NL8502722A

NL8502722A - Pijpklem.

Info

Publication number: NL8502722A
Application number: NL8502722A
Authority: NL
Original assignee: Mueller Franz
Priority date: 1984-10-06
Filing date: 1985-10-04
Publication date: 1986-05-01
Also published as: FR2571465B1; NL193197C; ATA287485A; AT391747B; GB8526608D0; FR2571465A1; CH668817A5; DE3436710C2; GB2182090B; GB2182090A; DE3436710A1; NL193197B

Description

* J

N.0. 33459

Pijpklem.

De uitvinding heeft betrekking op een pijpklem, bestaande uit een in wezen ringvormige beugel met een bevestigingselement en tenminste . een opening met radiaal naar buiten stekende flenzen, alsmede een tussen de flenzen inklembare spanschroef, die met een vastschroefbare kop 5 die zwaaibaar is t.o.v. een aan de ene flens bevestigde voet, ingehaakt kan worden in een aan een uiteinde open langwerpig gat dat zich radiaal in de andere flens uitstrekt.

Een dergelijke pijpklem is beschreven in DE-A-3.346.423. Daarbij is een moer, die de vast te schroeven voet vormt, met een daaraan uit-10 gevoerde haak aan zijn met betrekking tot de as van de pijpklem radiaal inwendige zijde, zwaaibaar in een oogvormige flens gehaakt aan de beugel van de pijpklem. De andere flens bezit een radiaal, naar buiten toe open langwerpig gat, waarin de kop van de schroef geleid kan worden.

Deze verbinding is echter niet geschikt om een grote klemkracht op te 15 nemen, aangezien de vast te schroeven voet slechts aan zijn kleine haak hangt, en de kop van de schroef, bij het vervormen van de pijpklem onder belasting, radiaal naar buiten uit het langwerpige gat glijdt.

Een pijpklemsluiting van het hiervoor genoemde soort kan, vanwege de verzwaaibaarheid van de spanschroef uit de normale stand radiaal 20 naar buiten toe, ook niet uitgevoerd worden met een langwerpig gat met éen in radiale richting inwendig aangebrachte opening volgens DE-A-3.308.459. Bovendien zou dan nog steeds het zwakke punt blijven bestaan dat gevormd wordt door de door de klemkracht belaste haak aan de voet van de spanschroef.

25 Doel van de uitvinding is derhalve, een pijpklem van het aan het begin genoemde soort te verschaffen, die hoog belast kan worden en eenvoudig gemonteerd kan worden.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat het zwaaila-ger van de voet van de schroef zich aan het vrije uiteinde van de ene 30 flens, in radiale richting buiten een ten opzichte van de steel van de schroef verwijd gat bevindt, en dat de voet van de schroef zodanig zwaaibaar vastgehouden wordt, dat de door het gat stekende spanschroef verzwaaid kan worden uit een stand loodrecht ten opzichte van de flens met de schroefkop naar de in radiale richting in het inwendige uiteinde 35 aangebrachte opening van het langwerpige gat in de andere flens.

De uitvinding levert het voordeel, dat de spanschroef aan beide uiteinden een betrouwbaar, hoog te belasten oplegging bezit, maar toch door een eenvoudige zwaaibeweging tot ingrijping gebracht kan worden.

SS02 72 2 ï ί 2

Daarbij is het niet van belang, of de moer van de schroef zich aan de kant van het zwaai lager, dat wil zeggen aan het uiteinde van de voet van de spanschroef bevindt, of de kop daarvan vormt. De voorkeur wordt echter aan het eerstgenoemde alternatief gegeven, aangezien dan de kop 5 van de schroef uitgerust kan worden met een langssleuf, een kruissleuf of een zeskant en met een gebruikelijke schroevendraaier of steeksleu-tel ook motorisch aangedreven gedraaid kan worden, terwijl de zich door de voet uitstrekkende steel van de schroef naar de bevestigingszijde van de pijpklem heen wijst, waar hij geen verwondingsgevaar oplevert.

