NL8502056A - Magneetbandapparaat met tenminste een een servowiel omvattende schakelinrichting voor het schakelen van een apparaatfunktie. - Google Patents

Magneetbandapparaat met tenminste een een servowiel omvattende schakelinrichting voor het schakelen van een apparaatfunktie. Download PDF

Info

Publication number
NL8502056A
NL8502056A NL8502056A NL8502056A NL8502056A NL 8502056 A NL8502056 A NL 8502056A NL 8502056 A NL8502056 A NL 8502056A NL 8502056 A NL8502056 A NL 8502056A NL 8502056 A NL8502056 A NL 8502056A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
wheel
servo
switching
coupling
motor
Prior art date
Application number
NL8502056A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Philips Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Philips Nv filed Critical Philips Nv
Priority to NL8502056A priority Critical patent/NL8502056A/nl
Priority to EP86201221A priority patent/EP0210692A1/en
Priority to BR8603302A priority patent/BR8603302A/pt
Priority to US06/885,352 priority patent/US4748523A/en
Priority to JP1986108805U priority patent/JPS6226643U/ja
Publication of NL8502056A publication Critical patent/NL8502056A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B15/00Driving, starting or stopping record carriers of filamentary or web form; Driving both such record carriers and heads; Guiding such record carriers or containers therefor; Control thereof; Control of operating function
    • G11B15/18Driving; Starting; Stopping; Arrangements for control or regulation thereof
    • G11B15/44Speed-changing arrangements; Reversing arrangements; Drive transfer means therefor
    • G11B15/442Control thereof

Landscapes

  • Mechanical Operated Clutches (AREA)
  • Replacement Of Web Rolls (AREA)
  • Winding Of Webs (AREA)
  • Advancing Webs (AREA)

