NL7903625A - Televisiebeeldweergeefinrichting. - Google Patents

Description

> * * V.

* N.V. Philips* Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

10.5.79 1 PHN 9444

Televisiebeeldweergeefinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een televisiebeeldweergeef inrichting met een beeldweergeefbuis waarvan een katodecircuit is verbonden met een uitgang van een video-eindversterker welke uitgang via een emittervolger en 5 een diode met een collectorcircuit van een transistor is gekoppeld waarbij de emitter van de emittervolger en de anode van de diode met de uitgang van de video-eindversterker zijn verbonden.

Een dergelijke televisiebeeldweergeefin-10 richting is bekend uit Yalvo Entwicklungsmitteilungen 75a· pagina 19· In de daarin gebruikte video-eindtrap worden alleen transistoren van het npn-type toegepast waardoor deze gemakkelijker als een geïntegeerde schakeling is uit te voeren dan een eindtrap met complementaire transistoren.

15 De uitvinding heeft ten doel een mogelijk heid aan te geven om van de eindtrap van deze televisiebeeldweergeef inrichting een gegeven betreffende de katodestroom van de beeldweergeefbuis te verkrijgen zonder de integreer-baarheid van de eindtrap moeilijker te maken en met een zo 20 gering mogelijke uitbreiding van het aantal componenten.

Een televisiebeeldweergeefinrichting van de in de aanhef genoemde soort heeft daarom tot kenmerk dat, parallel aan de diode de basis-emitterovergang van een npn-transistor is geschakeld waarvan het collectorcircuit is verbonden met een ingang van een schakeling voor het meten 7903625 f V . .

10.5.79 2 PHN 944½ van de bundelstroom van de betreffende katode van de beeld-weergeefbuis en waarvan de basis is verbonden met de anode van de diode.

Door het op de aangegeven plaats toevoegen 5 van slechts een . transistor van het npn-type is een eenvoudige en goedkope mogelijkheid tot het meten van de bundelstroom gegeven die een achtergrondstroomregeling van de beeldweergeefbuis mogelijk maakt en een begrenzing van de gemiddelde waarde van de bundelstroom. Een begrenzing van 10 hoge frequenties bevattende piekwaarden van de bundelstroom kan worden verkregen als de televisiebeeldweergeefinrichting verder tot kenmerk heeftj dat het collectorcircuit van de emittervolger is verbonden met een verdere ingang van de schakeling voor het meten van de bundelstroom.

15 De uitvinding zal nu aan de hand van de tekening, die slechts één figuur bevat met een schema van een televisiebeeldweergeefinrichting volgens de uitvinding, worden toegelicht.

Aan een ingang 1 van een hoofgrequent-, ' i 20 middenfrequent- en dempdulatiegedeelte 3 van een televisie-ontvanger wordt een televisiesignaal toegevoerd. Het gedeelte 3 levert dan 'een helderheidssignaal Ύ aan een eerste uitgang 5 en een chrominatiesignaal CHR aan een tweede uit-- gang 7· Het helderheidssignaal Y wordt via een versterker 25 9 aan een ingang 11 van een matrixschakeling 13 toegevoerd.

Het chrominantiesignaal CHR wordt via een versterker 15 aan een ingang 17 van een demodulatieschakeling 19 toegevoerd die aan een tweetal verdere ingangen 21', 23 van de matrixschakeling 13 kleurverschilsignalen R-Y en B-Y levert. 30 De matrixschakeling 13 geeft dan kleursignalen R, G en B af die aan een ingang 25 respectievelijk 27 en 29 van een versterker- en meetschakeling 31 respectievelijk 33 en 35 worden toegevoerd.

De versterker- en meetschakelingen 31» 33» 35 35 zijn gelijk en hebben elk een videosignaaluitgang 37 respectievelijk 39» 41 die met een katode van een beeldweergeefbuis 43 is verbonden en een meetsignaaluitgang 45 respectievelijk 47, 49 die met een ingang 51 respectieve- 7903625 10.5*79 3 PHN 9444

V

53j 55 van een schakeling 57 voor het opwekken van een hundelstroombegrenzingssignaal is verbonden en waarvan een uitgang 59 een regelsignaal levert aan een ingang 61 respectievelijk 63 van de versterker 9 respectievelijk 15 5 waarmee de versterking van deze versterkers 9» 15 en dus de bundelstroom regelbaar is.

