NL8105296A - Sigaret-filter. - Google Patents

Description

·% „ N.0. 30.598 _ χ _ >*-* *

Sigaret-filter

Deze uitvinding heeft betrekking op filters voor sigaretten.

In een opzicht heeft deze betrekking op een filter met nieuwe ventilatiemiddelen daarin. In een ander opzicht heeft de uitvinding 5 betrekking op een filtersigaret met stromingsgeleidingssleuven daarin voor menging met een deel van de tabaksrook terwijl het overblijvende deel van de tabaksrook door het filter stroomt zonder zich te mengen met ventilatielucht.

Het is in de huidige stand van de techniek van filtersigaretten 10 wel bekend om filters te verschaffen met ventilatiemiddelen om omgevingslucht in het filter te brengen om de rookstroom te verdunnen. De verdunning van de rookstroom vermindert zowel de hoeveelheid rookdeeltjes als de componenten in de gasfase die naar de mond van de roker gebracht worden.

Een aantal middelen zijn voorgesteld en gebruikt om ventilatielucht irf de 15 sigaret te brengen. Bijvoorbeeld kan het omhulsel voor de tabak in de sigaret gemaakt worden van een poreus materiaal wat het inbrengen van lucht langs de hele lengte van de sigaret mogelijk maakt, waar deze zich vermengt met de rookstroom die daardoor loopt en zo de rook in de stroom verdunt voordat deze de mond van de roker binnentreedt. Ook kan het sigaretomhulsels 20 op verkozen plaatsen over de lengte van de sigaret geperforeerd worden, wat ingangen voor de sigaret geeft, waardoor de ventilatielucht binnenkomt. Bovendien is het bekend om het omhulsel van het filter aan het filtereind van de sigaret tgperforeren om het ventilatielucht mogelijk te maken in het filter te treden voor verdunning van de stroom rook. Er zijn ook een aantal 25 suggesties geweest om sleuven op te nemen in het filterstuk voor de sigaret, teneinde de toevoeging van ventilatielucht in de stroomrook te vergemakkelijken. Dit wordt bijv. weergegeven door de Amerikaanse octrooischriften 3.596.663, 3.577.995, 3.572.347, 3.490.461, 1.718.122, 3.788.330, 3.773.053, 3.752.165, 3.638.661, 3.608.561 en 3.910.288.

30 Er zijn ook een aantal suggesties geweest voor het opnemen van kanalen in het filterstuk voor de sigaret, teneinde toevoeging van ventilatielucht in de stroom rook te vergemakkelijken. Deze worden bijvoorbeeld weergegeven door de Amerikaanse octrooischriften 3.416.541, 3.910.288, 3.773.883, 3.581.748, 3.045.680 en 1.996.990.

35 De onderhavige uitvinding voorziet met voordeel in een recht toe recht aan plaatsing van een filter voor een sigaret, die minder of normale sigarettendrukval met filters met weinig tot middelmatig rendement bereikt.

De onderhavige uitvinding voorziet verder in een sigarettefilter om het teergehalte te verlagen door ventilatie met filtratie te combineren. De 8105296 % < - \ - 2 - onderhavige uitvinding voorziet zelfs verder in een filterventilatiesys-teem voor sigaretten door het gebruik van sleuven en kanalen in de filter-stukken voor het mengen van ventilatielucht met tabaksrook. De onderhavige uitvinding voorziet ook in een filter met sleuven met een niet poreuze 5 filterstukomwikkeling.

In de onderhavige aanvrage wordt rook die de tabakskolom verlaat in twee delen gesplitst, een deel loopt door een opening in de filterstang die in verbinding staat met een sleuf of kanaal welke sleuf of welk kanaal ook in stromende verbinding staat met ventilatielucht. Het overblijvende 10 deel van de rook loopt door het filter.

Verschillende andere kenmerken van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden voor een deskundige door de hiernavolgende beschrijving te lezen.