Description

PHN 11.436 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Magneetbandapparaat met tenminste één een servowiel omvattende schakelinrichting voor het schakelen van een apparaatfunktie".
De uitvinding heeft betrekking op een magneetbandapparaat met tenminste één een servowiel omvattende schakelinrichting voor het schakelen van een apparaatfunctie, met twee wikkeldoorns, die elk aan de onderzijde met coaxiaal gelegen spoelwielen verbonden zijn, met een 5 in draairichting omkeerbare aandrijfmotor die via een zwenkbaar tussen de spoelwielen opgesteld tussenwiel na verzwenking van het tussenwiel in een bedrijfsstand van het apparaat met het respektieve spoelwiel gekoppeld is, en die in een schakelstand van het apparaat met een koppel wiel gekoppeld is, dat in de schakelstand van het apparaat een ^ koppeling vormt tussen de aandrijfmotor en de schakelinrichting, door welke koppeling de schakelinrichting geactiveerd wordt voor het schakelen van de apparaatfunctie.
Een magneetbandapparaat van genoemde soort is bekend. Bij dit bekende magneetbandapparaat omvat de schakelinrichting een ^ elektromechanische omvormer, bestaande uit een als pulsrelais uitgevoerde elektromagneet. De schakelinrichting omvat verder een servobeugel, welke door de elektromechanische omvormer bediend wordt en die in de eerste stand het servowiel van de schakelinrichting in een ruststand van het apparaat tegen rotatie vergrendeld houdt.
20
Zolang deze vergrendeling optreedt, wordt verhinderd dat de apparaatfunktie ingeschakeld kan worden. Door elektrisch bekrachtigen van de elektromechanische omvormer wordt de servobeugel onder veerkracht naar de tweede stand versteld, waardoor het servowiel vrijgegeven wordt en deze kan verdraaien. Aldus wordt onder invloed van 25 de elektromechanische omvormer de schakelinrichting geaktiveerd en wordt vervolgens de apparaatfunktie geschakeld. Deze bij het bekende apparaat toegepaste elektromechanische omvormer vormt een onderdeel dat binnen het apparaat een zekere ruimte inneemt, dat afzonderlijk op het gestel gemonteerd dient te worden en dat verder elektrisch aangesloten 30 dient te worden.
De uitvinding beoogt bij het sturen van de apparaatfunktie van een dergelijk magneetbandapparaat gebruik te maken van een reeds T -, .Λ -j, ‘j j o PHN 11.436 2 " > * standaard in een dergelijk apparaat aanwezige elektromechanische omvormer, waardoor een afzonderlijke elektromechanische omvormer achterwege kan blijven.
De uitvinding wordt hiertoe gekenmerkt, doordat het 5 koppelwiel aangebracht is op een tussen een eerste en een tweede stand beweegbare servobeugel, die door de kracht, afkomstig van een arretveer, in de eerste stand gedrongen wordt, waarin de servobeugel het servowiel tegen rotatie vergrendeld houdt, en die in de tweede stand het servowiel vrijgeeft voor het schakelen van de W apparaatfunctie, de aandrijfmotor tussen twee koppelniveaus schakelbaar is, waarbij de motor op een eerste niveau een relatief hoger koppel levert dan op een tweede niveau, het koppelwiel verder in kontakt is met een althans tijdelijk vast gepositioneerd lichaam en tijdens rotatie in een eerste richting door afrollen langs het lichaam de 15 servobeugel tracht te verstellen naar de tweede stand, waarbij uitsluitend indien de motor op het eerste niveau geschakeld is de door het koppelwiel op de servobeugel uitgeoefende kracht groot genoeg is om de kracht van de arretveer te kunnen overwinnen.
Aldus wordt door de aandrijfmotor op een relatief hoge span-20 ning te schakelen, waarbij de motor een relatief hoog koppel oplevert, voldoende kracht op de servobeugel uitgeoefend om de kracht, afkomstig van de arretveer, te kunnen overwinnen. Hierdoor kan de aandrijfmotor op de hoge spanning de servobeugel naar de tweede stand verstellen. Indien de aandrijfmotor op de lagere spanning geschakeld is belet de ar-2® retveer dat de servobeugel vanuit de eerste stand versteld wordt, waardoor het servowiel vergrendeld blijft en de schakelinrichting in de ruststand blijft. Bij deze lage spanning zal via het tussenwiel de aandrijfmotor op het relatief lage koppelniveau, afhankelijk van de stand van het tussenwiel, het ene of andere spoelwiel aandrijven en daardoor 2° via de respektieve wikkeldoorn de magneetband transporteren. Aldus bezit de aandrijfmotor op de hoge spanning de funktie van een elektromechanische omvormer voor het vergrendelen respektievelijk vrijgeven van het servowiel, en is een aparte elektromechanische omvormer overbodig. Zo wordt een optimaal gebruik gemaakt van een reeds standaard in
QC
een dergelijk apparaat aanwezig onderdeel. Dit spaart niet alleen ruimte bij een dergelijk apparaat, doch dit voorkomt tevens een aparte montage en elektrische aansluiting.
'· ·? .·· -* £ £
',<T ; " i I
—' . I* *J<l^j|l!l"h|'J^ft «aÉÜUkJtlLti' -Γ ΤΝ* PHN 11.436 3
De bewuste apparaatfunctie, welke met de schakelinrichting bij het magneetbandapparaat volgens de uitvinding geschakeld wordt, kan zijn het doen draaien van een magneetkop, in het geval het apparaat in twee looprichtingen werkzaam is (bij een zogenaamd "auto-reverse" apparaat) . De apparaatfunktie kan evenwel ook bestaan uit het doen verstellen van een de magneetkoppen dragende koppenplaat of het doen verstellen van andere bij een dergelijke apparaat aanwezige inrichtingen.
In verband hiermee verschaft de uitvinding nog een oplossing voor het bereiken van het beoogde doel. De uitvinding wordt hiertoe ge-kenmerkt, doordat de aandrijfmotor tussen twee koppelniveaus schakel-baar is, waarbij de motor op een eerste niveau een relatief hoger koppel levert dan op een tweede niveau, het servowiel tijdens rotatie van het koppelwiel in een eerste richting door een grendelorgaan vergrendeld gehouden wordt en tijdens rotatie van het koppelwiel in een tweede richting ontgrendeld wordt, waardoor het koppelwiel het servowiel aandrijft, de schakelinrichting een schakelorgaan met een zodanige inwendige wrijving bezit, dat de kracht, benodigd voor het bedienen van het schakelorgaan uitsluitend door de aandrijfmotor via het koppelwiel geleverd wordt, indien de motor op het eerste koppelniveau geschakeld 2Q is. Door deze maatregelen kan op voordelige wijze de aandrijfmotor via het koppelwiel bij rotatie in één der richtingen het genoemde servowiel aandrijven, waardoor de aandrijfmotor de schakelinrichting kan aktive-ren en daarmee de apparaatfunktie kan schakelen. Ook hierbij is van belang dat het aktiveren van de schakelinrichting uitsluitend geschiedt 25 indien de motor op de hoge spanning geschakeld is. Op deze spanning, dat wil zeggen op het eerste niveau geschakeld, levert de motor voldoende motorkoppel om de inwendige wrijving van het schakelorgaan te kunnen overwinnen. Een voorbeeld van een dergelijke apparaatfunktie is bijvoorbeeld het schakelen van een opnameschakelaar van het apparaat, 30 welke bij het schakelen zoveel wrijving oplevert dat deze alleen indien de motor op de hoge spanning geschakeld is kan worden overwonnen.
Door de aandrijfmotor in twee tegengestelde richtingen te laten roteren op de hoge spanning kan op deze wijze de motor afhankelijk van de rotatierichting twee afzonderlijke schakelinrichtingen ak-3g tiveren en daarmee twee afzonderlijke apparaatfunkties schakelen. In verband hiermee wordt een voorkeursvorm van een apparaat volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat zowel een eerste als een tweede schakel- 5¾ --ï { v n c 0 * ψ ΡΗΝ 11.436 4 inrichting aanwezig zijn, omvattende een eerste servowiel, dat door de servobeugel vergrendeld wordt, respectievelijk een tweede servowiel, dat door het grendelorgaan vergrendeld wordt en dat het tijdelijk vast gepositioneerde lichaam vormt. Zo kan de aandrijfmotor een grote g hoeveelheid funkties vervullen, nl. het in de eerste respektievelijk tweede richting aandrijven van de wikkeldoorns voor het transporten van de magneetband en het door middel van de eerste respektievelijk tweede schakelinrichting schakelen van een eerste respektievelijk een tweede apparaatfunktie.
10 Een verdere voorkeursvorm van een magneetbandapparaat vol gens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat naast het koppelwiel op de servobeugel tevens een in axiale richting verplaatsbaar schakelwiel aangebracht is, dat in de aandrijving vanaf de aandrijfmotor naar het koppelwiel gelegen is en dat na verplaatsing naar een gedeactiveerde 15 stand de aandrijving van het koppelwiel onderbreekt. Door het koppelwiel via een verplaatsbaar schakelwiel door de motor te laten aandrijven, is het mogelijk de aandrijving van het koppelwiel en daarmee van de schakelinrichtingen te onderbreken. Dit biedt het voordeel dat na onderbreking van de aandrijving van het koppelwiel de aandrijfmotor de 20 spoelwielen en daarmee de wikkeldoorns ook op hoge spanning kan aandrijven, hetgeen gewenst is voor het snelspoelen van de magneetband. Op de lage spanning drijft de aandrijfmotor de wikkeldoorns met net voldoende koppel aan cm de magneetband tijdens opname c.q. weergavebedrijf te kunnen opwikkelen. Met deze maatregelen kan de aandrijfmotor zes 25 funkties vervullen, nl. het in twee tegengestelde richtingen opwikkelen van de magneetband bij normale transportsnelheid, het in twee tegengestelde richtingen transporteren van een band bij hoge snelheid en het schakelen van de eerste en de tweede apparaatfunktie.
In verband hiermee wordt een verdere voorkeursvorm van een 30 magneetbandapparaat volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de servobeugel als twee-armige, tegen de kracht van de arretveer in zwenkbare hefboom uitgevoerd is, waarbij het koppelwiel en het schakelwiel nabij het vrije einde van een eerste arm gelegen zijn en waarbij het vrije einde van een tweede arm het eerste servowiel vergrendeld houdt. Door 35 de toepassing van een tweearmige hefboom is het mogelijk de locatie van koppelwiel en schakelwiel op een relatief grote afstand te kiezen ten opzichte van die van het servowiel. Hierdoor kan de combinatie van kop- 3 0 2 U 0 Ö PHn 11.436 5 * ^ <·.
pelwiel en schakelwiel gelegen zijn in de nabijheid van het tussenwiel tussen de respektieve spoelwielen, gelegen nabij een eerste zijde van het apparaat, terwijl het eerste servowiel gelegen kan zijn in de nabijheid van een tweede, tegenoverliggende zijde van het apparaat onder 5 een koppenplaat. Ook is door de uitvoering als hefboom de kracht, die de arretveer op de servobeugel uitoefent, nauwkeurig bepaald. Dit is van belang daar deze kracht voldoende groot moet zijn ora de servobeugel, indien de motor op lage spanning is geschakeld, ten opzichte van het eerste servowiel in de grendelstand te houden, teneinde te ver-10 mijden dat op ongewenste wijze de eerste apparaatfunktie kan worden geschakeld.
In verband hiermee wordt nog een voorkeursvorm van een mag-neetbandapparaat volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de tweede ara nabij het vrije einde ter vergrendeling van een grendelnok op het 15 eerste servowiel voorzien is van twee arretnokken, die gerekend in radiale richting ten opzichte van de draaiingsas van het servowiel op onderlinge afstand gelegen zijn. De tweede arretnok komt telkens na verplaatsing van de servobeugel naar de tweede stand in de baan van de grendelnok te liggen en stopt het servowiel na verstellen van de appa-20 raatfunktie. Dit is van voordeel, daar het terugbrengen van de servobeugel naar de eerste stand, hetgeen geschiedt na ankeren van de draairichting van de motor en onder invloed van de arretveer, met enige vertraging geschiedt.
