NL8403811A - Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van steenstrips, de vervaardigde steenstrip, en een maasvormige materiaallaag voorzien van dergelijke steenstrips. - Google Patents

Description

k φ' P HP/LR/1 - 1 -

Werkwijze en inrichting voor het vervaardigen van steenstrips, de vervaardigde steenstrip, en een maasvormige materiaallaag voorzien van dergelijke steenstrips.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van steenstrips uit een uitgeharde specie, waarbij de specie op een drager wordt uitgegoten, en een zichtvlak van de uitgegoten specie wordt gestruktureerd, 5 Een dergelijke werkwijze is bekend en is bijvoorbeeld beschreven in het Duitse Gebrauchsmuster 82.20346. Volgens deze bekende werkwijze wordt de op een drager uitgegoten specie met behulp van snijmiddelen tot steenstrips gesneden, die vervolgens worden uitgehard. Door toepassing van snijor-10 ganen, ontstaat een steenstrip met strakke, gladde en daar door regelmatige zijkanten. De uitvinding beoogt de bekende werkwijze in die zin te verbeteren, dat de vervaardigde steenstrips veeleer het uiterlijk krijgen van een deel van een zogenaamde handvormsteen, waarvan de zijkanten een önre-15 gelmatig verloop hebben.

Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt, doordat de specie wordt gegoten in tenminste één door de drager en een separaat steensjabloon gevormde vorm, en dat vóór het uitharden van de specie de steensjabloon wordt verwijderd.

20 Verrassenderwijze is namelijk gevonden, dat door het verwij deren van de steensjabloon de steenstripvormlingen het uiterlijk van een handvormsteen verkrijgen.

Teneinde de vervaardigingssnelheid te vergroten, verdient het voorkeur dat een van een aantal steensjablonen 25 voorziene mal wordt gebruikt.

Teneinde niet alleen de zijkanten maar ook het zichtvlak van de vervaardigde steenstrip het uiterlijk van een handvormsteen te geven, verdient het voorkeur dat de vul-lingsgraad van de vorm groter is dan 100%, waarbij bij voor-30 keur het steensjabloon of de mal wordt bedekt met een laag specie, zodat het oppervlak van de steenstripvormling ge- 8403811 V‘ ï -2- struktureerd kan worden zonder dat daarbij de sjabloon of de mal hindert.

Indien de vervaardigde steenstrip een gevlamd aspekt dient te hebben, verdient het voorkeur dat na het in de vorm 5 brengen van de specie daaraan specie met een afwijkende kleur wordt toegevoegd, zodoende komt de specie in hoofdzaak terecht in het zichtvlak, zodat een geringe hoeveelheid daarvan voor het verkrijgen van een optimaal effekt voldoende is.

10 Voor een toepassingsvorm van de vervaardigde steen strip, waarbij grote oppervlakken met de steenstrips moeten worden voorzien, verdient het voorkeur dat op de drager een maasvormige materiaallaag wordt gelegd. Verrassenderwijs is namelijk gebleken, dat de in de vorm uitgegoten specie door 15 deze maasvormige materiaallaag heendringt en deze laag vol ledig in de speciemassa inbedt, zodat na het uitharden van de steenstrip tevens een goede bevestiging is verkregen van de maasvormige materiaallaag aan de steenstrips, zodat de nu onderling op een vaste afstand gelegen steenstrips in een 20 bewerking op een relatief groot oppervlak kunnen worden aan gebracht. Het oppervlak dat met steenstrips moet worden bedekt, wordt voorzien van een lijmlaag die bij het aanbrengen van de van steenstrips voorziene maasvormige materiaallaag tussen de steenstrips door het maasvormige materiaal heen-25 dringt en daarbij direkt de voeg tussen de aan elkaar gren zende steenstrips vult. Zodoende kan enerzijds van een additionele voegbewerking worden afgezien, en anderzijds treedt het belangrijke voordeel op, dat geen naden ontstaan tussen de naast elkaar aan te brengen van steenstrips voorziene 30 maasvormige materiaallagen. Indien gebruik wordt gemaakt van een steenstripspecie die eerst uithardt nadat hij in kontakt is gekomen met de lijmlaag, zijn de materiaallaag en de steenstrip volgdoende buigzaam, zodat zij op gevormde of rond hoeken aangebracht kunnen worden, terwijl van het ge-35 bruik van afzonderlijke hoekelementen kan worden afgezien.