10 Verder bezit de voorgestelde pijpklemsluiting het voordeel, dat een moer, die de voet van de schroef vormt, tijdens de montage een kip-moment op de spanschroef uitoefent in die richting waarin de schroef in het langwerpige gat moet worden ingeleid. Daarnaast bestaat echter ook de mogelijkheid, als voet van de schroefbout een zwaaibaar aan de beu-15 gel bevestigde scharnierbout met een radiale, doorgaande, van schroef-' draad voorziene boring aan te brengen, waarin de spanschroef geschroefd kan worden.

Het onbedoelde wegglijden van de kop van de schroef in langsrich-ting uit het langwerpige gat kan volgens een gunstige uitvoeringsvorm 20 van de uitvinding verhinderd worden doordat het langwerpige gat zich tot over de hoek tussen een flens, die een uitstekend gedeelte vormt, en de beugel heen zich in de laatste uitstrekt, en daar vervolgens de verwijding bezit. Op die manier ontstaat bij de overgang tussen de flens en de beugel van de klem een trapvormige trede, die de kop van de 25 schroef in het langwerpige gat houdt. Duidelijk is dat in plaats van een zo gevormde trapvormige trede ook een ingeperste of een opgezette trede op het oppervlak van de gesleufde flens aanwezig kan zijn, welke radiaal naast de kop van de schroef, of ook daaronder kan liggen, en dan bijvoorbeeld in een ringvormige sleuf in het onderste oppervlak van 30 de kop van de schroef ingrijpt. Om bij een demontage de kop van de schroef gemakkelijker over de trapvormige trede heen te voeren en in radiale richting naar binnen uit de flens los te maken, kan volgens een verdere doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding voorzien zijn, dat op die vlakken van het uitstekende gedeelte, waar de kop van de schroef 35 tegenaan ligt, een verhoging of een verlaging aangebracht is, waarop een werktuig kan aangrijpen, om de kop van de schroef door middel van hefboomwerking naar de verwijding van het langwerpige gat te bewegen, en/of met een werktuig, zonder dat er gevaar bestaat voor wegglijden, in de sluitrichting van de opening tegen de flens te drukken.

40 In een verdere vorm van de uitvinding zou het langwerpige gat, 8502 72 2 / ί 3 waarin de kop van de schroef gehaakt wordt, in plaats van in een vast aan de beugel verbonden flens, zich in een scharnierend aan de beugel verbonden lip kunnen bevinden. Verdere uitvoeringsvarianten worden verkregen doordat de verwijding van het langwerpige gat, waarin de kop van 5 de schroef gehaakt wordt, zich geheel of gedeeltelijk in het uitstekende gedeelte bevindt, onafhankelijk of deze de vorm van een flens of van een verzwaaibaar aan de beugel bevestigde lip bezit. Bij een verdere overeenkomstige uitvoeringsvorm sluit de verwijding niet precies radiaal aan op het langwerpige gat, waarin de kop van de schroef gehaakt 10 wordt, doch het midden van de verwijding ligt axiaal verschoven ten opzichte van het midden van het langwerpige gat.

Het is voor de uitvinding niet onvoorwaardelijk nodig, dat de moer vast verbonden is met een flens die aangebracht is tegenover het langwerpige gat met de verwijding, zodat deze ook niet meedraait, wanneer 15 de spanschroef door het verdraaien van de kop van de schroef aangetrokken wordt. De moer moet echter bij voorkeur, tenminste wanneer de kop van de schroef in het langwerpige gat in het uitstekende gedeelte gehaakt is, en wanneer op de spanschroef slechts een trekkracht werkt, tegen verdraaiing vastgehouden worden. Dit kan in een eenvoudige uit-20 voering van de uitvinding reeds bereikt worden doordat de moer, wanneer hij tegen de flens aanligt, met tenminste een excentrisch uitstekend gedeelte over de rand van de flens steekt of in een gat of in een verdieping in de flens grijpt.