Meer in het bijzonder voorziet de onderhavige uitvinding in een 15 filter voor een sigaret, bestaande uit een poreuze filterstang van in hoofdzaak een cilindrische vorm omgeven door een rook ondoorlatend omhulsel-stuk, de filterstang heeft ten minste één opening in elk eind daarvan en ten minste één sleuf die zich langs de buitenomtrek van de stang uitstrekt en het omhulsel tussen de openingen en in doorstromende verbinding met de 20 openingen, waarbij de sleuf is in stromende verbinding staat toet ventilatielucht.

De tekeningen tonen:

Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht dat een sigaret toont met een voorkeursfilterbouwwijze volgens de onderhavige uitvinding; 25 Fig. 2 is een langsdoorsnede genomen langs een vlak dat loopt langs deellijn 2-2 van fig. 1;

Fig. 3 is een loodrechte doorsnede genomen over een vlak dat loopt langs de deellijn 3-3 van fig. 2;

Fig. 4 is een perspectivisch aanzicht dat een sigaret toont die een 30 andere voorkeursfilterbouwwijze volgens de onderhavige uitvinding heeft;

Fig. 5 is een langsdoorsnede genomen over een vlak dat door de deellijn 5-5 van fig. 4 loopt;

Fig. 6 is een loodrechte doorsnede genomen over een vlak dat langs deellijn 6-6 van fig. 5 loopt; 35 Fig. 7 is een perspectivisch aanzicht dat een sigaret toont die nog een andere voorkeursfilterbouwwijze volgens de onderhavige uitvinding heeft;

Fig. 8 is een langsdoorsnede genomen over een vlak dat loopt langs deellijn 8-8 van fig. 7; 4Ö Fig. 9 is een loodrechte doorsnede genomen over een vlak dat loopt 8105296 •τ'- * - 3 - langs deellijn 9-9 van fig. 8;

Fig. 10 is een loodrechte doorsnede genomen over een vlak dat loopt langs deellijn 10-10 van fig. 8 en

Fig. 11 is een perspectivisch aanzicht dat een sigaret toont die 5 een filterbouwsel van fig. 7 daaraan bevestigd heeft, waarbij de einden van het filter, bevestigd aan de sigaret, omgekeerd zijn.

In fig. 1 is een filterstuk 2 van de onderhavige uitvinding getoond, verbonden met een tabakskolom 1. Filterstuk 2 bestaat uit een cellulose-acetaatfilterelement 4 of enig andere filter gemaakt van vezelachtige of 10 geschuimde materialen voor tabaksrook, die uit de huidige stand van de techniek bekend kunnen zijn, omgeven door een niet poreus of rookondoorlatend omhulsel 6. Beseft moet worden dat het gebruik van de term "rook ondoorlatend" of "niet poreus omhulsel" zowel niet poreuze buitenoppervlakken van geschuimd materiaal omvat die een geheel met het filterelement zijn, 15 als niet-poreus omhulselmateriaal dat niet een geheel met het filterelement is.

In fig. 2 is het filterstuk 2 aan het eind daarvan voorzien van een opening 8 in verbinding met de tabakskolom 1. De opening 8 begrenst de inlaat naar een in het midden geplaatste zich axiaal uitstrekkend kanaal 20 9 dat zich over een van tevoren gekozen afstand uitstrekt in de filterstang en, zoals het best getoond is in de fig. 2 en 3, in stromende verbinding staat met zich radiaal of transversaal uitstrekkende, sleuf verbindende, kanalen 10. Verzonken in de buitenomtrek van de filterstang is een veelheid van zich longitudinaal uitstrekkende sleuven 12 die in stromende ver-25 binding zijn met de zich transversaal uitstrekkende kanalen 10. Elke sleuf 12 strekt zich over een van tevoren bepaalde afstand langs de buitenomtrek • van het filter en het tussenliggende deel daarvan, uit, verbonden met zich radiaal of zich axiaal uitstrekkende, sleuf verbindende, kanalen 14. De transversaal uitstrekkende kanalen 14 zijn onderling verbonden met een in 30 het midden geplaatst, zich axiaal uitstrekkend kanaal 16 dat zich longitudinaal uitstrekt naar het tegenoverliggende of mondeind van het filter.

