NL8500594A

NL8500594A - Platenspeler met een laadmechanisme voor het laden van een plaat.

Info

Publication number: NL8500594A
Application number: NL8500594A
Authority: NL
Original assignee: Philips Nv
Priority date: 1985-03-04
Filing date: 1985-03-04
Publication date: 1986-10-01
Also published as: FR2578345B3; FR2578345A3; KR860012387U; KR910006631Y1; US4726005A; JPS61153162U; JPH0319089Y2; DE8605703U1

Description

^ 4 ""*11· -4

PHN 11.288 T

N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Platenspeler met een laadmechanisme voor het laden van een plaat".

De uitvinding heeft betrekking op een platenspeler met een laadmechanisme voor het laden van een plaat, welke platenspeler is voorzien van een behuizing met een een draaitafel dragend gestel, waarbij het laadmechanisme een door een frontopening in de behuizing tussen

C

een uitgeschoven en een ingeschoven stand verplaatsbare schuiflade omvat, die een plateau draagt voor het naar de draaitafel voeren van de plaat, waarbij het gestel is voorzien van een geleiding voor de beweging van de schuiflade alsmede van een met de schuiflade koppelbare electrische aandrijfeenheid voor het verplaatsen van de schuiflade, 10 welk laadmechanisme verder een in hoogterichting beweegbare plaataan-drukker omvat voor het tegen de draaitafel drukken van de plaat.

Een dergelijke platenspeler is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8302131 (PHN 10.703). De bekende platenspeler is in principe bestemd voor het afspelen van optisch uitleesbare audioplaten, 15 doch kan zodanig aangepast worden, dat ook optisch uitleesbare video-platen afgespeeld kunnen worden. Bij de bekende platenspeler is de schuiflade aan de onderzijde voorzien van twee parallelle tandheugels, waarmee in het gestel gelagerde tandwielen in ingrijping zijn. De tandwielen zijn mechanisch met de electrische aandrijfeenheid verbonden 20 voor het automatisch laten geschieden van de volledige in- en uitschuif beweging van de schuiflade. De in- respectievelijk de uitschuif-beweging van de schuiflade begint na het met de hand bedienen van een aan de buitenzijde van de behuizing aangebrachte schakelaar. De schuiflade wordt na het bedienen van de schakelaar motorisch voortbewogen 25 totdat de schuiflade tegen een vaste aanslag van het gestel stoot en de electrische aandrijfeenheid wordt uitgeschakeld.

Om te voorkomen, dat bij een mogelijke blokkering van de schuiflade ernstige schade ontstaat aan de tandwiel- tandheugelcon- structie of aan de electrische aandrijfeenheid dient de bekende platen-30 speler voorzien te zijn van extra voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een slipkoppeling, tussen de tandwiel-tandheugelconstructie en de aandrijfeenheid. Bovendien is een dergelijke voorziening uit vei- 8500594 .1 » PHN 11.288 2 ligheidsoverwegingen zeer gewenst, teneinde te voorkomen dat een persoon , die om welke reden dan ook, met bijvoorbeeld een hand tussen de schuiflade en de behuizing bekneld raakt, ernstig letsel oploopt.

Doordat de schuiflade steeds dezelfde translatie-beweging 5 uitvoert worden aan het einde van de in- en uitschuifbeweging steeds dezelfde tanden van de tandwiel- tandheugelconstructie extra belast. Vooral bij gebruik van vaste aanslagen aan het einde van de genoemde bewegingen kunnen de betreffende tanden zo zwaar belast worden, dat een overmatige slijtage van die tanden optreedt, met het gevolg dat de speling in de tandwiel-tandheugelconstructie te groot wordt om nog een betrouwbare verplaatsing van de schuiflade te garanderen.

De uitvinding beoogt nu de platenspeler van de in de aanhef genoemde soort uit te voeren met een eenvoudige, doch veilige en duur-zame koppeling tussen de electrische aandrijfeenheid en de schuiflade, 10 waarbij het tevens mogelijk is om de schuiflade over slechts een gedeelte van zijn translatie-beweging mechanisch te koppelen aan de electrische aandrijfeenheid.

