NL8401492A - Belucht mondstuk voor een rookartikel. - Google Patents

Belucht mondstuk voor een rookartikel. Download PDF

Info

Publication number
NL8401492A
NL8401492A NL8401492A NL8401492A NL8401492A NL 8401492 A NL8401492 A NL 8401492A NL 8401492 A NL8401492 A NL 8401492A NL 8401492 A NL8401492 A NL 8401492A NL 8401492 A NL8401492 A NL 8401492A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
core member
smoke
air
mouth end
flow
Prior art date
Application number
NL8401492A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Brown & Williamson Tobacco
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Brown & Williamson Tobacco filed Critical Brown & Williamson Tobacco
Publication of NL8401492A publication Critical patent/NL8401492A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A24TOBACCO; CIGARS; CIGARETTES; SIMULATED SMOKING DEVICES; SMOKERS' REQUISITES
    • A24DCIGARS; CIGARETTES; TOBACCO SMOKE FILTERS; MOUTHPIECES FOR CIGARS OR CIGARETTES; MANUFACTURE OF TOBACCO SMOKE FILTERS OR MOUTHPIECES
    • A24D3/00Tobacco smoke filters, e.g. filter-tips, filtering inserts; Filters specially adapted for simulated smoking devices; Mouthpieces for cigars or cigarettes
    • A24D3/04Tobacco smoke filters characterised by their shape or structure
    • A24D3/043Tobacco smoke filters characterised by their shape or structure with ventilation means, e.g. air dilution