Het gebruik van de mal die na elke gietbewerking in feite slechts aan de met de specie in kontakt zijnde delen 8403811 f 4 -3- schoongemaakt behoeft te worden en de vervaardigingssnelheid kan verder worden geautomatiseerd, indien een als eindloze band uitgevoerde mal wordt gebruikt.

Als drager kan een eenmalig of meervoudig te gebruiken 5 kunststoffolie worden gebruikt, dan wel voor andere bouwkundige toepassingen een plaatvormige materiaal, zoals spaanplaat, of een thermisch isolerend, plaatvormig materiaal, zoals een polystireenplaat.

De uitvinding heeft verder betrekking op een 10 inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding, welke inrichting omvat een doseereenheid voor het op een drager aanbrengen van een uithardbare specie, in de vervaardigingsrichting benedenstrooms van de doseereenheid gelegen struktureermiddelen, en 15 transportmiddelen voor het relatief ten opzichte van de doseereenheid en de struktureermiddelen bewegen van de drager, en wordt gekenmerkt door een op de drager te plaatsen, daarmee een vorm vormende steensjabloon. Teneinde op eenvoudige wijze het zichtvlak van elke steen-vormling te 20 kunnen struktureren, verdient het voorkeur dat in elke vorm de steenstrip-vormling een zogenaamde kop aan speciemateriaal heeft. Dit kan worden bereikt, indien de hoogte van een door een wand van de doseereenheid en door de drager gevormde doseeropening groter of gelijk is aan de 25 hoogte van de vorm.

Teneinde het met specie in kontakt komende deel van de steensjabloon en/of mal te beperken, verdient het voorkeur dat bovenstrooms, op de struktureermiddelen aansluitend aangebrachte, op een onderlinge afstand die kleiner is dan 30 de breedte van het steensjabloon daarboven aangebrachte laterale wanden. Het verdient hierbij voorkeur dat de transportmiddelen inwerken op een tussen de laterale wanden en een respektieve sjabloonkant gelegen sjabloonrand, zodat de transportmiddelen inwerken op een deel van de 35 sjabloonkant, die in hoofdzaak schoon blijft, zodat wrijving en eventuele technische storingen alsook veroudering van het sjabloonmateriaal in verregaande mate wordt verminderd. Het 8403311 c* -4- toepassen van de volgens de uitvinding vervaardigde steenstrips kan verder worden bevorderd, indien bovenstrooms van de doseereenheid tussen de drager en het steensjabloon een maasvormige materiaallaag is aan te brengen, en/of de steen-5 sjablonen in een onderling steenverband in de mal zijn aan gebracht .

Het uiterlijk van de steenstrip-vormlingen kan nog verder aan het uiterlijk van handvormsteenvormen worden aangepast, door in de bewegingsrichting een onregelmatige 10 golfstruktuur in de steenstrip-vormlingen aan te brengen.

Dit wordt bereikt, doordat dat de struktureermiddelen een ten opzichte van het steensjabloon reciproseerbaar aangebracht strijkmes omvatten, en/of de struktureermiddelen een struktureerwals omvatten, die een boven de vorm gelegen 15 walsdeel met een afwijkende, bij voorkeur kleinere diameter, bezit.

Eventueel kan de inrichting zijn voorzien vaneen benedenstrooms van de struktureermiddelen gelegen zandingseen- heid.

20 Een ander aspekt van de uitvinding heeft betrekking op een steenstrip met een handsteenvormig uiterlijk vervaardigd volgens de uitvinding, en een maasvormige materiaallaag die is voorzien van tenminste één steenstrip, waarin een deel van de maasvormige materiaallaag is ingebed en verankerd.