De platenspeler volgens de uitvinding vertoont daartoe als 20 kenmerk, dat de schuiflade koppelbaar is met de genoemde electrische aandrijfeenheid door tenminste één in het gestel gelagerd, door de electrische eenheid aandrijfbaar wrijvingswiel, alsmede door een met het wrijvingswiel in aanraking te brengen meeneeraelement van de schuiflade .

Op deze wijze wordt een koppeling tussen de electrische aan-

LU

drijfeenheid en de schuiflade verkregen met een als het ware ingebouwde slipmogelijkheid. Door een geschikte keuze van de aandrukkracht waarmee het wrijvingswiel op het meeneemelement werkt, alsmede door een geschikte materiaal keuze van de met elkaar in contact komende delen van 30 het wrijvingswiel en het meeneemelement kan men elk gewenst slipkoppel creëren. Hierdoor zal na bekrachtiging van de electrische aandrijfeenheid het wrijvingswiel over het meeneemelement gaan slippen, wanneer een op de schuiflade werkende tegenkracht, bijvoorbeeld als gevolg van het blokkeren van de schuiflade, een vooraf bepaalde waarde overig schrijdt. Een bijkomend voordeel van de platenspeler volgens de uitvinding is, dat de inventieve constructie minder lawaai produceert dan de bekende tandwiel- tandheugelconstructie.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding heeft het 85 0 0 5 9 4 PHN 11.288 3 kenmerk, dat het wrijvingswiel zich bevindt nabij de tegenover de frontopening gelegen achterzijde van de behuizing, en het meeneem-element is voorzien van een loopvlak voor het wrijvingswiel, en dat de insehuifbeweging van de schuiflade uit een eerste en een tweede bewe- 3 gingsdeel bestaat, waarbij tijdens het eerste bewegingsdeel de schuiflade door handkracht verplaatsbaar is, aan het einde van welk bewegingsdeel het loopvlak van het meeneemelement in contact komt met het wrijvingswiel, en waarbij tijdens het tweede bewegingsdeel de schuifla-1Q de verplaatsbaar is door de door de electri3Che aandrijfeenheid aangedreven met het meeneemelement samenwerkende wrijvingswiel.

Deze uitvoeringsvorm vergroot het bedieningseomfort voor een gebruiker van de platenspeler op een verrassende wijze. Proefondervindelijk is namelijk vastgesteld dat het voor de gebruiker een logische jg handeling is om na het op de uitgeschoven schuiflade leggen van de plaat, de schuiflade naar achteren te duwen. In de platenspeler volgens de uitvinding wordt hieraan tegemoet gekomen door het aanvangsgedeelte van de insehuifbeweging door de gebruiker te laten uitvoeren, waarna de beweging overgenomen kan worden door de electrische aandrijfeenheid. 2Q Door de toepassing van het wrijvingswiel is een soepele overname van de beweging verzekerd.

Een direct gevolg van het ten dele met de hand inschuiven van de schuiflade is, dat de bekrachtiging van de electrische aandri jf-eenheid uit de beweging van de schuiflade afgeleid kan worden en er 25 derhalve geen bedieningsknop ten behoeve van de insehuifbeweging van de schuiflade aan de buitenzijde van de behuizing aangebracht behoeft te worden.

De platenspeler volgens de genoemde Nederlandse octrooiaanvrage 8302131 laat een ten dele met de hand uitgevoerde inschuifbewe-30 ging van de schuiflade niet toe, omdat de tandwielen voortdurend in in-grijping zijn met de vertanding van de tandheugels. Overigens is het ontkoppelen van de tandwielen en de tandheugels practisch niet mogelijk, omdat bij het koppelen van de samenwerkende tandwielen en tandheugels zich problemen kunnen voordoen bij het in ingrijping komen van 35 de tanden.

