NL8403027A - Registratie-inrichting. - Google Patents

Description

1 * “I

' C

N.0. 32776 1

Registratie-Inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een registratie-inrichting voor het uitvoeren van een registratie-operatie op registratiepapier in responsie op gemeten ingangssignalen»

In de afgelopen jaren is een registratie-inrichting, die gebruik 5 maakt van een microprocessor, bekend geworden en bijvoorbeeld beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 4.433.338.

De daarin beschreven registratie-inrichting voert een registratie-operatie uit op registratiepapier, maar de registratienauwkeurigheid kan niet worden gehandhaafd indien het registratiepapier uitzet of sa-10 mentrekt in overeenstemming met veranderingen in de vochtigheid. Uit de stand der techniek zijn tot nu toe nog geen registratie-inrichtingen bekend die aangepast zijn voor het onder alle omstandigheden handhaven van de registratienauwkeurigheid door te corrigeren voor de invloeden van uitzetting of samentrekking van het registratiepapier» Ook het bo-15 vengenoemde Amerikaanse octrooischrift 4.433,338 geeft geen enkele aanwijzing voor het corrigeren van·invloeden van uitzetting en samentrekking van het registratiepapier.

Anderzijds is de gewone registratie-inrichting voldoende voor het uitvoeren van een registratie-operatie gedurende een lange bemonste-20 ringsperiode, omdat de inrichting in de meeste gevallen hoofdzakelijk wordt gebruikt voor registratie- en bewakings-operaties waarbij de registratie-operatie in de stabiele toestand weinig verandert. Anderzijds wordt een gebeurtenis-registratie-eenheid gebruikt indien de veranderingen in de registratie sterk zijn, zoals bijvoorbeeld bij het inscha-25 kelen van een systeem of het optreden van een fout daarin, waarmee registraties gemaakt kunnen worden voor en na een bepaald tijdstip, waarbij een korte bemonsteringsperiode wordt toegepast zodat de registraties kunnen worden gebruikt voor nauwkeurige bedrijfsanalyse. De ge-beurtenis-registratie-inrichting vereist een geheugen voor het opbergen 30 van veel data, omdat de data voor en na een gebeurtenis op aanvraag van een operateur moet worden weergegeven of afgegeven. In tegenstelling daarmee heeft de gewone registratie-inrichting geen geheugen nodig, omdat het daarbij voldoende is om de bemonsterde data op elk bemonste-ringstijdstip af te geven. Omdat deze twee registratie-inrichtingen be-35 stemd zijn voor verschillende doeleinden en verschillende functies nodig hebben, zoals in het bovenstaande is beschreven, zijn ze in de stand der techniek uitgevoerd als verschillende en onafhankelijke inrichtingen. In het algemeen echter zijn de ingangssignalen die in de $403027 · if 2 gebeurtenis-registratie-inrichting worden geregistreerd zo belangrijk dat ze veelal ook in de stabiele toestand moeten worden geregistreerd en bewaakt. Het behoort derhalve tot de normale praktijk om een in-! gangssignaal gemeenschappelijk parallel toe te voeren aan beide inrich- 5 tingen, dat wil zeggen aan de gewone registratie-inrichting en aan de gebeurtenis-registratie-inrichting. Dat leidt tot het nadeel dat de totale konstruktie complex en kostbaar wordt. Bovendien zijn de registra-tie-formaatkenmerken vaak verschillend hetgeen leidt tot het verdere nadeel dat het verschil tussen de registratie-operatie in de stabiele 10 toestand (dat wil zeggen de stabiele registratie-operatie) en de registratie-operatie in de abnormale toestand (dat wil zeggen de gebeurte-nis-registratie-operatie) niet met één blik nauwkeurig kan worden beoordeeld.

Het zou derhalve voordelen bieden om de gebeurtenisregistratie-15 operatie en de normale registratie-operatie op schakelende wijze uit te voeren op gewoon registratiepapier. Ondanks dit feit echter wordt in het bovengenoemde Amerikaanse octrooischrift 4.433.338 geen aanzet gegeven voor een concept voor het uitvoeren van gebeurtenis-registratie-operatie en registratie-operatie in de stabiele toestand op gewoon re-20 gistratiepapier op schakelende wijze. Het is in dit geval verder belangrijk om te voorkomen dat de continuïteit van de registratie-operatie in de stabiele toestand door de gebeurtenis-registratie-operatie wordt verbroken.

Een belangrijke doelstelling van de onderhavige uitvinding is het 25 verschaffen van een registratie-eenheid die automatisch de invloeden van uitzetting en samentrekking van registratiepapier kan elimineren en daardoor ten alle tijde de registratienauwkeurigheid kan handhaven.

Een verdere doelstelling van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een registratie-eenheid die tussen registratiemodussen kan 30 schakelen.

Een verdere doelstelling van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een registratie-inrichting die de gewone registratie-op-dracht onderbreekt voor een gebeurtenisregistratie-opdracht, waarbij echter de continuïteit van de stabiele registratie-operatie wordt ge-35 handhaafd.

Figuur 1 toont een blokschema van een registratie-inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.

Figuur 2 toont in een perspectief aanzicht schematisch de konstruktie van de registratie-inrichting volgens de onderhavige uitvin-40 ding.

840 3 02 7 3 # *

Figuur 3 is een blokschema waarin de functies van de registratie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding zijn getoond bij registra-tie-operatie in de stabiele toestand.