Het omhulsel 6 wordt door een lucht doorlatend vloeipapier 20 omgeven, welk vloeipapier 20 is getoond met twee rijen perforaties 21 daarin, beseft moet worden dat slechts een rij perforaties of andere doorstroom-35 middelen aanwezig kan zijn. De perforaties 21 zijn in stromende verbinding met de sleuven 12.

Bij het gebruik van het filter van de onderhavige uitvinding zoals getoond in de fig. 1, 2 en 3 loopt, als tabaksrook het filter binnentreedt, een deel van de rook door de filterstang 4 en het overblijvende deel van de 40 rook loopt door het gebied met de minste weerstand, wat het zich in het 8105296 * % \ - 4 - midden longitudinaal uitstrekkende kanaal 9 is. Deze rook splitst zich dan in een van de elkaar snijdende zich transversaal uitstrekkende kanalen 10 en beweegt dan naar buiten om langs één van de elkaar snijdende zich longitudinaal uitstrekkende sleuven 12 te worden bewogen, waar deze gemengd 5 wordt of verdund met ventilatielucht die de sleuven 12 binnentreedt door de perforaties 21 van het poreuze vloeipapier 20. De verdunde rook, naar beneden bewogen in de sleuf 12 tussen het poreuze vloeipapier 20 en het niet-poreuze omhulselstuk 6, stroomt in de elkaar snijdende zich transversaal uitstrekkende kanalen 14. De geventileerde rook treedt dan door het 10 middelste verbindingskanaal 16 dat zich longitudinaal uitstrekt, naar buiten. Het deel van de rook dat niet in de kanaaldelen van het filterstuk wordt bewogen, wordt gefilterd als het door het filtermateriaal loopt bij normaal inhaleren.

In fig. 4 is een filterstuk 22 volgens de onderhavige uitvinding 15 getoond, verbonden met een sigarettabakskolom 1. Dit filterstuk 22 bestaat uit een celluloseacetaatfilterelement 24 of enig ander filter gemaakt van vezelachtig of geschuimd materiaal voor tabaksrook die bekend kunnen zijn in de huidige stand der techniek, omschreven door een niet poreus omhulsel 26. Het filterstuk 22 is voorzien met een veelheid zich longitudinaal uit-20 strekkende sleuven 32 verzonken in de buitenomtrek daarvan. Sleuven 32 eindigen aan een zijde bij de tabakskolom 1 en zijn aan het andere eind, zoals het best getoond is in fig. 5 en 6, verbonden met zich radiaal of transversaal uitstrekkende sleufverbindingskanalen 34. De zich transversaal uitstrekkende kanalen 34 zijn onderling verbonden met een in het midden 25 geplaatst axiaal in lijn liggend kanaal 36, dat zich longitudinaal uitstrekt naar het tegenover gelegen of mondeinde van het filter. Bij het gebruik van de filter volgens de onderhavige uitvinding zoals getoond in de fig. 4, 5 en 6 wordt tabaksrook die het filter binnentreedt gesplitst in twee delen. Eén deel van de rook loopt door de filterstang 24 en het overblijvende 30 deel van de rook loopt door het gebied met de minste weerstand, wat de zich longitudinaal uitstrekkende sleuf 32 is. Deze rook wordt dan bewogen langs de zich longitudinaal uitstrekkende sleuven 32 waar deze vermengd of verdund wordt met ventilatielucht die de sleuven 32 binnentreedt door de perforaties 41 in het luchtdoorlatend vloeipapier 40. De verdunde rook, be-35 wogen door de groeven 32 tussen het vloeipapier 40 en het omhulselstuk 26, stroomt in de elkaar snijdende zich transversaal uitstrekkende kanalen 34.