Opgemerkt wordt, dat het gebruik van wrijvingswielen in een platenspeler op zich zelf bekend is uit het Duitse Offenlegungsschrift 31 39 336. Het betreft daar een platenspeler voor het af spelen van beeldplaten die opgesloten zijn in een cassette. Deze bekende platen- 8500594 PHN 11.288 4 speler is niet voorzien van een schuiflade, maar is daarentegen voorzien van U-vormige geleidingsrails die dienen om de cassette in en uit de behuizing te schuiven. Bij het inschuiven van de cassette worden twee randdelen van de cassette tussen een of twee paar wrijvingswielen geschoven waardoor de cassette verder in de behuizing wordt gebracht. In de behuizing wordt de cassette geopend, waarna de plaat op de draaitafel wordt gelegd en de cassette automatisch naar buiten wordt gevoerd. Een belangrijk verschil tussen deze bekende platenspler en de platenspeler volgens de uitvinding is gelegen in het laadmechanisme. De bekende platenspeler heeft slechts een eenvoudig laadmechanisme waarmede een relatief lichte cassette met een daarin aangebrachte plaat verplaatst en gepositioneerd behoeft te worden. Het soort platenspeler waarop de uitvinding betrekking heeft, is voorzien van een laadmecha-nisme dat een nogal zware schuiflade met plateau omvat alsmede een plaataandrukker. Verrassend is het daarom, dat het met behulp van een wrijvingswielconstructie mogelijk is om zowel de schuiflade als de plaataandrukker, wiens beweging afgeleid is van die van de schuiflade, nauwkeurig gedefinieerd te verplaatsen en te positioneren en tevens in 2q hun verschillende posities stabiel te handhaven.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm heeft het kenmerk, dat zich tegenover het genoemde wrijvingswiel een tweede wiel bevindt, en dat het meeneemelement parallel aan het genoemde loopvlak een tweede loopvlak vertoont en een in de inschuifrichting van de schuiflade wij-25 zend vrij uiteinde heeft, waarmede het meeneemelement klemmend tussen de genoemde wielen te brengen is.

Een voordeel van deze uitvoeringsvorm is, dat de door de wrijvingswielen op de schuiflade uitgeoefende resulterende kracht in principe in de bewegingsrichting van de schuiflade ligt. Daardoor 2Q ondervindt de geleiding van de schuiflade geen dwarskrachten en kan de lagering van de schuiflade relatief eenvoudig uitgevoerd worden.

Een andere uitvoeringsvorm heeft het kenmerk, dat het mee-neeraeleraent aan het vrije uiteinde is voorzien van afgeschuinde in de loopvlakken overgaande randdelen. Door deze maatregel wordt een soepele 35 overgang van het eerste bewegingsdeel naar het tweede bewegingsdeel van de inschuifbeweging van de schuiflade zeker gesteld.

Een weer andere uitvoeringsvorm heeft het kenmerk, dat de platenspeler een eerste schakelaar vertoont, welke door de schuiflade 8500594 ·» PHN 11.288 5 tijdens het eerste bewegingsdeel daarvan bedienbaar is voor het be- krachtigen van de electrische aandrijfeenheid, alsmede een tweede door de schuiflade bedienbare schakelaar voor het in de ingeschoven stand van de schuiflade uitschakelen van de electrische aandrijfeenheid. Bij 5 voorkeur is de platenspeler tevens voorzien van een derde door de schuiflade bedienbare schakelaar, voor het tijdens de uitschuifbeweging van de schuiflade uitschakelen van de electrische aandrijfeenheid nadat de schuiflade losgekoppeld is van de electrische aandrijfeenheid. Een voordeel hiervan is dat het wrijvingswiel niet voortdurend met hetzelfde gedeelte van zijn oppervlak contact maakt met het loopvlak van het meeneemelement, waardoor voorkomen wordt dat het wrijvingswiel aan een zijde afgeplat wordt. Opgemerkt wordt nog, dat het mogelijk is, om de eerste en de derde schakelaar als één schakelaar uit te voeren, die zowel bij de inschuifbeweging als de uitschuifbeweging door de schuiflade 15 wordt bediend voor het starten respectievelijk stoppen van de elec- . trische aandrijfeenheid.

Teneinde te voorkomen, dat storingen in de beweging van de schuiflade schade aan de electrische aandrijfeenheid kunnen veroorza-2Q ken heeft een uitvoeringsvorm het kenmerk, dat de platenspeler een electronische tijdeenheid heeft welke de zich in een ingeschakelde toestand bevindende electrische aandrijfeenheid na een ingestelde tijdsduur, gerekend vanaf het moment van inschakelen, automatisch uitschakelt .

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de 25 tekening, waarin

Fig. 1 een opengewerkt perspectivisch aanzicht is van een platenspeler volgens de uitvinding, en

Fig. 2 een vergroot detail van de platenspeler volgens fi-guur 1 in perspectief toont.

