NL8000271A

NL8000271A - Bedieningsinrichting voor de voortbeweging van de band in een registratie- en weergeefinrichting van het cassettetype.

Info

Publication number: NL8000271A
Application number: NL8000271A
Authority: NL
Original assignee: Autovox Spa
Priority date: 1979-01-18
Filing date: 1980-01-16
Publication date: 1980-07-22
Also published as: GB2041624B; FR2447073B1; ES487802A0; GB2041624A; US4283746A; IT1162261B; JPS55129957A; ES8100521A2; BE881219R; CH636981A5; DE3001769A1; FR2447073A1; BR8000307A; AT370898B; IT7947691A0; DE3001769C2; ATA27180A; JPS6049983B2

Description

1 < N.O. 28.656 ^

Bedieningsinrichting voor de voortbeweging van de band in een registratie- en weergeefinrichting van het cassette-type._

De uitvinding heeft betrekking op een bedieningsinrichting voor de voortbeweging van de band in een registratie- en weergeef-inrichting van het cassette-type, waarbij het uitlezen van de band plaats vindt door de magnetische registratie- en weergeefkop tij-5 dens het bandtransport in de ene of andere richting.

In de Nederlandse octrooiaanvrage 79 05 012 is een inrichting beschreven bestaande uit een freem, twee vliegwielen die in tegengestelde richting draaien en worden aangedreven door een, door een motor bestuurde riemaandrijving, twee kaapstanders die elk één ge-10 heel vormen met en coaxiaal zijn opgesteld ten opzichte van het vliegwiel, een aandrukrol voor elke kaapstander, twee aandrijfpla-ten, elk aangedreven door een wiel en koppeling scharnierbaar om een pen die vast is op het freem, waarbij een aan het freem bevestigd geleidingselement een eerste of tweede instelpositie kan in-15 nemen onder invloed van een tuimelarm, en dat de genoemde tuimel-arm kan geleiden naar een eerste of tweede besturingspositie die afhangt van de eerste of tweede instelpositie van het geleidingselement, teneinde het transport van de magneetband in de ene of andere richting te besturen.

20 In de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage is eveneens een uitvoeringsvorm beschreven, waarbij het verschuifbare orgaan beweegbaar is in een richting van de werkstand, waarbij een voorinstel-ling van de inrichting voor het activeren van het transport van de magneetband in de ene richting en tegelijkertijd een voorinstelling 25 van het geleidingselement in zijn instelpositie plaats vindt, dat in een achtereenvolgende besturingscyclus de omkering van de trans-portrichting van de magneetband voorbereidt*

De uitvinding is een soortgelijke uitvoeringsvorm van een analoge inrichting, waarbij een lagere passieve weerstand van de 30 diverse organen optreedt tijdens de beweging van het verschuifbare orgaan in de richting van de werkstand. Hierdoor is een grotere functie betrouwbaarheid met betrekking tot het vermogen van de motor mogelijk, of wordt de mogelijkheid geboden van de toepassing van een motor van lager vermogen.

35 In het bijzonder treedt een wijziging van de instelling van het geleidingselement volgens de uitvinding niet meer op tijdens de transportbeweging van het verschuifbare orgaan in de richting van 800 0 2 71 C"

cL

Ύ de werkstand, maar vindt plaats tijdens de retour-beweging van het verschuifbare orgaan in de richting van zijn ruststand, zodat de instelwijziging is gebaseerd op de sterkte van de terugvoerveer in plaats van op de direkte invloed van de motor.

5 De uitvinding heeft ook betrekking op een stelsel voor het besturen van de bewegingsoverbrenging naar de gewenste aandrijf-· plaat, die afwijkt van die van het stelsel beschreven in de bovengenoemde Nederlandse octrooiaanvrage.

De uitvinding heeft derhalve ten doel te voorzien in een be-10 sturingsinrichting voor het bandtransport, waarbij minder vermogen uit de motor nodig is om het verschuifbare orgaan in de richting van de werkstand te verplaatsen.

De uitvinding heeft voorts ten doel te voorzien in een keuze van de bewegingsoverbrenging naar de een naaf ondersteunende schij-15 ven via indirekte invloed van de tuimelarm, die een bistabiel element bestuurt, dat de bewegingsoverbrenging naar de gewenste schijf uitkiest, in plaats van via een direkte werking van de tuimelarm.