Figuur 5 is een voorbeeld van de stip-registratie-operatie door de 5 registratie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Figuur 4 is een golfvormkaart ter verklaring van de registratie-operatie met de segmenten tussen de maximum- en minimumwaarden van de registratie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Figuur 6 is een blokschema waarin de functies van de gebeurtenis-10 registratie-operatie van de registratie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding zijn getoond.

Figuur 7 is een tijdkaart ter verklaring van de gebeurtenis-regis-tratie-operatie van de registratie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

15 Figuur 1 is een blokschema waarin de registratie-inrichting vol gens een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is getoond, en figuur 2 toont deze registratie-inrichting schematisch in perspectief aanzicht*

In deze twee figuren wordt een microprocessor (die in het volgende 20 kortweg aangeduid zal worden met "CPU”) aangeduid met het referentie-cijfer 1; het cijfer 2 geeft een ROM aan; het cijfer 3 is een RAM; het cijfer 4 wijst naar de ingangsaansluitingen; het cijfer 5 is een multiplexer; het cijfer 6 is een A/D-omvormer; het cijfer 7 wijst naar re-gistratiepaper; het cijfer 8 is een papiertransportmechanisme; het cij- j 25 fer 9 is een stuurschakeling voor het papiertransportmechanisme; het cijfer 10 is een registratiekop; het cijfer 11 is een stuurschakeling voor besturing van de registratiekop; het cijfer 12 is een aandrijf-pulsmotor voor de registratiekop; het cijfer 13 is een codeereenheid; het cijfer 14 is een positieterugkoppelsignaal genererende schakeling; 30 het cijfer 15 is een fotodetector van het reflectietype, bevestigd op de registratiekop 10; het cijfer 16 is een detectieschakeling voor het detecteren van het einde van het papier. Met 17 is een frontpaneel aangegeven dat voorzien is van een dataweergeefeenheid 17a, een druktoets-schakelaar 17b waarmee een instructie kan worden gegeven voor het af-35 drukken van een lijst, een druktoetsschakelaar 17c voor het selecteren van het kanaal van de weer te geven data, geselecteerde dataweergeef-eenheden 17dl tot en met 17d4, geselecteerde data-indicatielampen 17el tot en met 17e4, een druktpets I7f voor het selecteren van een gebeurtenisregistratie, een druktoets I7g voor het wissen van de gebeurtenis-40 data, een lamp 17h die een gebeurtenistrekkeringangssignaal indiceert, 8403027 * ί 4 een waarschuwingslamp I7i, een foutlamp 17 j enz. Het cijfer 18 indiceert een frontpaneelkoppelschakeling. Met 19 is een afstemeenheid aangegeven voor het instellen van de operatiemodussen van het stelsel, de soorten ingangssignalen, de registratiebereiken, de waarschuwingsni-5 veau's enz. De afstemeenheid 19 is aangebracht aan de zijkant en voorzien van een weergeefeenheid 19a en een toetsenbord 19b. Het cijfer 20 indiceert een koppelschakeling voor de afstemeenheid. Het cijfer 21 indiceert een batterij voor het ondersteunen van de RAM 3. Het cijfer 22 indiceert een bus.

10 De CPU 1 bestuurt gedeeltelijk de respectievelijke eenheden in overeenstemming met het programma opgeborgen in de ROM 2 en bewerkt de in de RAM 3 opgeborgen data gedeeltelijk, zodanig dat een vooraf bepaalde registratie kan worden gemaakt op het registratiepapier 7 dankzij de werking van de registratiekop 10.

15 De analoge gemeten ingangssignalen Eil, Ei2, Ei3 en Ei4, die aan geboden worden aan de ingangsaansluitingen 4 worden elk gedurende bijvoorbeeld een periode van 0,2 seconden geselecteerd door de multiplexer 5 onder besturing van de CPU 1 en worden ingevoerd naar een A/D omvormer 6, door middel waarvan ze worden omgevormd tot digitale signalen 20 die achtereenvolgens als bemonsteringsdata SD worden opgeborgen in de RAM 3.

De bemonsteringsperiode Tg voor het omvormen van de analoge signalen in digitale signalen wordt korter ingesteld dan een registratieperiode Tr voor het sturen van de registratiekop 10 voor het uitvoe-25 ren van de registratie-operatie. De registratieperiode T^ wordt automatisch geselecteerd binnen een bereik van 1,5 tot 90 seconden in overeenstemming met de transportsnelheid van het registratiepapier 7. De registratieperiode T^ krijgt bijvoorbeeld een waarde van 45 seconden in het geval de snelheid van het registratiepapier 20 mm/uur bedraagt. 30 Als resultaat daarvan worden voor de registratieperiode Tr een aantal bemonsteringen uitgevoerd in responsie op elk analoog signaal dat aangeboden wordt aan elke ingangsaansluiting 1 zodat de RAM 3 wordt gevuld met meervoudige bemonsteringsdata SD in responsie op elk analoog signaal. De CPU 1 berekent de ruwe waarde (d.w.z. de bemonsteringsdata di-35 reet voor de registratieperiode Tg), de maximumwaarde, de minimumwaarde en de gemiddelde waarde voor elke registratieperiode Tr en bergt de berekende data resp. op in de speciale registers Rl, R2, R3 en R4 van de RAM 3. Anderzijds worden de monsterdata SD achtereenvolgens opgeborgen in een gebeurtenisdatageheugen MA1 van de RAM 3 voor een ge-40 beurtenisdata-geheugenperiode Tj (bijvoorbeeld van 0,2 tot 10 secon- 8403027 * · 5 den) ingesteld door de afstemeenheid 19. Het gebeurtenisdatageheugen MA1 heeft bijvoorbeeld een capaciteit voor 512 gegevens in responsie op elke ingang. Wanneer het beschikbare geheugen gevuld is met oude data dan. zal het geheugen MA1 de oude data geleidelijk aan verwijderen tel-5 kens wanneer een nieuw gegeven wordt ontvangen, teneinde de data te vernieuwen.