Nog een voorkeursvorm van een magneetbandapparaat volgens de 25 uitvinding wordt gekenmerkt, doordat de koppenplaat eerste en tweede positioneringsmiddelen stuurt die afhankelijk van de stand van de koppenplaat het zwenkbaar opgestelde tussenwiel resp. het schakelwiel in een onwerkzame stand positioneren, waarbij de koppenplaat, indien het tussenwiel onwerkzaam is, op grotere afstand van de wikkeldoorns 30 gelegen is dan indien het schakelwiel onwerkzaam is. Door de eerste en tweede positioneringsmiddelen is zeker gesteld, dat afhankelijk van de stand van de koppenplaat het tussenwiel respektievelijk het schakelwiel onwerkzaam is. Indien het tussenwiel onwerkzaam is, waarbij de koppenplaat bij voorkeur geheel teruggetrokken ligt ten opzichte van de cas-35 sette, kan de aandrijf motor via het schakelwiel en het koppelwiel afhankelijk van de draairichting de eerste of tweede apparaatfunktie schakelen. Indien het schakelwiel in de onwerkzame stand ligt, waarbij 3302055 PHN 11,436 6 » 5' de koppenplaat in de richting van de cassette bewogen is, wordt nu via het tussenwiel de betreffende wikkeldoorn aangedreven, waardoor het opwikkelen van de magneetband kan plaatsvinden, zonder dat hierbij het risico aanwezig is dat een schakelen van een apparaatfunktie kan optreden.
5
Een verdere voorkeursvorm van een magneetbandapparaat volgens de uitvinding wordt gekenmerkt, doordat de eerste schakelinrich-ting via het servowiel een op de koppenplaat aanwezige magneetkop draait, alsmede op de koppenplaat aanwezige drukrollen omschakelt ter omkering van' een bandlooprichting, terwijl de tweede schakelinrichting 10 via het servowiel een opnameschakelaar schakelt.
Aldus kan de eerste schakelinrichting door middel van de aandrijfmotor de magneetkop doen draaien en de drukrollen omschakelen. Dit is van belang voor de hiervoor reeds vermelde zogenaamde "auto-reverse"-appara-ten. Verder kan de aandrijfmotor via de tweede schakelinrichting de opnameschakelaar schakelen. Voor het schakelen van beide apparaatfuncties is geen aparte elektromechanische omvormer nodig.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van een magneet-bandapparaat volgens de uitvinding. Hierbij tonen:
Figuur 1A, B een explosie-aanzicht op een eerste respectievelijk een tweede deel van een magneetbandapparaat volgens de uitvinding, welke delen tezamen het gehele apparaat vormen,
Figuur 2 op vergrote schaal een explosieaanzicht op de koppenplaat en het daarmee werkend servo-orgaan van het magneetbandappa- 25 raat volgens Figuur 1,
Figuur 3 een schematisch bovenaanzicht op het servo-orgaan volgens Figuur 2, gelegen in een eerste ruststand,
Figuur 4 een schematisch bovenaanzicht op het servo-orgaan, gelegen in de eerste ruststand volgens Figuur 3, tezamen met een deel van de koppenplaat en een rembeugel,
Figuur 5 een schematisch bovenaanzicht op het servo-orgaan volgens Figuur 2, gelegen in een tweede ruststand,
Figuur 6 een schematisch bovenaanzicht op een deel van de koppenplaat en het daarmee werkend verstelorgaan, waarbij de koppenplaat in een vooruitgeschoven, eerste stand gelegen is,
Figuur 7 op afwijkende schaal een explosie-aanzicht op een a c j z -J 3 ö ♦ Λ.
ΡΗΝ 11.436 7 voor de uitvinding van belang zijnd deel van het apparaat, bevattende de eerste en tweede schakelinrichting,
Figuur 8 een schematisch bovenaanzicht op de eerste schakelinrichting tijdens het verstellen van de servobeugel van de eerste naar 5 de tweede stand,
Figuur 9 toont een explosie-aanzicht op een deel van de eerste schakelinrichting tijdens het schakelen van de eerste apparaatfunk-tie,
Figuur 10 een schematisch bovenaanzicht op een deel van het 10 apparaat tijdens het aktiveren van de tweede schakelinrichting,
Figuur 11 een explosie-aanzicht op delen van het apparaat' tijdens het aktiveren van de tweede schakelinrichting.
Figuur 12A, B en C een bovenaanzicht op een deel van het apparaat bij drie respectieve standen van de koppenplaat.
15 Het in figuur 1 weergegeven magneetband apparaat omvat een gestel 1, waartegen aan de onderzijde een gestelplaat 1a geschroefd is. Op het gestel 1 zijn twee naast elkaar opgestelde astappen 2a en 3a aanwezig, waarop wikkeldoorns 2 respektievelijk 3 roteerbaar zijn gelagerd. De wikkeldoorns zijn elk aan de onderzijde verbonden met een co-20 axiaal gelegen spoelwiel 4 respektievelijk 5, waarvan de omtrek voorzien is van een vertanding. Tegen de onderzijde van elk spoelwiel drukt een frictieveer 4a respektievelijk 5a. De funktie van de frictieveer is om, indien bijvoorbeeld het spoelwiel 5 wordt aangedreven, de wikkel-doorn 2 enige tegenfrictie te verschaffen, waardoor tijdens het opwik-25 kelen van de magneetband deze aan de zijde van de wikkeldoorn 2 voldoende strak gehouden wordt. Op het gestel 1 is verder een koppenplaat 6 rechtlijnig verplaatsbaar geleid in een richting volgens de dubbel-pijl 7. Op nog te beschrijven wijze kan de koppenplaat 6 in een ten opzichte van de wikkeldoorns en een daarop aanwezige, niet weergegeven 30 magneetbandcassette teruggetrokken ruststand gelegen zijn en kan de koppenplaat vanuit deze stand naar een eerste respektievelijk een tweede vooruitgeschoven stand verplaatst worden, waarbij in de eerste stand de koppenplaat op een geringere afstand van de wikkeldoorns 2 en 3 gelegen is dan in de tweede stand. De koppenplaat 6 draagt een roteerbaar 35 opgesteld koppenstelsel 8, waarin een gecombineerde opname/weergavekop 9a en een wiskop 9b aanwezig zijn. Verder draagt de koppenplaat 6 een tweetal drukrolhefbomen 10a, 10b, die scharnierbaar gelagerd zijn om - : . i 0 3 o * i' PHN 11.436 8 V-vormig opgestelde meslagers 11, 11b, die op de bovenzijde van de koppenplaat 6 bevestigd zijn. De drukrolhefbomen 10a, 10b dragen nabij het van het meslager 11a, 11b afgekeerde einde een drukrol 12a, respektie-velijk 12b. Op de koppenplaat 6 zijn verder twee stiften 31a en 31b 5 aanwezig. Tegen elke drukrolhefboom drukt een eerste been van een als bladveer uitgevoerde, op de stift 31a, 31b bevestigde tweebenige druk-veer 32a, respektievelijk 32b. Het andere been van de drukveer 32a res-pektievelijk 32b drukt in de ruststand van de koppenplaat tegen een opstaande wand van de koppenplaat. Op de koppenplaat 6 is een schuif 33 10 aanwezig, waartegen een aan de onderzijde van de drukrolhefboom aanwezige stift 92a respectievelijk 92b door de drukveer 32a gedrukt wordt en welke schuif op nog nader te bespreken wijze door verschuiving in een richting loodrecht op de pijl 7 de ver zwenking van de drukrolhefboom 10a respektievelijk 10b om de meslagers 11a, respektievelijk 11b 15 stuurt. (Zie Fig. 7). In de eerste vooruitgeschoven stand van de koppenplaat 6 ligt aldus afhankelijk van de positie van de schuif 33 de drukrol 12a of de drukrol 12b tegen de kaapstander 13a, respektievelijk 13b gedrukt. In de tweede, enigszins minder ver vooruitgeschoven positie van de koppenplaat liggen beide drukrollen 12a, b vrij van de kaap-20 standers 13a, b. Elke kaapstander 13a, b is gelagerd in het gestel 1 en is onder het gestel vast verbonden met een vliegwiel 14a, 14b dat tevens in de gestelplaat 1a gelagerd is. Om een deel van de omtrek van de vliegwielen 14a, 14b ligt een snaar 15, die om een polie 16a van een eerste aandrijfmotor 16 geleid is. Op de wijze als weergegeven in Fi-25 guur 1 worden de vliegwielen vanaf de motor 16 door de snaar 15 in onderling tegengestelde richting aangedreven, waardoor de kaapstanders 13a en b ook onderling tegengesteld roteren.
Boven het gestel 1 is verder in de ruimte tussen de spoel-wielen 4 en 5 een aandrijftandwiel 17 aanwezig, bestaande uit een rela-30 tief groot wiel 17a en een relatief klein wiel 17b. Verder is in het gestel 1 een opening 18 aanwezig, waardoor een relatief klein tandwiel 19 gestoken is, dat vast verbonden is met de as van een tweede aandrijfmotor 22. Deze motor is de spoelmotor van het magneetbandappa-raat. Beide motoren 22 en 16 zijn op niet weergegeven wijze elektrisch 35 verbonden met een microprocessorschakeling 23 (zie Figuur 2), door welke schakeling beide motoren in- en uitgeschakeld kunnen worden en verder de motor 22 in draairichting omgekeerd kan worden. Bovendien kan 3532053 «I .....'"'"I* PHN 11.436 9 door de schakeling 23 de motor 22 op een eerste of een tweede spanningsniveau geschakeld worden, waarbij de motor op eerste, hoge spanning een relatief hoog aandrijfkoppel levert en op een tweede, lage spanning een relatief laag aandrijfkoppel levert. De microprocessor-g schakeling is verder elektrisch verbonden met een pulsrelais 44, met een elektrische schakelaar 20, die via een nok 6c de stand van de koppenplaat 6 detekteert, met een schakelaar 27, die de positie van het koppenstelsel 8 en de drukrollen 12a, 12b detekteert, alsmede met een schakelaar 23a (zie Figuur 11), die het apparaat kan cmschakelen in de IQ opnamestand en welke op nader te omschrijven wijze wordt ingeschakeld na het bedienen van een niet weergegeven toets "record”.
Om de as 17c van het aandrijfwiel 17 is een zwenkarm 25 ver-zwenkbaar, die op afstand van de as 17c nabij een vrij einde aan de onderzijde de lagering draagt voor een relatief groot vertand tussenwiel 15 27. Verder is de zwenkarm 25 voorzien van een zijdelings uitstekende lip 25c die een relatief klein tandwiel 24 draagt (zie ook Fig. 12).
Het tussenwiel 27 en het tandwiel 24 zijn beide in ingrijping met het relatief kleine tandwiel 17b. Op nog nader te beschrijven wijze kan na verzwenking van de zwenkarm 25 het tussenwiel 27 in ingrijping zijn 20 met het spoelwiel 4 of het spoelwiel 5 en daardoor vanaf de aandrijfino-tor 22 de aandrijving verzorgen van de wikkeldoorn 2 respektievelijk 3. Op de zwenkarm 25 is een frictieveer 26 aanwezig, die op niet weergegeven wijze met het vrije einde drukt tegen het tussenwiel 27 en welke veer op het moment dat de aandrijfmotor 22 in draairichting orakeert 25 tengevolge van het op het tussenwiel 27 uitgeoefende frictiekoppel de zwenkbeweging van de zwenkarm 25 cm de as 17c stuurt. Aldus kan door verzwenking van de zwenkarm 25 het tussenwiel 27 gekoppeld worden met het spoelwiel 4 respektievelijk 5. Tijdens het aandrijven van de wikkeldoorn 2 respektievelijk 3 kan dit opspoelen met een relatief langza-30 me snelheid tijdens opname respektievelijk weergave geschieden en met een relatief hoge snelheid tijdens het snelspoelen. Dit geschiedt door de motor 22 op de lage respektievelijk hoge spanning op een relatief laag motorkoppel respektievelijk hoog motorkoppel te schakelen. Verder is als weergegeven in Fig. 1 en 12 op de zwenkarm 25 een langwerpig 35 schuifdeel 25a aanwezig, dat ten opzichte van de as 17c in radiale richting kan verschuiven tussen een eerste onverschoven en een tweede, verschoven positie en dat hiertoe op de arm 25 geleid is. Het schuif-
Si 02 03 5 . + PHN 11.436 10 deel 25a is hiertoe voorzien van een sleufgat 25c, waardoor de as 17c zich uitstrekt, terwijl verder nabij een eerste vrij einde een gaffel-deel 25f aanwezig is, waarvan de benen aan weerszijden gelegen zijn van een geleidnok 25g op de zwenkarm 25. Derhalve volgt het schuifdeel 25a 5 de zwenkbewegingen van de zwenkarm 25. Het schuifdeel 25a draagt nabij het van de as 17c afgekeerde tweede vrije einde een stopnok 25b, die, indien het schuifdeel 25a de eerste positie inneemt, ongeveer coaxiaal gelegen is ten opzichte van het tussenwiel 27. Het schuifdeel 25a kan vanuit de eerste positie tegen de druk van een drukveer 25d in ver-10 schuiven naar de tweede positie, hetgeen optreedt in de tweede, enigszins in de ver vooruitgeschoven stand van de koppenplaat 6. De drukveer 25d is gelegen tussen het centraal deel van het gaffeldeel 25f en de geleidenok 25g op de zwenkarm 25.
