NL8600518A - Mondstuk voor een tabaksrookartikel. - Google Patents

Description

Μ.0.33.708 1

Mondstuk voor een tabaksrookartikel.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op tabaksrook ventilerende samenstellen en meer in het bijzonder op een verbeterd mondstuk-5 stoporgaan voor een tabaksrookartikel, dat de rook die van het inlaat-einde van het mondstuk naar het mondeinde daarvan gaat belemmert.

In de stand der techniek van rookartikelen is het bekend om tabaksrookmondstuk- of filtereenheden te vormen, die aangebracht zijn bij een einde van rookartikelen, zoals sigaretten, waarbij de eenheden 10 voorzien zijn van ventilatiemiddelen om omgevingslucht naar de eenheden in te brengen om tabaksrook te verdunnen wanneer dit door de eenheden stroomt, waardoor rookdeeltjes en zich in gasfase bevindende componenten toegevoerd aan de mond van een roker beperkt worden, welke inrichting bekend is uit US-A-4.457.319, verleend aan Charles G. Lamb op 3 15 Juli 1984. Een aantal inrichtingen is eveneens in de techniek van tabaksrookartikelen bekend, welke omvatten stoporganen met ondoorlatende einden om te beletten dat rook door het lichaam van het stoporgaan gaat en om de rook af te buigen langs doorgangen die een dergelijk lichaam omgeven, welke inrichtingen bekend zijn uit US-A-3.336.928; 2Q US-A-3.577.996; US-A-3.638.661 en US-A-3.910.288. In geen van deze bovengenoemde octrooi schriften wordt het nieuwe concept van de onderhavige uitvinding geleerd of gesuggereerd, dat, het belang van het in hoofdzaak gelijkblijvend per aanzuiging toevoeren van rook aan de.mond van de roker en de eigenlijke ventilatie van dergelijke afgeleverde 25 rook met verminderd teergehalte onderkennende, in een nieuw en verbeterd mondstuk voorziet voor tabaksrook, dat eenvoudig, en economisch te vervaardigen en samen te voegen is en dat, indien samengevoegd met een tabaksstang en gerookt, in een dergelijke gelijkblijvende aanzuigafgif-te voorziet met passende ventilatie, verminderd teergehalte en met mil-30 de een aangename smaak voor een roker tijdens het roken van de tabaksstang.

Verschillende andere eigenschappen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden voor degene bekwaam in de stand der techniek bij het lezen van het hier beschrevene en getoonde.

35 Meer in het bijzonder voorziet de onderhavige uitvinding in een verbeterd tabaksrookartikelmondstuk omvattende: een niet-rookdoorlatend stoplichaam met een stroomopwaarts tabaksrookinlaateinde en een stroomafwaarts monduitlaateinde; zich in langsrichting uitstrekkende groef-middelen langs de omtrek van het stoporgaan die zich uitstrekken vanaf 40 het rookinlaateinde naar het monduitlaateinde in hoofdzaak evenwijdig .**“ 1’ - 1» 1 ^ • · - . -} -1 ' ** ♦ v1 * V.

2 aan de langsas van het stoporgaan, waarbij de groefmiddelen een kleiner dwarsdoorsnedegebied hebben nabij het rookinlaateinde dan nabij het monduitlaateinde van het stoporgaan; van openingen voorzien mondstuk-materiaal dat het stoporgaan omgeeft met de openingen daarin in verbin-5 ding met de groefmiddelen; waarbij het stoporgaan geblokkeerd wordt nabij het inlaateinde teneinde ondoorlatend voor rookstroming te zijn zodat het zich in langsrichting uitstrekkende groefmiddel de hoofddoorgang voor de rookstroom van het rookinlaateinde naar het monduitlaateinde van het stoporgaan vormt.

10 Begrepen moet worden dat verscheidene veranderingen uitgevoerd kunnen worden door degene bekwaam in de stand der techniek met betrekking tot de inrichting, vorm, gedaante en constructie van het tabaks-rookmondstuk volgens de uitvinding, zonder het bereik of de gedachte van de onderhavigve uitvinding te verlaten.

