NL8502637A - Beeldweergeefinrichting. - Google Patents

Description

Λ = « ΡΗΝ 11.504 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven Beeldweergeefinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een beeldweergeef-inrichting met een beeldweergeefbuis waarvan een katode is gekoppeld met een door een videovoorversterker stuurbare emittervolger, van welke videovoorversterker een tegenkoppelsignaalingang is gekoppeld met een 5 uitgang van een tegenkoppelschakeling en van welke emittervolger de collector is gekoppeld met een ingang van een bundelstroomaeet-schakeling.

Dit Valvo Technische Information 830208 is een beedweer-geefinrichting van de bovengenoemde soort bekend waarbij een ingang van 10 de tegenkoppelschakeling is verbonden met een uitgang van de schakeling waarmee de emittervolger wordt gestuurd. De gelijkstroom die in de tegenkoppelschakeling loopt kan dan de bundelstroommeetschakeling niet beïnvloeden.

Aan de steeds hoger wordende eisen die aan de beeldkwali-15 teit worden gesteld blijkt deze schakeling niet te kunnen voldoen omdat verschillende typen vervorming blijken op te treden die in de toekomst wellicht als storend kunnen worden ervaren.

De uitvinding heeft ten doel de tegenkoppeling te verbeteren en daardoor een betere beeldkwaliteit te verkrijgen terwijl toch 20 de bundelstroommeting door de tegenkoppeling niet wordt beïnvloed.

Een beeldweergeefinrichting van de in de aanheft genoemde soort heeft volgens de uitvinding daarom tot kenmerk dat de tegenkoppelsignaalingang is gekoppeld met een uitgang van een door de emittervolger stuurbare praktisch vervormingsvrije buffertrap.

25 De tegenkoppeling zorgt voor een vervormingsarm uitgangs signaal van de buffertrap en omdat de buffertrap praktisch vervormings-vrij is, is ook het aan de katode van de beeldweergeefbuis geleverde signaal vervormingsarm terwijl door de bufferwerking van de buffertrap deze vrijwel geen verstoring van de emittervolgerstroom veroorzaakt die 30 aan de bundelstroommeetschakeling wordt toegevoerd. De belangrijkste vervorming die op deze manier wordt bestreden is de zogenaamde overneem-vervorming die optreedt in schakelingen die praktisch zonder ruststroom 32 22 S3 7 ^ · ε PHN 11.504 2 werken.

Er blijkt dan nog een geringe vervorming op te treden die te wijten is aan het feit dat de in hoofdzaak kapacitieve belasting een langzame nadering tot de gewenste signaalwaarde veroorzaakt als de werke-5 lijke signaalwaarde weinig afwijkt van de gewenste. Deze kan ook nog worden opgeheven in een beeldweergeefinrichting die volgens een verdere uitwerking van de uitvinding tot kenmerk heeft dat de antiblokkeerschake-ling een, een emittervolgerstroom van de orde van grootte van ten minste, ongeveer honder micro-ampère veroorzakende schakeling is terwijl met 10 de ingang van de bundelstroommeetschakeling een stroombron is gekoppeld voor het afvoeren van de emittervolgerstroom.

Door deze maatregel worden ook signaalwaarden die weinig afwijken van de gewenste sneller bereikt omdat de door de antiblokkeer-schakeling veroorzaakte stroom een snellere bijlading van de genoemde 15 kapacitieve belasting veroorzaakt. Ten gevolge van deze maatregel blijkt ook de stroom naar de bundelstroommeetschakeling tijdens een meetperiode . sneller tot de juiste waarde te komen zodat de bundelstroommeting nauwkeuriger wordt waardoor in een kleurenbeeldweergeefinrichting een betere achtergronkleurbalans kan worden verkregen.

20 De uitvinding zal nu aan de hand van de tekening worden toegelicht.

In de tekening illustreert figuur 1 met een beknopt schema een mogelijke uitvoering van een beeldweergeefinrichting volgens de uitvinding, en 25 figuur 2 met een beknopt schema een andere mogelijke uit voering van een beeldweergeefinrichting volgens de uitvinding.