25 Indien het maasvormige materiaal is gevormd uit vezels, bijvoorbeeld glasvezels, kunnen de veelal nog een weinig buigzame steenstrips op gemakkelijke wijze worden verwerkt op golvende oppervlakken of om hoeken van bouwelementen heen, waarbij geen hinder optreedt van de mogelijk starre 30 materiaallaag die de steenstrips op een bepaalde onderlinge afstand handhaaft.

Genoemde en andere kenmerken zullen aan de hand van een aantal uitvóeringsvoorbeelden van de werkwijze en de inrichting overeenkomstig de uitvinding worden verduidelijkt, 35 zonder dat de uitvinding daartoe wordt beperkt. Verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin:

Fig. 1 is een perspektivisch aanzicht van een inrich- 8403811 <?· ·— -5- ting volgens de uitvinding voor liet vervaardigen van in een maasvormig materiaal ingebedde, in onderling steenverband gelegen steenstrips;

Fig. 2 is op grotere schaal een deels weggebroken aan-S zicht volgens de pijl IX uit fig. 1;

Fig. 3 is op een andere schaal een perspektivisch aanzicht van het met de in figuur 1 getoonde inrichting vervaardigde produkt van in maasvormig materiaal ingebedde steenstrips;

1 o Fig. 4 is op een zeer veel grotere schaal detail IV

uit figuur 3;

Fig. 5 toont in principe een met figuur 1 overeenkomende werkwijze voor het met behulp van een afzonderlijke mal vervaardigen van op een dragervel gelegen, separate 15 steenstrips?

Fig. 6 toont een met behulp van de in figuur 1 getoonde inrichting vervaardigd produkt, waarbij als drager een plaatvormig materiaal is gebruikt?

Fig. 7 toont een variant van detail VII uit figuur 2? 20 en

Fig. 8 toont een ander type struktureermiddelen voor het vervaardigen van steenstrips overeenkomstig de uitvinding met in hoofdzaak een handvormsteen uiterlijk.

Fig. 1 toont een inrichting 1 voor het vervaardigen 25 van steenstrips 2 uit een uithardbare specie 3. De in hoofd zaak met het verwijzingscijfer 2 aangegeven steenstrip kunnen verder worden onderverdeeld in uit te harden steen-stripsvormlingen 2a en uitgeharde steenstrips 2b (fig. 6).

De inrichting 1 omvat een transportband 5, waarvan het bo-30 venpart 6 transporteert in de richting van de pijl 4. Op het bovenpart 6 wordt achtereenvolgens een dragerbaan 7 en een maasvormige materiaallaag 8 gelegd die met behulp van een als eindloze band uitgevoerde mal 9 zonder' een onderlinge relatieve verplaatsing onder een doseereenheid 10 door wor-35 den geleid, waarna met behulp van de struktureermiddelen 11 een struktuur op de gedoseerde specie wordt aangebracht, waarna ter hoogte van het punt 12 de mal 9 voor het 3403811 * c -6- uitharden van de specie wordt verwijderd. De ontstane steenstrip-vormlingen worden vervolgens vanuit een bezandingseenheid 13 met zand 14 bezand, waarna zoals getoonde in figuur 3 met behulp van snijmiddelen 14 de 5 maasvormige materiaallaag 8 volgens de lijnen 15 wordt gesneden.

De doseereenheid 10 wordt vanuit een mengvat 16 via een trechter 17 en een zeef 18 met specie 3 gevuld. De aangebrachte laag 19 van specie 3 is instelbaar. De doseerbak 10 21 is star bevestigd aan twee armen 19 en 20 (niet weerge geven) . Met behulp van de cilinder 22 worden de beide armen gedrukt tegen de aanslagen 23 en 24. De aanslag 23 is een einde van een schroefdraad voorziene bout 28 die is geleid in een vast juk 25. De afstand van de aanslag 23 tot dit juk 15 25 is instelbaar met behulp van de slinger 26. Met behulp van een vast aan de bout 28 bevestigd tandwiel 29, een ketting 30 en een ander tandwiel 31 kan tegelijkertijd en in dezelfde mate de aanslag 24 van een bout 27 worden versteld, waartegen de arm 20 wordt gedrukt. Door het draaien aan de 20 cilinder 26 kan een doseeropening 32 die in principe wordt gevormd door een wand 33 en de drager 7 worden ingesteld. De doseeropening wordt ingesteld in afhankelijkheid van de hoeveelheid materiaal die tegen een door de stuktureermiddelen 11 omvatte struktureerwals 34 wordt opgestuwd. Een wegvloei-25 en van opgestuwd speciemateriaal wordt voorkomen met behulp van bovenstrooms van deze struktureerwals 34 aangebrachte boven de mal 9 gelegen laterale wanden 35 en 36.