Het registratiepapier 7 wordt over een vooraf bepaalde afstand in een vooraf bepaalde richting getransporteerd door het papiertransport-mechanisme 9 onder besturing van de CPU 1 telkens wanneer de registra-10 tiekop 10 een zwaaibeweging heeft uitgevoerd.

Het zwaaien van de registratiekop 10 wordt uitgevoerd in een richting loodrecht op de transportrichting van het registratiepapier 7 door de motor 12 onder besturing van de CPU 1 terwijl het registratiepapier 7 stil staat. De gebruikte registratiekop 10 is in de bewegingsrichting 15 van de registratiekop 10 voorzien van een aantal pennen met verschillende inktkleuren, bijvoorbeeld de pennen 10a (rood), 10b (groen), 10c (paars), en lOd (zwart), waarbij een van de pennen in een vooraf bepaalde kleur selectief aangestuurd kan worden voor het maken van een registratie op het registratiepapier 7 in overeenstemming met het 20 stuursignaal van de registratiekop-stuurschakeling 11. De positie van de registratiekop 10 wordt gedetecteerd door de codeereenheid 13 en de registratiekop-positiedetectieschakeling 14 en wordt opgeborgen als een positieterugkoppelsignaal F met een waarde tussen bijvoorbeeld 0 en 5000 in de RAM 3. Dit positieterugkoppelsignaal F dat op deze wijze op-25 geborgen is in de RAM 3 wordt teruggesteld door een papiereinde-detec-tiesignaal Pl voor de 0% zijde van het papier afkomstig van de papier-einde-detectieschakeling 16.

De fotosensor 15 van het reflectietype is bevestigd op de registratiekop 10 en detecteert door middel van aanwezigheid of afwezigheid 30 van een gereflecteerde straling of de registratiekop 10 zich al dan niet bevindt boven het registratiepapier 7 en geeft een sensorsignaal af dat de ene of de andere waarde UIT of AAN heeft in overeenstemming met de aanwezigheid of afwezigheid van de gereflecteerde straling. In dit geval is ervoor gezorgd dat het witte registratiepapier 7 loopt bo-35 ven een zwarte ondergrond zodanig dat de aanwezigheid of afwezigheid j van de gereflecteerde straal duidelijk wordt. De papiereinde-detectie-schakeling 16 detecteert de stijging van UIT naar AAN en de daling van AAN naar UIT van het sensorsignaal afkomstig van de fotosensor 15, teneinde daarmee het papiereinde-detectiesignaal Pl af te geven waarmee de 40 0% zijde van het registratiepapier 7 wordt geïndiceerd en het papier- 8403027 * 1 6 einde-detectiesignaal P2 waarmee de 100% zijde wordt geïndiceerd.

De werking van de op deze wijze in overeenstemming met de onderhavige uitvinding geconstrueerde registratie-eenheid in de stabiele toestand zal in het volgende worden beschreven met verwijzing naar het 5 functionele blokschema van figuur 3. In figuur 3 zijn allereerst een registratiepositie-berekeningseenheid 111, een corrigerende bereke-ningseenheid 112, een registratiepositie bepalende berekeningseenheid 113 en een papierbreedte-detectie-eenheid 114 geconstrueerd in overeenstemming met het programma in de CFïï 1.

10 De registratiepositie-berekeningseenheid 111 krijgt data X toege voerd welke geselecteerd is via een kiezerschakelaar SW uit de berekende data, opgeborgen in de registers K.1, R2, R3 en R.4 in overeenstemming met de registratiemodus die ingesteld is door de afstemeenheid 19.

De registratiepositie-berekeningseenheid 111 voert de berekening 15 uit van de navolgende vergelijking voor het gemeten ingangssignaal X op basis van zowel de afstand Zr vanaf de 0% papierzijde (d.w.z. een refe-rentiepositie) van het registratiepapier 7, welke tevoren tijdens een afstelhandeling was bepaald, naar het 0% punt van de registratiepositie en de afstand Sr van deze referentiepositie naar het 100% punt van de 20 registratiepositie, waardoor tijdens de afsteloperatie een registratie-positiesignaal Yr wordt bepaald. De afstanden Zr en Sr worden ingesteld door ze om te vormen tot het positieterugkoppelsignaal F (d.w.z. tussen 0 en 5000) waarmee de positie van de registratiekop 7 wordt geïndiceerd : 25 Yr = X (Sr - Zr) + Zr (1)

De corrigerende berekeningseenheid 112 bepaalt de uitzet- of sa-mentrekverhouding van Wm/Wr van het registratiepapier 7 op basis van zowel de afstand tot de 0% zijde van het registratiepapier als tot de 100% zijde, die tevoren tijdens de afsteloperatie zijn bepaald, d.w.z. 30 de referentiepapierbreedte Wr en een papierbreedte Win gemeten tijdens bedrijf, en voert de corrigerende berekening uit volgens de navolgende vergelijking voor het registratiepositiesignaal Yr teneinde daarmee het gecorrigeerde registratiepositie-signaal Y te bepalen dat gecorrigeerd is in overeenstemming met de uitzetting of samentrekking van het regis-35 tratiepapier. De papierbreedten Wr en Win zijn waarden die omgevormd zijn tot die van het positieterugkoppelsignaal F: Y = Yr.Wm/Wr (2)