De versterker- en meetschakeling 31 heeft een voorversterker 65 waarvan een videosignaalingang de ingang 25 van de versterker- en meetschakeling 31 is* Van 10 een uitgang 67 van de voorversterker 65 wordt een videosignaal verkregen waarvan het gelijkspanningniveau voor het constant houden van een achtergrondhelderheid beïnvloed wordt door een regelsignaal dat aan een ingang 69 ervan wordt toegevoerd. Dit videosignaal wordt aan de basis van 15 een npn-transistor 71 toegevoerd die deel uitmaakt van een video-eindtrap. De emitter van deze transistor 71 is via een weerstand 73 geaard en de collector ervan is via een weerstand 75 aan een positieve spanning gelegd. De video-eindtrap heeft verder een emittervolger met eennpn-tran-20 sistor 77 waarvan de basis aan de collector van de.transistor 71 ligt en de emitter aan de uitgang 37 en een diode 79» die bij een uitvoering als geïntegreerde schakeling ook door een npn-transistor kan worden gevormd, waarvan de .. anode aan de uitgang 37 ligt en de katode aan de collector 25 van de transistor 71*

Parallel aan de diode 79 ligt de basïs-emit-terovergang van een npn-transistor 81, de basis ervan is verbonden met de anode, de emitter met de katode van de diode 79* Door de diode 79 en de basis-emitterovergang van 30 de transistor 81 gaan de laagfrequente componenten van de katodestroom van de betreffende katode van de beeldweer-geefbuis 45 en de negatiefgaande flanken van de hoogfrequente componenten. De positiefgaande flanken van de hoogfrequente componenten worden door de emittervolger 77 over-35 gedragen.

De collectorstroom van de transistor 81 is voor de lagere videofrequenties evenredig met de bundelstroom door de betreffende beeldweergeefbuiskatode en over 7903625 » .. .

.r * IO.5.79 k PHN 9kkk een collectorweerstand 81 wordt een daarmee corresponderende spanning verkregen die aan een ingang 85 van een verschilversterker 87 wordt toegevoerd. Een andere ingang 89 van de verschilversterker 87 ligt aan de collector van de 5 emittervolger 77 die verder via een weerstand 91 aan een positieve spanning ligt. De hogere frequenties van een met de katodestroom corresponderende signaal worden nu tengevolge van het signaal aan de ingang 89 door de verschilversterker 87 ook overgedragen en aan een uitgang 93 ver-10 schijnt een signaal dat correspondeert met de bundelstroom van de betreffende katode.

De verschilversterker 87 vormt de ingang van een meetschakeling die uit het uitgangssignaal van · de verschilversterker via een condensator 95 en een detec-15 tieschakeling 97 een niveauregelsignaal maakt en aan de ingang 69 van de voorversterker 65 levert ' voor het op een vaste waarde klemmen van een referentieniveau, bijvoorbeeld het zwartniveau, in de bundelstroom en die via dc uitgang aan de ingang 55 van de schakeling 57 een 20 'signaal levert voor het opwekken van een bundelstroombe- grenzingssignaal. De schakelingen 97 en 57 kunnen gedeeltelijk gecombineerd zijn of afzonderlijk zijn uitgevoerd zoals bijvoorbeeld wordt aangegeven in de Nederlandse Octrooiaanvrage 7^-11 912 (PHN 7677)· De schakeling 97 kan bij-25 voorbeeld een voor drie katodecircuits gecombineerd gedeelte hebben met een sequentieel meetcircuit zoals ook in de genoemde aanvrage werd beschreven. Elke geschikte schakeling kan worden gebruikt voor het meten van een met de bundelstroom corresponderend signaal en het omzetten van de 30 gemeten waarden in de gewenste regelsignalen. Dergelijke schakelingen zijn op zich bekend en behoeven geen nadere beschrijving.

Wordt de ingang 89 van de versterker 87 aan een constant niveau gelegd in plaats van aan de collector 35 van de transistor 77 dan kunnen alleen de laagfrequente componenten van de katodestroom worden omgezet in regelsignalen. Dit kan bijvoorbeeld voor het regelen van de achtergrondstroom respectievelijk voor de begrenzing van 7903625 10.5*79 5 PHN $bbb de gemiddelde bundelstroom liet geval zijn.

De schakeling vereist slechts één extra transistor 81 die van het npn—type is evenals de andere transistor van de eindtrap en dus gemakkelijk samen daar-5 mee in een geïntegreerde schakeling is op te nemen.

