NL8402767A - Meervoudig, rechtlijnig werkend knipmechanisme voor glasklompen. - Google Patents

Description

. '*

Meervoudig, rechtlijnig werkend knipmechanisme voor glasklompen Achtergrond van de uitvinding

In de praktijk worden machines voor glasfabricage met klompen gesmolten glas gevoed met een snelheid van 10 tot 20 klompen per minuut voor elke matrijsholte, welke snelheid afhankelijk is van het klompgewicht. Deze klompen worden gevormd door het afknippen van 5 een glasstroom, welke uit de bodem van een vooroven stroomt. Het knipmechanisme, dat bij deze werkzaamheden werd gebruikt, was van het schaartype, dat in het algemeen om een draaipunt zwenkt, dat nabij een zijkant van het einde van de voedingsinrichting, of meer gebruikelijk "voedingstak" genaamd, is gesitueerd. De twee armen, 10 die de bladen dragen, werken als de bladen van een schaar, waarbij de twee schaarbladen in overlappende positie ten opzichte van de as van de glasstroom worden gebracht. Met de komst van machines met een hogere produktiecapaciteit, welke vier of meer glasklompen tegelijkertijd kunnen verwerken, is er behoefte ontstaan aan voedings-15 mechanismen, welke constant vier of meer glasstromen tegelijkertijd en met een gecontroleerde herhalingssnelheid kunnen afknippen. Het voeden van machines voor de glasfabricage met een hogere produktie-capacitêit en in het bijzonder van machines, welke glazen flessen vervaardigen, en welke viervoudige matrijsopeningen per sectie en 20 wel tien naast elkaar gelegen sectiesbezitten, is werkelijkheid geworden.

Bij wijze van achtergrondinformatie wordt opgemerkt, dat verscheidene recente octrooien zijn verleend op het gebied van rechtlijnige glasstroomsnijinrichtingen. Een Amerikaans octrooi is dat 25 met nummer 3.592.938, dat op 13 juli 1971 is verleend aan R.S.

Bracket en anderen. Bij dit octrooi worden de twee schaarbladhouders naar elkaar toe en van elkaar af bewogen door middel van een heugel met rondselsysteem met een aandrijfhefboom of draaibaar verbindings-orgaan, afkomstig van de normale draaiende schaaraandrjgfnok, welke i- 30 een hefboom heen en weer beweegt, die op zijn,·beurt aan één van 8402767 -- — - rr —

» .V

i - 2 - de schaararmhouders is gekoppeld. Deze schaararmhouder draagt een heugel, welke door een rondsel wordt aangedreven in de richting van een tweede heugel, welke door een er tegenover liggende of tegenwerkende schaarbladhouder wordt gedragen, en de heen en weer gaande 5 beweging van de aandrijfstang zal de schaarbladen volgens een hoofdzakelijk rechte lijn naar elkaar toe en van elkaar af doen bewegen, aangezien beide bladhouders zijn gemonteerd teneinde langs horizontale stangen te bewegen, welke aan één kant van de omgeving van de as van de voedingsbak, zijn geplaatst.

10 Een tweede Amerikaans octrooi met het nummer 4.174.647, op 20 november 1979 verleend ten name van Dahms, en de diverse afsplitsingen ervan, tonen eveneens een rechtlijnig knip-mechanisme. Bij dit speciale octrooi wordt in fig. 1 een knipmecha-nisme getoond, dat over het algemeen uit een horizontaal gestel 15 bestaat, dat eindplaten omvat, welke onderling zijn verbonden door zijstaven. De zijstaven vormen samen met de steunstangen voor de schaarbladhouders een rechthoekig gestel, dat de as van de gesmolten glasstromen omgeeft, welke eventueel uit de voedinginrichting stromen. Dit gestel is aan een steun gemonteerd, welke, zoals in het 20 octrooi wordt gesteld, met behulp van elk geschikt middel aan de voedingsbak is gemonteerd. Het speciale knipmechanisme, dat. in dit octrooischrift wordt beschreven, wordt aangedreven met behulp van lucht, doordat het is voorzien van een luchtmotor, welke wordt gebruikt om de drijvende kracht voor de schaarbladen te leveren, 25 wanneer zij naar elkaar toe en van elkaar af bewegen, terwijl ze door de zijstaven worden geleid. In aanvulling hierop toont dit octrooischrift valgeleidingen, welke ten opzichte van hun bevestigingen en het bladdragend mechanisme verstelbaar zijn.

In aanvulling op de voorgaande octrooien toont een 30 ermee samenhangende aanvrage met het serienummer 398.122, door dezelfde gemachtigde gedeponeerd op 14 juli 1982, een rechtlijnig werkende glas knipinrichting, dat enige overeenkomsten vertoont met de onderhavige uitvinding. De bovengenoemde, ermee samenhangende 8402767 - 3 - . » aanvrage verschaft een rechtlijnig werkend knipmechanisme voor glas-klompen met valgeleidingen, welke met de schaarbladen meebewegen en verstelbare stops opleggen. Het instellen van de valgeleidingsstops kan geschieden,terwijl het mechanisme in werking is. Bovendien kan 5 de spanning op de bladen,aangepast aan elk individueel paar, worden ingesteld, terwijl het mechanisme buiten werking is. Verder kan de hoogte van de schaarbladen, en daarmee het horizontale knipvlak worden ingesteld, doordat het gehele knipmechanisme door middel van een vertikaal instelbare ondersteuning aan de voedingsbak is gemon-10 teerd.