Description

N.0. 32496 *>-£:
Belucht mondstuk voor een rookartikel.
v
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op rookverdunnende inrichtingen» en meer in het bijzonder op een mondstuk voor een sigaret of dergelijke» dat niet gefilterde rook en ventilatielucht naar de mond van de roker leidt in afzonderlijke stromen, waardoor verdunning van de 5 rook binnen de mond van de roker veroorzaakt wordt alsmede turbulentie aan de rook gegeven wordt.
Het is in de stand der techniek algemeen bekend om filters aan sigaretten toe te voegen, waarbij de filters voorzien zijn van ventila-tiemiddelen om omgevingslucht in het filter te brengen om de rook die 10 door het filter stroomt te verdunnen. De verdunning van de rook vermindert de hoeveelheid rookdeeltjes alsmede de zich in gasfase bevindende bestanddelen die aan de mond van de roker toegevoerd worden.
Een andere methode voor het verdunnen van de rook is het lucht-doorlatend maken van het omhulselmateriaal van de tabakskolom hetgeen 15 het inbrengen van lucht over de hele lengte van de tabakskolom mogelijk maakt waar het met de rookstroom die door de tabakskolom gaat mengt waardoor de rook verdund wordt.
Een andere methode is het voorzien in in hoofdzaak longitudinale ventilatiegroeven voor lucht in de omtrek van een filter, welke groeven 20 open zijn naar het mondeinde van het filter. De gefilterde rook die het mondeinde van het filter verlaat wordt met de ventilatielucht gemengd, die de ventilatiegroeven voor lucht verlaat naar de mond van de roker, waarbij de rook verdund wordt. Voorbeelden van sigarettenfilters met groeven voor het inbrengen van ventilatielucht in het filtereinde zijn 25 in de volgende Amerikaanse octrooischriften getoond: 3.577.995; 3.572.347; 3.490.461; 1.718.122; 3.788.330; 3.773.053; 3.752.165; 3.638.661; 3.608.561; 3.910.288; en 4.256.122.
Eveneens is voorgesteld om in een sigarettefilter te voorzien dat een combinatie van met lucht verdunde gefilterde rook en niet verdunde 30 niet gefilterde rook aan de mond van de roker aflevert. Een dergelijk sigarettefilter is getoond in het Amerikaanse octrooischrift 3.860.011, als zijnde gevormd van een hol filter omvattende een stijve niet te deformeren buis, die een rookdoorgang begrenst voor het afgeven van niet gefilterde rook aan de mond van de roker, een concentrische laag fil-35 termateriaal dat de buis omgeeft, en een van openingen voorzien buitenste omhulsel voor de doorgang van lucht in de laag filtermateriaal.
Inrichtingen voor het verdunnen van niet gefilterde rook met ventilatielucht voordat de rook de mond van een roker binnentreedt zijn 84 0 1 4 S 2 2 eveneens bekend. Een voorbeeld van een dergelijke inrichting is getoond in het Amerikaanse octrooischrift 3.552.399. De inrichting, daar als een filter voor het homogeniseren van lucht en rook genoemd, heeft een blind eindigende, in het midden liggende axiale langsdoorgang die open 5 is naar hetzij de mond van de roker hetzij een filterelement, een veelheid van langsdoorgangen die de in het midden liggende doorgang omgeven en evenwijdig daaraan zijn, en dwarsdoorgangen die de langsdoorgangen en de in het midden liggende doorgang met elkaar en met de omgevingslucht verbinden. Wanneer de sigaret waaraan de inrichting aangebracht 10 is gerookt wordt, gaat rook en omgevingslucht door de langsdoorgangen en de in het midden liggende doorgang, waar de rook en lucht gemengd worden voor afgifte aan de mond van de roker.
Eveneens zijn inrichtingen bekend voor het afgeven van niet gefilterde rook en ventilatielucht aan de mond van de roker. In het Ameri-15 kaanse octrooischrift 4.023.576 wordt bijvoorbeeld een sigaret getoond met een hol mondstuk dat een rookkamer begrenst. De rookkamer wordt van de tabakskolom gescheiden door twee op afstand liggende verdeelplaten die een gekromde baan begrenzen waardoor de rook heen moet gaan voordat deze de rookkamer binnentreedt. Het mondeinde van de kamer wordt geslo-20 ten door een wand met een in het midden liggende opening voor de stroom rook uit de rookkamer in de mond van de roker. Het uitwendige oppervlak van het mondstuk is voorzien van langsgroeven, die samenwerken met bedekkend, van openingen voorzien mondstukpapier om stroombanen voor ventilatielucht te begrenzen. Indien een roker aan het mondstuk zuigt, 25 wordt niet verdunde, niet gefilterde rook uit de tabakskolom in de rookkamer gezogen en door de uitlaat in het midden van het mondstuk en in de mond van de roker gezogen. Tegelijkertijd wordt ventilatielucht naar binnen gezogen door het mondstukpapier en langsgroeven om met de niet verdunde rook binnen de mond van de roker te mengen.
30 De onderhavige uitvinding voorziet op van voordeel zijnde wijze in een ongecompliceerde inrichting voor een geventileerd mondstuk voor een sigaret voor het verminderen van het teergehalte door ventilatie. De onderhavige uitvinding voorziet eveneens in een mondstuk voor een sigaret dat de waargenomen smaak van een sigaret verbetert terwijl het 35 teergehalte door ventilatie verminderd wordt. De onderhavige uitvinding voorziet bovendien in een mondstuk van het beschreven soort dat geschikt is om een drukval en daarmede zuiginspanning voort te brengen, die minder is dan de zuiginspanning bij een gebruikelijke, van filter voorziene sigaret.
40 Meer in het bijzonder voorziet de onderhavige uitvinding in een 8401492 * t 3 geventileerd mondstuk voor een sigaret omvattende een in hoofdzaak cilindrisch kernorgaan vervaardigd van een lucht- en rookondoorlatend materiaal, waarbij het kernorgaan het rookinlaateinde en mondeinde heeft; middelen die tenminste één ventilatiekanaal voor luchtstroming begren-5 zen, dat zich door tenminste een deel van het kernorgaan uitstrekt, waarbij het tenminste ene kanaal voor luchtstroming naar het mondeinde van het kernorgaan open is om in de stroom van slechts ventilatielucht daardoor te voorzien naar de buitenkant van het kernorgaan bij het mondeinde; middelen die in de stroom van slechts ventilatielucht in het 10 tenminste ene ventilatiekanaal voor luchtstroming voorzien, middelen die een veelheid van capillairen voor de rookstroom begrenzen die zich door het kernorgaan uitstrekken, waarbij elk capillair voor de rookstroom open is naar het rookinlaateinde van het kernorgaan en open naar het mondeinde van het kernorgaan waardoor in de stroom van slechts rook 15 daardoor van het inlaateinde van het kernorgaan naar de buitenkant van het kernorgaan bij het mondeinde voorzien wordt; en waarbij de openin-gen van de capillairen voor de rookstroom bij het mondeinde van het kernorgaan in een reeks aangebracht zijn die de opening van het tenminste ene ventilatiekanaal voor luchtstroming bij het mondeinde van het 20 kernorgaan omgeeft*
Begrepen moet worden dat de beschrijving van de onderstaande voorbeelden van de onderhavige uitvinding op generlei wijze beperkend is en dat verschillende wijzigingen die bij degene bekwaam in de stand der techniek opkomen bij het lezen van de onderstaande beschrijving binnen 25 het kader van de uitvinding vallen.
Verscheidene kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden uit onderstaande beschrijving aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarbij overeenkomstige verwijzingscijfers in de verschillende tekeningen betrekking hebben op overeenkomstige delen, 30 en waarin:
Fig. 1 een perspectivisch aanzicht is van een voorkeursuitvoering van een mondstuk volgens de onderhavige uitvinding, bevestigd aan een tabakskolom van een sigaret;
Fig. 2 een langsdoorsnede is van het mondstuk uit fig. 1 zoals ge-35 zien in de richting van de pijlen 2-2 in fig* 1;