De verschilversterker 87 is in dit uit-voeringsvoorbeeld zodanig uitgevoerd dat een uitgangssignaal wordt verkregen over een weerstand 99 die een waarde heeft van bijvoorbeeld 1 kOzodat de uitgang 93 vrijwel op 10 nul potentiaal ligt. De faze van het gewenste uitgangssignaal is gelijk aan die van het signaal aan de katode van de beeldweergeefbuis bj, Lekstromen naar de katode .van de beeldweergeefbuis treden aan de gloeidraad en het stuur-rooster daarvan in tegenfaze met de katodelekstroom op.

15 Een tweetal weerstanden 101 en 103 van bijvoorbeeld 1 M^ï. van de gloeidraad en van het stuurrooster naar de uitgang en van het stuurrooster naar de uitgang 93 geven daarom een compensatie van een door de lekstromen naar de katode veroorzaakt ongewenst uitgangssignaal van de verschilverster-20 ker 87*

De ingang 85 respectievelijk 87 van de verschilversterker 87 ligt aan de basis van een npn-transistor 105 respectievelijk 107 waarvan de emitter via een weerstand 109 respectievelijk 111 van bijvoorbeeld ^OO-^aan een 25 stroombron 113 ligt. De collector van de transistor 107 ligt aan de basis van een pnp-transistor 115 en via een serieschakeling van een weerstand 117 en 119 aan de positieve spanning. De transistor 115 heeft een emitterweer-stand 121 die bijvoorbeeld een waarde van 1 k£iheeft even-30 als die van de weerstanden 117» 83 en 91·

Het zal duidelijk zijn dat ook beeldweer-geefinrichtingen met beeldweergèefbuizen met een ander aantal katodes volgens de uitvinding kunnen zijn uitgevoerd.

Hoewel een verbinding is aangegeven tussen de .77 35 de emitter van/emittervolger/respectievelijk de basis van de transistor 81, de anode van de diode 79 en de katode van de beeldweergeefbuis kunnen desgewenst bijvoorbeeld serie-weerstanden of zelfinducties in een of meer van die ver- /903625 IO.5.79 6 PHN 9444 r 4 bindingen zijn opgenomen.

De diode 79 vormt met de transistor 81 een stroomspiegelingsschakeling. Er mogen eventueel verdere schakelingselementen in de verbindingen tussen deze diode 5 en de basis en de emitter van de transistor 81 worden •aangebracht als daardoor de stroomspiegelende -werking van deze schakeling niet wordt aangetast.

De bundelstroombegrenzing hoeft niet te zijn uitgevoerd als een contrastregeling maar kan ook een 10 helderheidsregeling of een combinatie van beide zijn.

De videoversterker 71» 73> 75> 79 is in een eenvoudige vorm aangegeven maar kan desgewenst meer gecompliceerd zijn uitgevoerd bijvoorbeeld met een of meer dioden tussen de collector van de transistor 71 en 15 de basis van de emittervolger 77 of met een verdere transistor in het emittercircuit van de transistor 71.

20 25 30 35 7903625

Claims (5)

1. Televisiebeeldweergeefinrichting met een beeldweergeefbuis waarvan een katodecircuit is verbonden met een uitgang van een video—eindversterker welke uitgang via een emittervolger en een diode met een collectorcircuit 5 van een transistor is gekoppeld waarbij de emitter van de emittervolger en de anode van de diode met de uitgang van de video-eindversterker zijn verbonden, met het kenmerk, dat parallel aan de diode de basis-emitterovergang van een npn-transistor is geschakeld waarvan het collectorcircuit 10 is verbonden met een ingang van een schakeling voor het meten van de bundelstroom van de betreffende katode van de beeldweergeefbuis en waarvan de basis is verbonden met de anode van de diode.

2. Televisiebeeldweergeefinrichting volgens 15 conclusie 1, met het kenmerk, dat het collectorcircuit van de emittervolger is verbonden met een verdere ingang van de schakeling voor het meten van de bundelstroom.

3« Televisiebeeldweergeefinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schakeling voor het 20 meten van de bundelstroom deel uitmaakt van een achter-gronds tro omregels chakeling.

4. Televisieontvanger volgens conclusie 2, met biet kenmerk, dat de schakeling voor het meten van de bundelstroom deel uitmaakt van een bundelstroombegrenzings-schakeling. '7903825 10.5.79 £ PHN 9444 / «

5. Televisieontvanger volgens één van de voor gaande conclusies, met h.et kenmerk, dat de ccülector van de npn-transistor met de ingang van een verschilversterker is verbonden, met een uitgang waarvan een gloeidraad-en stuur-5 roosteraansluiting van de beeldweergeefbuis elk via een weerstand zijn verbonden. 10 15 20 25 30 ft 1 η H 35