In figuur 1 wordt aan een ingang 1 van een optelschake-ling 3 een videosignaal toegevoerd. Een ingang 5 van de optelschakeling 3 ontvangt van een uitgang 7 van een bundelstroommeetschakeling 9 een 30 gelijkspanningsniveau dat aan het videosignaal wordt toegevoegd zodat aan een uitgang 11 van de optelschakeling 3 een videosignaal wordt verkregen met een door de bundelstroommeetschakeling 9 regelbaar niveau.

Dit videosignaal wordt aan de basis van een transistor 13 toegevoerd waarvan de emitter via een weerstand 15 aan de kollektor van 35 een transistor 17 en aan een weerstand 19 ligt die met zijn andere uiteinde is verbonden met de emitter van een transistor 21.

Van de als stroombron dienende transistor 17 ligt de 8502 63 7 PHN 11.504 3 emitter via een weerstand 20 aan aarde en de basis aan een geschikt gekozen gelijkspanning 7^.

De kollektor van de transistor 13 respektievelijk 21 is verbonden met de emitter van een transistor 23 respektievelijk 25 waar-5 van de bases aan een gelijkspanning V2 liggen. De kollektor van de transistor 23 is verbonden met een ingang 27 van een met een voedingsspanning V3 verbonden stroomspiegelschakeling 29 waarvan een uitgang 31 aan de kollektor van de transistor 25 ligt.

De transistors 13, 17, 21, 23 en 25 vormen samen met de 10 weerstanden 15, 19 en 20 en de stroomspiegelschakeling 29 een voorver-sterker 33.

De uitgang 31 van de stroomspiegelschakeling 29 ligt verder aan de basis van een transistor 35 en aan de basis van een transistor 37. De emitters van de transistors 35 en 37 zijn met elkaar 15 verbonden en via een weerstand 39 met een katode van een beeldweergeef-buis 41.

De kollektor van de transistor 35 ligt aan de voedingsspanning V3 en de collector van de transistor 37 aan een ingang 43 van de bundelstroommeetschakeling 9.

20 De transistors 35 en 37 vormen een video-eindtrap die door de voorversterker 33 vanuit de ingang 31 van de stroomspiegelschakeling 29 en vanuit de collector van de transistor 25 met in tegenfase veranderende stromen tengevolge van het videosignaal aan de ingang 1 wordt gestuurd.

25 De basis van de transistor 21 is een ingang voor een tegenkoppelsignaal en ligt aan een uitgang 45 van een tegenkoppel-schakeling die wordt gevormd door een serieschakeling van een weerstand 47 en een weerstand 49 naar aarde. De uitgang 45 van deze tegenkoppel-schakeling ligt aan de verbinding van de weerstanden 47 en 49 en een 30 andere aansluiting 51 van de weerstand 47, die een ingang van de tegen-koppelschakeling vormt, is verbonden met de emitters van een tweetal transistors 53, 55 waarvan de bases zijn verbonden met de emitters van de transistors 35 en 37.

De bases van deze transistors 53 en 55 vormen een ingang 35 57 van een als komplementair emittervolgerpaar uitgevoerde buffertrap 58. In deze buffertrap kan de transistor 55 desgewenst vervangen worden door een diode waarvan de anode met de emitter en de katode met de basis 8502 637 ΡΗΝ 11.504 4 van de transistor 53 is verbonden, deze kombinatie zal in het vervolg ook als komplementair emitterpaar worden aangeduid. De buffertrap 58 vervormt vrijwel niet tengevolge van de belasting door de tegenkoppel-schakeling 47, 49. Omdat door de tegenkoppeling via de weerstand 47 het 5 signaal aan de ingang 51 van de tegenkoppelschakeling, die teven de uitgang van de buffertrap 57 is, praktisch onvervormd is, is nu ook het signaal dat aan de katode van de beeldweergeefbuis 41 wordt toegevoerd praktisch onvervormd.

Een als antiblokkeerschakeling dienende stroombron 59 10 voert op een gebruikelijke wijze aan de emitters van de transistors 35 en 37 een stroom van ongeveer tien micro-ampère toe die de transistor 37 in geleiding houdt als de beeldweergeefbuis 41 een lekstroom heeft die deze transistor 37 zou willen blokkeren.