De geventileerde lucht-rook-stroom treedt dan door het middelste verbindingskanaal 36 dat zich longitudinaal uitstrekt, naar buiten. Het deel van de rook dat echt niet gemengd wordt met de ventilatielucht in de sleuven 32, 40 wordt gefilterd als het door het filtermateriaal loopt bij normaal inhaleren.

8105296 φ » - 5 -

In fig. 7, 8, 9 en 10 is een filterstuk 42 volgens de'onderhavige uitvinding getoond, verbonden met een sigarettabakskolom 1. Dit filterstuk 42 bestaat uit een celluloseacetaatfilterelement 44 of enig ander filter gemaakt van vezelachtig of geschuimd materiaal voor tabaksrook wat bekend 5 kan zijn uit de huidige stand der techniek, omgeven door een niet-poreus omhulsel 46. Het filterstuk 42 is voorzien van een veelheid zich longitudinaal uitstrekkende sleuven 52 verzonken in de buitenomtrek daarvan. Elke sleuf 52 strekt zich over een van tevoren bepaalde afstand langs de buitenomtrek van het filter en het tussenliggende deel daarvan uit, in verbin-10 ding met zich radiaal of transversaal uitstrekkende sleufverbindende kanalen 54 aan een eind en 56 aan het andere eind. Verbindingskanaal 54 is in stromende verbinding met een in het midden geplaatst zich axiaal uitstrekkend kanaal 58 dat zich uitstrekt van opening 60 in een eind van het filter over een van tevoren bepaalde afstand in de filterstang. Verbindingskanalen 15 56 strekken zich radiaal in het filter uit, met elkaar verbonden bij de hartlijn van de filterstang. Het omhulsel 46 wordt omgeven door een lucht doorlatend vloeipapier 62, welk vloeipapier 62 is getoond met twee rijen perforaties 61 erin, die in stromende verbinding staan met de sleuven 42.

Bij het gebruik van het filter volgens de onderhavige uitvinding 20 zoals getoond in de flg. 7, 8, 9 en 10 wordt tabaksrook die hèt filter binnentreedt in twee delen gesplitst. Eén deel van de rook loopt door de filterstang 44 en het overblijvende deel van de rook loopt door het gebied met de minste weerstand, dat het zich in het midden longitudinaal uitstrekkende kanaal 58 is. Deze rook splitst zich dan in één van de elkaar snij-25 dende kanalen 54 en beweegt dan naar buiten om langs één van de elkaar snijdende zich longitudinaal uitstrekkende sleuven 52 te worden voortbewogen waar het gemengd of verdund wordt met ventilatielucht die de sleuven 52 door de perforaties 61 in het luchtdoorlatende vloeipapier 62 binnentreedt. De verdunde rook die meegenomen wordt in de sleuven 52 tussen 30 het vloeipapier 62 en het omhulselstuk 46, stroomt in de elkaar snijdende, zich transversaal uitstrekkende kanalen 46. De geventileerde luchtrook-stroom treedt dan in het lichaam van het filter binnen, in hoofdzaak in het midden daarvan, om zich te mengen met de rook uit de filterstang net voordat deze het filtermateriaal verlaat, bij normaal inhaleren.

35 In fig. 11 wordt hetzelfde element als getoond in fig. 7, 8, 9 en 10 en hierboven beschreven, verbonden aan een sigarettabakskolom 1. In fig.

11 is het filter dat verbonden is aan de tabakskolom 1 omgekeerd. D.w.z. dat kanaal 58 geplaatst is als doorgang voor het mengsel bestaande uit ventilatielucht en rook dat het filter verlaat, terwijl in fig. 7 kanaal 40 58 het eind van het filter is, verbonden aan en in stromende verbinding 8105296 r - 6 - met, de tabakskolom 1.