15 Thans zal de uitvinding aan de hand van een uitvoering van het mondstuk, een wijziging daarvan en bepaalde opbrengsttekeningen daarvan meer gedetailleerd beschreven worden met behulp van bijgaande tekeningen, waarin:

Fig. 1 een isometrisch aanzicht is van het tabaksrookartikelmond-20 stuk volgens de uitvinding met een deel van het van openingen voorziene mondstukmateriaal getoond; fig. 2 een isometrisch aanzicht is van een wijziging van het tabaksrookartikel volgens de uitvinding eveneens met een deel van het van openingen voorziene mondstukmateriaal getoond; 25 fig. 3 een vergelijkende opbrengstgrafiek is tussen de afgifte op basis van aanzuiging na aanzuiging tussen het mondstuk volgens de uitvinding en een bekend filter volledig deeltjesvormig materiaal (TPM); en, fig. 4 een vergelijkende opbrengstgrafiek is van het ventilatie-30 percentage op basis van aanzuiging na aanzuiging tussen het mondstuk volgens de uitvinding en een bekend filter.

In fig. 1 van de tekening is het tabaksrookmondstuk volgens de uitvinding getoond in de vorm van een stoporgaan 2 met een in hoofdzaak cilindrische vorm met een stroomopwaarts tabaksrook!nlaateinde 3 en een 35 stroomafwaarts tabaksrookuitlaateinde 4. Stoplichaam 2 kan gevormd worden uit een aantal passnede materialen, zoals een kunststofpolyetheen-soort, waarbij het stroomopwaartse tabaksrook!nlaateinde 3 en het stroomafwaartse monduitlaateinde 4 geblokkeerd zijn teneinde niet rook-doorlatend te zijn.

40 Een eerste stel zich in langsrichting uitstrekkende in hoofdzaak /'= ί, ;;

* V- »· 'J J

3 '•“i ~ rechte groeven is in het stoporgaan 2 nabij rookinlaateinde 3 daarvan aangebracht. Zoals getoond omvat dit eerste stel groeven een paar tegenoverliggende, op afstand liggende, in hoofdzaak evenwijdige omtreks-groeven S, dat zich in hoofdzaak in de omtrekswand van het stoporgaan 2 5 uitstrekt van rookinlaateinde 3 naar monduitlaateinde 4 evenwijdig aan de langsas van het stoporgaan. Het bleek van voordeel te zijn voor het stoporgaan 2 uit fig. 1 dat groeven 6 in hoofdzaak gelijkmatige dwars-doorsnede-oppervlakken hebben in het gebied van ongeveer 0,13 tot ongeveer 0,28 mrn^ om overeen te komen met de aërodynamische groefdiameters 10 van ongeveer 0,4 tot ongeveer 0,6 mm - waarbij het dwarsdoorsnede-oppervlak afhangt van de gewenste ventilatie en het aantal groeven -waarbij de totale diameter van stoporgaan 2 ongeveer 5 tot ongeveer 9 mm is en de totale lengte van stoporgaan 2 ongeveer 14 tot ongeveer 35 mm is.

15 Een tweede stel groeven omvattende vier op gelijke afstand liggen de in hoofdzaak evenwijdige omtreksgroeven 7 is aanwezig in stoporgaan 2 naar rookuitlaateinde 4. Zoals getoond zijn de groeven 7 versprongen ten opzichte van groeven 6 en het is van voordeel gebleken dat deze groeven ongeveer drie tot vier maal de lengte van groeven 6 hebben met 20 een in hoofdzaak gelijkblijvend dwarsdoorsnede-oppervlak dat met de aërodynamische groefdiameters overeenkomt in het bereik van ongeveer 0,5 tot ongeveer 1,2 mm - waarbij het dwarsdoorsnede-oppervlak afhankelijk is van de ventilatie, drukval en het aantal groeven 7.

Een ringvormige omtreksgroef 8 is aanwezig in stoporgaan 2 tussen 25 groeven 6 en 7 om de groeven met elkaar in verbinding te brengen zodat rook langs de groeven kan stromen vanaf het geblokkeerde tabaksrook-inlaateinde 3 naar het geblokkeerde monduitlaateinde 4. Om de doorgang van rook binnen de groeven 6 en 7 te bevatten en om passende luchtventilatie van de rook te verzekeren wanneer deze van het geblokkeerde 30 rookinlaateinde 3 naar het geblokkeerde monduitlaateinde 4 gaat, omsluit een passend papieren mondstukomhulsel 9 de uitwendige omtrekswand van stoporgaan 2. Omhulsel 9 is voorzien van een reeks op afstand liggende openingen 11, zo aangebracht dat deze in verbinding staan met de. ringvormige groef 8 om de rook te ventileren wanneer deze door groef-35 stellen 6 en 7, de hoofdrookdoorgang van het geblokkeerde rookinlaateinde 3 naar het geblokkeerde monduitlaateinde 4 gaat.