Met het voorgaande in gedachten is een doel van de uitvinding om een inrichting te verschaffen, welke de schaarbladen in en uit de glasstroom doet bewegen, teneinde glasklompen te vormen, waarin de schaarbladen volgens rechte trajecten ten opzichte van 15 elkaar, zowel naar elkaar toe als van elkaar af bewegen. Men denkt, dat door het verschaffen van een parallel werkend schaararmmechanisme een veel betere controle over de kniphandeling kan worden verkregen.

Eén van de nadelen ten opzichte van het knippen van een veelvoud aan klompen met armen, welke in feite vanuit . . nabijgelegen draai- 20 ingsassen aan deze of gene zijde van de voedingsbakken werken, is, dat de meervoudige schaarbladen eerder volgens meervoudige bogen, dan langs een recht traject door de glasstroom bewegen. Wanneer de schaarbladen volgens verschillende bogen bewegen, is het soms zelfs moeilijker om op correcte wijze de graad van overlapping van de 25 schaarbladen te controleren, en doordat de buitenste schaarbladen met een iets grotere snelheid bewegen dan de schaarbladen, die dichter bij de draaipunten zijn gelegen, heeft het knipmechanisme de neiging om alle meervoudige klompen niet consequent op hetzelfde gewicht af te snijden. Een hoofddoelstelling van de onderhavige uitvinding 30 is de vormmachine op een zodanige wijze van glasklompen te kunnen voorzien, dat deze gedurende een lange periode van meervoudige glasklompvoeding allemaal hetzelfde en een consequent gelijk gewicht hebben.

8402767 $ * - 4 -

Een bijkomende doelstelling van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een mechanisme, waarbij het schaar-blad^montagemechanisme op zodanige wijze is ondersteund, dat het ten behoeve van reparatiewerkzaamheden of ter verkrijging van toe-5 gang tot de bodem van de voedingsinrichting, uit de naaste omgeving van de voedingsinrichting weggezwenkt kan worden, zonder dat. de verbinding met de schaaraandrijvingsnok wordt verbroken.

Een verdere doelstelling van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een mechanisme, dat desgewenst uit het 10 knipgebied verwijderd kan worden, zonder dat dit invloed heeft op de glasstromen of de specifieke onderbreking ervan noodzakelijk maakt.

Een aanvullende doelstelling van deze uitvinding is het verschaffen van een valgeleidingsmechanisme, het/’welk met de 15 bovenste schaarbladen meebeweegt, en het verschaffen van een mechanisme voor het op exacte wijze positioneren van de valgeleiding, terwijl het mechanisme in werking is en zonder dat dit het inschakelen van een gecompliceerd mechanisch systeem noodzakelijk maakt, wat onderhevig zou zijn aan overmatige slijtage.

20 Een verdere doelstelling van de onderhavige uitvin ding is het verschaffen van een knipmechanisme voor glasklompen, dat tegelijkertijd vier klompen met een enkele knipbeweging zal snijden, waarbij het onderste stel schaarbladen als een eenheid in vertikale richting verstelbaar zal zijn, teneinde een knipspanning te kunnen 25 instellen, terwijl het mechanisme in werking is.

Samenvatting van de uitvinding

Inrichting voor het in klompen knippen van meerdere stromen gesmolten glas, welke uit een van meerdere openingen voorziene voedingstak stromen, waarbij de groepen tegenover elkaar 30 gelegen schaarbladen op beweegbare sleden zijn gemonteerd, welke volgens een lineair traject naar elkaar toe en van elkaar af bewegen. Het naar elkaar toe en van elkaar af bewegen van de sleden wordt veroorzaakt door de oscillerende beweging van een krukas, die is 8402767 Λ 4> - 5 - voorzien van armen, welke zich in radiale richting uitstrekken, en waarvan elk met één der sleden is verbonden, teneinde deze naar elkaar toe en van elkaar af te bewegen, overeenkomstig de draaiing van de krukas, welke op zijn beurt ten behoeve van de draaiing om 5 een vertikale as is gemonteerd. Valgeleidingen, welke door het bovenste knipmechanisme worden gedragen, zijn tijdens de valbeweging instelbaar, teneinde de remmende beweging van de glasklompen in een voorafbepaalde positie gedurende de werking van het knipmechanisme te belvloeden. De spanning op de schaarbladen is instelbaar, doordat 10 het onderste stel schaarbladen op in vertikale richting verstelbare, horizontale geleidingen is gemonteerd, welke ingesteld kunnen worden, terwijl de schaarbladen in werking zijn.