De registratiepapier-berekeningseenheid 113 stuurt de pulsmotor 12 via de registratiekop-stuurschakeling 11 in overeenstemming met het 40 verschil ΔΕ tussen het registratiepositie corrigerende signaal Y en het 840 3 0 2 7 * · 7 positieterugkoppelslgnaal F, die de positie van de registratiekop 10 aangeeft, teneinde daardoor de registratiekop 10 in breedterichting van het registratiepapier 7 te bewegen totdat het registratiepositie gecorrigeerde signaal Y en het positieterugkoppelslgnaal F aan elkaar gelijk 5 zijn, en zendt een registratie-instructie naar de registratiekop 10 op het moment dat evenwicht is bereikt teneinde op die positie op het registratiepapier 7 een stip te registreren.

De papierbreedtedetectieeenheid 114 leest de waarde van het posi-tieterugkoppelsignaal F op het moment dat het 100% papiereindesignaal 10 P2 wordt aangeboden vanaf de detectieschakeling 16 teneinde daarmee de papierbreedte Wm vast te stellen.

Met de tot dusver beschreven konstruktie wordt allereerst in de initiële toestand de registratiekop 10 gepositioneerd aan het 0% einde van het registratiepapier 7, d.w.z. de referent!epos!tie, zodat het po-15 sitieterugkoppelsignaal F wordt teruggesteld. De registratiekop 10 wordt van deze referentiepositie bewogen in de richting van het 100% einde van het registratiepapier 7 tot aan het punt waarin het gecorrigeerde registratiepositie-signaal Y en het positieterugkoppelslgnaal F in evenwicht zijn, waarna op dit evenwichtspunt een stip wordt geregis-20 treerd op het registratiepapier 7. Als de registratie van de stip op het evenwichtspunt is beëindigd, dan beweegt de registratiekop 10 door de registratiekop-stuureenheid 11 naar het 100% einde. Als resultaat daarvan wordt, wanneer de registratiekop 10 het 100% papiereinde bereikt, het uitgangssignaal van de fotosensor 15 geïnverteerd zodat de .

25 papiereinde-detectieschakeling 16 het 100% papiereinde detecterende signaal P2 afgeeft. Wanneer dit signaal P2 wordt gegenereerd dan wordt de waarde van het positieterugkoppelsignaal F op dat moment gelezen door de papierbreedtedetectie-eenhêid 114, en de beweging van de registratiekop 10 wordt onderbroken. Daarna wordt het registratiepapier 7 30 over een vooraf bepaalde afstand getransporteerd. De waarde van het positieterugkoppelsignaal F, gelezen door de papierbreedtedetectie-een-heid 114, correspondeert met de afstand tussen het 0% einde en het 100% einde van het registratiepapier 7, d.w.z. de papierbreedte Wm. Vervolgens drijft de registratiepositie bepalende bereken!ngseenheid 113 de 35 registratiekop 10 weer aan in overeenstemming met het verschil tussen het gecorrigeerde registratiepositie-signaal Y en het positieterugkoppelsignaal F teneinde de registratiekop 10 te bewegen in de richting van het 0% einde van het registratiepapier 7 en daarbij de twew signalen Y en F in evenwicht met elkaar tè brengen. De registratiekop 10 40 wordt verder bewogen naar het 0% einde nadat op het evenwichtspunt een 8403027 9 * 8 stip is geregistreerd. Als gevolg daarvan wordt, wanneer de regisatra-tiekop 10 het 0% einde van het papier bereikt, het sensorsignaal van de fotosensor 15 geïnverteerd, en de papiereinde-detectieschakeling 16 geeft een 0% papiereinde-detectiesignaal PI af. Wanneer dit signaal PI 5 wordt gegenereerd dan wordt het positieterugkoppelsignaal F teruggesteld, en de registratiekop 10 wordt gestopt en keert terug naar de re-ferentiepositie. Wanneer deze referentiepositie opnieuw is opgeborgen dan wordt het registratlepapier 7 opnieuw over een vooraf bepaalde afstand getransporteerd. Tijdens bedrijf registreert de registratiekop 10 10 dus twee stippen en meet de papierbreedte Win een maal gedurende de periode nadat gestart is vanaf de referentiepositie en voordat de referentiepositie opnieuw wordt vastgelegd.

Op basis van de tijdens de werking gemeten papierbreedte tön bepaalt de corrigerende berekeningseenheid 112 de uitzettings- of samen-15 trekkingsverhouding Wm/Wr van het registratlepapier 7 teneinde de corrigerende berekening volgens vergelijking (2) uit te voeren. Als resultaat daarvan wordt de registratiepositie automatisch gecorrigeerd in overeenstemming met het uitzetten of samentrekken van het registratiepapier, zodat de positie niet negatief wordt beïnvloed door het uitzet-20 ten of samentrekken van het registratlepapier.

Omdat het 0% uiteinde van het registratlepapier 7 wordt gebruikt als referentiepositie door detectie van het 0% papiereinde voor het terugstellen van het positieterugkoppelsignaal F kan bovendien het registratiepapier ruwweg worden ingelegd in het systeem en wordt de invloed 25 van slingerbewegingen van het papier geëlimineerd zodat zijn instel- en transportmechanisme kan worden vereenvoudigd, hetgeen leidt tot een daling in de productiekosten.