Fig. 3 een perspectivisch aanzicht is van een andere voorkeursuitvoering van een mondstuk volgens de onderhavige uitvinding bevestigd aan een tabakskolom voor een sigaret;
Fig. 4 een langsdoorsnede is van het mondstuk uit fig. 3 zoals ge-40 zien in de richting van de pijlen 4-4 in fig. 3; 8401492
t · V
4
Fig. 5 een perspectivisch aanzicht is van een verdere voorkeursuitvoering van een mondstuk volgens de onderhavige uitvinding bevestigd aan de tabakskolom van een sigaret;
Fig. 6 een langsdoorsnede is van het mondstuk uit fig. 5 zoals ge-5 zien in de richting van de pijlen 6-6 in fig. 5;
Fig. 7 een perspectivisch aanzicht is van een verdere voorkeursuitvoering van een mondstuk volgens de onderhavige uitvinding bevestigd aan een tabakskolom van een sigaret;
Fig. 8 een langsdoorsnede-aanzicht is van het mondstuk uit fig. 7, 10 zoals gezien in de richting van de pijlen 8-8 in fig. 7;
Fig. 9 een perspectivisch aanzicht is van een mondstuk volgens de onderhavige uitvinding omgeven door een luchtdoorlatend omhulsel en bevestigd aan een tabakskolom van een sigaret door luchtdoorlatend mond-stukmateriaal; en 15 Fig. 10 een langsdoorsnede-aanzicht is van het sigarettensamenstel van fig. 9, zoals gezien in de richting van de pijlen 10-10 in fig. 9.
Fig. 1 en 2 tonen een voorkeursuitvoering van een geventileerd mondstuk, in zijn geheel aangegeven met verwijzingscijfer 10, volgens de onderhavige uitvinding bevestigd aan een tabakskolom 12 van een si-20 garet. Het mondstuk 10 is afgebeeld als omvattende een in hoofdzaak cilindrisch kernorgaan 14, vervaardigd van een lucht- en rookondoorlatend materiaal, en met een rookinlaateinde 16 en een mondeinde 18. Het kernorgaan 14 is coaxiaal bij één einde van de tabakskolom 12 aangebracht met het inlaateinde 16 liggend naast het einde van de tabakskolom 12.
25 Het kernorgaan 14 is bevestigd door luchtdoorlatend mondstukmateriaal 20 aan tabakskolom 12 afgebeeld, welk mondstukmateriaal 20 het kernorgaan 14 omgeeft en een deel van de tabakskolom 12 bedekt. In fig. 1 is het mondstukmateriaal 20 in een gedeeltelijk niet opgewikkelde stand getoond om de details van het kernorgaan 14 duidelijker te tonen.
30 Het kernorgaan 14 omvat tenminste één ventilatiekanaal 22 voor lucht dat zich door tenminste een deel van het kernorgaan uitstrekt.
Het ventilatiekanaal 22 voor lucht is in de langsrichting coaxiaal gevormd in het kernorgaan 14 en open naar het mondeinde 18 van het kernorgaan 14 afgebeeld voor het afgeven van ventilatielucht daardoor naar 35 de buitenkant van het kernorgaan bij het mondeinde 18. De stroom van uitsluitend ventilatielucht in het ventilatiekanaal 22 voor luchtstroming wordt verwezenlijkt door middel van een distributiekamer 24 voor ventilatielucht in het kernorgaan 14 tussen het rookinlaateinde 16 en het mondeinde van het kernorgaan 14. Het kanaal 22 voor ventilatielucht 40 is open naar de distributiekamer 24 voor lucht en voorziet in stromende 8401492 4 % 5 verbinding voor lucht van de distributiekamer 24 voor ventilatielucht naar het uitwendige van het kernorgaan 14 bij het mondeinde 18. De stroom van uitsluitend ventilatielucht in de distributiekamer 24 voor ventilatielucht is uitgevoerd door middel van het luchtdoorlatende 5 mondstukmateriaal 20 afgeheeld. Vanwege van de afbeelding wordt de luchtdoorlatendheid verkregen door middel van kleine openingen 26 gevormd door het mondstukmateriaal, dat in verbinding staat met de distributiekamer 24 voor ventilatielucht. Alternatief kan het mondstukmateriaal 20 vervaardigd zijn van een poreus materiaal.
10 Het kernorgaan omvat verder een veelheid van capillairen 28 voor de rookstroom die 2ich door het kernorgaan 14 uitstrekken van het rook-inlaateinde 16 naar het mondeinde 18. Elk capillair voor de rookstroom is open naar het rookinlaateinde 16 van het kernorgaan 14 en open naar het mondeinde 18 van het kernorgaan 14, waardoor in uitsluitend de 15 stroming van rook door de capillairen 28 voorzien wordt van het inlaat-einde 16 naar de buitenkant van kernorgaan 14 bij het mondeinde 18. De uitlaatopeningen van de capillairen 28 voor de rookstroom bij het mondeinde 18 van het kernorgaan 14 zijn in een reeks die de uitlaatopening van het ventilatiekanaal 22 voor lucht omgeeft aangebracht bij het 20 mondeinde 18 van het kernorgaan 14. Dit betekent dat de rookuitlaatope-ningen van de rookcapillairen bij het mondeinde 18 in hoofdzaak radiaal buiten de luchtuitlaatopening van het ventilatiekanaal 22 voor lucht op afstand liggen bij het mondeinde 18 van het kernorgaan 14 zodat de rookuitlaatopeningen zich dichter bij de omtrek van het kernorgaan 14 25 bevinden dan de uitlaatopening voor lucht. Bij voorkeur bevinden de uitlaatopeningen voor rook zich zo dicht bij de omtrek van het kernorgaan 14 als praktisch mogelijk is.
Terwijl als voorbeeld vier capillairen 28 voor de rookstroom in fig. 1-2 afgebeeld zijn, is gebleken dat van voordeel zijnde resultaten 30 verkregen worden met gebruik van tussen drie en zeven rookcapillairen 28. Bovendien is bepaald dat het dwarsdoorsnede-oppervlak van elk rook-capillair in de orde van grootte tussen ongeveer 0,00125 cm2 en 0,00385 cm2 moet liggen met een verhouding tussen totale ventilatielucht en rookstroom van ongeveer 3 tot 1.
35 Zoals afgebeeld is het mondeinde 18 van het kernorgaan 14 van het mondeinde van het geventileerde mondstuk 10 uitgenomen waardoor in een uitgespaard gebied 30 voorzien wordt. In fig. 1 en 2 wordt het uitnemen verkregen door het uitbreiden van het omgevende mondstukmateriaal 20 in een langsrichting van het kernorgaan 14 voorbij het mondeinde van het 40 kernorgaan 14. Bijgevolg zijn beide uitlaatopeningen van het ventila- 8401492
β V
6 tiekanaal 22 voor lucht bij het mondeinde 18 van het kernorgaan 14 naar binnen uitgenomen van het mondeinde van het geventileerde mondstuk 10.
Indien een roker aan het geventileerde mondstuk 10 zuigt, wordt ventilatielucht door de openingen 26 in het mondstukmateriaal 20 in de 5 distributiekamer 24 voor lucht gezogen. De lucht stroomt van de distri-butiekamer 24 door het ventilatiekanaal 22 voor lucht en wordt bij ongeveer het midden van het kernorgaan 14 bij het mondeinde 18 ontladen. De distributiekamer 24 voor ventilatielucht dient om de drukval van ventilatielucht te regelen, die uit de omgeving in het ventilatiekanaal 10 22 voor lucht stroomt. Gelijktijdig wordt rook uit de tabakskolom 12 in de capillairen voor de rookstroom gezogen door de openingen daarvan bij het rookinlaateinde 16 van het kernorgaan 14 en wordt ongefilterd aan het mondeinde 18 van het kernorgaan 14 afgeleverd via de uitlaatopenin-gen van de capillairen 28 voor rook bij het mondeinde 18 van het kern-15 orgaan 14. De ventilatielucht uit het luchtkanaal 22 mengt met de niet gefilterde rook uit de capillairen 28 in het uitgenomen gebied 30 van het mondstuk 10 waardoor de rook verdund wordt en turbulentie veroorzaakt wordt. De lucht die het mondeinde 18 van het kernorgaan 14 bij het midden van het mondeinde verlaat, neigt eveneens de verdunde rook 20 te dwingen het mondeinde van het mondstuk te verlaten, hetgeen een verbeterde ondervinding van de smaak voor de roker tot gevolg heeft omdat de rook het mondstuk 10 verlaat in de zeer dichte nabijheid van de smaakorganen van de roker.
In fig. 3 en 4 is een andere voorkeursuitvoering van een geventi-25 leerd mondstuk getoond, in het geheel aangegeven met verwijzingscijfer 110, volgens de onderhavige uitvinding en bevestigd aan een tabakskolom 112 van een sigaret. Het mondstuk 110 is afgebeeld met een in hoofdzaak cilindrisch kernorgaan 114, vervaardigd van een lucht- en rookondoorla-tend materiaal, en met een rookinlaateinde 116 en een mondeinde 118.