Korte beschrijving van de tekeningen

Pig. 1 is een bovenaanzicht van het knipmechanisme 15 van de uitvinding? fig. 2 is een zijaanzicht in lengterichting op een vergrote schaal in de richting van pijl A van het mechanisme van fig. 1; fig. 3 is een dwarsdoorsnede ter hoogte van lijn 3-3 20 van fig. 1, waarbij de voedingsbak niet is weergegeven? fig. 4 is een dwarsdoorsnede op een vergrote schaal ter hoogte van een lijn 4-4 van fig. 1? fig. 5 is een dwarsdoorsnede op een vergrote schaal ter hoogte van lijn 5-5 van fig. 1; 25 fig. 6 is een gedeeltelijk zijaanzicht in lengte richting op een vergrote schaal van een instelinrichting ter hoogte van lijn 6-6 van fig. 1; fig. 7 is een aanzicht in perspectief met uiteengenomen delen van een gedeelte van de bladspanninginstelinrichting 30 van de figuren 5 en 6; fig. 8 is een op grote schaal weergegeven perspectivisch aanzicht van het rechter gedeelte van de ondersteunings-eonstructie van fig. 7 in samengébouwde toestand? 8402767 4 · - 6 - fig. 9 is een op vergrote schaal weergegeven dwarsdoorsnede ter hoogte van de lijn 9-9 van fig. 2; en fig. 10 is een op verkleinde schaal weergegeven zijaanzicht in lengterichting van een deel. van het draaiingsmechanis-5 me van fig. 9.

Gedetailleerde beschrijving van de tekeningen

De onderhavige uitvinding zal, in het bijzonder onder verwijzing naar de figuren 1 en 2, in detail worden beschreven. Een voedingsbak 10 van gangbaar ontwerp, zoals in streep-stippellijnen 10 is weergegeven in de figuren 1 en 2, heeft de algemene vorm van een naar de bovenzijde gerichte, hoefijzervormige opening. De bak 10 is normaal gesproken vervaardigd van hittebestendig metaal, zoals ijzer of staal. Aan de voorzijde, of, zoals in fig. 2 is aangegeven, aan de linkerzijde, is de voedingsbak aan een knipmechanisme-montage-15 element 11 Tan gangbaar ontwerp bevestigd. Schaarbevestiging 11 bestaat uit een gietstuk 12, dat een zich in horizontale richting uitstrekkend vlak bezit, dat met behulp van bouten 13 aan de zijkant van de voedingsbak 10 is .. vastgebout... Het gietstuk 12, zoals een weergegeven in de figuren 2 en 3, strekt zich aan/zijkant langs de 20 voedingsbak uit en is voorzien van een vertikaal montagebuisgedeelte 15 van gangbaar ontwerp. De buis 15 is voorzien van een afdekking 16, waar een vertikale stelschroef 17 uitsteekt. De stelschroef 17 bezit een van schroefdraad voorzien dichtingsring. 18, welke in een, in de afdekking 16 uitgespaarde uitholling past. Het ondereinde van 25 de schroef 17 draagt een zich in radiale richting uitstrekkende kraag 19, waarop een lageie, annulaire flensplaat 14 rust. Binnen de buis 15 bevindt zich een hoofdmontagekoker 20. De koker 20 strekt zich in benedenwaartse richting uit en steekt onder de buis 15 uit, en zijn onderzijde is met een radiale flens 14 verbonden. De koker 20 30 draagt met tussenruimten een paar zich in buitenwaartse richting uitstrekkende ondersteuningsarmen 22 en 23. De bovenste ondersteunings-arm 22 strekt zich onder een hoek in benedenwaartse richting uit en doet, zoals later zal worden beschreven, dienst als een hoofdcon- 8402767 * i * - 7 - stractieëlement voor het knipmechanisme. Men dient-te begrijpen, dat de armen 22 en 23 zijn voorzien van annulaire onderdelen 24 respectie-vd.ijk 25, welke om de koker 20 heen liggen. In de ruimte tussen de onderdelen 24 en 25 op de koker 20 is een paar, het knipproces 5 regelende beweegbare verbindingsorganen aangebracht, welke in de figuren 9 en 10 zijn weergegeven. Eén van de beweegbare verbindingsorganen dient voor de werking van de beide schaarondersteuningscon-structies van de uitvinding. Het bovenste gedeelte van het gietstuk 22, zoals in de fig. 1 aan de linkerzijde is weergegeven, vormt een 10 over het algemeen vlak horizontaaL oppervlak, dat de lengte van de bak 10 overspant. Het onderste gedeelte van het gietstuk 23 bezit eveneens een met het bovenste gedeelte van het gietstuk 22 overeenstemmende configuratie. Opgemerkt moet worden, dat verscheidene profielbalken, zoals de profielbalk 26, de ruimte tussen de twee 15 gietstukgedeelten 22 en 23. overspannen. Een ander ondersteuningspro-fiel 27 is in fig. 1 in streeplijnen weergegeven en in fig. 5 weergegeven, waarbij deze zich uitstrekt van de voorkant van het voorste gedeelte van het gietstuk 22 naar het achterwandgedeelte ervan en in vertikale richting de tussenruimte tot het onderste gedeelte van 20 het gietstuk 23 overspant* De voorzijde van de profielbalk 27, oftewel het rechter gedeelte, zoals in figuren 1 en 5 is weergegeven,-is voorzien van een inwendige montagenaaf 28. In feite zijn de twee ondersteuningsarmen 22 en 23 uit één stuk gegoten, tezamen met de annulaire onderdelen 24 en 25, welke om de vertikale montagekoker 25 20 heen liggen. Het gehele mechanisme kan in feite aangeduid worden met de term "een onderstel 21 voor het knipmechanisme".