Volgens de uitvinding omvat de inrichting een verschuifbaar orgaan dat op in beginsel dezelfde wijze als beschreven in de ge-20 noemde Nederlandse octrooiaanvrage met het freem is gekoppeld; een middel voor het overbrengen van een beweging in één richting, dat de beweging van een vliegwiel overbrengt op het verschuifbare orgaan, wanneer het laatstgenoemde zich in zijn rust-stand bevindt, welk middel eveneens wezenlijk gelijk is aan dat beschreven is in 25 de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage; een vergrendele eheid voor het blokkeren van het verschuifbare orgaan in zijn werkstand en een ontgrendelelement dat het verschuifbare orgaan vrijgeeft, zodat dit naar zijn ruststand kan terugkeren, welk middel in beginsel gelijk is aan dat beschreven is in de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage; 30 een oscillerend geleidingselement dat een hoekbeweging kan uitvoeren tussen twee instelposities om een scharnieras die één geheel vormt met het freem, welk geleidingselement voorzien is van twee aanslagen die selectief kunnen samenwerken met een van de twee ondersteuningen van de aandrukrollen afhankelijk van zijn ingestelde 35 positie, waarbij het geleidingselement voorts voorzien is van een profiel voor het geleiden van de tuimelarm; een tuimelarm die een tuimelbeweging uitvoert tussen twee posities om een scharnieras die op het verschuifbare orgaan is bevestigd, en die een verlenging heeft die tijdens translatie van het verschuifbare orgaan in de ^0 richting van de werkstand kan worden geleid door het profiel in het 80 0 0 2 71 i 3 geleidingselement, teneinde een Van de twee posities te handhaven, welke arm tijdens translatie van het verschuivingsorgaan in de richting van zijn ruststand het geleidingselement duwt in de richting van de andere instelpositie, terwijl de tuimelarm zelf de an-5 dere van zijn twee posities inneemt als gevolg van de samenwerking met het profiel van het geleidingselement; twee ondersteuningen van aandrukrollen die roteren met het genoemde verschuifbare orgaan zoals beschreven in de gemoemde Nederlandse octrooiaanvrage, waarbij een einde van de ondersteuningen zodanig is gevormd, dat dit rust 10 op een van de aanslagorganen van het geleidingselement; een bista-biel element dat om een scharnieras kan roteren, die één geheel vormt met het freera en bestuurd door de tuimelarm tijdens de beweging van het verschuifbare orgaan naar zijn werkstand om van zijn ene stabiele positie naar de andere te bewegen, welk bistabiele element tijdens zijn beweging de rotatie van de ene of de andere aandrijfplaat kan besturen, zodat op dezelfde wijze als beschreven in de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage een translatie-beweging van het verschuifbare orgaan van zijn werkstand naar zijn ruststand en omgekeerd, de transportrichting en het uitlezen van de magneet-20 band wijzigt.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen, waarin:

Fig. 1 de inrichting volgens de uitvinding illustreert, waarbij het verschuifbare orgaan zich in zijn ruststand bevindt; en 25 fig. 2 details van een deel van de inrichting toont, waarbij het verschuifbare orgaan zich in zijn werkstand bevindt.

In de figuren zijn onderdelen die overeenkomen met die van de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage aangeduid met dezelfde verwij-zingsnummers gebruikt in de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage 30 met de toevoeging van de getallen 100.

De hoofdelementen die de inrichting volgens de uitvinding vormen zijn de volgende: een verschuifbaar orgaan 109, ondersteuningen 146, 146* voor aandrukrollen 147, 147', een geleidingselement 128, een tuimelarm 126, een vergrendelelement 113 en een bistabiel ele-35 ment 63 dat de keuze van de bewegingsoverbrenging naar de een naaf ondersteunende schijven bestuurt.

Zoals in de inrichting volgens de gemoemde Nederlandse octrooiaanvrage is de (niet getoonde) motor van de registratie- en weer-geefinrichting gekoppeld via een overbrengingseenheid bestaande uit 40 tegengesteld roterende . vliegwielen (niet getoond).