Via een niet getoond, met het onderpart van de transportband 5 in verbinding staand wiel en een tandwielover-30 brenging 35, wordt de struktureerwals 34 in dezelfde rich ting en met dezelfde snelheid als het bovenpart 6 van de transportband 5 aangedreven.

Met behulp van de benedenstrooms van de struktureerwals 14 gelegen schijf 36 kan het zichtvlak 38 verder worden 35 gestruktureerd. De schijf 37 is excentrisch aangebracht rond een aangedreven as 39, zodat de schijf 37 een tamelijk willekeurige beweging uitvoert terwijl het in kontakt staat met de in de mal 9 aanwezige specie 3.

84 0 3 8 1 t * -7-

Vanaf de plaats 12 wordt de mal 9 in bovenwaartse richting omgezet en daarbij ondersteund door rollen 39 en 40. Vervolgens passeert de mal 9 twee paren, aan weerszijden van de mal 9 aangebrachte reinigingsmessen 41 en 42. De ver-5 wijderde specie wordt opgevangen in een bak 43. Ter hoogte van de doseereenheid 10 vindt nogmaals een soortgelijke reiniging plaats met paren reinigingsmessen 44 en 45. De verwijderde specie valt direkt in de doseereenheid 10. Vanaf de eerste twee paren 41 en 42 is de mal 9 geleid in een langs TO geleiding 46 en 47 die de mal 9 tot vlak voor de doseereen heid 10 leiden.

Doordat de beide laterale zijwanden 35 een langsrand 48 en 49 vrijhouden van specie, kunnen deze in hoofdzaak schone langsranden 48 en 49 worden gebruikt voor het gelei-15 den van de mal 9 en voor het aandrijven daarvan.

De aandrijving van de mal 9 geschiedt met behulp van vrij draaibaar rond de respektieve assen 50 en 51 aange-brachte rollen 52 en 53, resp. 54 en 55 (niet weergegeven). Deze rollen 52-55 worden met behulp van de assen 50 en 51 20 onder insluiting van de mal 9, de maasvormige materiaallaag 8, de dragerbaan 7 en het bovenpart 6 gedrukt tegen een veerkrachtige, draaibare tegenrol. Doordat het bovenpart 6 met niet weergegeven middelen is aangedreven, worden eveneens de mal 9, de maasvormige materiaallaag 8 en de drager-25 baan 7 aangedreven. Met deze relatief eenvoudige konstruktie kan tussen de doseereenheid 10 en ter hoogte van het punt 12 een relatieve verplaatsing tussen de mal 9, de maasvormige materiaallaag 8 en de dragerbaan 7 worden voorkomen.

De vorm 57 die wordt gevormd door de in de mal 9 aan-30 gebrachte sjabloon 58 en de dragerbaan 7 is voorzien van maasvormig materiaal. Na het doorlopen van de inrichting 1 is op verrassende wijze gebleken, dat zoals fig. 4 meer in detail laat zien' het maasvormig materiaal 8 is ingebed in de steenstrip 2a, zodat beide aan elkaar verankerd zijn. Door-35 dat elke vorm 57 volledig wordt bedekt met specie 3, is de vullingsgraad daarvan groter dan 100%. De zogenaamde kop die op de vorm 57 staat, heeft het voordeel, dat met behulp van 840331! -8- de struktureermiddelen 11 op vrij eenvoudige wijze daarin een struktuur kan worden aangebracht, welk gestruktureerd oppervlak uiteindelijk het zichtvlak van de steenstrip 2 gaat vormen.