Een steenblok 29 is met behulp van bouten aan de voorzijde van de naaf 28 bevestigd en dient ter ondersteuning van het linkergedeelte van een stang 30, zoals in de figuren 2 en 4 is 30 weergegeven. Het andere uiteinde van de stang 30 wordt ondersteund door een steunblok 31 (zie fig. 1). Het steuriblok 31 wordt in een voorgedeelte 32 van het onderstel-gietstuk 21, waarvan de armen 22 en 23 deel uitemaken, gedragen. Evenwijdig aan de stang 30 en, zoals 8402767 - 8 - in fig. 1 is weergegeven, ter linkerzijde ervan gelegen, loopt een tweede stang 33. De stang 33 wordt aan zijn uiteinde ondersteund door een paar stangondersteuningselementen 34 en 35. Zoals in fig. 4 het beste is te zien, ondersteunt de stang 30 een frontslede 36. De 5 slede 36 is uitgevoerd in de vorm van een geheel horizontale cilinder, welke een stel naafbussen 37 omvat. Een achterslede 38, zoals is weergegeven in fig. 1 is op dezelfde wijze geconstrueerd als de slede 36 en wordt samen ermee ondersteund door een verbindingsbalk 39. Vanaf de slede 36 strekt zich in voorwaartse richting een meer-10 voudige schaarbladondèrsteuningsarm 40 uit. Zoals is weergegeven in fig. 2, is te zien, dat de rechter schaarondersteuningsarm 40 naar de linkerzijde kan bewegen onder geleiding van de twee stangen 30 en 33. Het gedeelte van het gietstuk 32, dat het steunblok 31 ondersteunt, ondersteunt eveneens een zich in buitenwaartse richting 15 uitstrekkende arm 41. De arm 41 ondersteunt vier vaste valgeleidings-regelonderdelen, waarvan er één in doorsnede is weergegeven in fig.

4.

Bij de werking van glasknipscharen is het noodzakelijk, dat de onderste knipschaar tegenover, wat genoemd wordteen 20 valgeleiding ligt,, welke wordt gedragen door de bovenste schaar-bladen, en bij het onderhavige geval wordt een valgeleiding 42, in de vorm van een gewoonlijk rechthoekig vlak, centraal ondersteund door een horizontale stang 43. De valgeleiding en de stang 43 kunnen ten opzichte van elkaar roteren; vanuit de achterzijde van 25 de valgeleiding loopt echter een stift 44 naar de achterkant door een horizentaal gat, dat in de ondersteuningsarm 41 is aangebracht.

De stang 43 is aan zijn rechterzijde voorzien van een vlak, zich in horizontale richting uitstrekkend bladvormig gedeelte 45. Dit bladvormig gedeelte 45 loopt door tot een complementaire sleuf 46, 30 welke in het eindgedeelte van een horizontale stang 47 is aangebracht. De stang 47, zoals weergegeven in de figuren 1 en 4, is draaibaar door middel van een met de hand verdraaibare knop 48, die aan een cilindrische geleiding 49 is bevestigd. De stang 47 wordt ten behoeve 84 0 2 7 8 7 - 9 - van een roterende en heen en weer gaande beweging langs zijn horizontale as in de cilindrische geleiding 49 of, zoals het genoemd zou kunnen worden, een instelhuls ondersteund. De stang 47 draagt een vertikale stift 147, welke in horizontale sleuven 149 heen en 5 weer beweegt, welke zich over de lengte van de geleiding 49 uitstrekken. Zodoende zal een rotatie van de geleiding 49 de stang 47 doen roteren. De stang 43 is bij 50 in een holle horizontale, van schroefdraad voorziene opening in een bladondersteuningsnaaf 51 10 geschroefd. De individuele bovenste schaarbladen 52 worden door de bladhouder of naaf 51 ondersteund.

Hoewel de voorgaande beschrijving in hoofdzaak was gericht op het schaarblad en zijn montage, zoals weergegeven in fig. 4, dient men te begrijpen, dat alle bladen en valgeleidingen, 15 waarvan er één beschikbaar is voor elk stel schaarbladen, op dezelfde wijze instelbaar zijn, zoals hierboven is beschreven. Een rotatie van de knop 48 zal de geleiding 49 doen draaien, welke op zijn beurt de stang 47 en het blad 45, dat aan de stang 43 is bevestigd, zal laten roteren. Op deze wijze zal de stang 43 worden 20 verdraaid, teneinde de valgeleiding 42, afhankelijk van de draairichting, naar de linker of rechter zijde te bewegen, en aldoende kan de valgeleiding 42 in de juiste positie geplaatst worden. Aangezien de verbinding tussen de stationaire regelknop en de stang 47 beweeglijk is en de valgeleiding meebeweegt met het knipmechanisme, 25 kan de valgeleiding zelfs gedurende de tijd, dat het knipmechanisme in werking is, ingesteld worden. Dit heeft natuurlijk duidelijke voordelen, welke voor de operateur een dergelijke instelling mogelijk maken, terwijl hij de resultaten van de instelling in de beweging van de glasklompen, wanneer deze van de(stromen gesmolten glas worden 30 afgesneden, kan observeren. Elk der valgeleidingen, waaraan er vier zijn, kan individueel worden ingesteld, onafhankelijk van de andere drie.