30 Het kernorgaan 114 is coaxiaal bij één einde van de tabakskolom 112 aangebracht met het inlaateinde 116 grenzend aan het einde van de tabakskolom 112. Het kernorgaan 114 is bevestigd door luchtdoorlatend mondstukmateriaal 120 aan tabakskolom 112 afgebeeld, welk mondstukmateriaal het kernorgaan 114 omgeeft en een deel van de tabakskolom 112 be-35 dekt. In fig. 3 is het mondstukmateriaal 120 in een gedeeltelijk niet omwikkelde stand getoond om de details van het kernorgaan 114 duidelijker te tonen.
Het kernorgaan 114 omvat tenminste één ventilatieluchtkanaal 122 dat zich door tenminste een deel van het kernorgaan 114 uitstrekt. Het 40 ventilatiekanaal 122 voor lucht is in hoofdzaak in de langsrichting co- 8401492 * « 7 axiaal gevormd in het kernorgaan 114 afgebeeld en open naar het mond-einde 118 van kernorgaan 114 voor het daardoor afgeven van ventilatielucht naar de buitenkant van het kernorgaan bij het mondeinde 118. Het ventilatiekanaal 122 voor lucht is verder divergerend in de richting 5 naar het mondeinde 118 van het kernorgaan afgebeeld. De stroom van uitsluitend ventilatielucht in het ventilatiekanaal 122 voor lucht wordt verwezenlijkt door middel van een ringvormige accumulatiegroef 124 voor ventilatielucht die gevormd is in de omtrek van kernorgaan 114. Het ventilatiekanaal 122 voor lucht staat in stromende verbinding met de 10 ringvormige groef 124 door middel van aftakkanalen 125, waarvan elk een einde open naar het ventilatiekanaal 122 voor lucht heeft en een ander einde open naar de ringvormige groef 124 heeft. De openingen van de aftakkanalen 125 in de ringvormige groef 124 liggen bij voorkeur op gelijke afstand om de groef 124. De stroom ventilatielucht uit de omge-15 ving in de accumulatiegroef 124 voor ventilatielucht is afgebeeld als verkregen door middel van het luchtdoorlatende mondstukmateriaal. De doorlatendheid voor lucht wordt bijvoorbeeld verwezenlijkt door middel van kleine openingen 126 gevormd door het mondstukmateriaal in verbinding met de accumulatiegroef 124 voor ventilatielucht. Het mondstukma-20 teriaal 120 kan vervaardigd zijn van een poreus materiaal waardoor de openingen 126 voor luchtstroming vervallen.
Het kernorgaan 114 omvat verder een distributiekamer 127 voor rook gevormd bij het inlaateinde 116 van het kernorgaan 114 en open naar de tabakskolom 112 en een veelheid van capillairen 128 voor rookstroom die 25 zich door het kernorgaan 114 uitstrekken vanaf de distributiekamer 127 voor rook bij het rookinlaateinde 116 naar het mondeinde 118 van het kernorgaan 114. Elk capillair 128 voor de rookstroom is open naar de distributiekamer 127 voor rook en open naar het mondeinde 118 van het kernorgaan, waardoor in de stroom van slechts rook door de capillairen 30 128 van de distributiekamer voor rook 127 bij het inlaateinde 116 naar de buitenkant van het kernorgaan 114 bij het mondeinde 118 voorzien wordt. De uitlaatopeningen van de capillairen 128 voor de rookstroom bij het mondeinde 118 van het kernorgaan 114 zijn in een reeks die om de uitlaatopeningen van het ventilatiekanaal 122 voor lucht ligt aange-35 bracht bij het mondeinde van het kernorgaan 114, zodanig dat de rook-uitlaatopeningen van de capillairen 128 voor rook bij het mondeinde 118 naar buiten op afstand liggen van de luchtuitlaatopeningen van het ventilatiekanaal 122 voor lucht, in hoofdzaak radiaal ten opzichte van het kernorgaan 114, zodat de rookuitlaatopeningen zich dichter bij de om-40 trek van het kernorgaan bevinden dan de luchtuitlaatopening. Bij voor- 84 0 ί 492 ♦ * δ keur bevinden de rookuitlaatopeningen zich zo dicht als praktisch mogelijk bij de omtrek van het kernorgaan 114.
Vanwege de duidelijkheid van de tekeningen zijn vier rookcapillai-ren 128 getoond in de uitvoering van fig. 3-4, maar het moet echter 5 duidelijk begrepen worden dat het kernorgaan 114 bij voorkeur gevormd kan worden met meer of minder capillairen 128 voor rook. Bepaald is dat het dwarsdoorsnede-oppervlak van elk capillair 128 voor de rookstroom in de orde van grootte tussen ongeveer 0,00125 cm^ en ongeveer 0,00385 cm^ moet liggen en dat het tenminste ene kanaal 122 voor luchtstroming 10 zodanig bemeten moet zijn dat een verhouding van de totale luchtstroom ten opzichte van de rookstroom van ongeveer 3 op 1 verkregen wordt.
Zoals afgebeeld zijn de uitlaatopeningen voor rook bij het mond-einde 118 van het kernorgaan 114 naar binnen van het mondeinde 118 uitgenomen. In de uitvoering van fig. 3 en 4 wordt het uitnemen van de 15 rookuitlaatopeningen van de capillairen 128 voor rook verwezenlijkt door het vormen van holten 130 waarin de rook uit de capillairen ontladen wordt. De holten 130 zijn gevormd in het mondeinde 118 van het kernorgaan 114 in het wanddeel van het kernorgaan 114 dat het ventilatiekanaal 122 voor lucht begrenst en deze zijn zowel naar het mondeinde 20 118 als het ventilatiekanaal 122 voor lucht open.
Wanneer een roker aan het geventileerde mondstuk 110 zuigt, wordt ventilatielucht via de openingen 126 in het mondstukmateriaal 120 in de ringvormige accumulatiegroef 124 voor lucht gezogen. De lucht stroomt van de accumulatiegroef 124 voor lucht, door de aftakkanalen 125, in 25 het ventilatiekanaal 122 voor lucht en wordt bij ongeveer het midden van het kernorgaan 114 bij het mondeinde 118 ontladen. De ringvormige accumulatiegroef 124 werkt als een distributie-orgaan om de drukval van de ventilatielucht die in het ventilatiekanaal 122 stroomt te sturen. Tegelijkertijd wordt rook uit de tabakskolom 112 in de distributiekamer 30 127 voor rook gezogen, uit de distributiekamer voor rook door de capil lairen 128 voor de rookstroom gezogen en wordt in de open holten 130 bij het mondeinde 118 van het kernorgaan 114 ontladen. De ventilatielucht uit het luchtkanaal 122 mengt met de niet gefilterde rook uit de capillairen 128 waardoor de rook verdund wordt en turbulentie veroor-35 zaakt wordt. De lucht die het divergerende kanaal 122 voor lucht bij het mondeinde 118 van het kernorgaan 114 verlaat, stroomt in hoofdzaak radiaal uit het mondstuk en draagt met zich de verdunde rook hetgeen een verbeterde ondervinding van de smaak voor de roker tot gevolg heeft.
40 Fig. 5 en 6 tonen een verdere van voordeel zijnde uitvoering van 8401492 9 * « een geventileerd mondstuk, in het geheel aangegeven met verwijzingscij-fer 210, volgens de onderhavige uitvinding en bevestigd aan een tabakskolom 212 van een sigaret. Het mondstuk 210 is afgeheeld met een in hoofdzaak cilindrisch kernorgaan 214, vervaardigd van een lucht- en 5 rookondoorlatend materiaal en met een rookinlaateinde 216 en mondeinde 218. Het kernorgaan 214 is hij ién einde coaxiaal geplaatst ten opzichte van de tabakskolom 212 met het inlaateinde 216 liggend naast het einde van de tahakskolom 212. Het kernorgaan 214 is bevestigd aan de tabakskolom 212 door luchtdoorlatend mondstukmateriaal 220 afgeheeld, 10 welk materiaal het kernorgaan 214 omgeeft en een deel van de tabakskolom 212 bedekt. In fig. 5 is het mondstukmateriaal 220 in een gedeeltelijk niet opgewikkelde stand getoond om de details van het kernorgaan 214 duidelijker te tonen.