Omdat zowel de 0% als 100% einden van het registratlepapier 7 worden gedetecteerd is het bovendien niet nodig om speciaal van een schaal 30 voorzien registratiepapier te gebruiken. Het registratlepapier wordt niet gemakkelijk negatief beïnvloed door de afdrukdichtheid van de schalen, zodat de betrouwbaarheid kan worden verbeterd.

Tijdens de afregeling worden de afstand vanaf het 0% einde van het registratiepapier 7 naar het 0% punt van de registratiepositie en de 35 afstand Sr naar het 100% punt resp. omgevormd in een waarde tussen 0 en 5000 voor het positieterugkoppelsignaal F en toegevoerd aan de regis-tratiepositieberekeningseenheid 111, en de verhouding Wm/Wr van de corrigerende berekeningseenheid 112 wordt ingesteld op 1. Daarna wordt het gemeten ingangssignaal X omgeschakeld naar 0% en 100% en geregistreerd 40 als stippen op het registratiepapier 7, en de afstanden Zr en Sr worden 8403027 ψ · 9 nagesteld door de afsteleenheid 19 met de hand na te stellen zodanig dat de registratiepositie nauwkeurig wordt gelokaliseerd op de 0% en 100% punten van het registratiepapier. Vervolgens wordt de registratie-kop 10 bewogen van het 0% einde naar het 100% einde van het registra-5 tiepapier 7 teneinde een operatie uit te voeren waarbij de waarde van het positieterugkoppelsignaal F op het moment dat het papiereinde-de-tectieschakeling 16 het 100% papiereinde detecteert, wordt gegeven als referentiepapierbreedte ffr tijdens de afregeling van de corrigerende berekeningseenheid 112.

10 De tot dusverre beschreven uitvoeringsvorm heeft als voorbeeld een konstruktie waarin de fotosensor 15, die door de registratiekop 10 wordt gedragen, als enige aanwezig is. Soortgelijke effecten kunnen echter ook worden verkregen indien twee fotosensoren worden gebruikt voor het detecteren van de 0% en 100% papiereinden. In de bovenstaand 15 beschreven uitvoeringsvorm echter wordt bij wijze van voorbeeld slechts een gemeten ingangssignaal X gebruikt. In het geval echter dat er meerdere gemeten ingangssignalen XI tot en met Xn zijn worden de gecorrigeerde registratiepositie-signalen Y1 tot en met Yn bepaald voor de respectievelijke ingangen zodanig dat het registreren van een stip kan 20 worden uitgevoerd in volgorde te beginnen bij de kleinste signalen Y1 tot en met Yn, wanneer de registratiekop wordt bewogen vanaf de refe-rentiepositie in de richting van het 100% einde, en in volgorde beginnend bij de grotere signalen wanneer de registratiekop terugkeert vanaf het 100% einde naar de referentiepositie.

25 In het geval dat de registratiekop 10 in de richting van de pa- pierbreedte voorzien is van vier registratiepennen 10a, 10b, 10c en löd, zoals getoond is in figuur 2, worden de afstanden Zr en Sr resp. nagesteld voor de respectievelijke registratiepennen zodanig dat de re-gistratieposities vopor de respectievelijke registratiepennen tijdens 30 de afstelprocedure nauwkeurig samenvallen met 0% en 100% punten van het registratiepapier 7.

Alhoewel de meting van de papierbreedte een maal wordt uitgevoerd tijdens een dubbele registratie-operatie kan echter indien nodig het meetinterval op een geschikte wijze worden vastgesteld.

35 De figuren 4 en 5 geven golfvormen aan tijdens de registratie-ope ratie in de stabiele toestand. De golfvormen van figuur 4 zijn die, verkregen door de registratie van de ruwe waarden van de bemonsterde data op het registratiepapier 7 waarbij de gemeten ingangssignalen worden weergegeven als stippen van verschillende kleuren voor de respec-40 tievelijke kanalen. In het bijzonder wordt met de registratiepen 10a 340 302 7 * e 10 van de registratiekop het gemeten ingangssignaal Eil van het eerste kanaal in rode stippen weergegeven; de registratiepen 10b registreert het gemeten ingangssignaal Ei2 van het tweede kanaal in groene stippen; de registratiepen 10c registreert het gemeten ingangssignaal Ei3 van het 5 derde kanaal in paarse stippen; en de registratiepen lOd registreert het gemeten ingangssignaal Ei4 van het vierde kanaal in zwarte stippen. Tegelijkertijd wordt op de dataweergeefeenheid 17a de data weergegeven van het gemeten ingangssignaal van dat kanaal, dat geselecteerd is door de kanaalselectie-druktoetsschakelaar 17c. Het kanaal van de weergege-10 ven data wordt aangegeven door het oplichten van een der corresponderende lampjes 17el tot en met 17e4.

De maximum, minimum en gemiddelde waarden van de bemonsterde data worden geregistreerd in stippen van verschillende kleuren voor de respectievelijke kanalen.

15 Figuur 5 geeft de maximum- en minimumwaarden aan van de bemonster de data. in de registratieperiode TR, welke geregistreerd zijn in continue segmenten. Figuur 5(A) geeft de golfvorm aan van het gemeten ingangssignaal en figuur 5(B) geeft de geregistreerde golfvorm weer. Als de maximum- en minimumwaarden op deze wijze in continue segmenten wor-20 den geregistreerd dan kunnen signaalwijzigingen gedurende de registratieperioden met een hoge getrouwheid worden geregistreerd zodat de resulterende registratie soortgelijk is aan een continue registratie, zoals een registratie die wordt verkregen met een schrijvende pen. Ook in dit geval zijn de registraties voor de respectievelijke kanalen uitge-25 voerd in verschillende kleuren.