800 0 2 71 b Ί

Een tandwiel vormt één geheel met de vliegwielen, welk tandwiel kan ingrijpen in een tandwiel met een van tanden voorzien deel, waarbij een nok één geheel vormt met het genoemde tandwiel, dat wanneer het tandwiel draait,het verschuifbare orgaan 109 van zijn rust -5 stand getoond in fig. 1 -duwt in zijn werkstand getoond in fig. 2.

Dit alles komt overeen met hetgeen in de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage is beschreven. Het verschuifbare orgaan 109 kan een translatie-beweging uitvoeren langs de hartlijn van de inrichting, zoals beschreven is in de hierboven genoemde Nederlandse octrooiaan-10 vrage, door middel van sleuven 110, 110’ en 110M en scharnierpennen 111, 111f, 111,M, die één geheel vormen met het freem 101. Bij de uitvoeringsvorm volgens de uitvinding wordt de blokkerende vergren-deleenheid 113 van het verschuifbare orgaan 109 in zijn werktoe- o stand gevormd door een elektromagneet 11½ en een houdelement 115 15 dat roteerbaar is om een scharnierpen 6b die één geheel vormt met het freem, en dat door een veer 118 naar zijn positie op afstand van de elektromagneet 11½ wordt voorgespannen. Wanneer het verschuifbare orgaan zijn werkstand (fig. 2) heeft bereikt wordt door een be-dieningsspanning toegevoerd aan de elektromagneet 11½ het houdele-20 ment 115 daardoor aangetrokken, waarbij de kracht van de veer 118 wordt overwonnen en een aanslag 116 dat één geheel vormt met het houdelement, bevindt zich onder een aanslag 65 van het verschuifbare orgaan 109, waardoor verhinderd wordt dat het verschuifbare orgaan 109 terugkeert naar zijn vrije stand, zolang de spanning aan 25 de elektromagneet 11½ wordt toegevoerd.

Wanneer het gewenst is de richting van de magnetische band om te keren om het uitlezen daarvan om te keren, wordt de bekrachtiging van de elektromagneet 11½ verwijderd, zodat de veer 118 het houdelement 115 terugbrengt in zijn stand getoond in fig. 1 en het 30 verschuifbare orgaan 109 wordt teruggezonden naar zijn vrije toestand door de veren 66, 66' aangebracht tussen het freem 101 en een uiteinde van de ondersteuningen 1b6t 1^6' van de aandrukrollen, waardoor het hierboven genoemde tandwiel van de nok in ingrijping komt met het tandwiel dat êên geheel vormt met een van de vliegwie-35 len, teneinde de translatiebeweging van het verschuifbare orgaan 109 van zijn ruststand naar zijn werkstand te herhalen, doordat de nok sleept over een profiel 12½ van het verschuifbare orgaan 109. Volgens de uitvinding kan door de translatie van het verschuifbare orgaan van zijn vrije stand naar zijn werkstand de inrichting de om-40 keerbewerking van de bewegingsrichting van de band uitvoeren, ter- 800 02 71 5 - 'J· wijl door de beweging van het verschuifbare orgaan van zijn werk-stand naar zijn vrije stand de inrichting de instelling van het geleidingselement kan bepalen in voorbereiding op de wijziging van de bewegingsrichting van de band.

5 Hiervoor kan het geleidingselement 128 dat zoals volgens de hierboven genoemde Nederlandse octrooiaanvrage door middel van een scharnierpen 129 scharnierbaar op het freem is aangebracht, twee instelposities innemen.

Het geleidingselement 128 heeft een profiel 130 voor het gelei-10 den van de tuimelarm en voorts twee aanslagen 67, 67' die de functie hebben van het verhinderen van de samenwerking tussen een aandruk-rol 147» of 147' met de bijbehorende kaapstander 108, 108’, teneinde de richting van de voorwaartse beweging van de band voor de magnetische kop langs uit te/^ISiïs reeds is beschreven in de hier-13 boven genoemde Nederlandse octrooiaanvrage.

