NL8601163A - Luchtbevochtiger. - Google Patents

Description

r ,j VO 8182

Titel: Luchtbevochtiger.

De uitvinding heeft betrekking op bevochtigingsinrichtingen.

Bevochtigingsinrichtingen van de soort, voor het bevochtigen en verwarmen van een inadembaar gas zoals zuurstof waaraan lucht is toegevoerd, welke gas moet worden geïnhaleerd door een patiënt die een 5 inhalatietherapie ondergaat, zijn bekend. Dergelijke inrichtingen kunnen zijn voorzien van een ringvormige metalen cilinder en een mantel voor het verwarmen van het buitenoppervlak van de cilinder. Dergelijke inrichtingen zijn eveneens voorzien van een ringvormige absorberende kolom die tegen het binnenoppervlak van de cilinder is geplaatst. Deze 10 inrichtingen kunnen ook zijn uitgerust met een reservoir dat steriel water bevat en waarbij een leiding het benedendeel van het reservoir verbindt met een benedendeel vein de cilinder zodat water uit het reservoir in het benedendeel van de cilinder kan stromen.

Hoewel deze inrichtingen bevredigend functioneren zijn moeilijk-15 heden ondervonden met betrekking tot de absorberende kolom, in het bijzonder indien de inrichtingen gedurende langere tijd in bedrijf zijn geweest. Het is gebleken dat na een bedrijf van een gering aantal uren de genoemde kolom zacht wordt en zijn vorm verliest, hetgeen resulteert in een gebrekkige warmtegeleiding vanaf de mantel. Ook is gebleken dat 20 luchtzakken tussen de kolom en de cilinder worden gevormd die eveneens oorzaak zijn van een slechte warmteoverdracht.

De onderhavige uitvinding beoogt in de eerste plaats een verbeterde bevochtigingsinrichting.

De bevochtigingsinrichting volgens de uitvinding omvat een ring-25 vormige cilinder en middelen voor het verwarmen van een buitenoppervlak van de cilinder. De inrichting is voorzien van een ringvormige absorberende kolom die tegen het binnenoppervlak van de cilinder is geplaatst.

De inrichting heeft eveneens een reservoir dat een steriele vloeistof bevat en leidingen die het reservoir met de cilinder verbinden.

30 Een aspect van de onderhavige uitvinding is het aanbrengen van openingen die zich door de absorberende kolom uitstrekken.

Een ander aspect van de uitvinding is dat de openingen lucht, die anders door de kolom wordt opgesloten, doorlaten.

Bij de inrichting volgens de uitvinding verbeteren de openingen ·' it ·. . . -j - 2 - • > V s · derhalve de warmteoverdracht door de kolom.

Nog een ander aspect van de uitvinding is dat de kolom een vel omvat met meer dan één laag, met in lijn liggende openingen voor het verbeteren van warmteoverdracht door de kolom.

5 Een ander aspect van de uitvinding is dat de lagen nabij één einde van het vel met elkaar zijn verbonden door geschikte middelen, zoals nieten.

Een aspect van de uitvinding is ook dat de met elkaar verbonden lagen verhinderen dat het vel zijn geheugen verliest en derhalve het 10 absorberende materiaal tegen de cilinder wordt vastgehouden teneinde een betere warmteoverdracht te verkrijgen.

Nog een ander aspect van de uitvinding is dat het gefixeerde vel vervorming van het vel voorkomt en daardoor verminderde warmteoverdracht wordt verhinderd.

15 Verdere aspecten van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van uitvoeringsvormen van de uitvinding en uit de conclusies.

Ter verduidelijking van de uitvinding zal, onder verwijzing naar de tekening, een uitvoeringsvoorbeeld van de bevochtigingsinrichting 20 worden beschreven.

Fig. 1 is een schematisch zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een bevochtigingsinrichting volgens de uitvinding en fig. 2 is een schematisch perspectief aanzicht van een absorberende kolom bestemd voor de inrichting volgens fig. 1.

25 In de tekening, in het bijzonder fig. 1, is een bevochtigings inrichting 10 bestemd voor het bevochtigen en verwarmen van een inhaleer-baar gas dat door een patiënt die inhalatietherapie ondergaat moet worden geïnhaleerd. De inrichting 10 is voorzien van een ringvormige metalen cilinder 12 met een bodemwand 14 die in de cilinder 12 een holte 30 16 begrenst. Zoals afgebeeld heeft de bodemwand 14 een nippel 18 voor een nader te omschrijven doel.

De inrichting 10 is verder voorzien van een verwarmingsmantel 20 die de cilinder 12 omgeeft en die tegen het buitenoppervlak van de cilinder 12 is geplaatst. De mantel 20 is van een op dit gebied bekend 35 type en voert warmte toe door de cilinder 12 heen.

,·> - 3 -

De inrichting 10 is ook voorzien van een absorptiekolom 22 die tegen het binnenoppervlak van de cilinder 12 is geplaatst. In de afge-beelde uitvoeringsvorm strekt de kolom 22 zich over de gehele lengte van de cilinder 12 uit. De kolom 22 zuigt bevochtigingsvloeistof naar 5 het bovendeel van de cilinder 12 voor het verdampen van vocht in het gas dat in de cilinder 12 wordt gebracht, zoals hieronder zal worden beschreven. De kolom 22 kan zijn vervaardigd van elk geschikt absorberend materiaal, zoals chromatografisch papier.