Op de koppenplaat 6 zijn een tweetal lippen 28 en 29 aanwelf zig, welke onderling spiegelsymmetrisch opgesteld staan ten opzichte van een vlak loodrecht op het gestel 1 en evenwijdig aan de pijl 7. Derhalve geldt de beschrijving van de lip 29 ook voor de lip 28. De lip 29 strekt zich vanaf de koppenplaat 6 tot het vrije einde uit en omvat in een opstaande rand een eerste uitsparing 30a en een tweede uitspa-20 ring 30b. Deze uitsparingen staan in open verbinding met de zwenkruimte voor de stopnok 25b tussen de lippen 28 en 29. Indien de motor 22 gestart wordt vóór een verplaatsing van de koppenplaat 6 in de richting van de wikkeldoorns 2 en 3 plaatsvindt, zal de stopnok 25b ver zwenken in de zwenkruimte tussen de lippen 28 en 29 en daarbij aangedrukt komen te liggen tegen een opstaande aanslagrand 30c. In deze positie van de stopnok 26 tegen de aanslagrand 30c, weergegeven in Pig. 12A, wordt nu belet dat het tussenwiel 287 met het spoelwiel 4 respektievelijk 5 kan koppelen. Aldus vormen de beide aanslagranden 30c eerste positione-ringsmiddelen van de koppenplaat, die het tussenwiel 27 in een onwerk-30 zame stand positioneren. Hierdoor kan de aandrijfmotor 22 op nog nader te beschrijven wijze een tweetal verdere funkties vervullen. Indien, nadat de motor 22 op een lage spanning geschakeld is, vervolgens de koppenplaat 6 op nog nader te beschrijven wijze naar voren wordt geschoven, zal de stopnok 25b vanuit de zwenkruimte in de tweede uitspa- ge ring 30b bewegen, het schuifdeel 25a door de koppenplaat 6 naar de tweede positie verschuiven, waardoor de stopnok 25b een stoppositie inneemt en de koppenplaat 6 wordt gepositioneerd in de tweede naar voren % ra .*«. _ _n
'S *ï \ ♦ * “f tl Λ f’S
'i' O vi' «a 'J v J
PHN 11.436 11 geschoven stand (zie Fig. 12B). Zn deze stand kan het tussenwiel 27 met het spoelwiel 4, respektievelijk 5 koppelen, waarna tengevolge van een verhoging van de motorspanning van de motor 22 een snelspoelen kan plaatsvinden. Indien evenwel vóór het starten van de motor 22 eerst de 5 koppenplaat 6 naar voren wordt bewogen, belet de stopnok 25b niet het verschuiven van de koppenplaat en kan deze naar de eerste geheel naar voren geschoven stand bewegen. Hierbij zorgt een veer 6a ervoor dat de koppenplaat in de eerste stand goed gepositioneerd is en tegen een niet weergegeven aanslag op het gestel aanligt, waarbij één der drukrollen 12a, 12b tegen de bijbehorende kaapstander 13a, 13b ligt gedrukt. Na starten van de' motor 22 beweegt nu de stopnok 25b vanuit de zwenkruimte in de eerste uitsparing 30a en kan het tussenwiel 27 koppelen met het spoelwiel 4 respektievelijk 5 ter aandrijving van de respektieve wik-keldoorn. Zoals reeds vermeld, geschiedt nu het aandrijven van de motor jg 22 pp lage spanning, hetgeen juist voldoende cm de band te kunnen transporteren. Het is hierbij van voordeel dat de koppenplaat 6, nadat de stopnok 25b in de uitsparing 30b gezwenkt is en het tussenwiel 27 met het spoelwiel 4 respectievelijk 5 gekoppeld is, nog enigszins verder verplaatst wordt. Het gevolg hiervan is dat de tweede stand van de 20 koppenplaat 6 relatief dicht bij de eerste stand gelegen kan zijn, hetgeen van voordeel in voor het beperken van de totale verplaatsingsaf-stand van de koppenplaat 6 tussen de teruggetrokken en de eerste stand en daarmee voor het beperken van de afmetingen van het apparaat. Een verder voordeel is dat gezien de geringe afstand waarover de koppen-25 plaat 6 teruggeschoven wordt, de magneetkop 9a in de tweede stand ook voor een z.g. "zoeksysteem" bruikbaar is, waarbij tijdens snelspoelen door de kop de band wordt af getast. Van belang hierbij is dat deze voordelen verkregen worden zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de mechanische sterkte van de stopnok 25b en delen van de koppenplaat 6.
30 Tegen één der benen van de drukveer 32b drukt op een wijze als weergegeven in Figuur 2 een stift 34, welke gevoerd is door een sleuf 35 in de koppenplaat 6. De stift 34 is bevestigd nabij het vrije einde van een tweearmige verstelhefboora 36, die verzwenkbaar is om een met het gestel 1 verbonden astap 37. De verstelhefboom 36 draagt nabij 35 het vrije einde van de andere arm een stift 38 welke zich door het gestel 1 heen uitstrekt tot een daaronder gelegen servo-orgaan 39, dat hierna verder besproken zal worden.
“> A Λ <“ -Ί.
- Λ / ·, «ι - ~ν· J -S=J -J t’ ^ ΡΗΝ 11.436 12 Λ *
Het servo-orgaan 39 omvat een van vertanding voorzien servo-wiel 40, dat door middel van een astap 41 draaibaar gelagerd is in het gestel 1. Verder omvat het servo-organ 39 een servobeugel 42 die zwenk-baar is om een astap 43 aan de onderzijde van het gestel 1. De servo-5 beugel 42 kan samenwerken met het pulsrelais 44 dat eveneens aan de onderzijde van het gestel 1 bevestigd is. Het servowiel wordt aangedreven door een tandwiel 45 dat vast op de as van het vliegwiel 14b aangebracht is en dat aldus tevens door de eerste motor 16 aangedreven kan worden, waarbij het tandwiel 45 roteert in een richting volgens de pijl 10 a in Figuur 3. Op een wijze als ook weergegeven in figuur 3 draagt het servowiel een excentrisch om de astap 41 gelegen excenternok 46 en een tweetal op onderlinge afstand gelegen grendelnokken 47 en 48. Het servowiel 40 is aan de omtrek voorzien van een vertanding, waarin een tweetal onderbrekingen 49 en 50 aanwezig zijn. Op deze wijze kan het 15 servowiel 45 in een eerste ruststand (zie Figuur 3) respektievelijk in een tweede ruststand (zie Figuur 5) gelegen zijn, waarbij telkens de onderbreking 49 respektievelijk 50 gelegen is tegenover het tandwiel 50, doch waarbij het tandwiel tengevolge van de onderbreking het servowiel niet kan aandrijven. Op het servowiel 40 is verder een rug 51 aan-20 wezig die eveneens een excentrisch verloop om de asstap 41 vertoont. De relaisbeugel 42 omvat een viertal armen, te weten een starre arm 52, een buigbare arm 53, een arretarm 54 en een terugstelarm 55. Op de te-rugstelarm 55 drukt een veer 56, welke met het andere einde verbonden is met het gestel 1, en welke voordurend tracht de relaisbeugel 42 in 25 een richting volgens de pijl b om de astap 43 te ver zwenken. De terugstelarm 55 omvat een terugstelnok 55a, elke gelegen is op het vrije einde van de arm 55, welke nok gelegen is nabij de omtrek van het servowiel 40 en een tweetal schuin gerichte, onderling een hoek insluitende wanden omvat. De arretarm 54 draagt nabij het vrije einde een arret-30 nok 54a, welke als haak uitgevoerd is en een ongeveer tangentiaal ten opzichte van de astap 43 gelegen aanslagwand voor de grendelnok 47 respektievelijk 48 bezit. In de ruststand als weergegeven in Figuur 3 respektievelijk 5 ligt steeds de grendelnok 47 respektievelijk 48 aan tegen de arretnok 54a, waardoor deze nok het servowiel 40 vergrendeld ^ houdt. In deze stand ligt de arretarm 54 aan tegen een aanslag 57, aanwezig op het gestel 1, welke aanslag de positie van de relaisbeugel 42 in de arretstand bepaalt. De buigbare arm 53 is nabij het vrije einde J L Ό ΰ β * 't PHN 11.436 13 van een starre drager 58 voorzien, die een koppelelement 58a bezit, dat als haak uitgevoerd is en dat zich gezien evenwijdig aan de astap 43 vanaf de drager 58 om het vrije einde van de starre 52 uitsterkt en in de in Figuur 3 weergegeven gekoppelde positie aan de van de drager 58 afgekeerde zijde tegen de starre arm 52 aanligt. De drager 58 is verder 5 voorzien van opsluitdelen 58b, welke dienen voor het opsluiten van een plaat voor een weekijzerelement 59. In de weergegeven arretstand van de relaisbeugel in Figuur 3, respektievelijk 5 ligt telkens het weekijzer-element aangetrokken tegen het pulsrelais 44.
^ Het pulsrelais 44 bestaat uit een permanente magneet 66, voorzien van een tweetal benen, waaromheen een tweetal draadspoelen 61 gewikkeld liggen. Aldus bezit het relais 44 zowel een permanente magneet als ook een elektromagneet, welke met een niet-weergegeven stroombron verbonden wordt onder invloed van de werking van de microproces-sorschakeling 23. De werking an het pulsrelais 44 berust op een princi-pe dat gedurende de tijd dat de draadspoelen 61 niet met de stroombron verbonden zijn door het permanente magnetisme de magneet 60 continu het week ijzer element 59 aantrekt. Aldus ligt de relaisbeugel 42 in de arretstand tengevolge van de aanwezigheid van de aanslag 57 en van het 2Q pulsrelais 44 stevig gepositioneerd. Het kortstondig bekrachtigen van de draadspoelen 61, waarvoor een elektrische puls voldoende is, betekent een neutralisering door de elektromagneet van het permanente magnetisme van de magneet 60, waardoor het weekijzerelement 59 niet langer aangetrokken wordt. Op dat moment kan de veer 56 de relaisbeugel 42 25 doen verzwenken om de astap 43 in de richting volgens de pijl b. Het is met behulp van koppelelement 58a mogelijk de drager 58 bij het verzwenken van de relaisbeugel in de richting van de pijl b het weekijzerelement 59 star gekoppeld met de arm 52 mee te laten zwenken, terwijl anderzijds bij het zwenken van de relaisbeugel in de richting tegenge-3Q steld aan de pijl b na het aanliggen van het weekwijzerelement 59 tegen de magneet 60 de starre arm 52 enigszins verder kan zwenken. Dit is mogelijk door de elastische buigbaarheid van de arm 53.
Zoals weergegeven in Figuur 1 en 4 is verder een rembeugel 62 verschuifbaar in het gestel 1 geleid en wel evenwijdig aan het hier-35 voor reeds genoemde symmetrievlak op halve afstand van de spoel wielen 4 en 5, waarbij een veer 63 voortdurend tracht de rembeugel 62 van de speelwielen 4 en 5 af te bewegen. De rembeugel 62 is voorzien van een .1 S ' Λ Λ ff 3 S·· V · -- W - PHN 11,436 14 uitsteeksel 64, dat geleid is in een uitsparing 65 in het gestel 1. Het uitsteeksel 64 tast met het vrije einde de excenternok 46 af en drukt onder werking van de veer 63 in de eerste ruststand van het servowiel 40 tegen de excenternok en oefent een startkoppel uit (pijl c) , dat _ tracht het wiel 40 in de richting van de pijl d om de astap 41 te laten 5 draaien. Zolang evenwel de arretnok 54a nog aanligt tegen de grendelnok 47 kan dit starkoppel c geen effekt hebben. Indien door het pulsgewijs bekrachtigen van het pulsrelais 44 het weekwijzerelement 59 niet langer aangetrokken wordt, kan de relaisbeugel 42 zwenken om de astap 43 in de richting volgens de pijl b. Hierbij is het van voordeel dat de relaisbeugel 42 afgezien van de buigbare arm 53 verder star uitgevoerd is, zodat wrijving tussen de arretnok 54a en de grendelnok 47 effektief kan worden opgevangen. Na vrijkomen kan nu het starkoppel (pijl c) het servowiel 40 doen draaien, waarna de vertanding aan de oratrek van het ser-jg vowiel in ingrijping kant met het tandwiel 45 dat aangedreven wordt door de motor 16, waardoor tengevolge van de rotatie van het tandwiel 45 in de richting volgens de pijl a het servowiel verder draait in de richting volgens de pijl d. Op het moment van het bekrachtigen van het pulsrelais 44 is de tweede motor 22 nog niet gestart, indien de eerste 2Q vooruitgeschoven positie moet worden ingenomen. Indien de koppenplaat 6 de tweede minder vooruitgeschoven positie dient in te nemen moet vóór het elektrisch bekrachtigen van het pulsrelais 44 eerst de tweede motor 22 ingeschakeld worden. Tijdens draaiing van het servowiel 40 wordt de verstelhefboom 36 door middel van de excenternok 46 versteld tot in de 25 stand als weergegeven in de Figuren 5 en 6. Deze stand kan worden ingenomen, doordat de grendelnok 48, zoals ook in Figuur 5 weergegeven, eerst tegen de terugstelnok 55a opgelopen is en de relaisbeugel 42 van uit de onwerkzame verzwenkte stand teruggesteld heeft naar de arret-stand. Hierop kan na doorlopen van het laatste deel van de draaiing van 3Q de nok 48 deze oplopen tegen de arretnok 54a op de relaisbeugel 42, waardoor het servowiel 40 opnieuw vergrendeld ligt. In deze stand is de uitsparing 50 komen te liggen tegenover het tandwiel 45, zodat verder rotatie van het tandwiel 45 geen invloed heeft op het servowiel 40.