Als de signaalwaarde aan de uitgang 51 van de buffertrap 15 57 weinig afwijkt van de gewenste waarde, loopt er tengevolge van het signaal aan de ingang 1 vrijwel geen signaalstroom door de emittervolger 35 en 37 en worden door de emitters van de transistors 35, 37 kleine ingangssignaalvariaties betrekkelijk langzaam gevolgd wegens de in hoofdzaak kapacitieve belasting door de beeldweergeefbuis 41. Hierdoor kunnen 20 bij kleine signaalvariaties in de bundelstroom vervormingen optreden die vooral een rol spelen bij de meting van de bundelstroom waardoor in een kleurenbeeldweergeefinrichting achtergrondkleurfouten kunnen optreden. Hoewel deze voor een deel al door de tegenkoppeling worden tegengegaan, kunnen ze verder worden verminderd door de stroombron 59 een stroom te 25 laten leveren die een orde van grootte groter is dan de gebruikelijke dus van ongeveer honderd micro-ampère. Omdat dan de bundelstroommeting door de bundelstroomschakeling vrijwel onmogelijk zou worden, moet deze stroom aan de ingang 43 van de bundelstroommeetschakeling eerst weer van de aan die ingang 43 toegevoerde stroom worden afgetrokken. Dit kan 30 gebeuren door aan die ingang 43 een stroombron aan te sluiten.

' Een andere methode om de volgsnelheid van de schakeling bij kleine signaalvariaties te vergroten is aangegeven in figuur 2.

In figuur 2 zijn voor overeenkomstige delen dezelfde ver-wijzingscijfers gebruikt als in figuur 1. De voorversterker 33 is in dit 35 geval geschikt gemaakt voor de verwerking van een andere videosignaalpolariteit dan in figuur 1 door het ingangssignaal via de met de uitgang 11 van de optelschakeling 3 verbonden weerstand 49 aan de 8502 63 7 t PHN 11.504 5 basis van de transistor 21 toe te voeren. De basis van de transistor 13 ligt nu aan een geschikt gekozen gelijkspanning V^. De voorversterkers van figuur 1 en figuur 2 kunnen desgewenst verwisseld worden.

Door middel van een als antiblokkeerschakeling dienende 5 voorspanningsschakeling, in dit geval een serieschakeling van een tweetal diodes 60, 61 tussen de kollektor van de transistor 25 en de uitgang 31 van de stroomspiegelschakeling 29, is tussen de bases van de transistors 35 en 37 een voorspanning aangelegd die ook bij afwezigheid van signaalvariaties een ruststroom van ongeveer honderd micro-ampère door 10 de transistors 35 en 37 in stand houdt.

Deze ruststroom zorgt ervoor dat bij kleine signaalvariaties een voldoend snelle ontlading van de belastingskapaciteit aan de emitters van de transistors 35, 37 plaats vindt waardoor een betere achtergrondkleurregeling optreedt en na kleursprongen geen zichtbare 15 nawerkingen optreden.

Om de invloed van deze ruststroom op de bundelstroommeet-schakeling 9 uit te schakelen wordt de kollektorstroom van de transistor 35 aan een ingang 62 van een stroomspiegelschakeling 63 toegevoerd waarvan een uitgang 65 met een ingang 67 van een verdere stroomspiegelschake-20 ling 69 is verbonden. Een uitgang 71 van deze verdere stroomspiegelschakeling 69 is verbonden met de ingang 43 van de bundelstroommeetschake-ling 9 zodat de ruststroom niet door de bundelstroommeetschakeling loopt en deze vrijwel alleen de katodestroom van de beeldweergeefbuis 41 krijgt toegevoerd.

25 De bundelstroommeetschakeling 9 werkt bijvoorbeeld op een wijze zoals aangegeven in de eerder genoemde Valvo publikatie Technische Information 830208 en levert aan zijn uitgang 7 een regelsignaal dat het zwartniveau van de bundelstroom van de betreffende katode konstant houdt.