Vervolgens zal de gebeurtenis-registratie-operatie van de recorder volgens de onderhavige uitvinding in het navolgende met verwijzing naar het functionele blokschema van figuur 6 en de tijdkaart van figuur 7 worden beschreven. Om te beginnen wijst in het functionele blokschema 30 het referentiekarakter MAl op een gebeurtenis-datageheugen voor het sequentieel opbergen van de monsterdata SD door middel van een schakelaar SI die geactiveerd wordt na een gebeurtenisdataregistratieperiode Tj (b.v. 0,2 tot 10 seconden) ingesteld in de afstemeenheid 19. Het de letter R is een register aangegeven waarin de uit de monsterdata SD be-35 rekende data worden opgeborgen. Het getoonde register R vertegenwoordigt de registers Rl, R2, R3 en R4 voor het opbergen van de ruwe waarden, maximum waarden, minimum waarden en gemiddelde waarden van de monsterdata SD. Met de referentie MA2 wordt een geheugen aangegeven voor het sequentieel opbergen van de berekende data uit het register R tij-40 dens de gebeurtenisregistratie-operatie via een schakelaar S6 die geac- ,840 3 02 7 r *' 11 tiveerd wordt op de registratieperiode Tg_. Bovendien wordt de berekende data van het register R toegevoerd aan de ingang van de registra-tiepositie-berekeningseenheid 111 via de schakelaars S4 en S2; de data van het geheugen MA1 wordt aangeboden aan de ingang van de registratie-5 positieberekeningseenheid 111 via een schakelaar S3, en de data van het geheugen MA2 wordt aangeboden aan de ingang van de registratiepositie-berekeningseenheid 111 via de schakelaars S5 en S2* De tijdstuurschake-ling 115 is bestemd voor ontvangst van een gebeurtends-signaal EV, een AAN-UIT-signaal ER van de gebeurtenis registrati e-keuzedrukt oet s s chake-10 laar 17f, een AAN-UIT-signaal GLR van de gebeurtenisdata-wisdruktoets-schakelaar 17g teneinde zowel een puls Pa te genereren voor het bepalen van de bemonsteringsperiode Tg op basis van die signalen en onder een vooraf bepaalde toestand, en pulsen Pb tot en met Pg voor het sturen van de schakelaars SI tot en met S6 en voor het afgeven van een vooraf 15 bepaalde instructie CS aan de registratiekop-stuureenheid 111.

De werking van de op deze wijze in overeenstemming met de uitvinding geconstrueerde registratie-inrichting zal in het volgende met verwijzing naar de tijdkaart van figuur 7 worden beschreven. In figuur 7 zijn bij (A) de golfvormen aangegeven die geregistreerd zijn op het re-20 gistratiepapier; bij (B) zijn het gebeurtenis-signaal EV en de signalen ER en CLR, gegenereerd door de werking van de schakelaars 17f en 17g weergegeven; en bij (C) zijn de bedrijfstoestanden weergegeven van de schakelaars SI tot en met S6.

Tijdens de registratie-operatie in de stabiele toestand wordt de 25 schakelaar S2 gedurende een vooraf bepaalde registratieperiode Tg_ (b.v. 45 seconden) geactiveerd, en de schakelaars S3, S5 en S6 zijn OPEN terwijl de schakelaar S4 GESLOTEN is. Als resultaat daarvan wordt de berekende data voor de vooraf bepaalde periode TR uit het register R gehaald en afgegeven ter registratie op het registratiepapier 7. Als 30 een gebeurtenis optreedt in deze toestand, dan wordt het gebeurtenissignaal EV door een extern contact of een interne waarschuwing bij be-reikoverschrijding toegevoerd aan de tijdstuurschakeling 115. De tijd-stuursehakeling 115 geeft bij ontvangst van het signaal EV een instructie af aan de registratiekop-stuurschakeling 11 teneinde een merkteken 35 in rode kleur te plaatsen op het registratiepapier 7 bij het ge-beurtenispunt door middel van de pen 10a van de registratiekop 10. Als het geheugen MA1 het verzamelen van een vooraf bepaald aantal data na de gebeurtenis heeft voltooid, dan wordt de schakelaar Sl door de tijdstuurschakeling 115 afgeschakeld teneinde de opslag van gébeurte-40 nisdata in het geheugen MA1 te onderbreken en daardoor de gebeurtenis- 8403027 | + 4 12 data te bevriezen. Anderzijds wordt de registratie van de stabiele toestand voor de vooraf bepaalde registratieperiode Tg continu uitgevoerd.