Het kernorgaan 214 omvat een veelheid van ventilatiekanalen 222 15 voor lucht, die zich door tenminste een deel van het kernorgaan 214 uitstrekken. De ventilatiekanalen 222 voor lucht zijn aangebracht in een reeks die de langsas van het kernorgaan 214 omgeeft afgeheeld, met de langsas van de luchtkanalen 222 met een hoek gericht ten opzichte van de langsas van het kernorgaan, zodanig dat de luchtkanalen naar 20 buiten hellen naar de omtrek van het kernorgaan 214 in een richting naar het mondeinde 218 van het kernorgaan en bijgevolg wederzijds in een richting naar het mondeinde 218 divergeren. Elk van de luchtkanalen 222 is naar het mondeinde van het kernorgaan open bij het mondeinde 218. De stroom van uitsluitend ventilatielucht in de ventilatiekanalen 25 222 voor lucht wordt verwezenlijkt door middel van een distributiekamer 224 voor ventilatielucht in het kernorgaan 214 tussen het rookinlaateinde 216 en mondeinde 218 van kernorgaan 214. De ventilatiekanalen 222 voor lucht zijn open naar de distributiekamer 224 voor lucht, hetgeen afgebeeld is als verwezenlijkt door middel van het luchtdoorlatende 30 mondstukmateriaal 220. Als voorbeeld wordt de luchtdoorlatendheid verkregen door middel van kleine openingen 226 gevormd door het mondstukmateriaal in verbinding met de distributiekamer 224 voor ventilatielucht. Alternatief kan het mondstukmateriaal vervaardigd zijn van een poreus materiaal.
35 Het kernorgaan 214 omvat verder een veelheid van capillairen 228 voor de rookstroom, die zich door het kernorgaan 214 van het rookinlaateinde 216 naar het mondeinde 218 uitstrekken. Elk capillair 228 voor de rookstroom is open naar het rookinlaateinde 216 van het kernorgaan 214 en open naar het mondeinde 218 van het kernorgaan, waardoor in 40 de stroom van slechts niet gefilterde rook door de capillairen 228 van 8401492 ψ 10 het inlaateinde 216 naar de buitenkant van het kernorgaan 214 bij het . mondeinde 218 voorzien wordt. Zoals afgeheeld is het aantal capillairen 228 voor de rookstroom gelijk aan het aantal ventilatiekanalen 224 voor lucht. De uitlaatopeningen van de capillairen 228 voor de rookstroom 5 bij het mondeinde 218 van het kernorgaan 214 zijn in een reeks die de uitlaatopeningen van de ventilatiekanalen 222 voor lucht omgeeft aangebracht bij het mondeinde 218 zodat de rookuitlaatopeningen zich dichter bij de omtrek van het kernorgaan 214 bevinden dan de luchtuitlaatope-ningen. Bovendien is, zoals als voorbeeld afgeheeld is, de uitlaatope-10 ning van elk capillair 228 voor de rookstroom bij het mondeinde 218 van de kern dicht nabij en in hoofdzaak radiaal in lijn met een van de uitlaatopeningen van een luchtkanaal 222 bij het mondeinde 218 van de kern gegroepeerd. Bij voorkeur bevinden de uitlaatopeningen zich zo dicht als praktisch mogelijk bij de omtrek van het kernorgaan 214, en bevin-15 den de luchtuitlaatopeningen zich zo dicht als praktisch mogelijk bij de rookuitlaatopeningen.
Vanwege de eenvoud van het begrip is de uitvoering uit de fig. 5 en 6 afgebeeld als omvattende vier rookcapillairen 228 en vier luchtkanalen 222. Begrepen moet echter worden dat van voordeel zijnde resulta-20 ten verkregen met de onderhavige uitvinding verwezenlijkt worden door het vormen van drie tot zeven capillairen 228 voor rook in het kernorgaan 214. Verder is onafhankelijk van het aantal capillairen voor rook, dus tussen drie en zeven, bepaald dat het dwarsdoorsnede-oppervlak van elk rookcapillair 228 in de orde van grootte tussen ongeveer 0,00125 25 cm^ en ongeveer 0,00385 cm^ moet liggen. Bovendien kan, terwijl het kernorgaan 14 met hetzelfde aantal luchtkanalen 222 gevormd wordt als rookcapillairen 228 als het kenmerk van het voorzien in het direct botsen van elke stroom ventilatielucht in een verschillende van de rook-stromen, een ongelijk aantal ventilatiekanalen 222 voor lucht en capil-30 lairen 228 voor rook aanwezig zijn in het kernorgaan 214, zolang tegen elke rookstroom tenminste één stroom ventilatielucht botst* Onafhankelijk van het aantal ventilatiekanalen 222 voor lucht gevormd in het kernorgaan 214, moet een verhouding luchtstroom ten opzichte van rookstroom van ongeveer 3:1 gehandhaafd worden.
35 Zoals afgebeeld zijn de open rookuitlaten uit de capillairen 228 voor rook en de open uitlaten voor ventilatielucht uit de luchtkanalen 222 naar binnen uitgenomen vanaf het mondeinde 218 van de kern. Het uitnemen van de open rookuitlaten en open luchtuitlaten wordt verwezenlijkt door het vormen van holten 230 waarin de rook en ventilatielucht 40 ontladen worden. Het aantal holten 230 is gelijk aan het aantal gegroe- 8401492 •ψ 11 peerde luchtuitlaatopeningen en rookuitlaatopeningen, en een bepaald gegroepeerd paar lucht- en rookuitlaten ontlaadt lucht en rook in gescheiden stromen in een bepaalde holte 230. Elke holte 230 strekt zich van de omtrek van het kernorgaan 214 in hoofdzaak radiaal ten opzichte 5 van het kernorgaan naar het midden daarvan uit. Zoals afgeheeld is elke holte 230 open naar het mondeinde 218 van de kern en zijn alle holten 230 in onderlinge stromende verbinding bij het nabij liggende midden van het kernorgaan 214.
Wanneer een roker aan het geventileerde mondstuk 210 zuigt, wordt 10 ventilatielucht in de distributiekamer 224 voor lucht gezogen via de openingen 226 in het mondstukmateriaal 220. De lucht stroomt van de distributiekamer 224 door de ventilatiekanalen 222 voor lucht en wordt in een in hoofdzaak radiaal buiten liggende richting ten opzichte van het kernorgaan 214 ontladen door de openingen bij het mondeinde 218 in 15 de holten 230. Tegelijkertijd wordt rook uit de tabakskolom 212 in de capillairen 228 voor de rookstroom gezogen door de openingen daarvan bij het inlaateinde 216 van het kernorgaan 214 en wordt niet gefilterd naar de holten 230 bij het mondeinde 218 van het kernorgaan afgegeven door de openingen van de capillairen bij het mondeinde van de kern. De 20 radiale naar buiten gerichte hoek van de ventilatiekanalen 222 voor lucht richt de stroom ventilatielucht die daaruit naar buiten treedt in een in hoofdzaak radiaal uitwendige richting van het kernorgaan en in de stroom rook die uit de openingen van de capillairen 228 voor rook treedt waardoor de rook verdund wordt en turbulentie daarin verkregen 25 wordt en draagt de rook in hoofdzaak radiaal naar buiten uit het mondstuk in dichte nabijheid naar de smaakorganen van de roker.
In fig. 7 en 8 is een verdere van voordeel zijnde uitvoering van een geventileerd mondstuk getoond, in het geheel aangegeven met verwij-zingscijfer 310, volgens de onderhavige uitvinding en bevestigd aan een 30 tabakskolom 312 van een sigaret. Het mondstuk 310 is afgebeeld met een in hoofdzaak cilindrisch kernorgaan 314, vervaardigd van een lucht- en rookondoorlatend materiaal en met een rookinlaateinde 316 en een mondeinde 318. Het kernorgaan 314 is coaxiaal bij één einde van de tabakskolom 312 aangebracht met het inlaateinde 316 grenzend aan het einde 35 van de tabakskolom 312. Het kernorgaan 314 is door luchtdoorlatend mondstukmateriaal 320 bevestigd aan de tabakskolom 312 afgebeeld, welk mondstukmateriaal het kernorgaan 314 omgeeft en een deel van de tabakskolom 312 bedekt. In fig. 7 is het mondstukmateriaal 320 in een gedeeltelijk niet opgewikkelde stand afgebeeld om details van het kernorgaan 40 314 duidelijker te tonen.
84 0 1 492 <r % 12
Zoals afgebeeld omvat het kernorgaan 314 twee ventilatiekanalen 322 voor lucht, die zich door tenminste een deel van het kernorgaan 314 uitstrekken. De ventilatiekanalen 322 voor lucht zijn afgebeeld als zich in hoofdzaak in de langsrichting van het kernorgaan 314 uitstrek-5 kend en liggen langs de omtrek op ongeveer 180° van elkaar. Verder is elk van de ventilatiekanalen 322 voor lucht open naar het mondeinde 318 van het kernorgaan 314 voor het afgeven van ventilatielucht daardoor naar de buitenkant van het kernorgaan bij het mondeinde 318. Terwijl de ventilatiekanalen 322 voor lucht in hoofdzaak evenwijdig aan de langsas 10 van het kernorgaan 314 afgebeeld zijn, wordt beoogd dat deze gevormd kunnen worden om onderling in de richting van de luchtstroom naar het mondeinde 318 van de kern te divergeren op een wijze overeenkomstig aan de luchtkanalen 222 van het mondstuk 210 uit de fig. 5 en 6. De stroom van uitsluitend ventilatielucht in de ventilatiekanalen 322 voor lucht 15 wordt verwezenlijkt door middel van een ringvormige accumulatiegroef 324 voor lucht gevormd in de omtrek van het kernorgaan 314. Elk van de ventilatiekanalen 322 voor lucht is open naar de accumulatiegroef 324 voor lucht, waardoor in een stromende verbinding voor lucht van de accumulatiegroef 324 voor lucht naar het uitwendige van het kernorgaan 20 314 bij het mondeinde 318 voorzien wordt. De stroom van uitsluitend ventilatielucht in de accumulatiegroef 324 voor ventilatielucht is afgebeeld als zijnde verwezenlijkt door middel van het luchtdoorlatende mondstukmateriaal 320. Als voorbeeld wordt de luchtdoorlatendheid verwezenlijkt door middel van kleine openingen 326 gevormd door het mond-25 stukmateriaal en in verbinding staande met de ringvormige accumulatiegroef 324 voor lucht. Alternatief kan het mondstukmateriaal vervaardigd zijn uit een poreus materiaal.
