as: PT72139B; IT1132665B; DE3031879A1; GB2077687A; KR830006069A; GR73651B; HK55585A; FR2483880A1; TR21460A; ZA805129B; ES494519A0; BR8007329A; FR2483880B1; MA19146A1; NZ195513A; AU6710681A; ES8106459A1; GB2077687B; IN155141B; CH640466A5

Description

Verpakki ngseenhei d.

De uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een verpakkingseenheid, in het bijzonder voor vloeistoffen, in de vorm van een houder of een reeks houders uit synthetisch 5 soepel materiaal uitgaande van een toevoer voor vloeistof en een synthetische film.

De houders die kunnen worden vervaardigd met de betreffende inrichting zijn die van het type als bijvoorbeeld beschreven in de Franse octrooischriften en octrooiaanvragen 10 75.18358, 78.04233,en 80.02187 op naam van aanvraagster.

Hierna wordt de uitvinding beschreven voor het verpakken van vloeibare voedingsmiddelen, maar de uitvinding kan eveneens worden toegepast voor het verpakken van in het algemeen elk stroombaar materiaal.

15 Een verpakkingseenheid volgens de uitvinding heeft het kenmerk, dat hij omvat: - een toevoersamenstel voor synthetische film, - een afrolinrichting voor de film, - een reeks stations voor het uitvoeren van bewer- 20 kingen op de film om hem tot een houder te vormen, - een vuleenheid voor de houder en voor het uiteindelijk verpakken, - een inrichting voor het voortbewegen van de film.

Aan de hand van een tekening, waarin uitvoerings-25 voorbeelden van de inrichting volgens de uitvinding zijn weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

fig. 1 toont schematisch de verschillende stations van een eenheid volgens de uitvinding in aanzicht; fig. 2 toont een bovenaanzicht van de eenheid 30 volgens fig. 1; fig. 3 toont een vooraanzicht van de inrichting voor het afrollen van de film; fig. 3a toont een doorsnede over de lijn A-A in fig. 3; 35 fig. 3b toont een bovenaanzicht van genoemde inrich ting; fig. 4 toont een aanzicht van de plooi- of vouwinrichting; fig. 4a toont een bovenaanzicht van de inrichting 40 volgens fig. 4; 800 6 47 6 ~~j ............................................ - 2 -............... .......'...............

! fig. 4b toont een doorsnede over de lijn B-B in ; fig. 4; ! fig. 4c toont een doorsnede over de lijn A-A in ί fig. 4a; | 5i fig. 4d toont een doorsnede over de lijn C-C in | fig. 4; j i fig. 5 toont een aanzicht van het systeem voor de | 1 voortbewegingsklem; ! fig. 5a toont een vooraanzicht en een gedeeltelijke lOj doorsnede van fig. 5; j fig. 5b toont een bovenaanzicht van de inrichting ί volgens fig. 5; i fig. 6 toont een aanzicht gedeeltelijk in doorsnede i van een klem van de inrichting voor het grijpen van de zakken 15! met het oog op het vullen ervan, in de klemstand; 1 fig. 6a toont eenzelfde vooraanzicht als fig. 6 j echter zonder doorsnede en in open toestand; j fig. 6b toont een doorsnede over de lijn B-B in | fig. 6 en geeft schematisch twee relatieve standen van de 20! klemmen weer; i fig. 6c toont een doorsnede in de richting van de i pijl C in fig. 6;

t fig. 6d toont een doorsnede over de lijn D-D

j in fig. 6b;

25] fig. 6e toont een doorsnede over de lijn E-E

j i n f i g . 6 c ; j fig. 6f toont een detail van het besturingsdeel voor de klemmen weergegeven in fig. 6b; fig. 7 toont een aanzicht van de inrichting met 30ί koppen voor het spreiden van de wanden van de houders; fig. 7a toont een bovenaanzicht van fig. 7; i fig. 8 toont een aanzicht van een inblaasstation; ] fig. 8a toont een bovenaanzicht van het station [ volgens fig. 8; 35| fig. 9 toont een aanzicht waarin het mechanisch i aandrijven van de carrousel en van de voortbewegingsklem i volgens fig. 5 is weergegeven.

i De eenheid weergegeven in fig. 1 wordt gevoed uit- _ί gaande van een spoel met film. Men ziet hier achtereenvolgens: M' 800 6 47 6 ~~"

906986LC

V.