Zoals is weergegeven in fig. 1, is de schaaronder-steuningsarm 40 naast de frontslede 36 door middel van een flexibele % j 8402767 - 10 - connector 53 met een lange staaf 54 verbonden. De staaf 54 is in lengterichting heen en weer beweegbaar door middel van een aandrijfmechanisme, dat later in detail zal worden beschreven. Op deze wijze is dus te zien, dat de schaarbladen 52 als een eenheid naar 5 de tegenoverliggende schaarbladen toe en ervan af bewogen kunnen worden door de beweging van de arm 40 over de stationaire geleidings-stangen 30 en 33. Tegenover de schaarbladen 52 bevindt zich een stel bodemschaarbladen 55. Elk der individuele schaarbladen 55 kan ten opzichte van de arm, waarmee zij zijn verbonden, in vertikale rich-10 ting worden ingesteld, en deze bijzondere wijze voor het instellen van de schaarbladen is gedetailleerd weergegeven en beschreven in de hiermee samenhangende aanvrage met het serienummer 398.122. Het zij voldoende te zeggen, dat elk der bladen 55 op een gemeenschappelijke arm 56 is gemonteerd. De arm 56, welke gelijk is aan de arm 15 40, wordt gevormd door een paar gewoonlijk parallelle sleden 57 en 58. De frontslede 57 wordt geleid door een frontstang 59, terwijl de achterslede 58 wordt geleid over een stang 60. De stangen 59 en 60 lopen evenwijdig aan elkaar en hun horizontale assen liggen in hetzelfde horizontale vlak.

20 Onder verwijzing naar met name de figuren 5-8, zal het mechanisme, waarmee deze twee stangen 59 en 60 worden opgetild en neergelaten, worden beschreven. Het onderstel 21 is uitgerust met een eraan gegoten achterwand 61, waaraan een paar, in horizontale richting gescheiden, geleidepanen 62 en 63 zijn vastgeboutDe 25 geleidepaan 62 bezit er een in aangebrachtepver het algemeen gerekte sleuf, waarin de achterzijde van een stang 64 is gesitueerd. Van een dergelijke stang 65 wordt de achterzijde of de linkerzijde, zoals in fig. 5 is weergegeven, ondersteund in de geleidepaan 63.

De stang 65 bezit een er aan vastgemaakte nok 66. De nok 66 heeft 30 een over het algemeen gerekte en in opwaartse richting schuin verlopende sleuf 67. De stang 60 bezit een vierkant nokkenvolgstuk 68, dat in de nokkensleuf 67 heen en weer beweegt. Het andere uiteinde van de stang 60 is eveneens voorzien van een vierkant uiteinde 69, 8402767 9 » -lien het wordt ondersteund in een nok, welke, gelijk is aan de nok 66, welke door de tegenover de nok 66 liggende stang 64 wordt gedragen.

Op deze wijze is te zien, dat een beweging van de stangen 64 en 65 naar rechts, zoals weergegeven in de figuren 5 en 7, zal resulteren 5 in een vertikaal opwaartse beweging van de stang 60, waarbij de horizontale as van de stang 60 omhoog beweegt. De vooreindsivan de stangen 65 en 64 bezitten er in aangebrachte langgerekte nokken-sleuven 70, waarbij alleen die in de stang 65 in detail zichtbaar is.

De voorste drijfstang 59 is aan beide uiteinden uitgerust met over 10 het algemeen vierkante configuraties 71 en 72« Tussen het ronde gedeelte en het vierkante gedeele 72 van de drijfstang is echter een schuin verlopende ondersnijding 73 aangebracht, welke in de nokken-sleuf 70 heen en weer zal bewegen. De ondersnijding 73, welke aan de bovenzijde van de drijfstang 59 is gevormd, bezit een gelijke 15 insnijding aan de onderzijde, zodat het ondersnijdingsgedeelte 73 binnen de begrenzingen van de nokkensleuf 70 zal passen. Ér moet opgemerkt worden, dat de nokkensleuf 70 een wezenlijk identieke hellinc^bezit als het sleuf einde 67 in de nok 66. Het vierkante uiteinde 71, zoals is weergegeven in de figuren 7 en 8, wordt vastge-20 houden en geleid . in een blok 74. Het blok 74 bezit een paar vertikaal tegenover elkaar liggende sleuven 75, waarin de boven- en ondereinden van de stang 65 liggen. Het blok 74 bezit verder een rechthoekige opening 67, dat in de voorzijde ervan is aangebracht, en binnen deze rechthoekige uitholling 67 is de kop 71, oftewel het 25 vierkante uiteinde van de drijfstang 59 gesitueerd. Om het vierkante uiteinde 71 in deze rechthoekige uitholling vast te zetten, is een kap 77 aan de voorzijde van het blok 74 vastgebout.. De andere zijde van de drijfstang 59 wordt ondersteund in een blok 78 (zie fig. 2), waarop een kap 79 is gebout.. Het blok 74 is aan de naaf 28 vastge-30 bout , en eenjdergelijke naaf is ook aangebracht voor de verankering van het blok 78 aan het andere einde van de drijfstang 59. Op deze wijze is te zien, dat door een beweging van de stangen 64 en 65 beide drijfstangen 59 en 60 tezamen zullen worden optild en neerge- _» 8402767 b * - 12 - j laten om een op en neer gaan van de schaarbladarm 56 te bewerkstelligen, teneinde een verandering in de aan de schaarbladen opgelegde spanning teweeg te brengen. De instelling of beweging van de ' stangen 64 en 65 wordt uitgevoerd met behulp van een handbediend 5 geribbeld wiel 80. Het wiel 80 is aan een van schroefdraad voorziene drijfas 81 vastgemaakt en de drijfas 81 is in het benedeneinde van een vertikaal cilindrisch omhulsel 82 geschroefd. De van schroefdraad voorziene stang of instelschroef 81 bezit een cilindrisch trommelvormig bovenstuk 83, dat binnen het omhulsel 82 beweegbaar is. 10 Het trommelvormige gedeelte 83 bezit aan zijn omtrek een uitsnijding.,, waarin een stift 85 is aangebracht. De stift 85 steekt uit een over het algemeen rechthoekige hefboom 86. De hefboom 86 is bevestigd aan en draait om de as van een horizontale drijfstang 87. De hefboom 86 draagt ook een stift 88, welke door een rechthoekige opening 15 in de stang 64 steekt. De drijfstang 87 wordt aan zijn andere einde ondersteund voor een draaiende beweging om zijn as en bezit een daaraan bevestigde hefboom 89, waarbij de hefboom 89 een stift 90 draagt, welke in een gat in de stang 65 steekt. Daardoor zal ten gevolge van elke beweging van het wiel 80 de drijfstang 87 öm zijn 20 as roteren, hetgeen de voorwaartse of achterwaartse beweging van de stangen 64 of 65 in elke gewenste mate bewerkstelligt.