30 Om de dissipatie in de stroomspiegelschakelingen 63, 69 te beperken kan de stroom naar de ingang 62 van de stroomspiegelschakeling 63 worden begrensd door die ingang te verbinden met een tegen-koppelingang 73 van een versterker 75 waarvan de uitgang 77 via een eenzijdig geleidend element 79 aan die tegenkoppelingang 73 ligt. De andere 35 ingang 81 van de versterker 75 is aan een referentiespanning gelegd die bij voorkeur wordt opgewekt door een door een referentiestroombron 83 geleverde referentiestroom ïre| die door een gelijksoortige 8502 63 7 PHN 11.504 6 ' -è impedantie 85 wordt gestuurd als de ingangsimpedantie van de stroom-spiegelschakeling 63. Bij een te grote stroom vormt dan het eenzijdig geleidende element 79, dat hier een diode is maar dat ook een basisemitterovergang van een transistor mag zijn, een 5 tegenkoppelsignaalweg die de stroom naar de ingang 62 van de stroomspiegelschakeling 63 konstant houdt op een waarde bepaald door de referentiestroom Irej.

De transistors van de schakelingen kunnen desgewenst van het unipolaire type worden gekozen. In dat geval moet voor emitter 10 worden gelezen source, voor basis gate, en voor kollektor drain.

De voorversterker 33 mag evenals de buffertrap 58 desgewenst anders worden uitgevoerd.

Voor de orde van grootte van de in figuur 1 door de stroombron 59 geleverde voorstroom en de door het voorspanningsnetwerk 15 60, 61 veroorzaakte ruststroom is in de genoemde gevallen ongeveer honderd micro-ampère gekozen. Vanzelfsprekend kan deze waarde desgewenst groter worden gekozen. Een kleinere waarde vermindert het gewenste effekt.

8502 63 7

Claims (5)

1. Beeldweergeefinrichting met een beeldweergeefbuis waarvan een katode is gekoppeld met een door een videovoorversterker stuurbare emittervolger, van welke videovoorversterker een tegenkoppelsignaal-ingang is gekoppeld met een uitgang van een tegenkoppelschakeling en van 5 welke emittervolger de kollektor is gekoppeld met een ingang van een bundelstroommeetschakeling met het kenmerk dat de tegenkoppelsignaalin-gang (basis 21) is gekoppeld met een uitgang (51) van een door de emittervolger (35, 37) stuurbare praktisch vervormingsvrije buffertrap (58).

2. Beeldweergeefinrichting volgens conclusie 1 waarin een 10 antiblokkeerschakeling is gekoppeld met de katode van de beeldweergeefbuis ter voorkoming van een blokkering van de bundelstroommeetschakeling tengevolge van lekstromen van de beeldweergeefbuis met het kenmerk dat de antiblokkeerschakeling een, een emittervolgerstroom van de orde van grootte van tenminste ongeveer honderd micro-ampère veroorzakende scha-15 keling (59) is terwijl met de ingang (43) van de bundelstroommeetschakeling (9) een stroombron is gekoppeld voor het afvoeren van de emittervolgerstroom.

3. Beeldweergeefinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de emittervolger (37) deel uitmaakt van een komplementaire 20 emittervolgerschakeling (35, 37) die verder een met de genoemde emitter-volger komplementaire emittervolger (35) bevat, de antiblokkeerschakeling een voorspanningsschakeling (60, 61) voor de bases van de emitter-volgers is, en de stroombron een verdere stroomspiegelschakeling (69) is waarvan een ingang (67) is gekoppeld met een uitgang (65) van een 25 stroomspiegelschakeling (63) waarvan een ingang (62) is gekoppeld met de kollektor van de komplementaire emittervolger (35).

4. Beeldweergeefinrichting volgens conclusie 3 met het kenmerk dat de ingang (62) van de stroomspiegelschakeling (63) is verbonden met de tegenkoppelingang (73) van een versterker (75) waarvan 30 de uitgang (77) via een eenzijdig geleidende element (79) aan de tegenkoppelingang (73) ligt en een verdere ingang (81) aan een verbinding van een stroombron (83) met een gelijksoortige impedantie als de ingangsimpedantie van de stroomspiegelschakeling (63).

5. Beeldweergeefinrichting volgens een van de voorgaande 35 conclusies met het kenmerk dat de buffertrap (58) een komplementaire emittervolgerschakeling (53, 55) is. 8502 63 ?