Zoals uit fig. 2 van de tekening blijkt kan volgens de uitvinding eveneens in. een gewijzigd stoporgaan 12 voorzien worden. Een dergelijk stoporgaan 12 met geblokkerde rookinlaat 13 en geblokkeerde monduitlaat 40 14 kan bemeten en gevormd v/orden uit een passend materiaal overeenkom- / *·** 4 stig aan dat van stoporgaan 2 waarbij echter groefsteil en 16 en 17 rechtstreeks met elkaar verbonden zijn in plaats van via een ringvormige groef 8 zoals de stellen 6 en 7 van stoporgaan 2. Zoals in fig. 2 getoond is elke stroomafwaartse groef 17 verbonden met een stroomop-5 waartse groef 16, waarbij voor elk stel vier groeven aanwezig zijn. Op van voordeel zijnde wijze kunnen de groeven in dwarsdoorsnede-oppervlak bemeten worden om in aërodynamische groefdiameters te voorzien die overeenkomen met groeven 6 en 7. Een passend papieren mondstukomhulsel 19 omhult de uitwendige omtrek van het stoplichaam 12, waarbij omhulsel 10 19 voorzien is van reeksen op afstand liggende openingen 21 aangebracht om in verbinding te staan met groeven 17 om de rook te ventileren wanneer deze gaat langs groefstellen 16 en 17, de hoofdrookdoorgang van het geblokkeerde rookinlaateinde 13 naar het geblokkeerde monduitlaat-einde 14. Eveneens moet begrepen worden dat een poreus stopomhulsel ge-15 brui kt kan worden om de stop met een omhulling passend mondstukpapier 'te omgeven.

In fig. 3 wordt de totale afgifte van deeltjesvormige materie op basis van aanzuiging na aanzuiging vergeleken waarbij het mondstuk volgens de uitvinding verwijzingscijfer 22 heeft en een bekend cellulose-20 acetaattabaksfilter verwijzingscijfer 23, waarbij beide sigaretten 60 - 61% ventilatie hadden voor aansteken en beide 5 mg teer aflever-den. Afgezien van de eerste aanzuiging na het aansteken en de laatse aanzuiging blijkt dat het mondstuk volgens de uitvinding een bijna gelijkblijvende afgifte per aanzuiging verwezenlijkt.

25 Uit fig. 4 dat het ventilatiepercentage op basis van aanzuiging na aanzuiging van het mondstuk volgens de uitvinding met verwijzings-cijfer 24 vergelijkt met een bekend cellulose-acetaattabaksfilter 26, blijkt dat de sigaret volgens de uitvindig bijna bovengenoemde gelijkblijvende afgifte per aanzuiging verwezenlijkt door een samengaande 30 toename in ventilatie terwijl de sigaret gerookt werd. Verondersteld wordt dat deze toegenomen ventilatie in de latere aanzuigingen van een sigaret met een mondstuk volgens de uitvinding komt door blokkeren veroorzaakt door de hoge snelheid van de rook wanneer deze het tabaksrook-inlaateinde van kleinere stroomopwaartse groeven 3 (en 13) binnentreedt 35 en botst vanwege de hogere snelheid langs de smallere stroomopwaartse groeven om de rookstroomweerstand aanzienlijk te vergroten en dienovereenkomstig de ventilatie te verhogen.

Uit het bovenstaande blijkt dat het mondstuk volgens de uitvinding de gewenste gelijkblijvende afgifte per aanzuiging met passende venti-40 1 atie en verlaagd teergehalte verwezenlijkt om in de ondervonden milde

1. ’ '·· -* 'J

5ί 5 en aangename smaak voor een roker te voorzien.

Begrepen moet worden dat verscheidene veranderingen in de inrichting, vorm, groefdiepte en groefgeometrie uitgevoerd kunnen worden zonder buiten het bereik of de gedachte van de onderhavige uitvinding te 5 geraken.

«

Claims (7)

1. Mondstuk voor een tabaksrookartikel omvattende: een niet rook-doorlatend stoporgaan met een stroomopwaarts tabaksrookinlaateinde en een stroomafwaarts monduitlaateinde; zich in langsrichting uitstrekken- 5 de groefmiddelen langs de omtrek van de stop die zich uitstrekken vanaf het rookinlaateinde naar het monduitlaateinde in hoofdzaak evenwijdig aan de langsas van het stoporgaan, met het kenmerk, dat de groefmiddelen een kleiner dwardoorsnede-oppervlak hebben nabij het rookinlaateinde dan nabij het monduitlaateinde van het stoporgaan, waarbij het mond- 10 stuk bovendien omvat van openingen voorzien mondstukmateriaal dat het stoporgaan omgeeft met de openingen daarin in verbinding met de groefmiddelen; waarbij het stoplichaam geblokkeerd is nabij het inlaateinde teneinde ondoorlatend voor rookstroming te zijn zodat de zich in langsrichting uitstrekkende groefmiddelen de hoofddoorgang voor rookstroming 15 van het rookinlaateinde naar het monduitlaateinde van het stoporgaan vormen.