In aanvulling op de hierboven in detail beschreven spanningsregeling, kan het gehele knipmechanisme op en neer bewogen worden, zoals was uitgelegd met betrekking tot de hoofdondersteunings-25 console 12. De schaarbladarm 56 wordt aangedreven door een staaf 91. Zoals hiervoor is uitgelegd, drijft de staaf 54 de tegenoverliggende schaarbladdraagarm 40 aan. Het mechanisme voor het bewerkstelligen van de aandrijving van de schaarbladen is misschien het beste te zien, wanneer men de figuren 1-3, 9 en 10 beschouwt. Een aandrijf-30 hefboom 92, welke coaxiaal is gemonteerd ten opzichte van de hoofdondersteuningskoker 20 en daaromheen draaibaar is, bezit een arm 93, waaraan het ene uiteinde van een staaf 94 is bevestigd. De staaf 94 wordt aan zijn andere uiteinde (niet weergegeven) op een 8402767 - 13 - zodanige wijze aangedreven door een roterende nok, dat de staaf tijdens elke snij cyclus één keer in zijn lengterichting heen en weer beweegt. In de hedendaagse praktijk beweegt de staaf het mechanisme in de positie, zoals is weergegeven in de figuren 1 en 2, waarbij 5 de bladen zich in hun volledig open positie bevinden. Een tegenwerkende kracht tegen de beweging, die door de staaf 94 wordt bewerkstelligd, is afkomstig van een lange schroefveer 95, waarvan het ene uiteinde in een over het algemeen vlakke metalen connector 96 is gedraaid. De connector 96 is door middel van een vertikaJe stift 10 met de aandrijfhefboom 92 verbonden. Het andere uiteinde van. de veer 95 is aan een vaste ondersteuning 98 verankerd. De ondersteuning 98 is beneden en nabij het uiteinde van een zich in horizontale richting uitstrekkende vierkante buis 99 aangebracht. Deze rechthoekige of holle lange buis 99. is met behulp van schroeven aan’ 15 de zijkant van het vertikale montagebuisgedeelte bevestigd, zoals is weergegeven in fig. 2. De aandrijfhefboom 92 is beneden het annulaire gedeelte 24 van het schaaronderstel 21 gepositioneerd, en beneden de aandrijfhefboom 92 bevindt zich een aangedreven hefboom 100. De hefboom 100 roteert eveneens om de as van de hoofdondersteunings-20 koker 20 en bezit eveneens twee uitstaande armen, welke met de uiteinden van de twee staven 91 en 54 zijn verbonden. Zoals waarschijnlijk het beste is weergegeven in fig. 10, heeft de aandrijfhefboom 92 een zich in benedenwaartse richting uitstrekkende naaf 101, welke is voorzien van een over het algemeen horizontale sleuf 25 102. Een van schroefdraad voorziene oogbout 103, welke aan de aan gedreven hefboom 100 is bevestigd, bezit een steel, welke zich tot in de sleuf 102 uitstrekt. Een van schroefdraad voorziene moer 104 zal de oogbout 103 op zijn plaats houden in de sleuf 102 en zal daardoor de aangedreven hefboom en de drijfhefboom tezamen houden, 30 zodat ze als een integraal geheel werkzaam zijn. Bij wijze van veiligheidsmaatregel voor het geval de aandrijfkracht wegvalt en de nok, die de heen en weer gaande drijfstang 94 aandrijft, zijn werking staakt, zal een cilinder 105, die op de stang 99 is gemonteerd, op 8402767 » - 14 - zodanige wijze zijn zuigerstang 106, waaraan een stootbalk 107 is bevestigd, uitstrekken, dat het stootblok een rol 108 op de hefboom 92 in werking zal stellen, teneinde de beweging van de schaarbladen naar de in fig. 1 weergegeven positie te-bewerkstelligen, waarbij de 5 schaarbladen open staan. Zoals in fig. 2 is te zien, is de rol 108 bevestigd aan de aangedreven hefboom 92, waaraan de schaarbladaan-drijfstarigen 91 en 54 zijn bevestigd.