De inrichting 10 is voorzien van een holle kap 24, die aan een 10 bovengedeelte van de cilinder 12 is bevestigd. De kap 24 is uitgerust met een eerste leiding 26 voor het doorlaten van een droog zuurstof/ luchtmengsel afkomstig van een ventilator of van een stromingsmeter, naar de holte 16 van de cilinder 12, waarna het gasmengsel in de holte 16 wordt bevochtigd en verwarmd. De kap 24 is voorzien van een tweede 15 leiding 28 voor het doorlaten van het verwarmde en bevochtigde gas naar de patiënt voor inhalatietherapie.

De inrichting 10 is voorzien van een reservoir 30 met een kamer 32 voor het bevatten van steriel water voor het bevochtigen van het gas.

De inrichting 10 is voorzien van een leiding 34 die in verbinding staat 20 met een benedendeel van het reservoir 30 en met de nippel 18 van de cilinder 12, zodanig dat het steriele water door de leiding 34 in het benedendeel van de holte 16 stroomt voor het bevochtigen van het gas,

De leiding 34 kan zijn uitgerust met een geschikte klem 36 van bekend type voor het indien gewenst afsluiten van de leiding 34. De inrichting 25 10 heeft eveneens een leiding 38 die in verbinding staat met een boven gedeelte van het reservoir 30 en met de kap 24. De leiding 38 kan zijn voorzien van een klem 40 van bekend type voor het naar keuze afsluiten van de leiding 38.

Tijdens bedrijf stroomt steriel water uit het reservoir 30 door 30 de leiding 34 in het benedendeel van de holte 16 en een gedeelte van het water beweegt omhoog langs de absorptiekolom 22 terwijl door de mantel 20 warmte aan de cilinder 12 en aan de kolom 22 wordt toegevoerd voor het verwarmen en bevochtigen van het gas dat door de eerste leiding 26 stroomt, waarna het bevochtigde en verwarmde gas door de tweede leiding 35 28 naar de patiënt wordt gevoerd.

- 4 - Λ

**> -V

Refererend aan fig. 1 en 2 omvat de absorptiekolom 22 volgens de uitvinding een langwerpig vel 42 van absorberend materiaal. In een voorkeur suitvoeringsvorm omvat het vel 42 ongeveer twee lagen. Ook is het vel 42 voorzien van een aantal openingen 44 die zich door het vel 42 5 uitstrekken, waarbij de openingen 44 in de verschillende lagen in lijn met elkaar liggen. De lagen van het vel 42 zijn, teneinde spiraalvormige ontwikkeling van het vel te verhinderen, onderling verbonden door geschikte middelen, zoals door middel van nieten 46, aangebracht op een plaats nabij één einde 48 van het vel 42. Andere bevestigingsmiddelen 10 kunnen in plaats van nieten worden gebruikt, zoals bijvoorbeeld: (1) andere starre bevestigingsmiddelen, zoals klemmen of klinknagels, (2) hechtmiddelen, dan wel (3) een gesleufde lip waarmee papier op zijn plaats wordt gehouden.

In de praktijk worden de lagen van het vel 42 dicht tegen elkaar 15 aan gelegd en het gewikkelde vel 42 wordt in de cilinder 12 geschoven zodanig dat het vel 42 zich tegen het binnenoppervlak van de cilinder 12 aanvleit. Tijdens het bevochtigen door de inrichting 10 laten de openingen 44 in het vel 42 toe dat gevangen waterdamp door het vel 42 heen beweegt waarmee wordt verhinderd dat het vel 42 zich van de 20 cilinder 12 verwijdert, hetgeen de warmteoverdracht door de cilinder 12 nadelig zou beïnvloeden. De nieten 46 verhinderen daarbij dat het vel 42 zijn "geheugen" verliest en zorgen er derhalve voor dat het vel 42 tegen de cilinder 12 aan blijft liggen om verminderde warmteoverdracht door het vel 42 naar de holte 16 te verhinderen.

25 Het is duidelijk dat de hier voorafgaande beschrijving uitslui tend is gegeven ter verduidelijking van de uitvinding en in geen enkel opzicht als beperkend moet worden opgevat, in tegendeel diverse wijzigingen die voor de vakman voor de hand liggen, binnen het raam van de uitvinding vallen.

Claims (12)

1. Bevochtigingsinrichting voor het bevochtigen en verwarmen van inhaleerbaar gas, zoals zuurstof waaraan lucht is toegevoegd, voor inhalatie door een patiënt die inhalatietherapie ondergaat, voorzien van een ringvormige cilinder, middelen voor het verwarmen van een 5 buitenoppervlak van de cilinder, een ringvormige absorptiekolom die tegen het binnenoppervlak van de cilinder is aangebracht, welke kolom is voorzien van een aantal zich daardoorheen uitstrekkende openingen,een reservoir dat een steriele vloeistof omvat, en leidingen die het reservoir met de cilinder verbinden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de cilinder van metaal is vervaardigd.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verwarmingsmiddelen een mantel omvatten die de cilinder omgeeft.

4. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kolom 15 is vervaardigd van chromatografisch papier.

5. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kolom een vel absorberend materiaal omvat.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het vel uit meer dan één laag bestaat en waarin de openingen in de diverse lagen in 20 lijn met elkaar liggen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, gekenmerkt door middelen voor het met elkaar verbinden van de lagen en aangebracht nabij één einde van het vel.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de bevesti-25 gingsmiddelen een aantal op afstand van elkaar aangebrachte nieten omvatten.

9. Inrichting volgens conclusie 6, gekenmerkt door middelen voor het aan elkaar bevestigen van de eerste en tweede laag van het vel nabij één einde van het vel.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de bevesti gingsmiddelen een aantal nieten omvatten.

11. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het vel ongeveer twee lagen omvat. φ ( - 6 -

12. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verbindingsmiddelen het benedendeel van het reservoir verbinden met het benedendeel van de cilinder.