5 Eventueel is het mogelijk om vanuit de onder druk staande tank 58 specie 59 met een van de specie 3 afwijkende kleur via een pistool 60 bovenstrooms of benedenstrooms van de struktureerwals 43 op de reeds aanwezige specie 3 aan te brengen, zodat de gevormde steenstrips een gevlamd zichtvlak 10 verkrijgen.

Fig. 3 en 4 pogen het handvormsteenachtige karakter van de vervaardigde steenstrips 2 weer te geven. Duidelijk is te zien, dat de kanten 61 en 62 onregelmatig van hoogte zijn, waarbij de verschillende randen 63 onregelmatig en van 15 strip tot strip willekeurig zijn. Dit effekt onststaat, doordat de mal wordt gelost, alvorens de daarin gevormde steenstrip-vormlingen zijn uitgehard. De maasvormige mate-riaaldelen 64 en 65 die elk zijn voorzien van daarin verankerde steenstrip-vormlingen 2a worden na snijden gedroogd in 20 niet weergegeven droogkamer.

Fig. 5 toont een andere mal 66. het zal voor de deskundigen duidelijk zijn, dat in plaats van een eindloze mal 9 dergelijke mallen 66 op soortgelijke wijze kunnen worden gebruikt, waarbij met mankracht dan wel met geschikte rnidde-25 len voortdurend een dergelijke mal 66 tot onder de doseer- eenheid 10 moet worden gebracht. In dit geval ligt tussen het bovenpart 6 van de transportband en de mal 66 een folie-strook 67 die dient als dragermateriaal, en waar vanaf de uitgeharde steenstrips eenvoudig zijn te verwijderen. De 30 langsstroken 68 en 69 dienen voor het bedekken van de res- pektieve einden 70 en 71 van de foliestrook 67 en geven enige tolerantie voor de plaats en het moment waarop de foliestrook 67 onder de mal 66 moet worden aangebracht.

Fig. 6 toont een ander produkt overeenkomstig de uit-35 vinding, waarbij als dragermateriaal 72 plaatvormig materi aal is gebruikt, zoals spaanplaat of een polystireen plaat. Dergelijke platen met een reeds aangepaste vorm kunnen in 84 0 3 8 1 1 -9- principe in plaats van de dragerbaan 7 worden gebruikt in de in figuur 1 getoonde inrichting.

Pig. 7 toont een variant voor een struktuurwals 73 die ter hoogte van de vormen 74 is voorzien van een halsdeel 75 5 met een kleinere diameter, zodat benedenstrooms van deze struktuurwals 73 ruggen 76 ontstaan, waardoor een ander type op handvormsteen gelijkende steenstrips kunnen worden vervaardigd.

Tenslotte toont fig. 8 een strijkmes 77 dat via de 10 pijl 78 reciproseerbaar ten opzichte van de specielaag 3 be weegbaar is, zodat een longitudinale golfvorm 78 kan worden gevormd. Een onregelmatige onderrand 79 bevordert verder het verkrijgen van een handsteenvormig uiterlijk. Dit strijkmes kan al dan niet in kombinatie met de struktuurwals 34 of 73 15 worden toegepast.

Het maasvormige materiaal kan zijn opgebouwd uit bijvoorbeeld glasvezels van E-glas, die indien het materiaal bij toepassing in aanraking komt alkali, daartegen kan zijn geïmpregneerd. Indien een dragerfolie wordt gebruikt, kan 20 iedere geschikte, soepele kunststoffolie worden toegepast.

Het gebruik van een eindloze mal heeft een aantal bijzondere voordelen: ten eerste blijft de mal tijdens gebruik vochtig zodat de daarin aangebrachte sjablonen gemakkelijk kunnen worden gevuld en geleegd, ten tweede worden slechts 25 die delen van de mal gereinigd, welke met specie zijn be vuild, en blijven de niet met specie in aanraking komende delen van de mal in hoofdzaak vrij van specie en kunnen worden gebruikt voor het geleiden en aandrijven daarvan. De mal kan in principe zijn vervaardigd uit elke kunststof waarin 30 gemakkelijk de sjablonen kunnen worden aangebracht en die in geval van eindloze band zich in een gebogen vorm laten gebruiken .

Verdere aanpassing kan worden verkregen, door de vormwanden een onregelmatige, rustieke of grillige vorm te 35 geven.