Het kernorgaan 314 omvat eveneens een distributiekamer 327 voor rook gevormd bij het inlaateinde 316 van het kernorgaan 314 en open 30 naar de tabakskolom 312. Een veelheid van capillairen 328 voor de rook-stroom strekt zich door het kernorgaan 314 uit vanaf de distributiekamer 327 voor rook bij het inlaateinde 316 van het kernorgaan naar het uitlaateinde 318 van het kernorgaan. Elk capillair 328 voor de rook-stroom is open naar de distributiekamer 327 voor rook en open naar het 35 mondeinde 318 van de kern, waardoor in de stroom van uitsluitend rook door de capillairen 328 uit de distributiekamer 327 voor rook naar de buitenkant van het kernorgaan 314 bij het mondeinde 318 voorzien wordt. De uitlaatopeningen van de capillairen 328 voor de rookstroom bij het mondeinde 318 van de kern zijn in hoofdzaak in een zich langs de omtrek 40 uitstrekkende reeks om de uitlaatopeningen van de ventilatiekanalen 322 8401402 13 * « voor lucht bij het mondeinde 318 van het kernorgaan 314 aangebracht» zodanig dat de rookuitlaatopeningen van de caplllalren 328 voor rook bij het mondeinde 318 radiaal op afstand liggen bulten de luchtuitlaat-openingen van de ventilatiekanalen 322 voor lucht zodat de rookuitlaat-5 openingen zich In hoofdzaak dichter bij de omtrek van het kernorgaan 314 bevinden dan de luchtuitlaatopeningen. Zoals afgebeeld in fig. 7 zijn vier capillairen 328 voor rook gevormd door het kernorgaan 314 met de rookuitlaatopeningen van twee van de capillairen 328 voor rook geplaatst aan beide zijden van en radiaal naar buiten op afstand liggend 10 van de luchtuitlaatopening van een van de luchtkanalen 322» en zijn de rookuitlaatopeningen van de andere twee capillairen 328 voor rook aan beide zijden en radiaal naar buiten op afstand van de luchtuitlaatope-ning van het andere luchtkanaal 322 aangebracht·
Zoals afgebeeld in fig. 7 en 8 zijn de open uitlaten voor rook uit 15 de capillairen 328 voor rook en de open ventilatie-uitlaten voor lucht uit de ventilatiekanalen 322 voor lucht uitgenomen. Voor dit doeleinde steekt de omtreksrand 329 van het kernorgaan 314 voorbij het mondeinde 318 uit om een open holte 330 te begrenzen waarin de rook van de capillairen 328 voor rook en ventilatielucht uit de luchtkanalen 322 ont-20 laadt. Als bij de hiervoor beschreven uitvoeringen, zijn van voordeel zijnde resultaten verkregen door het vormen van elk van de capillairen 328 voor rook met een dwarsdoorsnede-oppervlak tussen ongeveer 0,00125 cm^ en ongeveer 0,00385 cm^ en het dienovereenkomstig bemeten van de luchtkanalen 322 om in een verhouding van de totale ventilatielucht ten 25 opzichte van de rook van ongeveer 3:1 te voorzien.
Indien een roker aan het geventileerde mondstuk 310 zuigt, wordt ventilatielucht in de accumulatiegroef 324 voor ventilatielucht gezogen door de openingen 326 in het mondstukmateriaal 320. De lucht stroomt van de ringvormige groef 324 door de ventilatiekanalen 322 voor lucht, 30 en wordt door de uitlaatopeningen voor lucht bij het mondeinde 318 van de kern ontladen in de holte 330. Tegelijkertijd wordt rook uit de tabakskolom 312 in de capillairen 328 voor de rookstroom gezogen vanuit de distributiekamer 327 voor rook door de openingen daarvan bij het in-laateinde 316 van de kern en wordt ongefilterd in de holte 330 bij het 35 mondeinde 318 van de kern afgeleverd. De rook wordt door de luchtstromen binnen de holte 330 verdund, hetgeen eveneens een turbulente stroming daarin veroorzaakt, en verlaat het mondstuk dicht nabij de smaak-organen van de roker.
Beoogd wordt ten aanzien van alle afgebeelde uitvoeringen, dat be-40 paalde van de capillairen voor de rookstroom een kleinere diameter heb- 8401492 * 14 ben dan de andere capillairen voor rookstroom om in een, wat in de industrie een geprogrammeerde rookstroom naar het mondeinde van het kernorgaan genoemd wordt, te voorzien. Wanneer de sigaret gerookt wordt worden de capillairen voor de rookstroom geblokkeerd waardoor de rook-5 stroom daardoor verminderd wordt. Door het variëren van de diameters van bepaalde capillairen voor de rookstroom. kan de omvang waarmee de verschillende capillairen in toenemende mate geblokkeerd worden ingesteld worden om in een geleidelijke, geprogrammeerde vermindering in de hoeveelheid rook toegevoerd aan het mondeinde van het kernorgaan te 10 voorzien wanneer de sigaret gerookt wordt.
In fig. 9 en 10 is een geventileerd mondstuk afgebeeld, in het geheel aangegeven met verwijzingscijfer 410 en bevestigd aan een tabakskolom 412 van een sigaret. Het mondstuk 410 is afgebeeld met een in hoofdzaak cilindrisch kernorgaan 414, vervaardigd van lucht- en rookon-15 doorlatend materiaal en met een rookinlaateinde 416 en een mondeinde 418. Het moet duidelijk zijn dat het kernorgaan 414 voor alle hierboven besproken kernorganen universeel is, dat wil zeggen elk van de kernorganen kan het kernorgaan 414 zijn. Daarom zijn in fig. 9 en 10 geen details van capillairen voor rook en kanalen voor luchtstroming getoond 20 en deze zullen hierna ook niet besproken worden. Het kernorgaan 414 is bij één einde van de tabakskolom 412 coaxiaal aangebracht met het in-laateinde 416 grenzend aan het einde van de tabakskolom 412. Het kernorgaan 414 zou van een verhoudingsgewijs hard, glad kunststofmateriaal vervaardigd kunnen zijn waaraan het moeilijk is om het mondstukmate-25 riaal 420 hechtend te bevestigen. Zoals afgebeeld wordt om dit mogelijke probleem te overwinnen het kernorgaan omgeven door een luchtdoorla-tend omhulsel 421, en het omhulde kernorgaan is bevestigd aan de tabakskolom 412 door het luchtdoorlatende mondstukmateriaal 420 dat het omhulde kernorgaan omgeeft en een deel van de tabakskolom 412 bedekt.
30 Het mondstukmateriaal is hechtend aan het omhulsel 421 en het bedekte deel van de tabakskolom 412 bevestigd. In fig. 9 zijn zowel het luchtdoorlatende omhulsel 421 als het luchtdoorlatende mondstukmateriaal 420 gedeeltelijk in een niet opgewikkelde toestand getoond om het verband daarvan met het kernorgaan 414 duidelijker te tonen. Teneinde de dikte 35 van het luchtdoorlatende omhulsel 421 te compenseren, wordt voorgesteld dat de diameter van het kernorgaan 414 kleiner is dan de diameter van de tabakskolom 412 in een omvang die in hoofdzaak gelijk is aan tweemaal de dikte van het luchtdoorlatende omhulsel 421, zodat de omtrek van het omwikkelde kernorgaan in hoofdzaak eenzelfde omvang heeft als 40 de omtrek van de tabakskolom.
8401492 * 15
De voorgaande gedetailleerde beschrijving is in hoofdzaak gegeven voor een duidelijk begrip en daaruit moeten geen onnodige beperkingen begrepen worden met betrekking tot wijzigingen die duidelijk zullen zijn voor degene bekwaam in de stand der techniek bij het lezen van de-5 ze beschrijving, welke wijzigingen uitgevoerd kunnen worden zonder buiten het bereik van de onderhavige uitvinding te geraken.
8401492