In fig. 1 is de instelpositie van het geleidingselement 128 zodanig, dat de aanslag 67' aanligt tegen een aanslag 68’ van de ondersteuning 146' van de aandrukrol (gestippeld getekend), terwijl de aanslag 67 van het geleidingselement 128 niet in aanraking is 20 met de aanslag 68 van de ondersteuning 146 van de aandrukrol, waardoor de aandrukrol 147 (gestippeld getekend) in aanraking is met de kaapstander 108, teneinde de voorwaartse beweging van de band gegrepen tussen de kaapstander 108 en de aandrukrol 147 mogelijk te maken. In de andere instelpositie van het geleidingselement 128 (ge-25 stippeld getekend) is de samenwerking tussen de kaapstander en de aandrukrol omgekeerd, waarbij de omkering ten aanzien van de voorafgaande instelling van de bewegingsrichting van de band is bepaald.

Zoals in fig. 1 is getoond wordt de druk van de aandrukrollen tegen de kaapstander opgewekt door dezelfde veren 66, 66' die de 30 functie hebben van het terugbrengen van het verschuifbare orgaan naar zijn vrije stand en twee aanslagen 69, 69’ die dienst doen als begrenzingsorganen voor de ondersteuningen 146, 146'. De in^stel-positie van het geleidingselement 128 wordt bepaald door de tuimelarm 126 tijdens de terugkeer van het verschuifbare orgaan naar zijn 35 vrije stand.

Zoals in de hierboven genoemde octrooiaanvrage is beschreven tuimelt de tuimelarm 126 om een scharnierpen 127 die één geheel vormt met het verschuifbare orgaan 109 en heeft twee verlengingen 70 respectievelijk 71· De verlenging 71 werkt samen met het profiel 40 130 in het geleidingselement 128 en de verlenging 70 heeft daaren- 80 0 0 2 71 J*' o * tegen de functie van samenwerking met en besturing van het bistabie-le element 63. Uitgaande van de positie van de diverse elementen getoond in fig. 1 brengt het verschuifbare orgaan 109» wanneer dit uitgaande van de getoonde vrije positie een translatie begint uit 5 te voeren naar de werkstand, de tuimelarm 126 aanvankelijk geleid door het profiel 130» tegen een arm 72 van het bistabiele element 63 aan. Dit bistabiele element 63 roteert om een scharnierpen 73 die één geheel vormt met het freem, onder een drukinvloed van de verlenging 70 en beweegt met behulp van een bistabiele veer 7k naar 10 zijn andere stabiele positie gestippeld getekend in fig. 1 en getrokken getekend in fig. 2. Gedurende de beweging van het bistabiele lement 63 beïnvloeden een uitsteeksel 75 daarvan dat in een ten opzichte van de arm 72 verschoven vlak ligt, en de andere arm 76 van het bistabiele element 63 een mechanisme dat schematisch met 15 het verwijzingsnummer 77 is aangeduid en dat de rotatie door de motor van de gewenste een naaf ondersteunende schijf bestuurt volgens de bewegingsrichting van de band bepaald door de instelpositie van het geleidingselement 128. Na de beweging van het bistabiele element 63 wordt de tuimelarm 126 die intussen is ontkoppeld van de 20 verlenging 71 en het profiel 130, door middel van een veer 78 gebracht naar een neutrale positie getoond in fig. 2.

De inrichting blijft in deze toestand, terwijl de registratie-en weergeefinrichting in bedrijf is, waarbij de band in een bepaalde richting wordt bewogen.

23 Wanneer het gewenst is om de bewegingsrichting van de band om te keren, geeft de vergrendeleenheid 113 het verschuifbare orgaan 109 vrij, dat terugkeert naar zijn vrije stand onder invloed van de veer 66, 66’. Tijdens deze beweging komt de verlenging 71 van de tuimelarm 126 in contact met de andere zijde van het profiel 130 30 van het geleidingselement 128 en dwingt het geleidingselement te roteren om zijn scharnierpen 129 naar zijn andere instelpositie geholpen door de bistabiele veer 79* Derhalve neemt het geleidingselement de in fig. 1 getippeld getekende positie in en tegelijkertijd dwingt het profiel 130 de tuimelarm 126 om weer de in fig. 1 35 gestippeld getekende positie in te nemen, in welke positie de ver-leging 70 gereed is om met de andere arm 76 van het bistabiele element 63 samen te werken.

