NL8403675A - Van filter voorziene sigaret. - Google Patents

Description

Ji * N032872 1

Van filter voorziene sigaret.

Se onderhavige uitvinding heeft betrekking op rookverdunnende inrichtingen» en meer in het bijzonder op een mondstuk voor een sigaret of dergeXijke, dat het teeraandeel bijna uitsluitend door ventilatie vermindert.

5 Eet is algemeen bekend in de stand der techniek om filters aan si garetten toe te voegen» waarbij de filters voorzien zijn van ventilar tiemiddelen om omgevingslucht in het filter te brengen om de rook» die door het filter stroomt» te verdunnen» De verdunning van de rook vermindert de hoeveelheid rookdeeltjes alsmede de zich in gasfase bevin-10 dende bestanddelen» die aan de mond van de roker toegevoerd worden.

Een andere wijze voor het verdunnen van de rook is het doorlaatbaar maken van het omhulselmaterlaal van de tabakskolom voor lucht» hetgeen het mogelijk maakt dat lucht binnentreedt langs de gehele lengte van de tabakskolom, waar deze mengt met de rookstroom» die door de 15 tabakskolom gaat» waardoor de rook verdund wordt.

Een verdere wijze is het voorzien in zich in hoofdzaak in de langsrichting uitstrekkende ventilatiegroeven voor lucht in de omtrek van het filter» welke groeven open zijn naar het mondeinde van het filter. De gefilterde rook» die het mondeinde van het filter verlaat» 20 wordt gemengd met de ventilatielucht die uit de ventilatiegroeven voor lucht treedt in de mond van de roker, waarbij de rook verdund wordt. Voorbeelden van sigarettefliters met groeven voor het inbrengen van ventilatielucht in het filtereinde zijn bekend uit de volgende Amerikaanse octrooischriften 3.577.995; 3.572.347; 3.490.461; 1,718.122; 25 3.788,330; 3.773.053; 3.752.165; 3.638.661; 3.608.561; 3.910.288 en 4.256.122.

Eveneens is voorgesteld om in een sigarettefliter te voorzien, dat een combinatie van met lucht verdunde gefilterde rook en niet verdunde niet gefilterde rook aan de mond van de roker af geeft. Een dergelijk 30 sigarettef liter is bekend uit het Amerikaanse octrooi schrift 3.860.011, * als gevormd van een hol filter, omvattende een stijve niet deformeer-bare buis» die een rookdoorgang begrenst voor het afgeven van niet gefilterde rook aan de mond van de roker, een concentrische laag filter-materiaal die de buis omgeeft, en een van openingen voorzien uitwendig 35 omhulsel voor de doorgang van lucht in de laag filtermateriaal.

Inrichtingen voor het verdunnen van ongefilterde rook met ventilatielucht voordat de rook de mond van de roker binnentreedt zijn eveneens bekend. Een voorbeeld van een dergelijke inrichting wordt getoond 8403675 2 » I" fiif in het Amerikaanse octrooischrift 3.552.399. De inrichting, die daar een filter voor het homogeen maken van lucht en rook genoemd wordt, heeft een blind eindigende, zich in de langsrichting uitstrekkende in het midden liggende axiale doorgang die hetzij open is naar de mond van 5 de roker hetzij naar een filterelement, een veelheid van zich in de langsrichting uitstrekkende doorgangen die de in het midden liggende doorgang omgeven en zich evenwijdig daaraan uitstrekken, en dwarsdoor-gangen die de langsdoorgangen en de in het midden liggende doorgang met elkaar verbinden alsmede met de omgevingslucht. Wanneer de sigaret 10 waaraan de inrichting bevestigd is, gerookt wordt, gaan rook en omgevingslucht door de langsdoorgangen en de in het midden liggende doorgang, waarbij de rook en lucht gemengd worden voor afgifte aan de mond van de roker.