In aanvulling op de hierboven beschreven veiligheids-stopinrichting, is het eveneens van groot belang, dat het onderhavige 10 knipmechanisme van de uitvinding in staat is om over een hoek van ongeveer 90° tegen de wijzers van de klok in te roteren, zoals is weergegeven in fig. 1, teneinde toegang te verschaffen tot de schaarbladen ten behoeve van instellings- of inspectiewerkzaamheden of om ze te vervangen, waneer dat noodzakelijk is. Deze beweging wordt 15 geëffectueerd, doordat de operateur, nadat een vasthoudpin is verwijderd, een hendel 109 vastpakt, waardoor het mechanisme om de as van de hoofdondersteuningskoker 20 kan zwaaien. Wanneer deze beweging moet worden geëffectueerd, is het wenselijk, dat het onderling verband tussen de aandrijfstang 94 en de aandrijfhefboom 92 20 niét wordt verstoord en, met dit in gedachte™ kan de aandrijfhefboom 92 van de aangedreven hefboom 100 worden losgemaakt door het losdraaien van de moer 104 en het uit de sleuf 102, welke in de naaf 101 is aangebracht, verwijderen van de oogbout 103. Een hefboom 110, welke draaibaar om een spil 111 is bevestigd aan de naaf 101, 25 bezit een uiteinde 112, dat is afgeschuind, zodat hij in de sleuf 102 kan steken, zolang deze sleuf niet wordt gebruikt door de oogbout 103. Het andere uiteinde van de hefboom 110 is verbonden met de zijkant van een klink 114. De klink of stophefboom 114 wordt voor de roterende beweging om een vertikale as van een stift 115 30 ondersteund. De stophefboom 114 is aan de kant van het uiteinde 113 een.

van de hefboom 110 afgeschuind en drukt er onder invloed van schroef-veer 116 tegenaan. In de positie, zoals is weergegeven in· fig. 9, waarin de oogbout 103 zich in de sleuf 102 bevindt, zal de hefboom 8402767 .

- 15 - 110 de veer 116 indrukken en zal de klink 114 zich in de met door-en getrokken lijn*aangegeven positie bevinden. Wanneer echter de aan-drijfhefboom en de aangedxeven hefboom door het verwijderen van de oogbout 103 van elkaar worden losgekoppeld, zal de klink 114 5 vrijelijk tot in de in fig. 9 met streep-stippellijnen aangegeven positie kunnen draaien, waarbij deze tegelijkertijd in een langs de omtrek van de montagekoker 20 aangebrachte sleuf 117 kan vallen.

Wanneer de klink 114 zich vrijelijk in de sleuf 117 kan bewegen, is te zien, dat een heen en weer gaande beweging van de aandrijfhefboom 10 92 onder invloed van de door de aandrijfnokken aangedreven stang 94, niet de positionering van de aangedreven hefboom 100 zal beïnvloeden, aangezien zij van elkaar losgekoppeld zullen zijn.

Het in de figuren 9 en 10 weergegeven klinkmechanisme is een veiligheidsinrichting. Wanneer het knipmechanisme ten behoeve 15 van het verwisselen van de bladen of om een andere reden tegen de wijzers van de klok in wordt geroteerd over een hoek van 90°, wordt de hefboom 92 door de luchtcilinder 105 buiten werking gehouden.

Nadat de verwisseling van de bladen is voltooid, zou de operateur het mechanisme onder de voedingsbak terug kunnen draaien en de 20 luchtdruk van de cilinder 105 kinnen afnemen, zonder de oogbout 103 vast te zetten. Indien dit zou gebeuren, zouden de bladen zich sluiten en niet openen, hetgeen tot gevolg zou hebben,dat ze snel zouden worden bedekt met gesmolten glas. Merk op, dat de oogbout de bladen openjtrekt. De klink 114 ligt echter tegen het vertikale 25 vlak ter rechter zijde van de sleuf 117 aan (zie fig. 9), indien er geen luchtdruk op de luchtcilinder 105 staat en de oogbout 103 niet op zijn plaats is vastgezet. Dit verhindert^dan, dat de hefboom 92 gaat roteren, en dientengevolge kan de hefboom 100 niet roteren en de bladen sluiten.

30 De voorgaande gedetailleerde beschrijving is bedoeld om een goed begrip van de uitvinding te kweken en opdat degene, die bekwaam is in het glasknipvak, de strekking van de bijgevoegde conclusies naar waarde zal weten te schatten.

J

8402767

Claims (13)

1. Inrichting voor het in klompen snijden van meerdere stromen gesmolten glas, bestaande uit eenjvoedingsbak, welke aan de bodem meerdere op één lijn liggende openingen bezit, een ver-tikale ondersteuningskoker, middelen voor het aan de zijkant van 5 genoemde voedingsbak monteren van genoemde ondersteuningskoker, een schaarblad - ondersteuningsonderstel, welke vanuit genoemde vertikale ondersteuningskoker vrij"uitkraagt, waarbij genoemd onderstel normaal gesproken tot aan één zijde van de linie van genoemde openingen doorloopt, een eerste paar parallelle, horizontale stangen, welke tot 10 in de richting van genoemd onderstel doorlopen, een eerste schaarbladarm, dat ten behoeve van een heen en weer gaande beweging over het genoemde eerste paar stangen beweegbaar wordt ondersteund, en een tweede paar parallelle horizontale stangen, dat doorgaans coaxiaal in één lijn ligt met het genoemde eerste paar stangen, een 15 tweede schaarbladarm, dat ten behoeve Van een heen en weer gaande beweging over het genoemde tweede paar stangen beweegbaar wordt ondersteund, middelen, welke aan het genoemde tweede paar stangen zijn bevestigd, voor het omhoog en omlaag bewegen van de assen van het geheel van het genoemde tweede paar stangen, en aandrijfmiddelen, 20 welke aan genoemde armen zijn bevestigd, om v. genoemde armen naar elkaar toe en van elkaar af te bewegen, teneinde het knippen van de glasstromen te bewerkstelligen.