2. Mondstuk volgens conclusie 1, .met het kenmerk, dat de zich in langsrichting uitstrekkende groefmiddelen omvatten een eerste stel op afstand liggende in hoofdzaak evenwijdige omtreksgroeven, dat zich in 20 langsrichting uitstrekt van het rookinlaateinde van het stoporgaan naar het mondeinde van het stoporgaan en een tweede stel op afstand liggende in hoofdzaak evenwijdige omtreksgroeven zich in langsrichting uitstrekkend van het monduitlaateinde van het stoporgaan naar het rookinlaat-einde van het stoporgaan, waarbij het eerste en tweede stel groeven 25 tussen de stopeinden met elkaar in stromende verbinding staan.

3. Mondstuk volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het eerste stel groeven dwarsdoorsnede-oppervlakken heeft overeenkomend met aërodynamische groefdiameters van ongeveer 0,4 tot ongeveer 0,6 mm en waarbij het tweede stel groeven dwarsdoorsnede-oppervlakken heeft over- 30 eenkomend met aërodynamische groefdiameters binnen het bereik van ongeveer 0,5 tot ongeveer 1,2 mm.

4. Mondstuk volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het tweede stel zich in langsrichting uitstrekkende groeven ongeveer drie tot viermaal de lengte van het eerste stel zich in langsrichting uitstrek- 35 kende groeven heeft.

5. Mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk, dat een ringvormige omtreksgroef in het stoporgaan aanwezig is tussen het inlaateinde en het mondeinde van het stoporgaan, welke ringvormige omtreksgroef de eerste en tweede stellen van zich in langsrich- 40 ting uitstrekkende omtreksgroeven stromend verbindt. 7

6. Mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het stoporgaan een totale lengte in het bereik van ongeveer 14 tot ongeveer 35 mm heeft.

7. ifondstuk voor een sigaret omvattende: een in hoofdzaak cilin-5 drisch niet rookdoorlatend stoporgaan met een stroomopwaarts tabaksrook! nlaateinde en een stroomafwaarts monduitlaateinde , met het kenmerk, dat deze een totale lengte in het bereik van ongeveer 14 tot ongeveer 35 mm heeft en bovendien omvat een eerste stel zich in langs-richting uitstrekkende groeven omvattende een paar tegenover liggende 10 in hoofdzaak evenwijdig op afstand liggende omtreksgroeven dat zich in langsrichting uitstrekt in de omtrekswand van het stoporgaan van het rookinlaateinde van het stoporgaan naar het monduitlaateinde van het stoporgaan waarvan de groeven dwarsdoorsnede-oppervlakken hebben die overeenkomen met aërodynamische groefdiameters van ongeveer 0,4 tot on-15 geveer 0,6 mm; een tweede stel groeven omvattende vier op gelijke afstand liggende in hoofdzaak evenwijdige omtreksgroeven die zich in langsrichting uitstrekken in de omtrekswand van het stoporgaan van het monduitlaateinde van het stoporgaan naar het rookinlaateinde van het stoporgaan met de groeven daarvan met dwarsdoorsnede-oppervlakken over-20 eenkomend met aërodynamische groefdiameters in het bereik van ongeveer 0,5 tot ongeveer 1,2 mm, waarbij het tweede stel zich in langsrichting uitstrekkende groeven ongeveer drie tot viermaal de lengte van het eerste stel zich in langsrichting uitstrekkende groeven heeft waarbij de groeven van de eerste en tweede stellen langs de omtrek ten opzichte 25 van elkaar verspringen; een ringvormige omtreksgroef in het stoporgaan tussen de eerste en tweede stellen zich in langsrichting uitstrekkende omtreksgroeven om de groefstellen van het stoporgaan stromen te verbinden, mondstukpapieromhulsel dat het stoporgaan omgeeft, waarbij het mondstukpapieromhulsel een reeks op afstand liggende ventilatie-openin-30 gen heeft aangebracht om in verbinding met de ringvormige omtreksgroef in het stoporgaan te staan; waarbij het stoporgaan geblokkeerd is nabij de rookinlaat- en monduitlaateïnden teneinde ondoorlatend te zijn voor rookstroming zodat de groefstellen de hoofddoorgang vormen voor rook van het rookinlaateinde naar het monduitlaateinde van het stoporgaan. 35 =====