Tijdens het zwenken van de verstelhefboom 36 onder invloed 35 van de excenternok 46 is via de stift 34 druk uitgeoefend op de druk-veer 32b, waardoor deze tegen de drukrolhefboom 10b drukt. Tengevolge van het meslager 11b en van het aanliggen van de stift 92b van de druk- / *< * , ‘ * ,*> ΡΗΝ Π.436 15 »· ♦ rolhefboom 10b tegen de schuif 33 wordt aldus de koppenplaat 6 naar voren verschoven tot in de eerste respektievelijk tweede vooruitgeschoven positie, waarbij de schakelaar 20 in beide standen gesloten wordt door de nok 6c op de koppenplaat 6. In de eerste vooruitgeschoven positie 5 drukt nu de drukrol 12a respektievelijk 12b tegen de kaapstander 13a respektievelijk 13b, waarbij de stift 34 enigszins verder beweegt dan de koppenplaat 6, zodat via de voorspanning op de drukveer 32b en de kracht van de veer 6a de drukrol 12a, respektievelijk 12b met voldoende voorspanning aangedrukt tegen de kaapstander 13a respektievelijk 13b 10 aanligt. Hierbij is van voordeel dat eventueel optredende toleranties in de overbrenging tussen de excenternok 46 en de koppenplaat 6 effek-tief gecompenseerd worden. Vanaf het moment dat de drukrol 12a respektievelijk 12b tegen de kaapstander 13a, 13b aangedrukt is, hetgeen ge-dekteerd wordt door de schakelaar 20, bepaald de schakeling 23 dat de 15 motor 22 op lage spanning ingeschakeld kan worden en dat de opname respectievelijk weergave kan gaan aanvangen, waarbij op nog nader te bespreken wijze de band in de richting van de wikkeldoorn 2 respektievelijk 3 wordt opgespoeld.
Voor het detekteren van de bandeinde is onder het gestel 1 20 een plaat 110 bevestigd, welke een niet-weergegeven fotocel draagt, die gelegen is nabij het ondereinde van een lichtgeleider 111 (zie Fig.
1). De koppenplaat 6 draagt een lichtbon 112, die licht uitstraalt in de richting van het boveneinde van de lichtgeleider 111. Zodra de niet-doorzichtige magneetband tot het eind getransporteerd is, straalt 25 het licht door de transparante aanloopband, welke de magneetband verbindt met de wikkelkern van de niet-weergegeven magneetbandcassette en wordt het einde van de magneetband door de fotocel gedetecteerd. Deze geeft nu een electrisch signaal af aan de micro-processorschakeling 23.
20 Na het bereiken van het einde van de magneetband, of indien een niet-weergegeven stoptoets respektievelijk richtingomkeertoets (be~ dientoets "direction*) bediend wordt, wordt door de schakeling 23 het pulsrelais 44 opnieuw bekrachtigd. Dit heeft tot gevolg dat de relais- beugel 42 opnieuw vanuit de arretstand naar de onwerkzame stand bewogen 35 wordt, waarbij ook nu de grendelnok 48 vrij komt te liggen van de ar-retnok 54a. In deze situatie duwt de verstelhefboom 36 op een zodanige wijze tegen de excenternok 46 dat de druk, door de veer 32b op de ver- -> -r > ^ -* ^ C -J . * ^ PHN 11.436 16 stelhefboom 36 uitgeoefend, een startkoppel op de excenternok uitoefent zodat het servowiel 40 na ontgrendeling van de relaisbeugel 42 verder kan draaien volgens de pijl d, waardoor nu de vertanding aan de omtrek van het servowiel opnieuw met het tandwiel 45 kan koppelen. Hierdoor . wordt het servowiel opnieuw aangedreven, waarbij de stift 38 geleid 5 wordt tussen de excenternok 46 en de rug 51, waardoor de verstelhefboom 36 teruggezwenkt wordt in de richting van de klok om de astap 37. Dit heeft tot gevolg dat nu de stift 34 rechtstreeks drukt op het eind van de sleuf 35 tegen de koppenplaat 6 en deze in de richting volgens de IQ Pijl 7 naar de teruggetrokken stand verstelt. Tijdens het begin van de rotatie van het servowiel 40 is door de excenternok 46 op het uitsteeksel 64 van de rembeugel 62 een kracht uitgeoefend, waardoor de rembeugel kortstondig in de richting naar de spoel wielen 4 en 5 bewogen is. Dit heeft tot gevolg dat tijdens de draaiing van het servowiel 40 de 15 rembeugel bediend wordt en de spoelwielen 4 en 5 afgeremd worden. Tijdens de draaiing in de richting volgens de pijl d stoot de grendelnok 47 tegen de terugstelnok 55a, waardoor de relaisbeugel vanuit de onwerkzame stand opnieuw teruggesteld wordt in de richting van de arret-stand (zie Pig. 3). Vervolgens loopt de grendelnok 47 opnieuw op tegen 20 de arretnok 54a, waarna de eerste ruststand als in Pig.3 getoond opnieuw ingenomen wordt. Indien op de stoptoets gedrukt is, blijft nu de koppenplaat 6 in de teruggetrokken stand en stoppen de motoren 16 en 22. Indien evenwel bandeinde is gedetecteerd door de fotocel of de richtingomkeertoets is bediend, wordt de koppenplaat 6 direct weer door 25 het servowiel 40 vanuit de teruggetrokken positie versteld naar de eerste positie en vindt op nog te beschrijven wijze het bandtransport in tegengestelde richting plaats.
Voor het omkeren van de bandtransportrichting is op een wijze als weergegeven in Fig. 1, 7, 8 en 9 aan de onderzijde van het 30 gestel 1 een servobeugel 70 zwenkbaar opgesteld, welke servobeugel als tweearmige, tegen de kracht van een arretveer 71 zwenkbare hefboom uitgevoerd is. De servobeugel draagt nabij het vrije einde van een eerste arm 70a een tweetal roterbaar opgstelde tandwielen, bestaande uit een koppelwiel 72 en een daarmee in ingrijping zijnd schakelwiel 73. Het 35 schakelwiel wordt door een drukveer 74 in axiale richting ten opzichte van het servobeugel 70 omhooggedrukt. Hierbij wordt de beweging van het schakelwiel in bovenwaartse richting begrensd door een scharnierbaar · Ή Λ 'Λ ?» \av ^ j / 4*.
W* Jeu j < ♦ PHN 11.436 17 met het gestel 1 verbonden lip 75/ welke op haar beurt samenwerkt met een niet-weergegeven oplooprand7 aanwezig aan de onderzijde van een uitstekend been 6b van de koppenplaat 6. Aldus kan door verschuiving van de koppenplaat 6 naar de eerste of tweede naar voren geschoven 5 stand tengevolge van een neerwaarts scharnieren van de lip 75 het scha-kelwiel 73 in axiale richting neerwaarts gedrukt worden, waardoor het schakel wiel 73 ontkoppeld raakt van het tandwiel 24, aanwezig op de zwenkarm 25. Aldus stuurt de koppenplaat 6 door middel van de oploop-rand en door middel van de lip 75, die samen tweede positioneringsraid-10 delen van de koppenplaat vormen, het schakelwiel 73 naar een onwerkzame stand. Nog opgemerkt wordt dat in de Figuren 7 en 11 ter wille van de overzichtelijkheid het schuifdeel 25a, weergegeven in Fig. 1 en 12, weggelaten is. In deze Figuren is de stopnok 25b getekend op de zwenk-arm 25, doch in werkelijkheid bevindt de stopnok 25b zich als weergege-15 ven in Fig. 1 en 12 op het schuifdeel 25a.
In de teruggetrokken stand van de koppenplaat 6 is zeker gesteld dat via de tweede positioneringsmiddelen het schakelwiel 73 in ingrijping is met het tandwiel 24. Op deze wijze kan de aandrijfiaotor 22 via het schakelwiel 73 het koppelwiel 72 aandrijven. De servobeugel 20 70 strekt zich met de arm 70a uit tot de nabijheid van de achterzijde van het apparaat, alwaar de arm 70a het koppelwiel 72 en het schakelwiel 73 draagt. Op ongeveer halve afstand tussen de achter- en voorwand van het apparaat is de servobeugel 70 gelagerd om een zwenkas 70c, en alhier sluit de eerste arm 70a op een tweede arm 70b aan. Deze strekt 25 zich uit tot nabij de voorzijde van het apparaat en omvat aldaar een omgezet deel, weergegeven in Fig. 7, 8 en 9 door het verwijzingscijfer 70d. Nabij het vrije einde van het omgezet deel 70d zijn op dit deel een tweetal arretnokken 76a, 76b aanwezig, welke op een wijze als bij de hiervoor beschreven arretnok 54a een van vertanding voorzien tweede 30 servowiel 77 tegen rotatie vergrendeld kunnen houden. Het servowiel 77 is hiertoe voorzien van een tweetal grendelnokken 78 en 79, welke vergelijkbaar zijn in funktie met de grendelnokken 47 en 48 bij het servowiel 40. De twee nokken 76a en 76b zijn ten opzichte van de rotatieas van het wiel 77 op onderlinge radiale afstand gelegen. Het doel hiervan 35 is te voorkomen dat tengevolge van de traagheid, waarmee de servobeugel 70 na verstellen terugbeweegt naar de grendelstand en waardoor de nok 76a niet tijdig in de arretstand terugkeert, het servowiel zou door- - / ~\ f
vi- V 'ey O
PHN 11.436 18 draaien. Met deze constructie vangt na 180° rotatie van het wiel 77 eerst de op kortere afstand van de rotatieas van het wiel 77 gelegen nok 76b de grendelnok 78 respektievelijk 79 op en geleidt vervolgens tijdens het terugbewegen van de servobeugel 70 op niet weergegeven 5 wijze de grendelnok naar de arretnok 76a, welke weer opnieuw het wiel vergrendeld houdt. Nabij elke grendelnok ligt een onderbreking 80 respectievelijk 81 in de vertanding van het servowiel. Deze onderbrekingen zijn vergelijkbaar met de onderbrekingen 49 en 50 van het servowiel 40. Zo zijn ook een tweetal excenternokken 82 en 83 aanwezig, die ver-10 gelijkbaar zijn met de nok 46 en de rug 51. Verder is aan de onderzijde van het servowiel 77 additioneel een tweetal startpennen 84 aanwezig, waarvan in Fig. 7 slechts één zichtbaar is. Deze startpennen kunnen samenwerken met een startbeugel 85, welke zwenkbaar is om een as 86, waarbij de startbeugel 85 verbonden is met een veer 87, welke tracht de 15 beugel te verzwenken om de as 86 en welke aldus het startkoppel voor het servowiel 77 oplevert. Bovendien bezit de startbeugel 85 een nok 88, welke samenwerkt met de contacten van de schakelaar 21. Het servowiel 77 kan samenwerken met een tandwiel 89, dat vast verbonden is met het vliegwiel 14a. Daar de pennen 84 op onderling verschillende radiale 20 afstand van de rotatieas van het wiel 77 gelegen zijn, neemt de startbeugel 85 in elk van de twee ruststanden van het wiel 77 een bij deze stand behorende positie in, welke door de schakelaar 21 gedetekteerd wordt. Aldus kan de, schakelaar 21 een signaal aan de microprocessor-schakeling 23 geven over de stand van het wiel 77.
25 Aan de onderzijde van de schuif 33, welke rechtlijnig geleid is op de koppenplaat 6 in een richting volgens de dubbelpijl 90, bevindt zich een nok 91, welke zich tot onder het gestel 1 uitstrekt. Daardoor is de nok 91 in staat gestuurd te worden door de excenternokken 82 respectievelijk 83. Hierbij duwt tijdens het contact met de ex-30 centernok 82 deze de nok 91 volgens de dubbelpijl 90 in Fig. 7 naar links, waarbij de nok 91 aanligt tegen de buitenkant van de nok 82. Tijdens de samenwerking met de excenternok 83 ligt de nok 91 aan tegen de binnenzijde van de excenternok 83, waardoor de nok 91 gezien volgens Fig. 7 en 8 naar rechts wordt bewogen.