Eveneens zijn inrichtingen bekend voor het afgeven van niet gefil-15 terde rook en ventilatielucht aan de mond van de roker. Uit het Amerikaanse octrooischrift 4.023.576 is bijvoorbeeld een sigaret bekend met een hol mondstuk, dat een rookkamer begrenst. De rookkamer wordt van de tabakskolom gescheiden door twee op afstand liggende schotplaten, die een gekromde baan begrenzen, die de rook moet afleggen voor de rookka-20 mer binnen te treden. Het mondeinde van de kamer wordt gesloten door een wand met een in het midden liggende opening voor de stroming van rook uit de rookkamer in de mond van de roker. Het uitwendige oppervlak van het mondstuk is voorzien van langsgroeven, die samenwerken met een bedekkend van openingen voorzien mondstukpapler, om stroombanen voor 25 ventilatielucht te begrenzen. Indien een roker aan het mondstuk zuigt, wordt niet verdunde, niet gefilterde rook uit de tabakskolom in de rookkamer gezogen alsmede door de uitlaatopening in het midden van het mondstuk en in de mond van de roker. Tegelijkertijd wordt ventilatier lucht naar binnen gezogen door het mondstukpapler en langsgroeven om 30 met de niet verdunde rook binnen de mond van de roker te mengen.

De onderhavige uitvinding voorziet op van voordeel zijnde wijze in een doelmatige inrichting van een niet doorlatende kern en filter voor een sigaret voor het verlagen van het teeraandeel in hoofdzaak door ventilatie met gebruik van omgevingslucht. De onderhavige uitvinding 35 voorziet eveneens in het in hoofdzaak verminderen van het teeraandeel door ventilatie die samenhangt met gasscheiding.

Meer in het bijzonder voorziet de onderhavige uitvinding in een sigaret, omvattende een in hoofdzaak cilindrisch gevormde tabakskolom, een in hoofdzaak cilindrisch gevormde ondoorlatende stop, aangebracht 40 coaxiaal aanliggend tegen een einde van de tabakskolom; een veelheid 8403675 3 van groeven gevormd in de omtrek van de stop, waarbij de groeven zich in hoofdzaak in langsrichting van de stop van een einde naar het andere einde van de stop uitstrekken; een in hoofdzaak cilindrisch gevormde filterstang coaxiaal aanliggend tegen de stop gevormd; en luchtdoorla-5 tend mondstukmateriaal dat de ondoorlatende stop en filterstang langs de omtrek omgeeft en een deel van de tabakskolom nabij de stop bedekt.

Verschillende kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijker worden aan de hand van de onderstaande beschrijving en bijgaande tekeningen, waarbij overeenkomstige verwijzingscijfers in 10 de verschillende figuren op dezelfde delen betrekking hebben, en waarin:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht is van een sigaret, omvattende een van voordeel zijnde uitvoering van de onderhavige uitvinding, waarbij het mondstukmateriaal gedeeltelijk afgewikkeld afgebeeld is om der 15 tails duidelijker te tonen;

Fig. 2 een dwardoorsnedeaanzicht in langsrichting is van de sigar ret uit fig. 1; en

Fig. 3 een perspectivisch aanzicht is van een sigaret omvattende een andere van voordeel zijnde uitvoering van de onderhavige uitvin-20 ding, waarbij het mondstukmateriaal gedeeltelijk afgewikkeld afgebeeld is om details duidelijker te tonen;

Fig. 4 een langsdoorsnedeaanzicht is van de sigaret uit fig. 3; en

Fig. 5 een langsdoorsnedeaanzicht is van de sigaret uit fig. 3 ge-25 zien in dezelfde richting als fig. 4 en een wijziging van de uitvoering uit fig. 4 tonend.

Fig. 1 en 2 tonen een voorkeursuitvoering van het mondstuk volgens de onderhavige uitvinding, in het geheel aangegeven met het verwij-zingscijfer 10 en bevestigd aan een tabakskolom 12 van een sigaret.