! - het toevoersamenstel 1 voor synthetische film, I - de inrichting 3 voor het afrollen van de film, I - de behandel stations 4 voor de film voor het vormen

' I

i ervan tot een houder,

i I

j 5i - de vuleenheid 5 voor de houder en i j - het sluitstation 6 voor de gevulde houder.

1 Hierna zal in detail elk van de elementen van deze j j eenheid worden besproken.

| Het toevoeren wordt uitgevoerd uitgaande van een 10! standaardspoel met film. De spoel 7 weergegeven in de figuren i 1 en 2 is aangebracht op een as, die aan zijn twee uiteinden i door twee legers wordt ondersteund en die volgens op zichzelf i bekende wijze dienen voor het ondersteunen en het axiaal en ï transversaal centreren van de film. Tenminste één van deze 15' legers is voorzien van een remsysteem dat tijdens het voort-[ bewegen van de film vermijdt dat afrollen plaats heeft over [ een afstand die groter is dan gewenst.

| Zoals blijkt uit de figuren 3, 3a en 3b wordt het voortbewegen van de film verkregen door het vastkelmmen van 20 de film dat met een punt of lineair kan zijn. Hiertoe plaatst i men in de verpakkingseenheid twee klempunten voor de film. i Het eerste klempunt wordt nauwkeurig geplaatst ter hoogte J van de afrolinrichting. Het tweede klempunt voor de film wordt j geplaatst benedenstrooms van de verpakkingseenheid.

25[ Het afrolstation omvat achtereenvolgens een rol 8 | voor het geleiden van de film komende van de haspelspoel 7, ! een rol 9 die samenwerkt met een rem 10, een geleidingsin-I richting 11 die ervoor zorgdraagt dat de film aan de uitgang van de afrolinrichting vlak blijft.

i 30i Tussen de rol 8 en het remsamenstel 10 is een voort·· 1 bewegingssysteem voor de film geplaatst, dat in hoofdzaak J wordt gevormd door een rol 12 die wordt bediend door een j cilinder.

j Wanneer men aTsvoorbeeld een aanvankelijk in hoofdzaak 351 horizontaal afrollen van de film na de eerste rol 8 neemt, i hoewel dit eveneens verticaal kan zijn, wordt de rol 12 inter- ' i mitterend in een verticale beweging gebracht. Als de film i onder de rol 12 gaat afrollen vóór het passeren van de rol 9 1 brengt het verplaatsen van de rol 12 naar beneden het afrollen -4-0J-------------------------------------------- 800 6 47 6

906986LC

' I “ “ “................ ............ - 4 - .......................................... “ ......- ! van de film van de spoel over een gegeven afstand met zich.

| De rem 10 omvat een schoen 13 die kan komen te liggen i tegen de rol 9 onder invloed van een cilinder 14 waardoor de i film wordt geblokkeerd.

5 i- De werking van het afrollen is als volgt: i - men bedient de rem in de blokkeerstand , 1 - men brengt de voortbewegingsrol 12 van de spoel J naar beneden en veroorzaakt dus het afrollen van de film, J - men heft de rol 12 weer, lOj - men deblokkeert de rem, - men beweegt de film voort onder invloed van de tweede i voortbewegingsklem die benedenstrooms in de verpakkings- i eenheid is geplaatst.

Bij voorkeur wordt de film van de afrolinrichting 15 afgerold over een.;lengte die iets kleiner is dan de effectieve afstand, zodat de optimale spanning wordt bereikt aan het einde van het afrollen. Deze wijze van afrollen heeft op | verdekte wijze plaats, dat wil zeggen tijdens het in werking [ stellen van de verschillende stations die inwerken op de film 20 i of op de reeds gevormde houders.

i Als de cyclus is geëindigd scheidt men de film ter hoogte van de rem af en klemt men hem op het tweede klemsta-i tion die men over één stap laat voortbewegen. Het tweede j station, dat dus een mobiel station is, keert uiteindelijk 25j naar zijn uitgangsstand terug. In feite heeft het terugvoeren ! enigszins bovenstrooms van de uitgangsstand plaats op zodanige ! wijze dat na het blokkeren van de rem, dus slechts wordt i teruggekeerd naar de uitgangsstand om aldus een spanning in i de film te verzekeren.

30) Hierna worden de fasen van het afrollen voor een 1 afwisselend werken van de inrichting beschreven, dat wil [ zeggen in overeenstemming met een herhaalde volgorde: [ - inwerken op de gestopte film, | - voortbewegen van de film zonder ingrijpen.