2. De inrichting volgens conclusie 1, verder bestaande uit middelen, welke aan genoemde vertikale koker zijn bevestigd, 25 voor het instellen van de hoogte van genoemde vertikale koker ten opzichte van de voedingsbak.

3. De inrichting volgens conclusie 1, welke verder een middel voor ""Valgeleiding omvat, welke door de eerste schaarbladarm beneden de schaarbladen, die eraan vast zitten, worden gedragen.

4. De inrichting volgens conclusie 3, waarbij ge noemde middelen voor 'valgeleiding voor elk der schaarbladen op genoemde eerste schaarbladarm een individuele valgeleiding omvatten. 0402767 - 17 -

5. De inrichting volgens conclusie 3, waarbij genoemde valgeleidingen op individueel van schroefdraad voorziene stangen, welke in de schaarbladarm zijn geschroefd, zijn gemonteerd, en verder middelen omvatten om genoemde, van schroefdraad voorziene 5 stangen te kunnen roteren voor het in de juiste positie instellen van de valgeleiding.

6. De inrichting volgens conclusie 5, waarbij genoemde middelen voor het roteren van de stangen een vlak horizontaal onderdeel omvatten, welke met de van schroefdraad voorziene stang 10 is verbonden en welke tot in een lange sleuf in een horizontale, draaibare stang doorloopt.

7. De inrichting volgens conclusie 6, waarbij genoemde horizontale stang axiaal in één lijn liggendmet de van schroefdraad voorziene stang en middelen ter rotatie van genoemde IS. horizontale stang, teneinde de positionering van genoemde valgeleidingen te beïnvloeden, is gemonteerd.

8. De inrichting volgens conclusie 1, waarbij genoemde middelen, welke voor het omhoog en omlaag bewegen van de stangen met het tweede paar stangen zijn verbonden, bestaan uit een 20 horizontale staaf nabij elk uiteinde van het genoemde paar stangen,en nokken, welke door genoemde staven worden gedragen, en welke ervoor zorgen dat genoemde stangen en middelen aan genoemde staven zijn bevestigd voor het in langsrichting bewegen van genoemde staven in gelijke tijdsperioden.

9. De inrichting volgens conclusie 8, waarbij genoemde staven slechts een liniaire horizontale beweging kunnen maken en het genoemde tweede paar stangen slechts een vertikale beweging kan maken, als gevolg van de beweging van genoemde staven.

10. De inrichting volgens conclusie 8, waarbij ge- 30 noemde middelen, welke ten behoeve van een beweging in langsrichting van genoemde staven aan genoemde staven zijn bevestigd, bestaan uit een horizontale schommelstang, een paar radiale hefbomen, welke aan genoemde schommelstang zijn bevestigd, en waarbij hun andere zijden 3402767 r - 18 - aan één van de genoemde staven zijn bevestigd, en middelen, welke aan genoemde schommelstang zijn bevestigd ten behoeve van een roterende beweging van genoemde schommelstang om zijn horizontale as.

11. De inrichting volgens conclusie 10, waarbij 5 genoemde middelen voor de rotatie van genoemde schommelstang bestaan uit een zich. in vertikale richting uitstrekkende, van schroefdraad voorziene stang, welke ten behoeve van de aandrijving aan één van de genoemde- hefbomen is bevestigd, en uit middelen voor het roteren van genoemde, van schroefdraad voorziene stang.

12. De inrichting volgens conclusie 1, verder be staande uit een aandrijfhefboom, welke ten behoeve van rotatie om genoemde vertikale ondersteuningskoker wordt ondersteund, een aan-drijfstaaf, welke is bevestigd aan genoemde aandrijfhefboom en veermiddelen, welke aan genoemde aandrijfhefboom zijn bevestigd 15 voor het verschaffen van de glassnijkracht, een aangedreven hef- -boom, welke ten behoeve van de rotatie aan genoemde vertikale ondersteuningskoker is bevestigd, een staaf, welke vanaf elk der diametraal tegenover elkaar liggende armen van genoemde aangedreven hefboom naar de schaarbladarmen loopt, en middelen voor het koppelen 20 van genoemde aandrijfhefboom en aangedreven hefboom, teneinde ze als een eenheid te laten werken.

13. De inrichting volgens conclusie 12, waarbij genoemde koppelingsmiddelen bestaan uit een snel loskoppelbare, van schroefdraad voorziene oogbout, welke aan de aangedreven hefboom en 25 een, door de aandrijfhefboom gedragen, boutopnemende naaf is vastgemaakt, voorzien van middelen voor het uit de sleuf losmaken van de oogbout. 3402767