Als de operateur de gebeurtenisregistratie bepalende toetsschake-5 laar ER indrukt, dan zal de CPU 1 de schakelaar S2 afschakelen teneinde de registratie van de stabiele toestand te onderbreken en een instructie te zenden naar de registratiekopstuurschakeling 11 waardoor een on-derbrekingsmerkteken M2 voor de stabiele registratie bijvoorbeeld in groene kleur wordt aangebracht op het registratiepapier 7 door middel 10 van de pen 10b van de registratiekop 10, waarna het registratiepapier 7 wordt versneld als bedrijfsoverschakeling naar de gebeurtenis-registra-tie-operatie. Met een lichte vertraging na de onderbreking van de stabiele registratie schakelt de CPU 1 de schakelaar S3 in om de gebeurtenisdata, die opgeborgen zijn in het geheugen MA1 te registreren op het 15 registratiepapier 7 door middel van de registratiekop 10 en zodoende de gebeurtenisregistratie uit te voeren. Zelfs in de gebeurtenisregistratie wordt het moment van de gebeurtenis aangegeven met een merkteken M3 in rode kleur op het registratiepapier 7 op een wijze corresponderend met de registratie van de stabiele toestand. Tijdens de gebeurte-20 nisregistratie-operatie wordt anderzijds de schakelaar S6 gedurende een vooraf bepaalde stabiele registratieperiode TR ingeschakeld zodat de berekende data van het register R sequentieel worden opgeborgen in het geheugen MA2 voor de stabiele registratieperiode Tr. De gebeurtenisregistratie op het registratiepapier 7 wordt voortgezet totdat ook de 25 laatste in het geheugen MAl opgeslagen gebeurtenisdata is afgegeven. Op de begin- en eindmomenten van de gebeurtenisregistratie op het registratiepapier en op het moment dat de gebeurtenis optreedt wordt bovendien het tijdstip (b.v. 12:38, 13:03 of 13:21) bijvoorbeeld in rode kleur afgedrukt door middel van de pen 10a van de registratiekop 10.

30 Met een lichte vertraging na het einde van de gebeurtenisregistratie op het registratiepapier 7 activeert de CPU 1 de schakelaar S2 voor de stabiele registratieperiode TR en schakelt de schakelaars S3 en S4 af, maar activeert de schakelaar S5 voor het herstellen van de stabiele registratie-operatie en voor het toevoeren van een instructie aan de 35 registratiekop-stuurschakeling teneinde het herstel van de stabiele registratie aan te geven als een merkteken M4 in groene kleur op het registratiepapier 7 en teneinde de snelheid van het registratiepapier 7 te verminderen. Het registratiepapier 7 draagt voor en na de gebeurte-nisregistratie delen zonder enige registratie. Dat is gedaan om het ma-40 ken van onderscheid tussen de registratie van de stabiele toestand en 84 0 3 0 2 7 13 de gebeurtenisregistratie te vergemakkelijken. Wanneer de stabiele re-gistratietoestand weer is hersteld wordt allereerst automatisch de berekende data tijdens de gebeurtenisregistratie, die opgeborgen is in het geheugen MA2, geregistreerd op het registratiepapier 7. Wanneer de 5 opgeborgen data tot en met de laatste daarvan is afgegeven, wordt de schakelaar S4 ingeschakeld terwijl de schakelaars S5 en S6 worden uit-geschakeld zodat de operatie automatisch wordt verschoven naar het uitvoeren van een stabiele registratie op het registratiepapier 7. Als resultaat daarvan kan de continuïteit in de stabiele registratie in stand 10 gehouden worden. Bovendien wordt deze continuïteit van de stabiele registratie aangegeven door de merktekens M2 611 M4, aangebracht op de momenten waarop werd onderbroken en weer werd hersteld. Wanneer de toetsschakelaar CLR vervolgens wordt ingedrukt wordt de bevroren toestand van de gebeurtenisdata opgeheven en is dé schakeling weer gereed 15 voor een volgende gebeurtenis.

De in het bovenstaande beschreven uitvoeringsvorm is een voorbeeld voor het geval waarin de gebeurtenisregistratie keuzedruktoetsschake-laar I7f aanwezig is voor het met de hand omschakelen van de registra-tie-operatie van de stabiele toestand naar de gebeurtenisregistratie.

20 Dit omschakelen naar gebeurtenisregistratie kan automatisch worden uitgevoerd wanneer de gebeurtenisdata tot en met de laatste na het optreden van een gebeurtenis zijn verzameld. Bovendien wordt in de uitvoeringsvorm de bevroren toestand van de gebeurtenisdata opgeheven door de toets-functie. De bevroren toestand kan echter automatisch worden opge-25 heven aan het einde van de gebeurtenisregistratie. In dat geval kan de gebeurtenisregistratie automatisch worden herhaald in een onbewaakte toestand door combinatie met de automatische omschakelfunctie naar de gebeurtenisregistratie. De bovenstaande beschrijving van een uitvoeringsvorm van de uitvinding is bovendien gericht op het geval dat er 30 een analoog ingangssignaal optreedt. In het geval dat er meerdere analoge ingangssignalen optreden kunnen echter soortgelijke operaties worden verkregen indien een aantal gebeurtenisdatageheugens en een aantal monsterdata herbergende geheugens wordt aangebracht.

Zoals in het voorgaande is beschreven is de registratie-inrichting 35 volgens de onderhavige uitvinding voorzien van een geheugen voor het opbergen van monsterdata van de stabiele registratie tijdens de gebeurtenisregistratie zodanig dat het geheugen automatisch wordt uitgelezen na de gebertenisregistratie. Als resultaat daarvan kan de gebeurtenisregistratie worden uitgevoerd op hetzelfde registratiepapier zonder dat 40 de continuïteit van de stabiele registratie wordt onderbroken zodat de 8403027 V 4 14 registraties van de stabiele toestand en van de optredende gebeurtenis gemakkelijk met elkaar kunnen worden vergeleken, en de capaciteit van het geheugen voor het opbergen van de data kan klein zijn omdat de gebeurtenis registratie continu wordt uitgevoerd en met een hoge snelheid 5 terwijl een lange registratieperiode voor de stabiele toestand wordt aangehouden.