35 Het koppelwiel 72 is verder in ingrijping met een lichaam dat, zoals nog ander zal worden verklaard, althans tijdelijk een vast gepositioneerde stand in kan nemen. Dit lichaam wordt gevormd door een £ S ^ 9 f| K 3 $sa 'Ij 0 ΡΗΝ 11.436 19 - " Τ' derde, van vertanding voorzien servowiel 97 dat roteerbaar in het gestel 1 gelagerd is. Het servowiel 97 wordt tegen rotatie in één richting vergrendeld gehouden door een grendelorgaan 98, dat wordt gevormd door een scharnierbare hefboom, welke ervoor zorgdraagt dat het servo-5 wiel 97 een vast positie inneemt, indien het koppelwiel roteert in een richting weergegeven in Pig. 8 door de pijl f. Indien het koppelwiel in een richting tegengesteld aan de pijl f roteert doordat de aandrijfmo-tor 22 op hoge spanning in de andere richting het koppelwiel aandrijft roteert het servowiel 97 in een richting weergegeven in Pig. 10 met de 10 pijl g, waardoor tengevolge van een frictiekoppeling tussen het servo wiel en het grendelorgaan 98, weergegeven in Pig. 11 met het verwij-zingscijfer 99, het grendelorgaan 98 wordt verzwenkt naar een onwerkzame stand door verzwenking volgens de pijl h. Aldus neemt afhankelijk van de aandrijfrichting van de motor 22 en afhankelijk van het gescha-15 kelde spanningsniveau het servowiel 97 een vaste positie in of kan het servowiel roteren. Indien het servowiel een vaste positie inneemt treedt de situatie op als weergegeven in Pig. 8, waarbij nu het koppelwiel 72 op de servobeugel 70 een kracht W uitoefent, welke indien de motor 22 op hoge spanning geschakeld is, groot genoeg is om de kracht V 20 uitgeoefend door de arretveer 71 te kunnen overwinnen en aldus de servobeugel 70 te doen zwenken volgens de pijl j in Pig. 8 om de zwenkas 70c. Hierbij is een pulsgewijs inschakelen van de motor 22 voldoende* Hierdoor bewegen in deze positie de arretnokken 76a en 76b over voldoende afstand weg in een richting volgens de pijl j in Fig. 9 on de 25 grendelnok 78 respectievelijk 79 te ontgrendelen, waardoor het servowiel 77 ontgrendeld komt te liggen. Tengevolge van deze ontgrendeling kan nu de startbeugel 85 een startkoppel uitoefenen op het servowiel 77k, waardoor deze met de vertanding in ingrijping komt met de vertanding van het tandwiel 89 en waardoor het servowiel aanvangt te roteren 30 volgens de pijl k in Fig. 9. Het gevolg hiervan is dat nu via de excen-ternok 82 of 83 de schuif 33 versteld wordt in de richting volgens de pijl 90. Intussen is door de mikroprocessorschakeling 23 de aandrijfiao-tor 22 in draaiirichting omgekeerd en op lage spanning geschakeld. Dit inschakelen van de motor 22 geschiedt weer pulsgewijs, hetgeen echter 35 genoeg is om mede met behulp van de arretveer 71 de servobeugel 70 opnieuw in de grendelstand te brengen, waardoor na 180" rotatie het servowiel 77 ophoudt te roteren, indien de onderbreking 80 respectievelijk I; '·>' is* PHN 11.436 20 81 in de vertanding weer tegenover het tandwiel 89 is gekomen.
Aldus kan het servowiel 77, indien de koppenplaat 6 in de teruggetrokken stand gelegen is, in een schakelstand van het apparaat de schuif 33 naar links of naar rechts bewegen. Deze verschuiving heeft 5 tot gevolg dat de aan de onderzijde van de drukrolhefbomen 10a, b aanwezige stiften 92a respectievelijk 92b worden gestuurd, waardoor afhankelijk van de positie van de schuif 33 de drukrolhefboom 10a respectievelijk de drukrolhefboom 10b een meer naar voren ver zwenkte positie op de koppenplaat 6 inneemt. Op deze wijze kan na de verschuiving van de 10 schuif 33 en vervolgens na verplaatsing van de koppenplaat 6 naar de naar voren verplaatste stand de drukrol 12a of de drukrol 12b tegen de bijbehorende kaapstander 13a respectievelijk 13b gedrukt worden. Dit. bepaalt de bandtransportrichting tijdens opname- of weergavebedrijf van het apparaat.
15 Verder is aan de onderzijde van de schuif 33 een holte 93 aanwezig, waarin een astap 94 met enige speling ligt. Deze astap is vast verbonden met een zwenkarm 95, welke aan de bovenzijde is voorzien van een vertanding 95a. De vertanding 95a is in ingrijping met een ver-tande as 96, welke vast verbonden is met het koppenstelsel 8. Hierbij 20 zorgt een in Pig. 1 weergegeven overslagveer 8a ervoor, dat in elke eindstand van de zwenkarm 95 het koppenstelsel 8 goed op de koppenplaat 6 gepositioneerd ligt tegen een niet-weergegeven aanslag. Door de speling, die de astap 94 in de holte 93 heeft, ligt telkens in de eindstand van de schuif 33 de astap 94 voldoende vrij om de overslagveer 8a 25 het mogelijk te maken het koppenstelsel 8 goed tegen de aanslag te drukken. Tengevolge van de werking van de zwenkarm 95 wordt bij het verschuiven van de schuif 33 op deze wijze tevens het koppenstelsel 8 over 180* heen- en teruggedraaid, zodat afhankelijk van de bandtransportrichting het koppenstelsel de juiste stand inneemt voor het opnemen 20 en of weergegeven. Daar de stand van de drukrollen 12a, 12b en van het koppenstelsel 8 via de schuif 33, het servowiel 77 en de startbeugel 85 door de schakelaar 21 gedetekteerd wordt, kan de microprocessorschakel 23 met behulp van de schakelaar 21 de stand van de drukrollen en het koppenstelsel signaleren. Nadat de schakeling 23 heeft vastgesteld dat qc de drukrollen en het koppenstelsel in de gewenste stand zijn gebracht, wordt via het servoorgaan 39 de koppenplaat 6 vanuit de teruggetrokken stand naar de eerste stand gebracht, hetgeen door de schakelaar 20 2 £ f- ? 1 J? f5 - r PHN 11.436 21 woedt gedetekteerd. Deze standen bieden het magneetbandapparaat volgens de uitvinding mogelijkheid als zogenaamd "autoreverse"-apparaat te funktioneren.
Indien de aandrijfmotor 22 op hoge spanning ingeschakeld het koppelwiel 72 in de richting tegengesteld aan de pijl f laat roteren 5 heeft dit tot gevolg dat het servowiel 97 zoals reeds beschreven vrij komt van het grendelorgaan 98, waardoor nu een rotatie van het servowiel 97 optreedt. Dit heeft tot gevolg dat een stift 100 geleid wordt in een gleuf 101, welke aanwezig is in de omtrek van een bus die coaxiaal verbonden is met het servowiel 97 en welke gleuf een sinusachtig 10 golfverloop bezit. Tengevolge van dit verloop beweegt de stift 100 met een schakelbeugel 102 om een as 103, waarbij op de schakelbeugel 102 benen van een overslagveer 104 aanwezig is. De benen van de overslag-veer 104 liggen aan tegen een stang 105 die op haar beurt verbonden is met de opnameschakelaar 23a (zie Fig. 11). Tengevolge van de rotatie 15 van het servowiel 97 wordt op deze wijze de opnameschakelaar 23a versteld, hetgeen een terugsignalering oplevert aan de microprocessorschakeling 23, welke vervolgens de motor 22 afschakelt. Op dit moment is het apparaat in de stand "record standby" geschakeld en kan door het bedienen van de toets "play" of "replay" van het apparaat het band- 20 transport xn de gewenste richting aanvangen.
Aldus is het mogelijk met de motor 22 zowel het servowiel 77 als ook het servowiel 97 te verstellen, waardoor in de schakelstand van het apparaat met behulp van twee schakelinrichtingen twee verschillende apparaatfunkties met de motor 22 versteld kunnen worden. Van belang is 25 dat de kracht voor het aktiveren van het servowiel 97 alleen opgebracht kan worden, indien de spoelmotor 22 op hoge spanning geschakeld is. Indien de spoelmotor 22 op lage spanning geschakeld is, kan deze niet de weerstand, welke de opnameschakelaar 23a oplevert, overwinnen, waardoor op lage spanning de spoelmotor 22 geen uitwerking heeft op het servo-30 wiel 97. Aldus kan de motor 22 op lage spanning geschakeld alleen dienen voor het aandrijven van het tussenwiel 27 en daarmee van de spoel-wielen 4 resp. 5.
In het hiernavolgend deel van de beschrijving volgt een korte samenvatting van de achtereenvolgens optredende schakelingen bij het 35 apparaat volgens de uitvinding en wel gespecificeerd naar de gewenste apparaatfunktie.
650205¾ -- PHN 11.436 22
Uitgegaan wordt van de stopstand van het apparaat, waarin alle onderdelen in de ruststand gelegen zijn. Het indrukken van elke bedientoets heeft tot gevolg dat eerst via de microprocessorschakeling 23 de aandrijfmotor 16 wordt gestart, waardoor de vliegwielen 14a, 14b 5 aanvangen onderling in tegengestelde richting te roteren. Indien de pauzetoets ingedrukt is, volgt nu verder geen schakeling; na ongeveer twee minuten wordt via de microprocessorschakeling 23 de motor 16 weer gestopt.
Indien de toets "play" of "replay" ingedrukt is (hetgeen wil 10 zeggen bandtransport vanaf de wikkeldoorn 2 naar de wikkeldoorn 3 respectievelijk in omgekeerde richting bij lage bandtransportsnelheid), zal eerst de microprocessorschakeling 23 via de schakelaar 21 nagaan in welke stand de drukrollen 12a en 12b en het koppenstelsel 8 gelegen zijn. Indien deze richting overeenkomt met de richting die behoort bij 15 de ingedrukte bedientoets volgt nu direct de hiervoor reeds beschreven schakelgang, welke aanvangt met het bedienen van het pulsrelais 44. Dit leidt ertoe, dat de koppenplaat 6 naar voren tot in de meest naar voren geschoven, eerste stand wordt bewogen. Indien evenwel de schakelaar 21 constateeert dat de drukrollen 12a en 12b en het koppenstelsel 8 niet 20 in de goede positie staan, vindt voorafgaande aan het inschakelen van het pulsrelais 44 de hiervoor beschreven schakelwij ze plaats met behulp van de motor 22 en het servowiel 77. Zodra nu de schakelaar 21 vaststelt dat de schuif 33 in de juiste stand versteld is vindt het naar voren schuiven van de koppenplaat 6 plaats op de hiervoor vermelde 25 wijze, hetgeen door de schakelaar 20 gedetekteerd wordt. Vervolgens wordt de motor 22 opnieuw ingeschakeld en wel op de lage spanning, waarbij de motor draait in de richting die geselecteerd is door het indrukken van de betreffende toets "play" respectievelijk "replay".
Bij het indrukken van een snelspoeltoets "rewind" respec-30 tievelijk "wind" wordt na het starten van de motor 16 de motor 22 gestart, waarbij deze op lage spanning aangesloten is. De rotatierichting van de motor 22 is afhankelijk van de geselecteerde bedientoets. Vervolgens vindt op de hiervoor reeds beschreven wijze door middel van het bedienen van het pulsrelais 44 een naar voren schuiven van de koppen-3® plaat 6 plaats, waarbij evenwel de koppenplaat in de tweede minder ver naar voren geschoven stand geblokkeerd wordt, daar de stopnok 25b nu beweegt in de uitsparing 30b. Na sluiten van de schakelaar 20 wordt de
8502 35 S
. ψ ΡΗΝ 11.436 23 motor 22 op hoge spanning geschakeld en kan het versnelde bandtransport in de gewenste richting aanvangen.
Bij het indrukken van de bedientoets "direction" wordt na het inschakelen van de motor 16 de motor 22 ingeschakeld op hoge spanning. Deze draait in de richting welke overeenkomt met de richting be- 5 horende bij de richting van de bedientoetsen "replay" en "rewind". Dit heeft de reeds beschreven schakelgang tot gevolg met behulp van de motor 22 en het servowiel 77. Vervolgens wordt de motor 22 uitgeschakeld. Door het indrukken van de bedientoets "direction" wordt aldus de looprichting van het magneetbandapparaat omgekeerd.
10
Bij het indrukken van de toets "record" wordt na het inschakelen van de motor 16 de motor 22 aangedreven in de richting die overeenkomt met het indrukken van de toets "play" of "wind". Vervolgens wordt via het servowiel 97 de opnameschakelaar 23a versteld en is het apparaat in de stand "record-standby*.
15 ,,
Van belang is, dat de koppenplaat met behulp van slechts een pulsrelais 44, de vliegwielmotor 16 en de spoelmotor 22 in drie standen positioneerbaar is. Hierdoor is een minimum aantal aan elektro-mecha- nische actuatoren bij het apparaat volgens de uitvinding benodigd.
De motor 22 is in staat de wikkeldoorns 2 respectievelijk 3 20 aan te drijven voor de gewone bandtransport respectievelijk voor het snelle bandtransport in twee tegengestelde richtingen. Verder kan de motor 22 met voordeel twee apparaatfunkties schakelen, namelijk het omkeren van de bandtransportrichting door het omschakelen van de drukrol- len 12a en 12b en het omdraaien van het koppenstelsel 8 en verder het 25 schakelen van de apparaatfunktie opname, waarbij de opnameschakelaar 23a versteld wordt. Dit inschakelen van deze laatste twee apparaatfunkties geschiedt steeds door het kortstondig op hoge spanning schakelen van de motor 22. Met behulp van dit pulsgewijze inschakelen van de motor 22 is het mogelijk met de motor 22 op alternatieve wijze ook andere 30 apparaatfunkties te schakelen. Zo kan de koppenplaat 6 in plaats van met het pulsrelais 44 ook met behulp van de motor 22 geschakeld worden. Alternatief is het ook mogelijk met de motor 22 slechts één appa-raatfunktie te schakelen. Dit kan het omkeren van de bandtransportrichting zijn of het schakelen van de opnameschakelaar. De eerste mogelijk-35 heid doet zich voor, indien de microprocessorschakeling 23 geheel elec-tronisch de opname inschakelt, terwijl de tweede mogelijkheid van voor-
: ij '' Λ. £ A
\j 0 PHN 11.436 24 deel is, indien het apparaat zo geconstrueerd is, dat het in slechts één bandtransportrichting tijdens opname en weergave funktioneert.
5 10 15 20 25 30 35 3¾ yrj Λ. f* £ Λ1 y * i' / j ’ ‘>*iy -ω ^