Voor het gemak en de snelheid van de montage speelt de vervorm-25 baarheid of beweeglijkheid van de klembeugel een belangrijke rol. In een voorkeursuitvoering van de uitvinding is derhalve voorzien, dat uit een deel bestaande klembeugels met een zodanige dikte, dat hij niet zonder meer gemakkelijk gebogen kan worden, tenminste een potentiële buigplaats bezitten, die bijvoorbeeld naast een van de flenzen of op de 30 diametraal tegenoverliggende zijde kan zijn aangebracht. Uit twee delen bestaande klembeugels bezitten in de uitvoering volgens de uitvinding, bij voorkeur op de zijde die tegenover de flenzen ligt, een verbinding met radiale speling. De uitvoering waar in de praktijk de voorkeur aan wordt gegeven voorziet, dat de moer voor de spanschroef aan de opening 35 van de pijpklem gevormd wordt door een schijf die voorzien is van een verdere huls met schroefdraad of een gat met schroefdraad en een verder gat, welke schijf door een door het verdere gat gestoken en omgebogen lip onverliesbaar vastgehouden wordt, en dat de verbinding op de tegenoverliggende zijde van de pijpklem uit een zich door een paar flenzen 40 uitstrekkende tweede spanschroef bestaat, waarbij de aan hetzelfde deel 8 £ '3 9 7 = t 4 van de beugel als het uitstekend gedeelte met het langwerpige gat met verwijding aangebrachte flens voorzien is van een gat, dat in radiale richting langer is dan de diameter van de steel van de schroef, doch smaller is dan de diameter van de kop van de schroef, en waarbij voor 5 het overige deze verbinding op de zijde die tegenover de opening van de pijpklem ligt net zo uitgevoerd is als de verbinding aan de opening zelf. Daarnaast bestaat de verdere mogelijkheid, bij een uit twee delen bestaande pijpklem beide verbindingsplaatsen met inhaakbare schroefverbindingen volgens de uitvinding uit te voeren.

10 Tenslotte wordt als een verdere voorkeursui tv oeringskenmerk van de uitvinding voorgesteld, dat in de gevallen waarin de verwijding van het langwerpige gat, waarin de kop van de schroef gehaakt moet worden, in de beugel aangebracht is, de eindkant van de verwijding radiaal naar binnen toe omgebogen is. Deze omgebogen eindkant, die de vorm heeft van 15 een radiaal naar binnen wijzende korte tong, levert twee voordelen. Hij zorgt ervoor dat verhinderd wordt dat een in de pijpklem gelegde geluiddempende gummi-voering voor de verwijding van het langwerpige gat glijdt, en daardoor de montage bemoeilijkt. Verder kan op deze manier met zeer eenvoudige middelen verhinderd worden, dat de eindkant bij de 20 montage in een dwarssleuf in de kop van de schroef grijpt, en de verdere voor het inhaken van de spanschroef noodzakelijke zwaaibeweging blokkeert.

De uitvinding zal nu aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verder verklaard worden.

25 Fig. 1 toont een zijaanzicht van een pijpklem in de gesloten stand.

Fig. 2 toont de pijpklem volgens fig. 1 in de toestand bij de montage.

Fig. 3 toont een met betrekking tot fig. 1 over 90° verdraaid zij-30 aanzicht van de pijpklem volgens fig. 1.

De in de tekening getoonde pijpklem bezit een uit twee delen 10 en 12 bestaande beugel. Op het deel 10 is een bevestigingselement 14, in het geval van het voorbeeld in de vorm van een moer of een schroef, vastgelast. Verder kan de pijpklem aan een wand of een plafond beves-35 tigd worden.

Beide delen 10 en 12 van de pijpklem hebben aan hun uiteinden flenzen, die met 16, 18 resp. 20, 22 aangeduid zijn. De verbinding tussen de beide delen 10, 12 wordt uitgevoerd door middel van spanschroe-ven 24, 26 en moeren 28, 30. De spanschroeven 24, 26 zijn gestoken door 40 langwerpige gaten, die radiaal gericht zijn in de flenzen 16, 18, 20.