De in de figuren 1 en 2 getoonde platenspeler volgens de uitvinding is uitgevoerd als een video-platenspeler, die een behuizing 1 met een frontwand 3, een bedieningstoets 5, een frontopening 7, alsmede een achterwand 9 heeft. In de behuizing 1 is een gestel 11 aangebracht, 35 waarin een draaitafel 13 en een daarmede gekoppelde electromotor voor het roteren van de draaitafel om een rotatie-as 15 is gelagerd. In het gestel is voorts een optische eenheid 17 gelagerd, welke ten opzichte van de draaitafel 13 in radiale richting beweegbaar is voor het tijdens 8500594 PHN 11.288 6 het roteren van een op de draaitafel aanwezige optisch uitleesbare plaat langs optische weg uitlezen van de op de plaat aanwezige informatie. Tijdens het uitlezen verplaatst de optische eenheid zich in radiale richting door een in het gestel 11 uitgespaarde langwerpige opening 5 19. Duidelijkheidshalve is de genoemde plaat in de figuren niet getekend.

De platenspeler heeft een laadmechanisme voor het laden van de plaat, welk mechanisme een schuiflade 21 omvat, welke door de frontopening 7 in de frontwand 3 rechtlijnig verplaatsbaar is in achtereen- 10 volgens een inschuifrichting en een uitschuifrichting volgens pijl A respectievelijk pijl B voor het naar de draaitafel toe brengen van de plaat, respectievelijk daarvan verwijderen van de plaat. In de getekende stand volgens figuur 1 bevindt de schuiflade 21 zich bijna in de ingeschoven stand. In de behuizing 1 is een geleiding voor de schuiflade 15 21 aanwezig, welke aan weerszijden van de schuiflade een aan het gestel bevestigde strip 23 met een aantal rollen 25, alsmede een aan de schuiflade bevestigde geprofileerde rail 27 omvat, waarbij de strippen 23 en de rails 27 parallel aan elkaar lopen en de rollen 25 samenwerken met de rails 27.

20

De schuiflade 21 is voorzien van een plateau 29 voor het opleggen van de plaat. Het plateau 29 bevindt zich tussen twee zijwanden 31 van de schuiflade 21 en is ten opzichte daarvan in verticale richting, dat wil zeggen in een richting evenwijdig aan de rotatie-as 15, verplaatsbaar. Daartoe zijn de zijwanden 31 nabij de voor- en achtér-25 zijde van de schuiflade 21 voorzien van in voorwaartse richting schuin neerwaarts lopende groeven 33 en is het plateau voorzien van een viertal pennen 35 die door de groeven 33 kunnen bewegen. De neerwaarts lopende groeven 33 grenzen aan hun uiteinden aan een hoger gelegen horizontaal groefdeel 33A en een lager gelegen horizontaal groefdeel 33B. 30

In de uitgeschoven stand alsmede tijdens het grootste gedeelte van de inschuif- en uitschuifbeweging van de schuiflade bevinden de pennen 35 zich in het groefdeel 33A, als getekend in figuur 1. Het plateau 29 is aan de naar de achterwand 9 toegekeerde zijde voorzien van twee loopwielen 37, welke kort .voordat de schuiflade 21 de ingeschoven stand be-35 reikt tegen de achterzijde 11A van het gestel 11 aanlopen. Daardoor wordt een verdere verplaatsing van het plateau 29 in de inschuifrichting van de schuiflade 21 verhinderd en worden de pennen 35 bij voort- 3500594 PHN 11.288 7 gaande verplaatsing van de schuiflade 21 in de groeven 33 geleid, waarbij het plateau 29 een verticale neerwaarts gerichte beweging uitvoert en de loopwielen 37 langs de achterzijde 11A lopen. De hierboven beschreven lagering van het plateau in de schuiflade is zodanig gedimen-5 sioneerd, dat de aangeduide verticale beweging van het plateau 29 plaatsvindt, nadat de plaat zich co-axiaal boven de draaitafel 13 bevindt. Als de schuiflade in de ingeschoven stand is gebracht, bevinden de pennen 35 zich in de groefdelen 33B en heeft het plateau zijn laagste niveau bereikt. De eventueel aanwezige plaat ligt dan op de draai- 10 tafel 13 en is geheel vrij van het plateau 29· Voor een meer gedetailleerde beschrijving van de constructie en beweging van het plateau wordt verwezen naar de Nederlandse octrooiaanvrage 8302129 (PHN 10.702).