30 Het mondstuk 10 is afgebeeld als omvattende een in hoofdzaak ci lindrisch gevormde stop 14 met in hoofdzaak dezelfde diameter als de tabakskolom 12, coaxiaal aangebracht bij een'einde 16 van de tabakskolom 12 en daarnaast liggend. De stop 14 is vervaardigd van in hoofdzaak rook en lucht-ondoorlatend materiaal zoals bijv. celluloseacetaat met 35 met gesloten cellen of geblokkeerd vezelachtig celluloseacetaat. Het overigens doorlatende vezelachtige celluloseacetaat kan geblokkeerd worden om het in hoofdzaak ondoorlatend te maken door verschillende passende toevoegingen zoals bijvoorbeeld polyethyleenglycol. De ondoorlatende stop 14 is gevormd met een veelheid van groeven 18 in het om-40 treksoppervlak daarvan. De groeven 18 strekken zich in hoofdzaak in 8403675

• I

4 sT' *v ' langsrichting van de stop 14 uit» vanaf één einde naar het andere einde van de stop 14. De groeven 18 zijn langs de omtrek van de stop op afstand liggend afgebeeld, en liggen bij voorkeur op gelijke afstanden. Verder omvat het mondstuk 10 een fllterstang 20 met gering rendement en 5 in hoofdzaak cilindrische vorm» met in hoofdzaak dezelfde diameter als de stop 14 en coaxiaal liggend bij het einde van de stop 14 tegenover de tabakskolom 12 en aangrenzend daaraan liggend» zodat de groeven 18 zich in stromende verbinding met de fllterstang 20 bevinden. De filter-stang 20 kan vervaardigd zijn van verschillende materialen zoals bij-* 10 voorbeeld vezelachtig of geschuimd celluloseacetaat met open cellen.

Een laag luchtdoorlatend omhulsel 23 omgeeft de fllterstang 20 en de stop 14 en houdt de stang 20 en de stop 14 samen.

Het mondstuk 10 is bevestigd aan de tabakskolom 12 door middel van bijvoorbeeld mondstukmateriaal 24 van het soort bekend in de stand der 15 techniek zoals een vel papiermateriaal. Het mondstukmateriaal 24 omgeeft de stop 14 en fllterstang langs de omtrek en bedekt een deel van de tabakskolom 12 nabij de stop 14. Zoals algemeen bekend in de stand der techniek kan het mondstukmateriaal 24 door een kleefmiddel bevestigd worden aan het mondstuk 10 en de tabakskolom 12.

20 Ten minste een deel van het mondstukmateriaal 24» dat de stop 14 omgeeft, is luchtdoorlatend om in de stroming omgevingslucht in de langsgroeven 18 van de stop 14 te voorzien. Het mondstukmateriaal 24 kan vervaardigd worden van een poreus materiaal, of zoals afgebeeld kan de luchtdoorlatendheid verwezenlijkt worden door het vormen van kleine 25 openingen 26 voor luchtstroming door het mondstukmateriaal 24 om in verbinding te staan met de langsgroeven 18.

Wanneer de roker aan de sigaret trekt, wordt ongefilterde rook in de groeven 18 getrokken vanaf het einde 16 van de tabakskolom 12 en omgevingslucht wordt in de groeven 18 gezogen door de openingen in het 30 mondstukmateriaal 24 en door het doorlatende omhulsel 23. De niet gefilterde rook en lucht mengen met elkaar in de groeven 18 om de rook te verdunnen. In hoofdzaak stroomt geen rook door het lichaam van de stop 14. De verdunde niet gefilterde rook gaat van de langsgroeven 18 door de fllterstang 20 en deze wordt ontladen in de mond van de roker.

35 In fig. 3-5 is het mondstuk 10 afgebeeld als gevormd met een ring vormige groef 22 in verbinding met alle langsgroeven 18 in de stop 14 en in verbinding met de fllterstang 20. Hiertoe kan de ringvormige groef 22 gevormd worden in het omtreksoppervlak van de stop 14 bij dat einde daarvan dat tegenover de tabakskólom 12 ligt zoals afgebeeld in 40 fig. 2. De ringvormige groef 22 is naar alle langsgroeven 18 open en 8403675 5 eveneens open naar het einde van de stop 14, dat tegenover de tabakskolom 12 ligt. Indien de filterstang 20 coaxiaal geplaatst wordt tegen het einde van de stop 14, bedekt het aanliggende einde van de filterstang 20 het deel van de ringvormige groef 22, dat open is naar het 5 einde van de stop 14 en is bijgevolg geplaatst in fluïdum ontvangende verbinding met de ringvormige groef. Alternatief kan, zoals blijkt uit fig. 5, een ringvormige groef 22 gevormd worden in het omtreksoppervlak van de filterstang 20 en uitmonden naar het einde van de filterstang 20 coaxiaal aanliggend tegen de stop 14. Bijgevolg zal de ringvormige 10 groef 22 open zijn naar alle langsgroeven 18 van de stop 14 en in de Stroming van fluïdum in het lichaam van de filterstang 20 voorzien.

Wanneer de roker aan de sigaret trekt, wordt niet gefilterde rook in de groeven 18 gezogen vanaf het einde 16 van de tabakskolom 12 en wordt omgevingslucht in de groeven 18 gezogen door de openingen in het 15 mondstukmateriaal 24 en doorlatend omhulsel 23.

De niet gefilterde rook en lucht mengen met elkaar in de groeven 18 om de rook te verdunnen. In hoofdzaak stroomt geen rook door het lichaam van de stop 14. De verdunde niet gefilterde rook gaat van de langsgroeven 18 in de ringvormige groef 22, waar deze in hoofdzaak ge-20 lljkmatige verdeeld wordt over de omtrek van de stop 14 en de omtrek •van de filterstang 20. De verdunde niet gefilterde rook gaat van de ringvormige groef 22 door de filterstang 20 en wordt daaruit ontladen in de mond van de roker.

De voorgaande gedetailleerde beschrijving is in hoofdzaak vanwege 25 de duidelijkheid van het begrip geven en daaruit moeten geen onnodige beperkingen inzake wijzigingen begrepen worden, die duidelijk zullen worden voor degene bekwaam in de stand der techniek bij het lezen van de beschrijving en de conclusies en welke wijzigingen uitgevoerd kunnen worden zonder buiten de gedachte of het bereik van de onderhavige uitr 30 vinding te geraken.

8403675

Claims (10)

1« Sigaret omvattende een in hoofdzaak cilindrisch gevormde 5 tabakskolom; met het kenmerkt dat deze bovendien omvat: een in hoofdzaak cilindrisch gevormde niet doorlatende stop coaxiaal aanliggend tegen een einde van de tabakskolom; een veelheid van groeven gevórmd in de omtrek van de stop, waarbij de groeven zich in hoofdzaak in langsrichting van de stop uitstrekken 10 vanaf een einde naar het andere einde van de stop; een in hoofdzaak cilindrisch gevormde filterstang coaxiaal aanlig** gend tegen de stop aangebracht; en luchtdoorlatend mondstukmateriaal langs de omtrek de ondoorlatende stop en de filterstang omgevend, en een deel van de tabakskolom nabij 15 de stop bedekkend.

2. Sigaret volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ondoorlatende stop een diameter heeft die in hoofdzaak gelijk is aan de diameter van de tabakskolom.

3. Sigaret volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de filter- 20 stang een diameter heeft die in hoofdzaak gelijk is aan.de diameter van de ondoorlatende stop.

4. Sigaret volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk. dat deze bovendien omvat doorlatend omhulselmateriaal dat de oir* doorlatende stop en de filterstang langs de omtrek omgeeft, waarbij het 25 mondstukmateriaal het omhulselmateriaal bedekt.

5. Sigaret volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het mondstukmateriaal ten minste in een gebied, dat elk van de groeven van de stop bedekt, doorlatend is.

6. Sigaret volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het mondstuk-30 materiaal ten minste in een gebied dat-de filterstang bedekt doorlatend is.

7. Sigaret volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk. dat deze bovendien middelen omvat die een ringvormige groef ber* grenzen bij het scheidingsvlak van de ondoorlatende stop en de filter- 35 stang, in stromende verbinding met elk van de groeven van de'stop en met de filterstang.

8. Sigaret volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de ringvormige groef gevormd is in de ondoorlatende stop.

9. Sigaret volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de ringvormi-40 ge groef gevormd is in de filterstang. « # ---------------- 8403675

10. Sigaret volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de groeven in hoofdzaak op gelijke afstand langs de omtrek van de stop aangebracht zijn. 8403675