Claims (20)

1. Geventileerd mondstuk voor een sigaret, met het kenmerk, dat deze omvat, een in hoofdzaak cilindrisch kernorgaan vervaardigd van een lucht- en rookondoorlatend materiaal, waarbij de kern een rookinlaat-5 einde en mondeinde heeft; middelen die tenminste één ventilatiekanaal voor luchtstroming begrenzen, dat zich door tenminste een deel van het kernorgaan uitstrekt, waarbij het tenminste ene kanaal voor luchtstro-ming een open uitlaat heeft naar het mondeinde van het kernorgaan en in de stroom van uitsluitend ventilatielucht daardoor naar de buitenkant 10 van het kernorgaan bij het mondeinde voorziet; middelen die voorzien in de stroom van uitsluitend ventilatielucht in het tenminste ene ventilatiekanaal voor luchtstroming; middelen die een veelheid van capillairen voor de rookstroom begrenzen, die zich door het kernorgaan van het rookinlaateinde naar het mondeinde van het kernorgaan uitstrekken, 15 waarbij elk capillair voor de rookstroom open is naar het rookinlaateinde van het kernorgaan en een open uitlaat naar het mondeinde van het kernorgaan heeft, waardoor in de stroming daardoorheen van uitsluitend rook van het inlaateinde van het kernorgaan naar de buitenzijde van het kernorgaan bij het mondeinde voorzien wordt; en dat de uitlaatopeningen 20 van de capillairen voor de rookstroom bij het mondeinde van het kernorgaan in hoofdzaak dichter bij de omtrek van het kernorgaan zijn aangebracht dan de uitlaatopening van het tenminste ene ventilatiekanaal voor de luchtstroom bij het mondeinde van het kernorgaan*
2· Mondstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het tenmin-25 ste ene ventilatiekanaal voor luchtstroming in hoofdzaak coaxiaal aangebracht is ten opzichte van de langsas van het kernorgaan.
3. Mondstuk volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het middel dat in de stroom van uitsluitend ventilatielucht in het tenminste ene ventilatiekanaal voor luchtstroming voorziet, omvat: 30 middelen die een distributiekamer voor ventilatielucht begrenzen in het kernorgaan tussen het rookinlaateinde en mondeinde van het kernorgaan, waarbij het tenminste ene ventilatiekanaal voor luchtstroming open is naar het distributie-orgaan voor ventilatielucht; en middelen die in de stroom van uitsluitend ventilatielucht in de 35 distributiekamer voor ventilatielucht voorzien.
4. Mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tenminste ene kanaal voor luchtstroming in de richting naar het mondeinde van het kernorgaan divergeert.
5. Mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, met het 40 kenmerk, dat het middel dat in de stroming van uitsluitend ventilatie- 8401492 » * lucht in het tenminste ene ventilatiekanaal voor luchtstroming voorziet, omvat: middelen die een ringvormige groef in de omtrek van het kernorgaan begrenzen, waarbij het tenminste ene ventilatiekanaal voor luchtstro-5 ming in stromende verbinding met lucht is met de ringvormige groef; en, middelen die in de stroming van uitsluitend ventilatielucht in de ringvormige groef voorzien.
6. Mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, met het 10 kenmerk, dat de uitlaatopeningen van de veelheid van capillairen voor de rookstroom bij het mondeinde van het kernorgaan naar binnen van het mondeinde van het mondstuk uitgenomen zijn.
7. Mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de uitlaatopening van het tenminste ene ventilatiekanaal 15 voor luchtstroming bij het mondeinde van het kernorgaan naar binnen van het mondeinde van het mondstuk uitgenomen is.
8. Mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tenminste ene ventilatiekanaal voor luchtstroming een veelheid van ventilatiekanalen voor luchtstroming bevat, en dat de uit- 20 laatopening van elk van de veelheid van capillairen voor de rookstroom zich in de nabijheid van tenminste een van de uitlaatopeningen van de ventilatiekanalen voor luchtstroming bevindt.
9. Mondstuk volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de ventilatiekanalen voor lucht met een hoek ten opzichte van de langsas van het 25 kernorgaan naar buiten gericht zijn naar de omtrek van het kernorgaan in een richting naar het mondeinde van het kernorgaan om de stroom lucht die daaruit naar buiten treedt in hoofdzaak radiaal naar buiten gericht uit het kernorgaan te sturen*
10. Mondstuk volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat elke uit- 30 laatopening voor rook in hoofdzaak radiaal in lijn ligt met een van de uitlaatopeningen voor ventilatielucht.
11. Mondstuk volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat dit bovendien middelen omvat die een veelheid van zich in hoofdzaak radiaal uitstrekkende holten begrenzen gevormd in en open naar het mondeinde van 35 het kernorgaan, waarbij het aantal open holten gelijk is aan het aantal capillairen voor rookstroom, en waarbij de opening van elk van de capillairen en de opening van het ventilatiekanaal dat radiaal in lijn daarmee ligt bij het mondeinde van het kernorgaan in stromende verbinding is met een van de open holten.
12. Mondstuk volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat alle open 8401492 holten In onderlinge stromende verbinding zijn bij het nabij liggende midden van het kernorgaan.
13. Mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verder middelen omvat die een veelheid van zich in 5 hoofdzaak radiaal uitstrekkende holten begrenzen, gevormd en open naar het mondeinde van het kernorgaan, waarbij het aantal open holten gelijk is aan het aantal capillairen voor rookstroom, en waarbij de openingen van elk van de capillairen voor rookstroom bij het mondeinde van het kernorgaan in stromende verbinding staan met een van de open holten, en 10 waarbij de opening van het tenminste ene ventilatiekanaal voor lucht in stromende verbinding staat met alle open holten.
14. Geventileerd mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat dit bovendien middelen omvat die een distri-butiekamer voor rook begrenzen in het kernorgaan, waarbij de veelheid 15 van capillairen voor rookstroom in stromende verbinding voor rook staat met de distributiekamer voor rook voor het ontvangen van rook daaruit.
15. Geventileerd mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de capillairen voor de rookstroom en ventilatiekanalen voor lucht in een verhouding van totale ventilatielucht 20 ten opzichte van rook van ongeveer 3:1 voorzien.
16. Geventileerd mondstuk volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het dwarsdoorsnede-oppervlak van elk van de capillairen voor rookstroom in de ordegrootte van ongeveer 0,00125 cm^ tot ongeveer 0,00385 cm^ ligt.
17. Geventileerd mondstuk volgens een van de voorgaande conclu sies, met het kenmerk, dat het middel dat in de stroom van uitsluitend ventilatielucht in het tenminste ene ventilatiekanaal voor luchtstroming voorziet luchtdoorlatend mondstukmateriaal omvat dat het kernorgaan omgeeft.
18. Sigaret omvattende een tabakskolom, met het kenmerk, dat deze bovendien omvat een in hoofdzaak cilindrisch kernorgaan vervaardigd van lucht- en rookondoorlatend materiaal, waarbij het kernorgaan een rook-inlaateinde en een mondeinde heeft en waarbij het kernorgaan in hoofdzaak coaxiaal bij één einde van de tabakskolom aangebracht is met het 35 rookinlaateinde grenzend aan het einde van de tabakskolom; middelen die tenminste één ventilatiekanaal voor luchtstroming begrenzen door tenminste een deel van het kernorgaan met een open luchtuitlaat naar het mondeinde van het kernorgaan; middelen die een veelheid van capillairen voor rookstroom begrenzen die zich door het kernorgaan van het rookin- 40 laateinde naar het mondeinde van het kernorgaan uitstrekken, waarbij de S4ö 1 4 S 2 uitlaatopenlngen van de capillairen voor de rookstroom bij het mondein-de van de kern in hoofdzaak dichter bij de omtrek van het kernorgaan aangebracht zijn dan de uitlaatopening van het tenminste ene ventilatiekanaal voor luchtstroming bij het mondeinde van het kernorgaan; en 5 een luchtdoorlatend mondstukmateriaal dat het kernorgaan omgeeft en een deel van de tabakskolom bedekt om het kernorgaan aan de tabakskolom te bevestigen·
19. Sigaret volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat het omgevende mondstukmateriaal zich in de langsrichting van het kernorgaan 10 uitstrekt voorbij het mondeinde en daardoor een uitgespaard gebied bij het mondeinde van het kernorgaan begrenst.
20. Sigaret volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat deze bovendien omvat een luchtdoorlatend omhulsel dat het kernorgaan omgeeft en waarbij het mondstukmateriaal het omhulde kernorgaan omgeeft. HU Η··Ι 8401492
NL8401492A 1983-05-09 1984-05-09 Belucht mondstuk voor een rookartikel. NL8401492A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US06/492,987 US4506683A (en) 1983-05-09 1983-05-09 Ventilated mouthpiece for a smoking article
US49298783 1983-05-09