64 0 3 3 1 1

Claims (23)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van steenstrips uit een uithardbare specie, waarbij de specie op een drager wordt uitgegoten, en een zichtvlak van de uitgegoten specie wordt gestruktureerd, met het kenmerk, dat de specie wordt 5 gegoten in tenminste één door de drager en een separaat steensjabloon gevormde vorm, en dat voor het uitharden van de specie de steensjabloon wordt verwijderd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een van een aantal steensjablonen voorziene mal wordt ge- 10 bruikt.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de vullingsgraad van de vorm groter is dan 100%.

4. Werkwijze volgens conclusie 2 en 3, met het kenmerk, dat het steensjabloon of de mal wordt bedekt met een 15 laag specie.

5. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat na het in de vorm brengen van de specie daaraan specie met een afwijkende kleur wordt toegevoegd.

6. Werkwijze volgens êên van de voorgaande conclusies, 20 met het kenmerk, dat op de drager een maasvormige materiaal- laag wordt gelegd.

7. Werkwijze volgens conclusie 2-6, met het kenmerk, dat een als eindloze band uitgevoerde mal wordt gebruikt.

8. Werkwijze volgens conclusie 1-7, met het kenmerk, 25 dat als drager plaatvormig materiaal, eventueel thermisch isolerend materiaal wordt gebruikt.

9. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1-8, omvattende een doseereenheid voor het op een drager aanbrengen van een uithardbare specie, in de ver- 30 vaardigingsrichting benedenstrooms van de doseereenheid ge legen struktureermiddelen, en transportmiddelen voor het relatief ten opzichte van de doseereenheid en de struktureermiddelen bewegen van de drager, gekenmerkt door een op de drager te plaatsen, daarmee een vorm vormende steensjabloon. 84 0 3 8 i 1 -11-

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk/ dat een aantal steensjablonen zijn opgenomen in een mal.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de mal is uitgevoerd als een eindloze band.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de hoogte van een door een wand van de doseereenheid en door de drager gevormde doseeropening groter of gelijk is aan de hoogte van de vorm.

13. Inrichting volgens conclusie 12, gekenmerkt door fQ bovenstrooms, op de struktureermiddelen aansluitend aange brachte, op een onderlinge afstand die kleiner is dan de breedte van het steensjabloon daarboven aangebrachte laterale wanden.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, <15 dat de transportmiddelen inwerken op een tussen de laterale wanden en een respektieve steensjabloonkant gelegen s jabloonrand.

15. Inrichting volgens conclusie 9-14, met het kenmerk, dat bovenstrooms van de doseereenheid tussen de drager 20 en het steensjabloon een maasvormige materiaallaag is aan te brengen.

16. Inrichting volgens één van de conclusies 10-15, met het kenmerk, dat de steensjablonen in een onderling steenverband in de mal zijn aangebracht.

17. Inrichting volgens conclusie 9-16, met het ken merk, dat de struktureermiddelen een ten opzichte van het sjabloon reciproseerbaar aangebracht strijkmes omvatten.

18. Inrichting volgens conclusie 9-17, met het kenmerk, dat de struktureermiddelen een struktureerwals omvat- 30 ten, die een boven de vorm gelegen walsdeel met een afwij kende, bij voorkeur kleinere diameter, bezit.

19. Inrichting volgens conclusie 9-18, gekenmerkt door een benedenstrooms van de struktureermiddelen gelegen zan-dingseenheid.

20. Steenstrip met een handsteenvormig uiterlijk ver vaardigd volgens één van de voorgaande conclusies.

21. Maasvormige materiaallaag voorzien van tenminste één volgens conclusie 15-19 vervaardigde steenstrip, waarin 8403811 v -¾ -12- een deel van de maasvormige materiaallaag is ingebed en verankerd .

22. Materiaallaag volgens conclusie 21, voorzien van in een in onderling steenverband aangebrachte steenstrips.

23. Materiaallaag volgens conclusie 21 of 22, met het kenmerk, dat het maasvormige materiaal is gevormd uit vezels, bijvoorbeeld glasvezels. 8403811