85 0 2 7 2 2 ¥ * 5

Deze langwerpige gaten bieden in de losse toestand volgens fig. 2 radiale speling tussen de beide delen 10, 12 van de pijpklem, en maken een schuine stand mogelijk van de spanschroeven ten opzichte van de flenzen. Om deze in fig. 2 afgebeelde schuine stand mogelijk te maken, 5 zijn de moeren 28, 30, die in het geval van het voorbeeld de vorm hebben van verhoudingsgewijze platte plaatschijven, slechts telkens aan het vrije uiteinde van de flenzen 16, 18 door middel van daaraan gezette lippen 32 resp. 34 zwaaibaar vastgehouden. De lippen 32, 34 strekken zich telkens door een gat uit in de moeren 28 resp. 30 en zijn met hun 10 uiteinden zodanig naar de beugel van de klem toe vervormd, dat de moeren weliswaar over een bepaalde hoek kunnen verzwaaien, doch niet afgenomen kunnen worden van de flenzen. Daardoor worden de moeren 28, 30 onver!iesbaar vastgehouden aan de pijpklem.

Een verdere bijzonderheid van de moeren 28, 30 is, dat hun omtrek 15 aangepast is aan de omtrek van de flenzen en aan de rand zo omgebogen zijn, dat ze de randvlakken van de flenzen bedekken. Daardoor wordt aan de ene kant de onverdraaibare bevestiging van de moeren 28, 30 aan de flenzen verzekerd, en wordt aan de andere kant een aan de zijkant afgeronde afdekking van de vaak scherpe kanten van de flens bereikt. Ten-20 slotte zou, bij een geschikte uitvoering, de omgebogen rand van de moeren ook een aanslag kunnen vormen voor bijvoorbeeld een schroeve-draaier, om daarmee tegen de kop van de schroef of de flens 22 te drukken.

Zoals in fig. 1 te zien is, bevinden de in de gemonteerde toestand 25 ver naar buiten stekende vrije uiteinden van de klemschroeven 24, 26 zich op dezelfde zijde van de flens als het bevestigingselement 14, dat wil zeggen dat ze naar de wand resp. naar het plafond wijzen, terwijl de koppen van de schroeven van voren resp. van onderen vrij toegankelijk zijn.

30 Om de pijpklem op een zeer eenvoudige manier te kunnen monteren, is aan een van de flenzen, waartegen een schroefkop komt aan te liggen, in dit geval in flens 22, een langwerpig gat 36 aangebracht, dat net zo als de langwerpige gaten in de andere flenzen iets breder is dan de steel van de schroef en smaller is dan de kop van de schroef. In tegen-35 stelling tot de gaten in de andere flenzen reikt het langwerpige gat 36 echter tot in de beugel van de klem. Daar gaat hij over in een verwijding 38, die iets breder en hoger is dan de schroefkop. De overgang tussen het smallere deel 36 en het bredere deel 38 van de uitsparing in de flens 22 en het aangrenzende gebied van de beugel van de klem be-40 vindt zich niet direct in de overgang tussen de flens en de beugel van 8502 722

* J

6 de klem, maar een beetje in de beugel van de klem verschoven, zodat zich daaraan een trapvormige trede bevindt die verhindert, dat de kop van de spanschroef 26 na het inleiden door het gedeelte 38 van het gat en nadat hij vlak tegen de flens 22 aan is komen te liggen, weer ra-5 diaal naar binnen uit de flens 22 kan glijden. Om de pijpklem te openen moet veeleer de kop van de spanschroef 26 zo ver van de flens 22 afgetild worden, dat hij door het op afstand van de flens 22 aangebrachte bredere deel 38 van het gat radiaal naar binnen toe uitgenomen kan worden.

10 Het is duidelijk dat de uitvinding niet beperkt is tot het afge-beelde en hiervoor beschreven uitvoeringsvoorbeeld. Hij is ook geschikt voor uit een deel bestaande zowel als uit meer dan twee delen bestaande pijpklemmen. In plaats van spanschroeven met een dwarss!euf in de kop van de schroef voor het aanzetten van een eenvoudige schroevendraaier, 15 kunnen ook schroeven met andersoortige koppen, zoals bijvoorbeeld kruiskopschroeven of dergelijke met een uitwendige of inwendige zeskant toegepast worden.

In afwijking van de voorkeursvorm van de gaten 36, 38 met de over-gang van het smallere deel 36 in het bredere deel 38 op afstand van de 20 flens 22 zou er ook in kunnen worden voorzien, dat het bredere deel 38 van de uitsparing zich tenminste gedeeltelijk uitstrekt tot in de flens 22. Dan zouden de beide delen 10, 12 van de klem bij de montage niet zo ver ten opzichte van elkaar verschoven behoeven te worden resp. zou de kop van de spanschroef 26 niet zo'n grote tussenruimte tussen de pijp 25- en de beugel van de klem nodig hebben, om door het bredere deel 38 van het gat gevoerd te kunnen worden.

De moeren 28, 30 zouden ook een eenvoudiger vorm dan de getoonde kunnen hebben, en zouden niet noodzakelijk door lippen 32, 34 onver-liesbaar vastgehouden behoeven te worden. Op de spanschroef 26 werkt 30 praktisch direct na het inhaken in het gat 36, 38 in de flens 22 een trekkracht, die de moer 30 tegen de flens 18 trekt. Om aansluitend bij het aantrekken van de spanschroef 26 de moer 30 tegen verdraaiing vast te houden, is het daarom voldoende indien, onder inwerking van de trekkracht in de spanschroef 26 een niet omlopend vlak van de moer 30 tegen 35 een uitstekend gedeelte van de flens 18 aan komt te liggen, of dat omgekeerd een uitstekend gedeelte van de moer 30 tegen een randvlak van de lip 18 of een ander niet omlopend vlak komt aan te liggen.

Fig. 2 laat zien, dat bij het samenstellen van de beide delen 10, 12 van de klem bij de montage allereerst het gebied aan de flens 22 te-40 gen de kop van de spanschroef 26 stoot. De montage wordt derhalve ver- S5 0 2 72 2 λ —_ 7 gemakkelijkt, wanneer de schroefkop en/of de pijpklem in het gebied van de overgang tussen de flens 22 en de beugel van de klem zodanig schuin uitgevoerd zijn, dat op de spanschroef 26 een kracht uitgeoefend wordt die zijn kop radiaal naar binnen drukt. Daardoor wordt de moer 30 vast-5 geklemd met de flens 18, waardoor op de spanschroef 26 een kipmoment uitgeoefend wordt, dat de kop van de schroef direct door de verwijding 38 van het gat radiaal naar buiten drukt, wanneer de kop van de schroef bij het samendrukken van de delen van de klem dit bredere deel 38 van het gat bereikt.

10 Volgens een verdere veranderingsmogelijkheid worden de moeren 28, 30 in een geheel uitgevoerd met de flenzen 16 resp. 18, waarbij doelmatig ook in dit geval slechts verhoudingsgewijze smalle lippen of stroken tussen de flenzen en de moeren aanwezig zijn, om de in fig. 2 afge-beelde verzwaaibaarheid van de moeren te verzekeren.

15 De uitvinding is bijzonder geschikt voor pijpklemmen met geluiddempende rubber voeringen, aangezien in dit geval tijdens de montage-meer plaats beschikbaar is voor de kop van de spanschroef 26 in de tussenruimte tussen de beugel van de klem en de pijp. Opdat de rubber voering niet voor de verwijding 38 van het langwerpige gat 36 glijdt, kan 20 volgens fig. 1 de eindkant van de verwijding 38 omgebogen zijn tot een kleine tong 40 die radiaal naar binnen loopt.

Tenslotte wordt ook nog op een in fig. 2 aangeduide mogelijke uitvoeringsvorm gewezen, waarbij de flens 22 uitgevoerd is met een verhoogde rand 42 die zich over zijn omtrek uitstrekt. Daarbij kan men ter 25 vergemakkelijking van het inhaken van de spanschroef 26 met een werktuig tegen de flens 22 drukken, zonder dat het gevaar bestaat dat het werktuig van de flens 22 afglijdt.

In afwijking van het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is een verdere uitvoeringsvariant van de uitvinding dat de pijpklem niet met een be-30 vestigingselement 14 verbonden is, maar bijvoorbeeld door middel van de spanschroef 26 aan een draagorgaan zoals een oog opgehangen wordt. In dit geval wordt de spanschroef 26 allereerst met zijn kop door het oog geleid, dan in het langwerpige gat 36 in de flens 22 gehaakt, en tenslotte door middel van een schroevedraaier vastgedraaid.

S”,127? 9

Claims

1. Pijpklem, bestaand uit een in wezen ringvormige beugel met een bevestigingselement en tenminste een opening die door radiaal naar buiten stekende flenzen begrensd wordt, alsmede een tussen de flenzen in 5 te klemmen spanschroef, die met een ten opzichte van een zwenkbaar aan de ene flens bevestigde voet te schroeven kop, in een langwerpig gat gehaakt kan worden dat aan het ene uiteinde open is en dat zich radiaal in de andere flens uitstrekt, met het kenmerk, dat het zwaaipunt van de voet van de schroef (moer 30) aan het vrije uiteinde (34) van de ene 10 flens (18) zich radiaal buiten een in vergelijking met de steel van de schroef verwijd gat bevindt, en dat de voet van de schroef zodanig zwaaibaar vastgehouden wordt, dat de spanschroef (26), die zich door het gat uitstrekt, uit een stand loodrecht op de flens (18), met de kop van de schroef naar de, in het in radiale richting binnenste uiteinde 15 aangebrachte, opening (38) van het langwerpige gat (36) in de andere flens (22) gezwaaid kan worden.

2. Pijpklem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het langwerpige gat (36) op bekende wijze zich tot over de hoek tussen de flens (22) en de beugel (12) heen in de laatste uitstrekt, en daar aanslui- 20 tend een verwijding (38) als opening bezit.

3. Pijpklem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de voet van de schroef gevormd wordt door een moer (30) die door een aan het vrije uiteinde van de ene flens (18) bevestigde lip (34) vastgehouden wordt.

4. Pijpklem volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de moer (30) gevormd wordt door een omgebogen verlenging van de flens (18) die voorzien is van een gat met schroefdraad.

5. Pijpklem volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de moer (30) gevormd wordt door een schijf die voorzien is van een huls met schroef- 30 draad of een gat met schroefdraad en een verder gat, welke schijf door een door het verdere gat gestoken en omgebogen lip (34) onverliesbaar vastgehouden wordt.

6. Pijpklem volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de schijf (30) aan de rand zodanig omgebogen is, dat hij in de gesloten toestand 35 van de pijpklem de randvlakken van de beide flenzen (18, 22) omsluit.

7. Pijpklem volgens een van de conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk. dat op dat vlak van de flens (22), waar de kop van de schroef tegenaan ligt, een verhoging (42) of verlaging aangebracht is, waarop een werktuig kan aangrijpen,'om de kop van de schroef naar de opening (38) 40 van het langwerpige gat (36) te bewegen en/of met een werktuig in de sluitrichting van de opening tegen de flens (22) te drukken.

8. Pijpklem volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat hij een uit een deel bestaande beugel bezit met tenminste een potentiële buigplaats.

9. Pijpklem volgens een van de conclusies 1 t/m 7, met het ken merk, dat hij een uit twee delen bestaande beugel (10, 12) bezit, waarvan de verbinding (16, 20, 24, 28) uitgevoerd is met een radiale speling op de zijde die tegenover de opening ligt.

10. Pijpklem volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de verbin- 10 ding bestaat uit een zich door een paar flenzen (16, 20) uitstrekkende tweede spanschroef (24), waarbij de op hetzelfde deel (12) van de beugel als de flens (22) met het langwerpige gat (36) aangebrachte flens (20) voorzien is van een gat, dat in radiale richting langer is dan de diameter van de steel van de schroef, doch smaller is dan de diameter 15 van de kop van de schroef, en dat voor het overige deze verbinding net zo uitgevoerd is als de verbinding aan de opening van de pijpklem.

11. Pijpklem volgens een van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door een schuin vlak op de kop van de schroef en/of het vlak waarmee hij tegen de flens (20, 22) aanligt, dat bij het wederzijds aandrukken 20 bij het sluiten van de pijpklem de kop van de schroef radiaal naar binnen drukt.

12. Pijpklem volgens een van de voorgaande conclusies met een in de beugel (12) aangebrachte eindkant van de verwijding (38) van het langwerpige gat (36), met het kenmerk, dat de eindkant (40) van de ver- 25 wijding (38) radiaal naar binnen omgebogen is. +++++++ Γ* ^ Λ ? *7 Λ ^ ^ '.f· J· * ii jU t