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8401492A true NL8401492A (nl) 1984-12-03

Family

ID=23958433

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8401492A NL8401492A (nl) 1983-05-09 1984-05-09 Belucht mondstuk voor een rookartikel.

Country Status (18)

Country Link
US (1) US4506683A (nl)
JP (1) JPS6036276B2 (nl)
AU (1) AU545547B2 (nl)
BE (1) BE899619A (nl)
BR (1) BR8402093A (nl)
DE (1) DE3416758A1 (nl)
DK (1) DK227284A (nl)
ES (5) ES279220Y (nl)
FI (1) FI841835A (nl)
FR (1) FR2545696A1 (nl)
GB (1) GB2142215B (nl)
GR (1) GR82049B (nl)
IL (1) IL71725A0 (nl)
IT (2) IT8420851A0 (nl)
LU (1) LU85355A1 (nl)
NL (1) NL8401492A (nl)
NO (1) NO841832L (nl)
SE (1) SE8402422L (nl)

Families Citing this family (59)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB8330894D0 (en) * 1983-11-18 1983-12-29 British American Tobacco Co Smoking-article mouthpiece elements
US4580584A (en) * 1984-02-21 1986-04-08 Brown & Williamson Tobacco Corporation Cigarette filter
GB8407671D0 (en) * 1984-03-23 1984-05-02 Brritish American Tobacco Co L Smoking article mouth-piece elements
GB2160407B (en) * 1984-06-22 1987-12-16 British American Tobacco Co Improvements relating to smoking article mouthpieces
US4582072A (en) * 1984-06-25 1986-04-15 Brown & Williamson Tobacco Corporation Cigarette filter
GB8713904D0 (en) * 1987-06-15 1987-07-22 Tabac Fab Reunies Sa Filter for smoking articles
US5195543A (en) * 1991-10-28 1993-03-23 American Filtrona Corporation Balanced flow tobacco smoke filter
US5392792A (en) * 1993-04-13 1995-02-28 R. J. Reynolds Tobacco Company Reduced gas phase cigarette
GB2406780A (en) * 2003-10-11 2005-04-13 Martin Henry King Mouthpiece for a hand-rolled cigarette
US9675109B2 (en) * 2005-07-19 2017-06-13 J. T. International Sa Method and system for vaporization of a substance
US11647783B2 (en) 2005-07-19 2023-05-16 Juul Labs, Inc. Devices for vaporization of a substance
US20160345631A1 (en) 2005-07-19 2016-12-01 James Monsees Portable devices for generating an inhalable vapor
AU2007231147B2 (en) 2006-03-28 2013-05-23 Philip Morris Products S.A. Smoking article with a restrictor
US8353298B2 (en) * 2006-07-12 2013-01-15 Philip Morris Usa Inc. Smoking article with impaction filter segment
US20080047571A1 (en) * 2006-07-12 2008-02-28 Philip Morris Usa Inc. Smoking article with plate impactor
US8424539B2 (en) * 2006-08-08 2013-04-23 Philip Morris Usa Inc. Smoking article with single piece restrictor and chamber
TW200911143A (en) * 2007-03-09 2009-03-16 Philip Morris Prod Restrictor attachment for unfiltered smoking article
TW200900014A (en) * 2007-03-09 2009-01-01 Philip Morris Prod Smoking article filter with annular restrictor and downstream ventilation
TW200911138A (en) * 2007-03-09 2009-03-16 Philip Morris Prod Smoking articles with restrictor and aerosol former
TW200911141A (en) * 2007-03-09 2009-03-16 Philip Morris Prod Super recessed filter cigarette restrictor
US8991402B2 (en) 2007-12-18 2015-03-31 Pax Labs, Inc. Aerosol devices and methods for inhaling a substance and uses thereof
EP2253231A1 (en) * 2009-05-18 2010-11-24 Philip Morris Products S.A. Smoking article with improved flow restriction element
US8424540B2 (en) * 2009-10-09 2013-04-23 Philip Morris Usa Inc. Smoking article with valved restrictor
TW201204272A (en) 2010-03-26 2012-02-01 Philip Morris Prod Smoking articles with significantly reduced gas vapor phase smoking constituents
GB201016387D0 (en) * 2010-09-29 2010-11-10 Filtrona Int Ltd Tobacco smoke filter
GB201104475D0 (en) * 2011-03-16 2011-04-27 Filtrona Filter Prod Dev Co Tobacco smoke filter
IL291500B2 (en) 2011-08-16 2024-03-01 Juul Labs Inc Low temperature electronic evaporation device and methods
US9282772B2 (en) 2012-01-31 2016-03-15 Altria Client Services Llc Electronic vaping device
EP2653045A1 (en) * 2012-04-20 2013-10-23 Philip Morris Products S.A. Smoking article including filter with flow restriction element and upstream ventilation
US10517530B2 (en) 2012-08-28 2019-12-31 Juul Labs, Inc. Methods and devices for delivering and monitoring of tobacco, nicotine, or other substances
WO2014097481A1 (ja) * 2012-12-21 2014-06-26 日本たばこ産業株式会社 喫煙物品、フィルター
JP5577004B2 (ja) * 2013-02-19 2014-08-20 和人 輿石 タバコ用フィルター
US10653180B2 (en) 2013-06-14 2020-05-19 Juul Labs, Inc. Multiple heating elements with separate vaporizable materials in an electric vaporization device
US10279934B2 (en) 2013-03-15 2019-05-07 Juul Labs, Inc. Fillable vaporizer cartridge and method of filling
WO2014155567A1 (ja) * 2013-03-27 2014-10-02 日本たばこ産業株式会社 フィルタシガレット及びその製造方法
KR20230013165A (ko) 2013-05-06 2023-01-26 쥴 랩스, 인크. 에어로졸 장치를 위한 니코틴 염 제제 및 그 방법
ITBO20130640A1 (it) * 2013-11-25 2015-05-26 Gd Spa Elemento filtrante ed articolo da fumo comprendente tale elemento filtrante.
CA2932464C (en) 2013-12-05 2023-01-03 Pax Labs, Inc. Nicotine liquid formulations for aerosol devices and methods thereof
US10159282B2 (en) 2013-12-23 2018-12-25 Juul Labs, Inc. Cartridge for use with a vaporizer device
US20160366947A1 (en) 2013-12-23 2016-12-22 James Monsees Vaporizer apparatus
US10076139B2 (en) 2013-12-23 2018-09-18 Juul Labs, Inc. Vaporizer apparatus
USD825102S1 (en) 2016-07-28 2018-08-07 Juul Labs, Inc. Vaporizer device with cartridge
US9549573B2 (en) 2013-12-23 2017-01-24 Pax Labs, Inc. Vaporization device systems and methods
FI3491948T4 (fi) 2013-12-23 2024-05-06 Juul Labs International Inc Höyrystyslaitejärjestelmiä
USD842536S1 (en) 2016-07-28 2019-03-05 Juul Labs, Inc. Vaporizer cartridge
US10058129B2 (en) 2013-12-23 2018-08-28 Juul Labs, Inc. Vaporization device systems and methods
US11478021B2 (en) 2014-05-16 2022-10-25 Juul Labs, Inc. Systems and methods for aerosolizing a vaporizable material
PL3217814T3 (pl) * 2014-11-12 2020-07-27 Jt International Sa Sposób wytwarzania elementu filtrującego dla wyrobu do palenia
EP3821735A1 (en) 2014-12-05 2021-05-19 Juul Labs, Inc. Calibrated dose control
SG11201806801VA (en) 2016-02-11 2018-09-27 Juul Labs Inc Securely attaching cartridges for vaporizer devices
EP3413960B1 (en) 2016-02-11 2021-03-31 Juul Labs, Inc. Fillable vaporizer cartridge and method of filling
US10405582B2 (en) 2016-03-10 2019-09-10 Pax Labs, Inc. Vaporization device with lip sensing
USD849996S1 (en) 2016-06-16 2019-05-28 Pax Labs, Inc. Vaporizer cartridge
USD851830S1 (en) 2016-06-23 2019-06-18 Pax Labs, Inc. Combined vaporizer tamp and pick tool
USD848057S1 (en) 2016-06-23 2019-05-07 Pax Labs, Inc. Lid for a vaporizer
USD836541S1 (en) 2016-06-23 2018-12-25 Pax Labs, Inc. Charging device
US11660403B2 (en) 2016-09-22 2023-05-30 Juul Labs, Inc. Leak-resistant vaporizer device
USD887632S1 (en) 2017-09-14 2020-06-16 Pax Labs, Inc. Vaporizer cartridge
GB201715924D0 (en) 2017-09-29 2017-11-15 British American Tobacco Investments Ltd A filter unit for a smoking article

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH468797A (de) * 1965-01-11 1969-02-28 De Rech S Tech Ets Filterstöpsel für Tabakwaren, insbesondere für Zigaretten
DE2020003A1 (de) * 1970-04-24 1971-11-11 Supla Ets Filterkoerper aus faserigem Material,insbesondere fuer Filterzigaretten
CA1156533A (en) * 1980-05-01 1983-11-08 Henry G. Horsewell Smoking articles
US4343319A (en) * 1980-11-28 1982-08-10 Brown & Williamson Tobacco Corporation Cigarette filter
US4386618A (en) * 1981-06-29 1983-06-07 Brown & Williamson Tobacco Corporation Cigarette filter

Also Published As

Publication number Publication date
ES281687Y (es) 1985-12-16
IT8420852A0 (it) 1984-05-09
GB2142215B (en) 1987-05-07
ES281686Y (es) 1985-12-16
ES279220U (es) 1985-06-16
FR2545696A1 (fr) 1984-11-16
ES281685U (es) 1985-05-16
SE8402422L (sv) 1984-11-10
SE8402422D0 (sv) 1984-05-04
FI841835A (fi) 1984-11-10
ES281687U (es) 1985-05-16
ES281685Y (es) 1985-12-16
BE899619A (fr) 1984-08-31
DK227284D0 (da) 1984-05-08
FI841835A0 (fi) 1984-05-08
DE3416758A1 (de) 1984-11-15
AU2741984A (en) 1984-11-15
GB8411389D0 (en) 1984-06-06
GR82049B (nl) 1984-12-12
JPS59205972A (ja) 1984-11-21
US4506683A (en) 1985-03-26
ES281686U (es) 1985-05-16
NO841832L (no) 1984-11-12
IL71725A0 (en) 1984-09-30
ES281688Y (es) 1985-12-16
DK227284A (da) 1984-11-10
BR8402093A (pt) 1984-12-18
ES281688U (es) 1985-05-16
ES279220Y (es) 1986-04-01
GB2142215A (en) 1985-01-16
IT8420851A0 (it) 1984-05-09
AU545547B2 (en) 1985-07-18
LU85355A1 (fr) 1984-11-19
JPS6036276B2 (ja) 1985-08-19

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8401492A (nl) Belucht mondstuk voor een rookartikel.
NL8401489A (nl) Belucht mondstuk voor een rookartikel.
US4517996A (en) Ventilated filter and smoke dispersing mouthpiece
NL8403576A (nl) Sigaret met een mondstuk.
US4574820A (en) Buccal end device for a smoking rod
KR20110038700A (ko) 흡연 제품용 필터
NL8105296A (nl) Sigaret-filter.
NL8503095A (nl) Filter voor een sigaret.
JPH0744404U (ja) シガレットフィルター
FI70513B (fi) Cigarrettfilter
NL8403646A (nl) Van filter voorziene sigaret.
JPS6115677A (ja) シガレツトフイルター
JPS6122946B2 (nl)
NL8403592A (nl) Mondstuk voor een sigaret en een sigaret met mondstuk.
NL8403676A (nl) Sigaret met een mondstuk.
US4438776A (en) Cigarette filter
NL8403675A (nl) Van filter voorziene sigaret.
NL8403555A (nl) Sigaret met een mondstuk en werkwijze voor het vervaardigen daarvan.
JPS6188868A (ja) たばこ用吸口体

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed