NL8601628A - Klem met een klemband voor het omklemmen van een buis of dergelijke. - Google Patents

Description

* * T/Rasmussen-10

Klem met een klemband voor het omklemmen van een buis of dergelijke.

De uitvinding heeft betrekking op een klem met een klemband voor het omklemmen van een buis of dergelijke/ die naar buiten omgebogen einddelen omvat/ waarvan het ene einddeel een naar buiten open ongeveer D-vormige insnijding voor 5 het aangrijpen van een spanbout met kop en het andere einddeel een sleuf omvat en in omtreksrichting van de klem terug-en om een moer heen gebogen is ter borging van de moer tegen verdraaiing ten opzichte van de hartlijn van de schroefdraad/ waarbij de schroefdraadschacht van de spanbout door de sleuf 10 in de moer gestoken is7 de moer om een zich loodrecht op het vlak van de klem uitstrekkende as binnen het teruggebogen einddeel draaibaar is gelagerd en de kop van de spanbout tegen de van de Spleet tussen de einddelen afgekeerde zijde van het ene einddeel aanligt.

15 Bij een bekende klem van deze soort heeft de span bout een cilindrische kop/ en is de moer uitgevoerd als een ronde pen met een dwarse schroefdraadboring voor het opnemen van de schroefdraadschacht van de spanbout. Het om de ronde pen heen gebogen einddeel van de klemband heeft een aan de 20 ronde pen aangepaste cilindrische vorm en maakt een draaiing van de ronde pen om zijn dwars op het vlak van de klem gerichte langsas en daarmee een zwenken (wegklappen) van de spanbout mogelijk/ om deze met zijn kop achter de poten van het vorkvormige einddeel te haken of daarvan los te nemen.

25 Het binnenoppervlak van de klemband is bekleed met een rubber manchet/ die om de langsranden van de klemband grijpt. Wanneer de klem om het in te spannen voorwerp/ een buis of dergelijke/ is heengelegd/ nadat de spanbout uit het vorkvormige einddeel weggezwenkt isr moet de klem vaak met beide 30 handen worden gehanteerd om enerzijds de klem zo ver tegen 860 1 62 δ· '7 \ 2 de terugveerkracht van de elastische rubber manchet in te sluiten/ dat de spanbout met zijn kop in het vorkvormige einddeel gehangen kan worden# en om anderzijds het inhangen van de spanbout in het vorkvormige einddeel te realiseren.

5 Het doel van de uitvinding is een klem van de in de aanhef omschreven soort te verschaffen# waarbij het inhangen van de spanbout in het vorkvormige einddeel eenvoudiger is.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt# doordat de kop van de spanbout aan zijn naar de schroefdraad-10 schacht toegekeerde rand een conische flens omvat# waarvan de grootste diameter groter en de kleinste diameter kleiner is dan de breedte van de insnijding# waarbij de diameter van de flens naar het vrije kopeinde toe afneemt.

Bij deze uitvoering behoeft de klem na het om het in 15 te spannen voorwerp heen leggen daarvan slechts in de om-treksrichting samengedrukt te worden# om de spanbout met zijn kop achter de poten van het vorkvormige einddeel te haken# aangezien de kop van de spanbout met zijn vrije einde bij het samendrukken van de klem eerst in de ongeveer U-vor-20 mige insnijding binnendringt en zich met zijn conische flens tegen de daartegenover liggende randen van de insnijding aanlegt en bij verhoging van de druk langs deze randen radiaal naar buiten onder gelijktijdige draaiing van de spanbout om zijn dwarsas verschuift# totdat de kop over de radiaal bui-25 tenste einden van de poten van het vorkvormige einddeel heen weg glijdt en de spanbout - bij een- zodanige stand van de klem# dat de spanbout ongeveer horizontaal tot verticaal met naar beneden gericht kopeinde ligt of hangt - onder zijn eigen gewicht met zijn kop achter de pooteinden grijpend in de 30 ü-vormige insnijding valt. Het samendrukken van de klem en het inhangen van de spanbout kan daardoor op eenvoudige wijze met één hand en gelijktijdig worden uitgevoerd.

Bij voorkeur omvat het de U-vormige insnijding omvattende einddeel twee de insnijding begrenzende# buiten het 35 voor het tegen het einddeel aanliggen van de kop van de spanbout aangebrachte vlak uitstekende nokken. Bij het in de insnijding hangen van de spanbout glijdt de kop over deze nokken weg. Wanneer het vorkvormige einddeel echter door het , . · Λ> Ti ~3 (¾

Λ ij J ·<Λ t '*X

Q Q V 5 v1 ^ V

2" * 3 uitoefenen van een hoge spankracht bij het spannen van de spanbout uit zijn in hoofdzaak radiale in een schuin hierop staande stand zou worden omgebogen/ dan verhinderen de nokken het vanzelf loskomen van de spanbout uit de insnijding, 5 omdat de kop van de spanbout achter de nokken blijft hangen.

De U-vormige insnijding kan aan zijn tegenover elkaar liggende randen in de omtreksrichting van de klem uit het ene einddeel schuin naar buiten gebogen, de nokken vormende lippen omvatten. Deze lippen vergemakkelijken door mid-10 del van hun schuine glijdvlakken het om de pooteinden heen achter de insnijding leiden van de kop van de spanbout.

Dan kan ervoor gezorgd worden, dat de sleuf voorbij het voeteinde van het andere einddeel in de omtreksrichting van de klem zich zo ver voortzet en deze voortzetting zo 15 breed wordt gekozen, dat de moer in de door de voortzetting gevormde uitsparing plaatsvindt. Bij deze uitvoering is de in de uitsparing opgenomen moer in axiale richting van de klem tegen het naar buiten vallen geborgd, wanneer de bout uit de moer wordt gedraaid. Op dezelfde wijze vergemakke-20 lijkt deze uitsparing het in de moer inschroeven van de spanbout, aangezien de uitsparing in omtreksrichting van de klem tegelijkertijd als steun voor de moer werkt.

De moer kan een meerkantige moer zijn. In combinatie met het om deze heen gebogen einddeel is deze dan bij het 25 spannen van de bout om zijn schroefdraadas tegen verdraaiing geborgd. Ook kan een in de handel verkrijgbare moer worden toegepast.

Bijzonder eenvoudig is een vierkante moer, die eveneens een sterke borging tegen verdraaiing biedt.

30 Wanneer de klem ten minste aan de binnenzijde van de klemband een rubber manchet omvat, die zich tot onder de uitsparing uitstrekt, is de moer door de rubber manchet tegelijkertijd tegen het radiaal naar binnen uit de uitsparing vallen geborgd.

35 De sleuf kan zich dan tot in een zich ongeveer tan- gentiaal ten opzichte van de omtrek van de klem uitstrekkend gedeelte van het desbetreffende einddeel uitstrekken. Dit vergroot het zwenkhoekbereik van de spanbout. Het ongeveer SSC1 628 9- fc.

4 tangentiale gedeelte vormt echter toch een werkzame borging tegen verdraaiing voor de moer.

Aan het ongeveer tangentiale gedeelte kan een ongeveer schuin naar binnen gericht eindgedeelte aansluiten, dat 5 enerzijds het verzwenken van de moer om een zich in axiale richting van de klem uitstrekkende dwarsas mogelijk maakt en anderzijds een verdere steun voor de moer vormt bij het begin van het in de moer schroeven van de spanbout.

De uitvinding en zijn verdere ontwikkelingen worden 10 hierna aan de hand van de tekening van een voorkeursuitvoe-ringsvoorbeeld nader beschreven.

Fig. 1 toont een perspectivisch aanzicht van een buisklem volgens de uitvinding, fig. 2 toont een vorkvormig, radiaal naar buiten ten 15 opzichte van de klemomtrek omgebogen einddeel met een ongeveer U-vormige insnijding, fig. 3 toont een doorsnede van de sluiting van de klem volgens fig. 1 in gesloten toestand, en fig. 4 toont de doorsnede A-A in fig. 3.

20 De weergegeven buisklem 1 dient voor het aan een zol- . dering 2 van een gebouw of een gebouwwand ophangen of bevestigen van een buis. Voor dit doel is aan een ongeveer C-vor-mige klemband 3 een moer 4 bevestigd, waarin een in de zoldering 2 van het gebouw bevestigde van schroefdraad voorziene 25 pen 5 is geschroefd.

Aan de spleet van de C-vormige buisklem 1 zijn einddelen 6 en 7 van de klemband.3 ongeveer radiaal naar buiten omgebogen. Het einddeel 6 is ongeveer vorkvormig uitgevoerd en heeft een ongeveer U-vormige insnijding 8. Aan de einden 30 van de tegenover elkaar liggende randen van de insnijding 8 zijn nokken vormende lippen 9 in de omtreksrichting en van het andere einddeel 7 weggebogen, echter zo, dat deze schuin naar elkaar toe lopen. Het andere einddeel 7 is voorzien van een sleuf 10, die zich enerzijds tot in een in hoofdzaak tan-35 gentiaal op de klem staand gedeelte 11 uitstrekt en anderzijds over het voeteinde van het einddeel 7 heen in de omtreksrichting van de klem 1 voortzet. Deze voortzetting vormt een uitsparing 12 die zich zo ver in de omtreksrich-

f S Ö 1 6 2 S

... 5 - · ting uitstrekt en zo breed is gekozen/ dat een moer 3 met zijn ene rand daarin plaats vindt- Aan het tangentiale gedeelte 11 sluit een eindgedeelte 14 aan/ dat ten opzichte van de klem schuin naar binnen is gericht. De in omtreksrich-5 ting van de klem gemeten lengte van het gedeelte 11 is enigszins groter dan de dikte van de moer 13.

Voor het spannen van de buisklem 1 dient een spanhout 15 met een kop 16 en een schroefdraadschacht 17. De kop 16 is uitgevoerd als zeskant met een extra sleuf voor het op-10 nemen van een schroevendraaierblad en heeft aan zijn rand aan de zijde van de schroefdraad een conische flens 18/ waarvan de grootste diameter groter en de kleinste diameter kleiner dan de breedte van de insnijding 9 is. Een uitsparing 19 in het eindgedeelte 14 heeft een met een deel van een cirkel 15 overeenkomende vorm en vergemakkelijkt het doorsteken van de schroefdraadschacht 17 bij het spannen van de spanbout 15.

Een de binnenzijde van de klemband 3 bedekkende en gedeeltelijk om de omtreksranden van de klemband 3 aan de buitenzijde heen grijpende rubber manchet 20 dient voor de 20 geluidsdemping en verhindert tegelijkertijd dat de moer 13 ten opzichte van de klem 1 naar binnen valt/ zolang de spanbout 15 niet in de moer 13 is geschroefd. Voor het geval dat de klem 1 zonder rubber manchet 20 gebruikt moet worden, kunnen axiaal ten opzichte van de klem gerichte uitsteeksels 21 25 aan de tegenover elkaar liggende radiale randen van de sleuf 10 worden aangebracht.

Bij de montage van de klem 1 wordt eerst de spanbout 15 uit de in fig. 3 weergegeven, ten opzichte van de omtrek van de klem tangentiale positie onder gelijktijdig samendruk- 30 ken van de klem radiaal naar buiten gezwenkt, zodat de kop 16 radiaal buiten de poten van het vorkvormige einddeel 6 ligt. De klemband 13 kan dan verder open gebogen worden, zodat de op te hangen buis door de spleet van de klem 1 heen naar binnen geleid kan worden. Daarna wordt de buisklem 1 35 weer in de omtreksrichting samengedrukt, waarbij de conische flens 18 van de kop 15 tegen de radiale randen van de insnijding 8 wordt gedrukt en van deze radiaal zo ver naar buiten wordt geleid, dat de kop 16 met de flens 18 over de radiaal S 0 v t 0 -L 6 6 buitenste einden van de poten van het vorkvormige einddeel 6 wegglijdt. Dit wegglijden wordt door de naar elkaar toe gekeerde schuine vlakken van de lippen 9 vergemakkelijkt. Daarna valt de spanbout 15 onder zijn eigen gewicht met de 5 schroefdraadschacht 17 terug in de insnijding 8 in de in fig. 3 weergegeven stand. Dezelfde werking treedt ook op bij een zodanige stand van de klem 1/ dat de spanbout 15 een horizontale positie boven het lichaam van de klem inneemt.

De klemsluiting is niet alleen bij een buisklem, 10 maar ook bij andere spanklemmen bruikbaar.

610 1 6 2 8

Claims (10)

1. Klem met een klemband voor het omklemmen van een buis of dergelijke/ die naar buiten oragebogen einddelen omvat > waarvan het ene einddeel een naar buiten open ongeveer U-vormige insnijding voor het aangrijpen van een spanbout 5 met'kop/ en het andere einddeel een sleuf omvat en in om-treksrichting van de klem terug- en om een moer heen gebogen is ter borging van de moer tegen verdraaiing ten opzichte van de hartlijn van de schroefdraad/ waarbij de schroefdraad-schacht van de spanbout door de sleuf in de moer gestoken 10 is/ de moer om een zich loodrecht op het vlak van de klem uitstrekkende as binnen het teruggebogen einddeel draaibaar is gelagerd en de kop van de spanbout tegen de van de spleet tussen de einddelen afgekeerde zijde van het ene einddeel aanligt/ met het k e n me r k, dat de kóp (16) van de 15 spanbout (15) aan zijn naar de schroefdraadschacht (17) toe— gekeerde rand een conische flens (18) omvat/ waarvan de grootste diameter groter en de kleinste diameter kleiner is dan de breedte van de insnijding (8)/ waarbij de diameter van de flens (18) naar het vrije kopeinde toe afneemt.

2. Klem volgens conclusie 1/ met het kenmerk/ dat het de U-vormige insnijding (8) omvattende einddeel (6) twee de insnijding begrenzende/ buiten het voor het tegen het einddeel (6) aanliggen van de kop (16) van de spanbout (15) aangebrachte vlak uitstekende nokken omvat.

3. Klem volgens conclusie 2, met het kenmerk/ dat de ü—vormige insnijding (8) aan zijn tegenover elkaar liggende randen in de omtreksrichting van de klem (1) uit het ene einddeel (6) schuin naar buiten gebogen/ de nokken vormende lippen (9) omvat.

4. Klem volgens één van de conclusies 1 t/m 3/ met het kenmerk/ dat de sleuf (10) zich voorbij het voeteinde van het andere einddeel (7) in de omtreksrichting van de klem (1) zo ver voortzet en deze voortzetting zo breed wordt gekozen/ dat de moer (13) in de door de voortzetting 35 gevormde uitsparing (12) plaats vindt. 83.0162 3

5. Klem volgens één van de conclusies 1 t/m 4/ met het kenmerk, dat de moer (13) een meerkantige moer is.

6. Klem volgens conclusie 5, met het kenmerk, 5 dat de moer (13) een vierkante moer is.

7. Klem volgens één van de conclusies 4 t/m 6, met het kenmerk, dat de klem (1) ten minste aan de binnenzijde van de klemband (3) een rubber manchet (20) omvat, die zich tot onder de uitsparing (12) uitstrekt.

8. Klem volgens één van de conclusies 1 t/m 7, met het kenmerk, dat de sleuf (10) zich tot in een zich ongeveer tangentiaal ten opzichte van de omtrek van de klem uitstrekkend gedeelte (11) van het desbetreffende einddeel . (7) uitstrekt.

9. Klem volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het in hoofdzaak tangentiale gedeelte (11) in omtreks-richting langer is dan de moer (13) dik is.

10. Klem volgens conclusie 9, met het kenmerk dat zich aan het in hoofdzaak tangentiale gedeelte (11) een 20 schuin naar binnen gericht eindgedeelte (14) aansluit. ssö1628