Het laadmechanisme omvat voorts een plaataandrukker 37 voor 15 het tegen de draaitafel drukken van de daarop liggende plaat. De plaataandrukker 37 is gelagerd in een aandrukbeugel 39 die beweegbaar is tussen een op een bepaalde afstand van de draaitafel 13 gelegen stand en een bedrijfsstand, waarin de plaataandrukker 37 op de plaat drukt (in figuur 1 is een tussenstand getekend). De beweging van de aandrukbeugel 39 met de plaataandrukker 37 van en naar de bedrijfsstand is afgeleid van de rechtlijnige beweging van de schuiflade 21. Daartoe is in de behuizing 1 aan weerszijden aan de schuiflade 31 een hefboom 41 in het gestel gelagerd. Beide hefbomen 41 omvatten elk een eerste hef- boomsarm 41A en een tweede hefboomsarm 41B en zijn elk zwenkbaar om een 25 zwenkas 43. De eerste hefboomsarmen 41A zijn door middel van een open pen- en gatverbinding gekoppeld met de aandrukbeugel 39, waarbij de eerste hefboomsarmen 41A zijn voorzien van een aan zijde open gat 45 waarin een met de aandrukbeugel 39 verbonden pen 47 beweegbaar is.Teneinde de plaataandrukker 37 parallel aan de rotatie-as 15 van de draai-30 tafel 13 te kunnen verplaatsen is aan weerszijden van de aandrukbeugel 39 een glijblok 49 bevestigd, dat verticaal beweegbaar is in een opening 54 van het gestel 11.

Aan de tweede hefboomsarmen 41B van de hefbomen 41 is een draaibare rol 51 bevestigd voor samenwerking met een hellend wanddeel 35 53 van een in de zijwanden 31 van de schuiflade 21 uitgespaarde groef 55. Tegen het einde van de inschuifbeweging van de schuiflade 21, lopen de rollen 51 over de wanddelen 53 en vindt een zwenkbeweging van de 8500594 PHN 11.288 8 hefbomen 41 om de zwenkas 43 plaats in de in Figuur 1 aangegeven draairichting volgens pijl C, Deze zwenkbeweging wordt via de open pen- gat verbindingen 45, 47 omgezet in een verticale neerwaarts gerichte beweging van de glij blokken 49 en derhalve van de aandrukbeugel 39 en de 5 plaataandrukker 37. Volledigheidshalve wordt opgemerkt, dat althans het centraal gelegen gedeelte van de groeven 55, alsmede de genoemde hellende wanddelen 53 schuin neerwaarts verlopen, gezien in de inschuif-richting van de schuiflade.

Schroefveren 57 kunnen tussen het gestel 11 en de hefbomen 41 aanwezig zijn, om de hefbomen in een neutrale stand te houden bij uitgeschoven of ten dele uitgeschoven schuiflade, zo dat bij het inschuiven van de schuiflade 21 de rollen 51 zich op het juiste niveau ten opzichte van de groeven 55 bevinden.

Voor de aandrijving van een gedeelte van de bewegingen van 15 de schuiflade 21 is de platenspeler voorzien van een electrische motor 61, waarvan de poelie in figuur 1 zichtbaar is. Via een riem- en tandwieloverbrenging 63 kunnen twee in het gestel 11 gelagerde wrijvings-wielen 65A en 65B om een rotatie-as 66A respectievelijk 66B in rotatie gebracht worden.

20 De wrijvingswielen 65A en 65B, die elk zijn voorzien van een kunststof wrijvingsvlak 67A respectievelijk 67B bevinden zich dicht bij de achterwand 9 en staan op enige afstand van elkaar. Een gunstige kunststof is bijvoorbeeld siliconrubber, omdat deze kunststof een grote slijtvastheid en een hoge wrijvingscoëfficiënt bezit. De schuiflade 21 is nabij zijn achterzijde 21A voorzien van een meeneemelement 69 voor samenwerking met de beide wrijvingswielen 65A en 65B.