Claims (8)

1. Magneetbandapparaat, met tenminste één een servowiel omvat tende schakelinrichting voor het schakelen van een apparaatfunctie, met twee wikkeldoorns, die elk aan de onderzijde met coaxiaal gelegen spoelwielen verbonden zijn, met een in draairichting omkeerbare aan-5 drijfmotor die via een zwenkbaar tussen de spoelwielen opgesteld tus-senwiel na verzwenking van het tussenwiel in een bedrijfsstand van het apparaat met het respektieve spoelwiel gekoppeld is, en die in een schakelstand van het apparaat met een koppel wiel gekoppeld is, dat in de schakelstand van het apparaat een koppeling vormt tussen de aan-10 drijfmotor en de schakelinrichting, door welke koppeling de schakelinrichting geactiveerd wordt voor het schakelen van de apparaatfunctie, met het kenmerk, dat - het koppelwiel aangebracht is op een tussen een eerste en een tweede stand beweegbare servobeugel, die door de kracht, afkomstig van een ar- 15 retveer, in de eerste stand gedrongen wordt, waarin de servobeugel het servowiel tegen rotatie vergrendeld houdt, en die in de tweede stand het servowiel vrijgeeft voor het schakelen van de apparaatfunctie, - de aandrijfmotor tussen twee koppelniveaus schakelbaar is, waarbij de motor op een eerste niveau een relatief hoger koppel levert dan op een 20 tweede niveau, - het koppelwiel verder in kontakt is met een althans tijdelijk vast gepositioneerd lichaam en tijdens rotatie in een eerste richting door afrollen langs het lichaam de servobeugel tracht te verstellen naar de tweede stand, waarbij uitsluitend indien de motor op het eerste niveau 25 geschakeld is de door het koppelwiel op de servobeugel uitgeoefende kracht groot genoeg is om de kracht van de arretveer te kunnen overwinnen.
2. Magneetbandapparaat, met tenminste één een servowiel omvat tende schakelinrichting voor het schakelen van een apparaatfunctie, met 30 twee wikkeldoorns, die elk aan de onderzijde met een coaxiaal gelegen spoelwiel verbonden zijn, met een in draairichting omkeerbare aandrijfmotor die via een zwenkbaar tussen de spoelwielen opgesteld tussenwiel na verzwenking van het tussenwiel in een bedrijfsstand van het apparaat met het respektieve spoelwiel gekoppeld is, en die in een schakelstand van het apparaat met een koppelwiel gekoppeld is, dat in de schakelstand van het apparaat een koppeling vormt tussen de aandrijfmotor en de schakelinrichting, door welke koppeling de schakelin- -v ·> η > J ? .. ^ t V J J PHN 11.436 26 richting geactiveerd wordt voor het schakelen van de apparaatfunctie met het kenmerk, dat - de aandrijfmotor tussen twee koppelniveaus schakelbaar is, waarbij de motor op een eerste niveau een relatief hoger koppel levert dan op een 5 tweede niveau, - het servowiel tijdens rotatie van het koppelwiel in een eerste richting door een grendelorgaan vergrendeld gehouden wordt en tijdens rotatie van het koppelwiel in een tweede richting ontgrendeld wordt, waardoor het kopppelwiel het servowiel aandrijft, 10. de schakelinrichting een schakelorgaan met een zodanige inwendige wrijving bezit, dat de kracht, benodigd voor het bedienen van het schakelorgaan uitsluitend door de aandrijfmotor via het koppelwiel geleverd wordt, indien de motor op het eerste koppelniveau geschakeld is.
3. Magneetbandapparaat volgens conclusies 1 en 2, met het ken-^ merk, dat zowel een eerste als een tweede schakelinrichting aanwezig zijn, omvattende een eerste servowiel, dat door de servobeugel vergrendeld wordt respektievelijk een tweede servowiel, dat door het grendelorgaan vergrendeld wordt, en dat het tijdelijk vast gepositioneerde lichaam vormt. pn
4. Magneetbandapparaat volgens conclusie 1 of 3, met het kenmerk, dat naast het koppelwiel op de servobeugel tevens een in axiale richting verplaatsbaar schakelwiel aangebracht is, dat in de aandrijving vanaf de aandrijfmotor naar het koppelwiel gelegen is en dat na verplaatsing naar een gedeactiveerde stand de aandrijving van het kop- pc pel wiel onderbreekt.
5. Magneetbandapparaat volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de servobeugel als twee-armige, tegen de kracht van de arretveer in zwenkbare hefboom uitgevoerd is, waarbij het koppelwiel en het schakelwiel nabij het vrije einde van een eerste arm gelegen zijn en waarbij qn het vrije einde van een tweede arm het eerste servowiel vergrendeld houdt.
6. Magneetbandapparaat volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de tweede arm nabij het vrije einde ter vergrendeling van een grendel- nok op het eerste servowiel voorzien is van twee arretnokken, die gere-35 kend in radiale richting ten opzichte van de draaiingsas van het servowiel op onderlinge afstand gelegen zijn.
7. Magneetbandapparaat volgens een der conclusies 4-6, waarbij 85 0 2 0 3 ¾ PHN 11.436 27 een in de richting van de wikkeldoorns verschuifbare koppenplaat aanwezig is, met het kenmerk, dat de koppenplaat eerste en tweede positione-ringsmiddelen stuurt die afhankelijk van de stand van de koppenplaat het zwenkbaar opgestelde tussenwiel resp. het schakel wiel in een on-5 werkzame stand positioneren, waarbij de koppenplaat, indien het tussenwiel onwerkzaam is, op grotere afstand van de wikkeldoorns gelegen is dan indien het schakelwiel onwerkzaam is.
8. Magneetbandapapraat volgens een der conclusies 3-7 met het kenmerk, dat de eerste schakelinrichting via het servowiel een op de 10 koppenplaat aanwezige magneetkop draait, alsmede op de koppenplaat aanwezige drukrollen omschakelt ter omkering van een bandlooprichting, terwijl de tweede schakelinrichting via het servowiel een opnameschake-laar schakelt. 15 20 25 30 35 S3 0 2 0 d J
NL8502056A 1985-07-17 1985-07-17 Magneetbandapparaat met tenminste een een servowiel omvattende schakelinrichting voor het schakelen van een apparaatfunktie. NL8502056A (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8502056A NL8502056A (nl) 1985-07-17 1985-07-17 Magneetbandapparaat met tenminste een een servowiel omvattende schakelinrichting voor het schakelen van een apparaatfunktie.
EP86201221A EP0210692A1 (en) 1985-07-17 1986-07-14 Magnetic-tape apparatus with at least one switching device comprising a servo-wheel for switching an apparatus function
BR8603302A BR8603302A (pt) 1985-07-17 1986-07-14 Aparelho de fita magnetica
US06/885,352 US4748523A (en) 1985-07-17 1986-07-14 Magnetic-tape apparatus with combined tape and servo wheel drive
JP1986108805U JPS6226643U (nl) 1985-07-17 1986-07-17