8403027

Claims (15)

1. Registratie-inrichting omvattende middelen voorzien van een A/D-omvormer voor het omvormen van analoge gemeten ingangssignalen in digitale monsterdata met een vooraf bepaalde bemonsteringsperiode, een 5 papiertransportmechanisme voor het transporteren van het registratiepapier, een registratiekop voor het uitvoeren van een registratie op het registratiepapier met een vooraf bepaalde registratieperiode, een posi-tieterugkoppelsignaal genererende schakeling die voorzien is van een codeereenheid voor het detecteren van de positie van de genoemde regis-10 tratiekop, een papiëreinde detecterende sensor aangebracht op de registratiekop, een microprocessor, een uitleesgeheugen (ROM) en een willekeurig toegankelijk geheugen (RAM), met het kenmerk, dat de genoemde microprocessor geprogrammeerd is voor het berekenen van een registra-tiepositiesignaal in overeenstemming met de genoemde gemeten ingangs-15 signalen op basis van de genoemde monsterdata, het corrigeren van het registratiepositiesignaal op basis van zowel een referentiebreedte van het genoemde registratiepapier als ook de papierbreedte, die gemeten is als resultaat van de detectie van de 0% en 100% einden van het genoemde registratiepapier door de genoemde sensor, waardoor een registratiepo-20 sitie-correctiesignaal wordt geproduceerd dat afhankelijk is van de uitzetting of samentrekking van het genoemde registratiepapier, het besturen van de positie van de genoemde registratiekop in overeenstemming met het genoemde gecorrigeerde registratiepositie-signaal, en het vervaardigen van een registratie op het genoemde registratiepapier door de 25 genoemde registratiekop in een positie waar het genoemde gecorrigeerde registratiepositie-signaal en het genoemde positieterugkoppelsignaal in evenwicht zijn.

2. Registratie-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de genoemde registratiekop meerdere gecorrigeerde registratieposi- 30 tie-signalen, die resp. corresponderen met de genoemde analoge gemeten ingangssignalen, registreert op het genoemde registratiepapier ia de niveauvolgorde ervan terwijl de registratiekop over het registratiepapier zwaait.

3. Registratie-inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, 35 dat de registratiekop voorzien is van een aantal pennen met inkt van verschillende kleur, aangebracht in de bewegingsrichting ervan, zodanig dat de meerdere gecorrigeerde registratiepositie-signalen, corresponderend met de genoemde gemeten ingangssignalen, kunnen worden geregistreerd in verschillende kleuren op het genoemde registratiepapier.

4. Registratie-inrichting volgens conclusie 1, waarin het genoemde 840 302 7 positieterugkoppelsignaal wordt teruggesteld wanneer de op de registra-tiekop aanwezige sensor het 0% einde van het genoemde registratiepapier detecteert teneinde de genoemde referentiepositie te corrigeren.

5. Registratie-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 5 dat indien de op de registratiekop aanwezige sensor het 100% einde van het genoemde registratiepapier detecteert het positieterugkoppelsignaal wordt gelezen bij wijze van papierbreedtesignaal.

6. Registratie-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een aantal monsters worden genomen in responsie op identieke in- 10 gangssignalen van de genoemde gemeten ingangssignalen voor een registratieperiode door de bemonsteringsperiode van de genoemde analoge gemeten ingangssignalen korter te maken dan de genoemde registratieperiode zodat de ruwe, maximum-, minimum- en gemiddelde waarden van de genoemde monsterdata voor de genoemde registratieperiode kunnen worden 15 berekend.

7. Registratie-inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de registratiekop de ruwe waarden van de genoemde monsterdata als stippen registreert.

8. Registratie-inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, 20 dat de registratiekop de maximum waarden van de genoemde monsterdata als stippen registreert.

9. Registratie-inrichting volgens conclusie 6, waarin de registratiekop de minimum waarden van de genoemde monsterdata als stippen registreert.

10. Registratie-inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de registratiekop de gemiddelde waarden van de genoemde monsterdata als stippen registreert.

11. Registratie-inrichting volgens conclusie 6, waarin de genoemde registratiekop de maximum- en minimumwaarden van de genoemde monsterda- 30 ta als continue segmenten registreert.

12. Registratie-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een gebeurtenisdatageheugen aanwezig is voor het sequentieel opbergen van de monsterdata van de genoemde analoge gemeten ingangssignalen Voor een gebeurtenisdata vasthoudperiode zodat zowel een stabiele re- 35 gistratie gebaseerd op de genoemde monsterdata als een gebeurtenisregistratie gebaseerd op de data vastgehouden in het genoemde gebeurtenisdatageheugen kan worden gemaakt op een schakelende wijze op het genoemde registratiepapier.

13. Registratie-inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, 40 dat de registratiekop het moment van optreden van een gebeurtenis op 8403027 5 $ het registratiepapier markeert zowel in de stabiele registratie als in de genoemde gebeurtenisregistratie.

14. Registratie-inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de registratiekop op het registratiepapier zowel het moment, waarop 5 de genoemde stabiele registratie wordt onderbroken door omschakeling naar de genoemde gebeurtenisregistratie, als ook het moment waarop de genoemde stabiele registratie wordt hersteld uitgaande van de genoemde gebeurtenisregistratie, markeert.

15. Registratie-inrichting volgens conclusie 12, verder gekenmerkt 10 door een datavasthoudgeheugen voor het vasthouden van de genoemde mon- sterdata gedurende de genoemde gebeurtenisregistratie zodanig dat de in het genoemde datavasthoudgeheugen opgeborgen data automatisch kan worden afgegeven voor registratie na het einde van de genoemde gebeurtenisregistratie teneinde zodoende de continuïteit van de stabiele regis-15 tratie te handhaven. ******** 8403027