De inschuifbeweging van de schuiflade 21 van de platenspeler volgens de uitvinding omvat een eerste bewegingsdeel en een tweede be-wegingsdeel. Tijdens het eerste bewegingsdeel wordt de schuiflade van- qn uit de uitgeschoven stand met de hand naar binnen geduwd. De overgang naar het tweede bewegingsdeel vindt plaats, wanneer tijdens de inschuif beweging een bedieningsvlak 70 van de schuiflade een eerste aan het gestel 11 bevestigde schakelaar 71 bedient, waarmede de electrische motor 61 wordt gestart. Een en ander is zodanig gedimensioneerd, dat op 35 het moment dat de schakelaar 71 wordt bediend het meeneemelement 69 van de schuiflade 21 reeds in contact is met de wrijvingsvlakken 67A en 67B van de wrijvingswielen 65A en 65B. De bekrachtigde electrische motor 61 8500594 ?HN 11.288 9 brengt via de genoemde overbrenging 63 de wrijvingswielen 65A en 65B in de volgens de pijlen D en E aangegeven richting in rotatie, waardoor het meeneemelement 69 in en door de ruimte tussen de beide wrijvings-wielen 65A en 65B wordt getrokken, hetgeen resulteert in een door de 5 electrische motor 61 veroorzaakte verplaatsing van de schuiflade 21, welke verplaatsing reeds eerder aangeduid is als tweede bewegingsdeel.

Ten einde de automatische overgang tussen het eerste en tweede bewegingsdeel zo soepel mogelijk te laten geschieden is het mee-neemelement 69 voorzien van afgeschuinde randdelen 74 (zie in het bij-10 zonder figuur 2). De randdelen 74 bevinden zich tussen een smal uiteinde 73» dat gemakkelijk tussen de wrijvingswielen te schuiven is, en een breder hoofdgedeelte 75 van het meeneemelement 69, dat aan weerszijden is voorzien van met de wrijvingsvlakken 67A en 67B van de wrijvingswielen 65A respectievelijk 65B samenwerkende loopvlakken 77 uit bij-15 voorbeeld glasgevuld polyphenyleenoxyde. De breedte van het genoemd hoofdgedeelte 75 van het meeneemelement 69 in relatie tot de ruimte tussen de wrijvingswielen 65A en 65B, alsmede het materiaal ter plaatse van de loopvlakken 77 en de wrijvingsvlakken 67A en 67B bepalen het slipkoppel.

20 Het tweede bewegingsdeel van de inschuifbeweging van de schuiflade 21 eindigt, wanneer de schuiflade 21 een tweede aan het gestel 11 bevestigde schakelaar 79 bedient, waardoor de electrische motor 61 wordt uitgeschakeld. De tweede schakelaar 79 is daarbij zodanig geplaatst, dat de schuiflade 21 zich in de ingeschoven stand bevindt als 25 de electrische motor 61 stopt. Na het bereiken van de ingeschoven stand van de schuiflade 21 zorgen de stilstaande motor 61 en de overbrenging 63 via de door de wrijvingswielen 65A en 65B op het meeneemelement 69 uitgeoefende krachten ervoor, dat de schuiflade in de ingeschoven stand wordt vastgebonden.

30 Door bediening van de bedieningsknop 5 aan de frontwand van de behuizing 1 kan de electrische motor 61 weer gestart worden, echter in dat geval in een draaizin, waarbij de aangedreven wrijvingswielen 65A en 65B roteren in een richting die tegengesteld is aan de getekende pijlen D respectievelijk E. De schuiflade 21 wordt daarbij via het mee-35 neemelement 69 in de uitschuifrichting verplaatst, totdat het meeneemelement 69 niet meer in contact is met de wrijvingswielen 65A en 65B. Het verdere gedeelte van de uitschuifbeweging kan dan met de hand 85 0 0 5 9 4 PHN 11.288 10 uitgevoerd worden. De electrisohe motor 61 wordt automatisch uitgeschakeld, nadat de uitschuivende schuiflade 21 de eerste schakelaar 71 heeft bediend. Tussen de schakelaar 71 en de electrisohe motor 61 kan een zodanige electrisohe schakeling aanwezig zijn, dat de motor 21 pas 5 enige tijd nadat de schakelaar 71 bediend is wordt uitgeschakeld. Hierdoor komen de niet meer met het meeneemelement 69 in contact zijnde wrijvingswielen 65A en 65B steeds in een willekeurige stand tot stilstand. Door deze maatregel kan voorkomen worden, dat de wrijvingswielen na langdurig gebruik een afgeplatte zijde gaan vertonen.

10

Als extra veiligheidsmiddel is de platenspeler volgens de uitvinding in dit uitvoeringsvoorbeeld voorzien van een electronische tijdeenheid 81, welke ervoor zorgt dat de electrische motor 61 na inschakelen slechts gedurende een vooraf bepaalde maximale tijdsduur bekrachtigd blijft, waarna de stroomtoevoer naar de motor 61 automatisch 15 wordt onderbroken. Door deze maatregel wordt voorkomen, dat evt. kleine mechanische storingen, bijvoorbeeld het defect raken van een schakelaar, ernstige beschadigingen van de platenspeler tot gevolg kunnnen hebben.

20 25 30 35 t 8500594

Claims

1. Platenspeler met een laadmechanisme voor het laden van een plaat, welke platenspeler is voorzien van een behuizing met een een draaitafel dragend gestel, waarbij het laadmechanisme een door een frontopening in de behuizing tussen een uitgeschoven en een ingeschoven 5 stand verplaatsbare schuiflade omvat, die een plateau draagt voor het naar de draaitafel voeren van de plaat, waarbij het gestel is voorzien van een geleiding voor de beweging van de schuiflade alsmede van een met de schuiflade koppelbare electrisehe aandrijfeenheid voor het verplaatsen van de schuiflade, welk laadmechanisme verder een in hoogte- 10 richting beweegbare plaataandrukker omvat voor het tegen de draaitafel drukken van de plaat, met het kenmerk, dat de schuiflade koppelbaar is met de genoemde electrisehe aandrijfeenheid door tenminste één in het gestel gelagerde, door de electrisehe eenheid aandrijfbaar wrijvings-wiel, alsmede door een met het wrijvingswiel in aanraking te brengen meeneemelement van de schuiflade.

2. Platenspeler volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het wrijvingswiel zich bevindt nabij de tegenover de frontopening gelegen achterzijde van de behuizing, en het meeneemelement is voorzien van een looDvlak voor het wrijvingswiel, en dat de inschuif beweging van de 20 schuiflade uit een eerste en een tweede bewegingsdeel bestaat, waarbij tijdens het eerste bewegingsdeel de schuiflade door handkracht verplaatsbaar is, aan het einde van welk bewegingsdeel het loopvlakvan het meeneemelement in contact komt met het wrijvingswiel, en waarbij tijdens het tweede bewegingsdeel de schuiflade verplaatsbaar is door de 25 door het electrisehe aandrijfeenheid aangedreven met het meeneemelement samenwerkende wrijvingswiel.

3. Platenspeler volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, dat zich tegenover het genoemde wrijvingswiel een tweede wiel bevindt, en dat het meeneemelement parallel aan het genoemde loopvlak een tweede 30 loopvlak vertoont en een in de inschuif richting van de schuiflade wijzend vrij uiteinde heeft, waarmede het meeneemelement klemmend tussen de genoemde wielen te brengen is.

4. Platenspeler volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het meeneemelement aan het vrije uiteinde is voorzien van afgeschuinde in v3 de loopvlakken overgaande randdelen.

5. Platenspeler volgens conclusie 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat de platenspeler een eerste schakelaar vertoont, welke door de 8500594 «Τ' — *w PHN 11.288 12 schuiflade tijdens het eerste bewegingsdeel daarvan bedienbaar is voor het bekrachtigen van de electrische aandrijfeenheid, alsmede een tweede door de schuiflade bedienbare schakelaar voor het in de ingeschoven stand van de schuiflade uitschakelen van de electrische aandrijfeen-5 heid.

6. Platenspeler volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk, dat de platenspeler is voorzien van een derde door de schuiflade bedienbare schakelaar, voor het tijdens de uitschuifbeweging 10 van de schuiflade uitschakelen van de electrische aandrijfeenheid nadat de schuiflade losgekoppeld is van de electrische aandrijfeenheid.

7. Platenspeler volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de platenspeler een electronische tijdeenheid heeft welke de zich in een ingeschakelde toestand bevindende electrische aan- 15 drijfeenheid na een ingestelde tijdsduur, gerekend vanaf het moment van inschakelen, automatisch uitschakelt. 20 j- 25 30 35 6500594