Wanneer het verschuifbare orgaan een terugwaartse translatie uitvoert naar de werkstand, bestuurt de tuimelarm 126 de arm 76, ^0 waarbij het bistabiele element 63 terug wordt bewogen naar de posi- 80 0 0 2 71 7 * tie die in fig. 1 gestippeld is getekend, terwijl het geleidingselement 128 in zijn nieuwe instelpositie de samenwerking tussen kaapstander en aandrukrollen zou hebben omgekeerd met betrekking tot het eerder geïllustreerd geval, zodat de leesrichting van de 5 band is omgekeerd.

De werking van de beschreven inrichting is gebaseerd op de veronderstelling, dat de diverse elementen die de inrichting vormen, in een verschillend vlak zijn aangebracht.

Als uitvoeringsvorm kan met betrekking tot het vlak gevormd 10 door het freem 101, een vlak worden gedefinieerd onder het freem, waarin de kaapstanders, de ondersteuningen van de aandrukrollen en de aandrukrollen zelf, alsmede de terugvoervaren 66, 66' en de veer 78 van de tuimelarm zijn geplaatst. In een vlak boven het freem bevinden zich het geleidingselement 128, de tuimelarm 126 en 15 de armen 72 en 76 van het bistabiele element 63.

In een hoger vlak bevinden zich het verschuifbare orgaan 109 en de nok die samenwerkt met het profiel 12½. Het uitsteeksel 73 van het bistabiele element 63 en het mechanisme dat de schijven bestuurt, liggen in een nog hoger vlak.

20 Voorts zijn twee aanslagen 80, 80' op het freem aanwezig om de uiterste standen van het geleidingselement 128 te bepalen.

Hoewel de uitvinding duidelijkheidshalve in detail is beschreven, is het duidelijk dat binnen het kader van de uitvinding diverse varianten raogelijk zijn.

25 800 0 2 71

Claims

1. Bedieningsinrichting voor de voortbeweging van de band in een registratie- en weergeefinrichting van het cassette-type, omvattende een freem, twee tegengesteld draaiende vliegwielen aange-5 dreven door een, door een motor bediende riemoverbrenging, twee kaapstanders die elk êên geheel vormen met en coaxiaal zijn opgesteld ten opzichte van een van de vliegwielen, een aandrukrol voor elke kaapstander, en twee een naaf ondersteunende schijven, die om een aan het freem bevestigde pen kunnen roteren, waarbij een hart-10 lijn in het vlak van het freem is gedefinieerd, die op gelijke afstand ligt van de rotatie-as van de twee vliegwielen en van de ro-tatie-as van de een naaf ondersteunende schijven, gekenmerkt door een verschuifbaar orgaan dat op het freem een translatie kan uitvoeren evenwijdig aan de hartlijn, teneinde een 15 werkstand en een ruststand in te nemen, welk verschuifbare orgaan in de ruststand wordt voorgespannen door terugvoerveren; een middel voor het overbrengen van een beweging in een richting, dat de beweging van een vliegwiel op het verschuifbare orgaan overbrengt, wanneer het laatstgenoemde zich in zijn ruststand bevindt, waarbij de 20 translatie daarvan in de richting van zijn werkstand wordt uitgevoerd tegen de werking van de terugvoerveren in; een tuimelend ge-leidingselement dat een hoekverplaatsing tussen twee instel-posi-ties kan uitvoeren om een scharnierpen die één geheel met het freem vormt,en zich op de hartlijn bevindt, welk geleidingselement twee 25 aanslagen heeft die elk met een van de ondersteuningen van de aan-drukrollen kan samenwerken afhankelijk van zijn ingestelde positie, welk geleidingselement eveneens voorzien is van een geleidingspro-fiel; een tuimelarm die tuimelt tussen twee posities om een scharnierpen die op het verschuifbare orgaan is bevestigd, en een ver-30 leging heeft die tijdens de beweging van het verschuifbare orgaan naar zijn werkstand kan worden geleid door het geleidingsprofiel op het geleidingselement, terwijl gedurende de translatie van het verschuifbare orgaan naar zijn ruststand het geleidingselement naar zijn andere instel-positie kan worden geduwd om de andere van 35 zijn twee posities in te nemen, teneinde met het geleidingsprofiel op het geleidingselement samen te werken; een bistabiel element dat roteert om een scharnierpen dat êên geheel met het freem vormt, en dat door de genoemde tuimelarm wordt bestuurd tijdens de beweging van het verschuifbare orgaan naar zijn werkstand, teneinde deze van 40 de ene naar de andere stabiele positie te bewegen, welk bistabiele 80 0 0 2 71 \. element de rotatie van de ene of de andere, een naaf ondersteunende schijf kan besturen afhankelijk van hetzij de ene of andere van zijn twee posities; twee ondersteuningen voor een aandrukrol, die draaibaar met het verschuifbare orgaan zijn verbonden, waarbij elk 5 van de ondersteuningen draaibaar een aandrukrol dragen en naar hun overeenkomstige kaapstander veerkrachtig word voorgespannen, welke ondersteuningen voorzien zijn van een uiteinde dat een onder-steuningsaanslag voor een van de aanslagen van het geleidingsele-ment vormt om afhankelijk van de ingestelde positie ingenomen door 10 het geleidingselement de samenwerking te verhinderen van de aandrukrol ondersteund door zijn overeenkomstige ondersteuning, met zijn bijbehorende kaapstander, zodat wanneer het geleidingselement zich in een eerste van zijn twee ingestelde posities bevindt, de translatie van het verschuifbare orgaan naar de werkstand een aan-15 drukrol in aanraking brengt met de corresponderende kaapstander en de andere aandrukrol ontkoppeld houdt van de kaapstander om aldus de band in een van de twee bewegingsrichtingen te transporteren en op te wikkelen, terwijl door de terugkeer van het verschuifbare orgaan naar zijn ruststand het geleidingselement zijn andere posi-20 tie inneemt, zodat een verdere translatie van het verschuifbare orgaan naar de werkstand de beweging en het wikkelen van de magneetband in de tegengestelde bewegingsrichting bepaalt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het middel voor het overbrengen van een beweging in 25 een richting bestaat uit een tandwiel dat om een pen roteert, die ten opzichte van het freem is bevestigd en aangebracht is op de hartlijn, een nok die één geheel vormt met en coaxiaal is opgesteld ten opzichte van het genoemde tandwiel, een van tanden voorzien wiel, dat één geheel vormt met en coaxiaal is opgesteld ten opzich-50 te van een van de vliegwielen en dat samenwerkt met het genoemde tandwiel, zodat de rotatie van het vliegwiel wordt overgebracht op de genoemde nok, welke nok tijdens zijn rotatie in aanraking komt met het verschuifbare orgaan om de translatie daarvan uit te voeren uitgaande van zijn ruststand en bewegend naar zijn werkstand, 35 welk tandwiel een omtreksdeel heeft waarin geen tanden aanwezig zijn, teneinde de ingrijping met het van tanden voorziene wiel te onderbreken, wanneer het verschuifbare orgaan zich in zijn werkstand bevindt, waarbij het tandwiel is voorzien van een aanslag die één geheel daarmee vormt en kan samenwerken met het verschuifbare 40 orgaan tijdens zijn irugwaartse beweging naar zijn ruststand, ten- 800 02 71 'Λ einde de tanden van het tandwiel weer in ingrijping te brengen met de tanden op het van tanden voorziene wiel·» 3» Inrichting volgens conclusie 1 en 2, m e t het kenmerk, dat het geleidingselement eveneens door een bista-3 biele veer naar de ene of de andere ingestelde positie wordt voorgespannen, welke posities worden begrensd door aanslagen die op het freem zijn bevestigd. 4» Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verschuifbare orgaan tijdens 10 zijn translatie op drie plaatsen van het freem is begrensd door middel van een uit een sleuf en een pen bestaande koppeling. 3» Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vergrendeleenheid is gevormd door een blokkeringselement dat door een elektromagneet wordt be-13 stuurd.

6. Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tuimelarm is voorzien van een andere verlenging die het bistabiele element bestuurt, welke verlenging tegenover de eerstegenoemde verlenging ligt en door een 20 veer naar een tussengelegen positie tussen zijn twee posities wordt voorgespannen.

7· Inrichting volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de veren die het verschuifbare orgaan naar zijn ruststand dwingen, zijn aangebracht tussen het 25 freem en een einde van de ondersteuningen van de aandrukrollen. ******* 800 0 2 71