35| Men kan natuurlijk een continue werking uitvoeren i waarbij het mogelijk is zonder onderbreking van de verplaat-i sing van de film te werken. Het is hiervoor voldoende dat de i werkstations met de film voortbewegen en vervolgens naar hun _j uitgangsstand terugkeren hetzij door een afwisselend heen en 4 QJ------------ 800 6 47 6

906986LC

I weer gaand systeem hetzij door een roterend systeem van het | I carrousel type. Men kan eveneens deze twee oplossingen combi-! i neren zodat men slechts bepaalde beweegbare stations heeft er j ! andere vaststaan.

5' Bij het verlaten van het afrolstation heeft men 1 voorzien in een geleidingsinrichting 11, die is aangebracht ! opdat de film vlak blijft bij het verlaten van het afrolsta-J tion. De gel eidingsinrichting omvat een gel eidingsrol 15. De ! film loopt over deze rol 15 en wordt hierop gehouden door eer 101 bovenrol 16 die via een hefboom 17 scharniert om een as 18 1 evenwijdig met de grote as van de rollen 15 en 16. Dez^e rol 16

I , I

1 wordt constant in aanraking gehouden met de rol 15 met behulp) 1 van een veer 19, die enerzijds is bevestigd op een vast puntj [ 20 op het gestel van de machine en anderzijds op de hefboom j 15 17, die de rol 16 draagt. i j Anderzijds kan men voorzien in een tweede spoelonder- I steuning op een lijn met de eerste afwikkelinrichting, waar- 1 door het mogelijk is een verbinding te vormen en elke discon- 1 tinuïteit aan het einde van een spoel te vermijden. Een werk-1 · ' 201 station met bijvoorbeeld oriëntatie volgens een speciaal merk- 1 teken voor het einde van de spoel en bepaalde lasmiddelen of verbindingsmiddelen tussen de twee uiteinden maakt een niet j onderbroken werking mogelijk. Men kan eveneens bijvoorbeeld I op deze hoogte een dateerinrichting inbouwen die de datum 25I aangeeft van het vullen, wat voor bepaalde producten in een 1 groot aantal landen vereist is.

1 Tenslotte wordt de film reeds op deze hoogte voor- i zien van verschillende indicaties die op de uiteindelijke ver-1 pakking verschijnen. Een op zichzelf bekend systeem voor het 30[ detecteren van een mate van vertraging of van voortbeweging [ groter dan de gewenste grenzen maakt het samenvallen van de [ machinestap en de merkstap mogelijk en aldus het verzekeren J van het centreren ter hoogte van verschillende lasstations j en latere snij stations .

351 Aan de uitgang van het afrolstation plaatst men een I steri1isatiestation om bacteriologische resultaten te garan- · I deren. Men kan bijvoorbeeld de film leiden in een bad van met j zuurstof behandeld water, vervolgens de film ontwateren door —I het leiden ervan tussen twee drukrollen waarna men door blazen 40-:---------------------------------------------------------- 8 0 0 6 47 6

. 906986LC

, ....... - 6 -......“ ...............

j van warme lucht droogt, welke lucht wel of niet is behandeld | in een microgolftunnel. De verkregen resultaten zijn een I functie van de verschillende parameters zoals oplossing, i concentratie, bevochtigingsduur van de film en droogduur van 5i de film.

i Hierna wordt het vouwstation van de film aan de hand i j van de figuren 4, 4a, 4b, 4c en 4d besproken, j . Dit station heeft als functie uitgaande van een vlak- j ke film, hier beschreven als zijnde horizontaal, een zak te 10[ verschaffen waarvan de bodem is gevouwen volgens een W. In i het eerste stadium vormt men de film volgens een U met scherpe i hoeken met dus een horizontale bodem en twee verticale wanden, i i vervolgens vormt men de vouw in de horizontale bodem voor het | verkrijgen van de gezochte vorm. Tenslotte perst men het 15[ samenstel op zodanige wijze dat de hoeken worden gemarkeerd.

[ De film wordt vervolgens gegrepen door een horizon- ; tale plooi rol 21.

j Vervolgens wordt hij verticaal geleid door twee verti- ! cale centreerrol1 en 22,23, die buiten de film zijn geplaatst.

201 Op dit niveau wordt de bodem van de film gevormd niet een i platte bodem tussen een tweede horizontale rol 25 enueen derde buitenste rol 24.

i | De rollen 21, 22, 23, 24, 25 kunnen zijn voorzien | van regelorganen voor de diepte of de hoogte.

25 j Uitgaande van dit samenstel komt de film, die dan ! de vorm heeft van een U met gemarkeerde hoeken op een rand i 26 die is bevestigd op het gestel 27. Deze rand begint bij-i voorbeeld met een V 28 en eindigt in een duim 29 die de i vorming van een plooi in de bodem van de U verzekert.

30 J Aan het einde van de rand 26 loopt de film tussen twee rollen 30,31 voor verticaal plooien, om het markeren van de plooien te verzekeren. Een van de rollen 30,31 wordt [ tegen de andere gedrukt door een druksysteem 32.

| Vervolgens voert men op de aldus geplooide film 3δ| verschillende handelingen uit die op zichzelf bekend zijn, 1 te weten respectievelijk: j : 1 - lassen volgens een bekende werkwijze ! zoals bijvoorbeeld inductie, ultrasoon, hoogfrequent _J - snijden of meestal voorsnijden van elke zak. Men kent 40 800 6 47 6 ” 1

906986LC

i τ...... ........'........—...........-τ-.......".............”...........“.........~..............

I hiervoor in hoofdzaak twee werkwijzen te weten respec- ! tievelijk met een mes met eventueel verwarmde smalle | i kanten of door een gereedschap en een tegen-gereedschap, i Als hierboven aangegeven kan deze gehele eerste fase 5j van de vorming van de houder horizontaal of verticaal worden 1 uitgevoerd.

; In dit stadium van de werkwijze heeft de aanvankeli;- j ke film dus de vorm van een reeks zakken die open zijn aan ï een bovenste deel.

10I De tweede fase die hierna wordt beschreven heeft tot I doel deze zakken te vullen en vervolgens aan het einde van dè ! werkwijze af te geven in hun definitieve vorm. In dit stadium i zijn verschillende oplossingen mogelijk. Men kan hetzij de werkwijze langs een rechte lijn voortzetten hetzij volgens 15 een draaiend deel waarin de film tangentiaal samenwerkt j uitgaande van de werkwijze langs een rechte lijn voor het transformeren van de film.

i Deze tweede fase begint met het grijpen van de reeks door een voortbewegend klemsysteem dat hiervoor reeds is 20[ genoemd op het moment van het beschrijven van het afwikkelen 'i van de film. Deze klem wordt hierna aan de hand van de [ figuren 5, 5a en 5b besproken.

j De film wordt gegrepen tussen twee vlakke bekken | 33, 34 die bij elkaar behoren en transleren langs twee schui-25[ ven 35, 36. Deze translatie wordt verzekerd door een drijft ! stang 37 en een mechanische inrichting waarmede genoemde ! drijfstang is verbonden en die hierna wordt beschreven, i Een van de bekken 33 is eveneens beweegbaar ten i opzichte van de andere onder invloed van een cilinder 38.

30[ Men kan al.dus door de combinatie van de werking van j de cilinder 38 en de drijfstang 37: J - de film tussen de bekken klemmen, | - hem een stap voortbewegen, i - de film weer loslaten, 351 - het laten terugkeren van de bekken naar de uitgangsstand.

ί Men kan dus zo de reeks stap voor stap voortbewegen i Vervolgens wordt elk van de voorgevormde zakken afzonderlijk [ gegrepen door klemmen die meer in detail worden besproken _j aan de hand van de figuren 6, 6a, 6b, 6c, 6d en 6e.

MJ 8 0 0 6 4 7 6

: 906986LC

Π ................... .......- 8 - .......................... ......'......~ “.....Ί ι , ! 1 De functie van de klemmen is een dubbele: ι i | - het ondersteunen van elk van de zakken afzonderlijk, j - het mogelijk maken van het r.openen van de zak aan I zijn bovenste einde om hem te vullen met de vloei- ; i 5| stof en het terugkeren naar de gesloten stand van i het bovenste deel voor het definitieve lassen.

De inrichting omvat een paar klemmen van het type ! als weergegeven in fig. 6. Elke klem 39 omvat twee bekken I 40,41 waartussen de reeks houders is geplaatst. De bek 40 is 10; vast terwijl de bek 41 scharnierend is verbonden door een I klikorgaan 42 waar hij bij hoort. Elke klem bezit dus twee ; evenwichtsstanden: i ! - de ene open (fig. 6a) dat wil zeggen als de twee ! bekken op afstand van elkaar liggen, 15i - de andere gesloten (fig. 6) dat wil zeggen als de 1 · 1 twee bekken tegen elkaar zijn gebracht, j Het openen respectievelijk sluiten van elke klem [ 39,39' wordt onder tussenkomst van het klikorgaan 42 bestuurc j door een rol 43 die zich verplaatst op een rand die dient als 20j nok, een openingsrand 52 en een sluitrand 53. De grijpbewegirg J van elke zak is dus eenvoudig want hij resulteert uit het sluiten van de twee klemmen van eenzelfde inrichting.

De twee· bij elkaar behorende klemmen 39,39' van een-[ zelfde inrichting dié een zak ondersteunt vormen een eenheid 251 met een wagen 44 en volgen' elke houder langs de behandeling I van het vullen en verpakken.

j Om dit te doen plaats hebben is het onder andere , I noodzakelijk dat de twee wanden van de houder uit elkaar zijr I gebracht op zodanige wijze dat een vulopening wordt bepaald.

30! De houder wordt aan elk van zijn twee bovenste uiteinden vast-1 gehouden door een klem 39,39', waarbij het relatief naderen j van de twee klemmen het openen van de houder bepaalt in samer-1 werking met een scheidingsinrichting die hierna zal worden j beschreven.

35 I Deze beweging is meer in het bijzonder weergegeven I in fig. 6b. In de linker stand is het klemorgaan in de eenvoudige stand van het grijpen van de houder. In de rechter stand is het klemorgaan in zijn totaal gescharnierd om een j as 45 en de twee paren bekken van eenzelfde inrichting zijn 40 8 00 6 47 6

906986LC

” I ........................................... .........- 9 _ ......................... ......................................... I

i ! j naar elkaar gebracht. Deze beweging van de twee klemmen 39, j [ 39’ van eenzelfde wagen wordt bestuurd door een deel 46 j | weergegeven in fig. 6f. Dit deel wordt in een heen en weer j ! gaande beweging van beneden naar boven aangedreven. Tijdens j 5i de beweging naar beneden verplaatsen zich twee rollen 47, 48 i symmetrisch langs de nokken 49 gevormd op de armen 50 die i

I een geheel vormen met elk van de bekken 40,40'. De beweging | van het deel 46 wordt eveneens bestuurd door een nok waarop j i later wordt teruggekomen. I

i i lOj : Bij dit systeem vormen de twee beweegbare buiten- j J bekken 41,41' van eenzelfde paar klemorganen een geheel met i elkaar tijdens hun openingsbeweging voor het nemen van een ! zak onder tussenkomst van de verbindingsarm 51. Op dezelfde | ! wijze vormen de twee elementen van eenzelfde klemorgaan een ! 15' geheel met elkaar bij een rotatie om een hartlijn 45. Elk j van de lagers 44 is beweegbaar op een carrousel waarom de J verschillende vouw- en verpakkingshandelingen worden uitge-| voerd. Het zal duidelijk zijn, dat het weer vouwen van elke | houder het weer korter worden vereist van het bovenste deel 20 van genoemde houder wat een variatie in de stappen met zich brengt. Deze roterend op de carrousel beweegbare wagens zijn i eveneens beweegbaar langs stralen daarvan door middel van glijorganen 54, 55 en een rol 56 die zich verplaatst langs een rand van de nok. Deze rand van de nok alsmede de twee 25 randen 52,54 en de gel eidingsrand van het deel 46 zijn geplaatst op een vast plateau in dit geval opgesteld boven de [ carrousel.

| Het scheiden van de twee wanden van de houder wordt ! als vroeger aangegeven uitgevoerd door de combinatie van twee 30i bewegingen: i - het nabij elkaar brengen van de twee klemorganen j dus van de bovenste openingsuiteinden van de houder, j -het scheiden van elk van de wanden van de houders vanaf j elke zijde van een verticaal verplaatsingsvlak van de film.

35] Deze scheiding heeft plaats door een systeem van koppen dat ! samengaat met het elkaar naderen van de twee delen 39,39' I naar elkaar en werkt als weergegeven in de figuren 7 en 7a.

Ij'1 1 Twee koppen 57,58, die symmetrisch ten opzichte van ___ 1 elkaar zijn geplaatst komen elk te rusten op het buitenste _ ]ΒΠΟΟ 6 47¾-----------------------------

906986LC

' 1 "" ......... - 10 - ......" "" ..................... i ! i ; deel van een wand van de houder ter hoogte van de bovenste j I niet gelaste zone. Deze handeling heeft zeer nauwkeurig plaaÏs I tussen de twee klemmen van de inrichting volgens fig. 6. Ver-j ! volgens, als de handeling wordt uitgevoerd, begint een inricH- I i 5i ting eveneens bevestigd op het bovenste plateau van de carroii-; sel de twee koppen te scheiden. Men heeft in fig. 7a een kopΓ ! 58 weergegeven die een geheel vormt met een wagen 59 die [ radiaal beweegbaar is ten opzichte van de carrousel.

| Men brengt bij voorkeur op de inrichting een enkel 10| station met koppen aan Van het type als beschreven, welke | koppen natuurlijk beurtelings kunnen terugkomen naar de uit-! gangsstand nadat het blazen van de koppen is opgehouden, i De carrousel verplaatst zich roterend op geïndexeerde i wijze langs de indexinrichtingen die op zichzelf wel bekend zijn, 15! en wordt aangedreven door een motor onder tussenkomst van | tandwielen.

| Langs deze carrousel voert men o.a. de laatste han- | delingen van het verpakken uit.

J Eerst blaast men gesteriliseerde lucht in de houder 20! die in open toestand is weergeaeven. Deze stao wordt indien i i gewenst uitgevoerd en hangt af van de werkomstandigheden als J men reeds tevoren een aanvankelijke sterilisatie heeft uitgevoerd.

] Aan de hand van de figuren 8 en 8a wordt een blaas- 25 station beschreven dat kan worden gebruikt. Dit station omvat [ ten minste een blaaskanaal 60 maar om redenen die samen gaan ! met problemen van de afgifte van gefiltreerde en steriele i lucht omvat hij bij voorkeur een tweede 61. Deze kanalen zijn i i vast verbonden met een ondersteuning 62, die omlaag of omhoog i · 30[ kan worden gebracht om de kanalen in de opening van de houders [ te brengen onder invloed van een cilinder 63. Men onderscheidt j in fig. 8 de carrousel 64 en het bovenste vaste plateau 65 j waarop verschillende nokken voor het geleiden als boven be-| schreven, zijn geplaatst alsmede de blaasinrichting.

35j Vervolgens gaat men volgens op zichzelf bekende wijze i verder met het vullen van de houder door een toevoer kanaal [ i voor vloeistof, voorzien van een doseerinrichting. j Het sluiten van de zak heeft direct plaats na het _j vullen van de zak. Na het vullen en het verlaten van het 40 8 00 6 47 6

906986LC

.............. ..........”...... -.....11 - ........ ......... ........... ........“ Ί vul station door de geïndexeerde rotatiebeweging van het pla-I teau 64 scheidt men de twee klemmen 39,39' van elkaar op

! I

I zodanige wijze dat de twee bovenranden van de houder worden I i j gegrepen en deze naar elkaar worden gebracht in vlakke toe-5; stand. Vervolgens last men van elke zak, die nog afzonderlijk : wordt vastgehouden door de klemorganen de viil holte dicht. j | Indien gewenst kan de handgreep van de zak overeen- | J komstig bovengenoemde octrooischriften eveneens worden gevulc i met een vloeistof of een gas of ook met een stroombaar mate-10i riaal dat in koude toestand vast wordt. Men gaat om dit uit i te voeren op precies dezelfde wijze als het vullen van de i hoofdruimte te werk waarbij een tweede opening in het bovenste ' deel wordt opengelaten. Men scheidt de wanden van de klemmen j en de koppen en men brengt een vulkanaal in.

15j Vervolgens snijdt men van de continue reeks afzon- ] derlijke zakken of reeksen met een aantal eenheden. Deze i snijinrichtingeh zijn op zichzelf bekend.

i De beschreven constructie voor een carrousel brengt o.a. een bepaald aantal verplaatsingen met zich. Het is nood-20 zakelijk dat tijdens het vullen een verkleining van de lengte van de reeks plaats heeft. Dit is enerzijds een gevolg van hét [ uitvoeren van de opening door het relatief naar elkaar brengén

' I

[ van de twee klemorganen 39, die eenzelfde zak dragen en., ander-! zijds van het vullen met vloeistof omdat de film dan niet 25Ι meer vlak is. Om deze reden is de baan van de reeks langs de ! carrousel niet cirkelvormig maar voert hij in hoofdzaak een i spiraal uit die naar het midden van de carrousel convergeert, i Dit resultaat wordt in de praktijk verkregen door wagens dΦe j klemorganen dragen en zich verplaatsen op glijorganen 54,55 30 j onder de gezamenlijke invloed van de rol 56 die samenwerkt | met een nokbaan geplaatst op het bovenste vaste plateau.

! Bovendien wordt de reeks ondersteund tijdens en na het vullen door rollen, op zodanige wijze dat een trekkracht ter hoogte van de klemorganen wordt verminderd.

35i Tenslotte wordt het totaal van de machine geplaatst i i in een steriele overdrukatmosfeer voor het geval van meer 1 in het bijzonder het in flessen brengen van vloeibare voe-] dingsmiddelen.

—] De aandrijving van de carrousel en de heen en weer 40 800 6 47 6 —

906986LC

“ T ............' .............. ..... - 12 -......".......'.................~................ .....~ ] I gaande beweging van de film worden op voordelige wijze ver- | i kregen uitgaande van dezelfde motor wat van belang is uit het i oogpunt van een synchronische werking. Als weergegeven in i fig. 8 drijft de motor 66 het plateau geïndexeerd roterend 5| aan. Door een tandwiel 67 samenwerkend met een tweede tand-| wiel 68 dat een geheel vormt met het plateau 69, dat een kru | lagert, voert men eveneens de heen en weer gaande verplaat-| sing van de kruk 37 uit voor het voortbewegen van het klem-i orgaan dat boven is beschreven.

I I

10; Het zal duidelijk zijn dat men een machine met over4 i ! i eenkomstige resultaten kan verkrijgen bij een constructie dié i | i geheel op een lijn ligt met de verschillende werkstations. De

i I

j stations van het blazen en het vullen kunnen eveneens in dit j geval beweegbare stations zijn die voortbewegen met de reeks 15] en weer naar een plaats terugkeren na de ingreep, als men j een continu werken beoogt en niet meer zoals in dit geval i alternerend.

i ! 20! ------ i - i [ I · i I .

ί ! i |

I

l t -1

906986LC

8 00 6 47 6

Claims

2. Verpakkingsinrichting volgens conclusie 1, jmet het kenmerk, dat het afrol station voor de 15! film achtereenvolgens omvat een rol (8) voor het geleiden j van de film, komende van de haspelspoel (7), een rol (9), die: I samenwerkt met een rem (10), die een schoen (13) omvat, een i gel eidingsinrichting (11), die er voor zorg draagt dat de ί film aan de uitgang van de afrolinrichting vlak blijft, waar-20! bij tussen de rol (8) en het remsamenstel (10) een voortbewe-j gingssysteem voor de film is geplaatst, dat in hoofdzaak worct j gevormd door een rol (12) die wordt bediend door een cilinder, welke rol (12) met een verticale intermitterende beweging [ wordt aangedreven. 25i 3. Verpakkingseenheid volgens conclusie 2, m e t I h et kenmerk, dat de geleidingsinrichting (11) een ί geleidingsról (13) draagt waarover de film loopt, en waarop | hij wordt gehouden door een bovenrol (16) die via een hefboom j (17) scharniert om een as (18) evenwijdig met de grote as var 30] de trollen (15 en 16), welke rol (16) constant in aanraking j wordt gehouden met de rol (15) met behulp van een veer (19) j die enerzijds is bevestigd op een vast punt (20) op het gestel ! van de machine en anderzijds op de hefboom (17), die de rol ί (16) draagt. i 35i 4. Verpakkingseenheid volgens een of meer van de | conclusies 1 tot 3, m e t het k e n m e r k, dat het j vouwstation voor de film achtereenvolgens omvat een horizon-—j tale plooi rol (21), vervolgens twee verticale centreerrol1 en . 906986LC 8 00 6 47 6 ! ............. ............-14.....-.................... ”............ Ί I (22,23), die buiten de film zijn geplaatst en twee horizon- j i tale rollen (24,25), die aan de film een algemene U-vorm j i verschaffen. j
5. Verpakkingseenheid volgens conclusie 4, m e t 5! het kenmerk, dat deze o.a. na de verschillende ; rollen (22,23,24,25) enerzijds een duim (29) omvat die het j vormen van een plooi in de bodem van de U, die tevoren is ! gevormd, verzekert en anderzijds twee rollen (30,31) voor | het verticaal plooien om het markeren van de plooien van de 10' film te verzekeren.
6. Verpakkingseenheid volgens een of meer van de m i conclusies 1 tot 5, met het kenmerk, dat de j voortbewegingsinrichting voor de film' twee vlakke bekken | (33,34) omvat die bij elkaar behoren en transleren langs 15j twee schuiven (35,36), waarbij een van de bekken (33) even-| eens beweegbaar is ten opzichte van de andere onder invloed | van een cilinder (38).
7. Verpakkingseenheid volgens een of meer van de i conclusies 1 tot 6, met het k p-n merk, dat elke i , 20j gevormde houder op de reeks wordt gegrepen voor het vullen 1 en het definitief verpakken ervan door een paar klemmen, die | o.a. het openen van de houder aan zijn bovenzijde mogelijk J maken.
8. Verpakkingseenheid volgens conclusie 7, m e t 251 h e t kenmerk, dat elke klem (39,39') van eenzelfde ! inrichting twee bekken (40,41) omvat, waarbij de bek (40) i vast is terwijl de bek (41) scharnierend is verbonden door i i een klikorgaan (42) waar hij bij hoort. i 9. Verpakkingseenheid vol gens "conclusie 8, m e t i . * 301. e t kenmerk, dat het openen en het sluiten van elke J klem (39,39') onder tussenkomst van het klikorgaan (42) wordt | bestuurd door een rol (43) die zich verplaatst over een rand,, ! die dient als nok, een openingsrand (52) en een sluitrand (53).
10. Verpakkingseenheid volgens een of meer van de 3 51 conclusies 8 en 9, met het kenmerk, dat de twéé i klemmen (39,39') van eenzelfde paar een geheel vormen met een j wagen (44) die wordt ondersteund doo^'een' carrousel (64) en j daarop beweegbaar zijn volgens glijorganen (54,55) onder —j invloed van een rol (56) die samenwerkt met een vaste nok 40J 8 0 0 6 4 7 6 906986LC t- [.......... ...... ............ - 15 - ........................ .............”'“j J van een plateau (65).
11. Verpakkingseenheid volgens een of meer van de i conclusies 7 tot 10, met het kenmerk, dat elke i klem (39,39') roterend beweegbaar is om een as (45) onder inj 5; vloed van een deel (46) welke deel in een heen en weer gaandé I beweging van beneden naar boven wordt aangedreven en twee [ rollen (47,48) omvat die zich symmetrisch verplaatsen langs ! de nokken (49) gevormd op de armen (50) die een geheel vormen ï met elk van de békken (40,40') waarbij de beweging van het 10! deel (46) wordt bestuurd door een nok die bevestigd is op het ! plateau (65).
12. Verpakkingseenheid volgens een of meer van de [ conclusies 7 tot 11, met het kenmerk, dat het [ scheiden van elk van de wanden van de houder wordt veroorzaakt 15! door een paar koppen (57,58) die symmetrisch ten opzichte van | elkaar zijn geplaatst en komen te rusten op de houder tussen | de twee klemmen (39,39') voor of na het onderling naderen van ! genoemde klemmen (39,39').
13. Verpakkingseenheid volgens conclusie 12, met 20 het kenmerk, dat de koppen (57,58) van elkaar worden | verwijderd door een vast op het plateau (65) geplaatste ! inrichting.
14. Verpakkingseenheid volgens een of meer van de J conclusies 1 tot 13, met het kenmerk, dat deze 25. een blaasstation omvat met ten minste een blaaskanaal (60) dat | verticaal beweegbaar is onder invloed van een cilinder (63).
15. Verpakkingseenheid volgens een of meer van de i . i conclusies 1 tot 14, met het kenmerk, dat de i j carrousel (64) en de voortbewegingsinrichti.ng die de bekken 30J (33,34) omvatten worden bestuurd door dezelfde motor (66) ! die het plateau (64) roterend geïndexeerd aandrijft, waarbij een getand wiel (67) van genoemde carrousel samenwerkt met | een tweede getand wiel (68) van een plateau (69) dat een j kruklager en de heen en weer gaande verplaatsing van de kruk 35! (37) voor het voortbewegen van de bekken (33,34) verzorgt. i i ! ------ ! -1 1—1 800 6 47 6 “ 906986LC