Bij gebruik van het filter zoals getoond in fig. 11, treedt tabaksrook het filter binnen en daartussen treedt een deel van de gedeeltelijk gefilterde rook een, van de elkaar snijdende, kanalen 56 binnen en beweegt 5 dan naar buiten om langs een van de elkaar snijdende zich longitudinaal uitstrekkende sleuven te worden bewogen waar het gemengd of verdund wordt met ventilatielucht binnentredend door de sleuven 52 door de perforaties 61 in het luchtdoorlatend vloeipapier 62. De verdunde rook wordt voortbewogen langs de sleuven 52 tussen het vloeipapier 62 en het omhulselstuk 10 46, stroomt in de elkaar snijdende zich transversaal uitstrekkende kanalen 54. De geventileerde luchtrookstroom treedt dan het lichaam van het filter binnen, een deel van de stroom vermengt zich met de rook die daarin gefilterd is en het overblijvende deel treedt door het middelste verbindings-kanaal 58 dat zich longitudinaal uitstrekt, naar buiten.

- conclusies - 8105296

Claims (12)

1. Sigarettefilter, met het kenmerk, dat deze bestaat uit een poreuze filterstang van in hoofdzaak cilindrische vorm, omgeven 5 door een rookondoorlatend omhulselstuk, welke filterstang ten minste één opening in ten minste één einde daarvan en ten minste één zich longitudinaal uitstrekkende sleuf heeft, verzonken in de buitenomtrek van de stang en het omhulsel tussen de openingen en in doorstromende verbinding met de openingen, waarbij de sleuf in stromende verbinding staat met de ventila- 10 tielucht.

2. Sigarettef ilter volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de opening in stromende verbinding staat met een zich longitudinaal uitstrekkend kanaal, in het midden geplaatst van de filterstang, welk longitudinale kanaal verbonden is met sleufvormige verbindingskanalen, 15 die in stromende verbinding zijn met de sleuf.

3. Sigarettefilter volgens conclusie 2,met het kenmerk, dat deze een doorstroomkanaal omvat dat de sleuf in doorstromende verbinding brengt met de filterstang.

4. Sigarettefilter volgens conclusie 2 in combinatie met een 20 sigarettabakskolom, met het kenmerk, dat de genoemd ten minste ene opening van deze in stromende verbinding staat met de sigarettabakskolom.

5. Sigarettefilter volgens conclusie 2 in combinatie met een sigarettabakskolom, met het kenmerk, dat de genoemd, ten minste 25 ene opening, tegenover het eind verbonden met de sigarettabakskolom, ligt.

6. Sigarettef ilter volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de filterstang een opening omvat in het eind tegenover het ten minste ene eind, welk filter omvat een tweede zich longitudinaal uitstrekkend kanaal aan het eind tegenover het genoemde ten minste ene eind in stromende 30 verbinding met de opening aan dit tegenoverliggende eind en ten minste een sleuf verbindend kanaal in verbinding met elk longitudinaal kanaal, welk sleuf verbindende kanaal verbindbaar is met de sleuf.

7. Sigarettef ilter volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de ten minste ene opening van één eind, een inlaat in de genoemde ten 35 minste ene sleuf bepaalt.

8. Sigarettef ilter volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de sleuf een uitlaat heeft op afstand van de inlaat, verbindbaar met een sleuf verbindend kanaal,welke sleuf verbindende kanaal verbindbaar is t met een in het midden geplaatst zich longitudinaal uitstrekkend kanaal, dat 40 in een stromende verbinding staat met de opening van het andere eind. 8 1 0 5 2 S 6 - 8 -

9. Sigarettefilter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze luchtondoorlaatbaar vloeimateriaal bevat, dat het omhulselstuk omgeeft en daarvan op afstand geplaatst is wanneer het de sleuf insluit.

10. Sigarettefilter volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het vloeimateriaal verbonden is aan het buitenoppervlak van het omhulselstuk.

11. Sigarettefilter volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het vloeistofmateriaal selectieve perforaties heeft in stromende verbinding met de sleuf.

12. Sigarettefilter volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het omhulselstuk een geheel is met de poreuze filterstang. 8105296