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8502056A NL8502056A (nl) 1985-07-17 1985-07-17 Magneetbandapparaat met tenminste een een servowiel omvattende schakelinrichting voor het schakelen van een apparaatfunktie.
NL8502056 1985-07-17

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8502056A true NL8502056A (nl) 1987-02-16

Family

ID=19846326

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8502056A NL8502056A (nl) 1985-07-17 1985-07-17 Magneetbandapparaat met tenminste een een servowiel omvattende schakelinrichting voor het schakelen van een apparaatfunktie.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US4748523A (nl)
EP (1) EP0210692A1 (nl)
JP (1) JPS6226643U (nl)
BR (1) BR8603302A (nl)
NL (1) NL8502056A (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH0650876Y2 (ja) * 1987-03-31 1994-12-21 三洋電機株式会社 光学式オーディオディスク
DE3719890C1 (de) * 1987-06-13 1988-11-17 Philips Patentverwaltung Magnetbandkassettengeraet mit einer von einem Motor angetriebenen,hin und zurueck laengsverschieblichen Servostange
KR900008044B1 (ko) * 1987-11-30 1990-10-31 주식회사 금성사 자기기록 및 재생장치의 릴구동용 클러치장치
US5105320A (en) * 1988-03-15 1992-04-14 Clarion Co., Ltd. Operation mode switching and loading-eject mechanism for a tape player

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3976263A (en) * 1974-10-29 1976-08-24 Technical Incorporated Operating system in a magnetic tape reproducer and recorder
JPS54133306A (en) * 1978-04-07 1979-10-17 Hitachi Ltd Power transmission device of cassette tape recorders
JPS6021419B2 (ja) * 1979-03-30 1985-05-27 日本ビクター株式会社 カセツトテ−プレコ−ダ−の動作選択装置
JPS56117355A (en) * 1980-02-22 1981-09-14 Victor Co Of Japan Ltd Controller of power application time for solenoid for operatig mode switching for tape recorder
JPS57135472A (en) * 1981-02-16 1982-08-21 Toshiba Corp Video tape recorder
US4497001A (en) * 1981-07-03 1985-01-29 Clarion Co., Ltd. Auto-reverse mechanism for use in magnetic recording/reproducing apparatus
JPS5963051A (ja) * 1982-10-01 1984-04-10 Hitachi Ltd 磁気記録再生装置
NL8304313A (nl) * 1983-12-15 1985-07-01 Philips Nv Schakelinrichting voor het bedienen van de opnameschakelaar van een magneetbandapparaat.
NL8402145A (nl) * 1984-07-06 1986-02-03 Philips Nv Magneetbandcassetteapparaat met een servoorgaan.
NL8402637A (nl) * 1984-08-30 1986-03-17 Philips Nv Magneetbandcassetteapparaat met een servoinrichting.

Also Published As

Publication number Publication date
EP0210692A1 (en) 1987-02-04
JPS6226643U (nl) 1987-02-18
BR8603302A (pt) 1987-02-24
US4748523A (en) 1988-05-31

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JPS60109056A (ja) カセット式テ−プレコ−ダ
NL8502055A (nl) Magneetbandapparaat.
NL8502056A (nl) Magneetbandapparaat met tenminste een een servowiel omvattende schakelinrichting voor het schakelen van een apparaatfunktie.
JPS5817983B2 (ja) 磁気テ−プ記録および再生装置における改良
NL8304313A (nl) Schakelinrichting voor het bedienen van de opnameschakelaar van een magneetbandapparaat.
JPH0725870Y2 (ja) テ−プレコ−ダ
JPH0535461Y2 (nl)
NL8204078A (nl) Bedrijfswijze-omschakelinrichting voor een bandrecorder.
NL8402145A (nl) Magneetbandcassetteapparaat met een servoorgaan.
NL8103832A (nl) Magneetbandcassetteapparaat.
JPH0528576Y2 (nl)
NL8402637A (nl) Magneetbandcassetteapparaat met een servoinrichting.
JPS59213049A (ja) 反転式テ−プレコ−ダの駆動装置
NL8006257A (nl) Apparaat voor het opnemen en/of weergeven van signalen op een magneetband.
JPH0725871Y2 (ja) テープレコーダ
NL8103831A (nl) Magneetbandcassetteapparaat.
JP3066345U (ja) テ―プデッキのブレ―キ駆動装置
JPS60242545A (ja) 磁気テープ装置
JP3075425U (ja) テープデッキのブレーキ駆動装置
JPH0514343Y2 (nl)
NL8000271A (nl) Bedieningsinrichting voor de voortbeweging van de band in een registratie- en weergeefinrichting van het cassettetype.
JPS5853711Y2 (ja) テ−プレコ−ダ装置
JP2529400Y2 (ja) テープレコーダのオートリワインド・ストップ機構
JP2996303B2 (ja) 磁気テープカセット装置用デッキ
JPH0222806Y2 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed