NL8401111A - Toestelkast voor een stroomrichtinrichting. - Google Patents

Description

> j . . *c N.0. 32.414 1 J^·'

Toestelkast voor een stroomrichtinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een toestelkast voor een stroom-5 richt inrichting, met een aan de buitenzijde van vertikale koelribben voorziene achterwand, op de binnenzijde waarvan blokken met halfgeleiderelementen zijn gemonteerd, met bodem-, dek- en zijwanden, alsmede met ten minste een geleiderplaat, die op een bij voorkeur deurvormig zwaai-bare drager voor de blokken is aangebracht.

10 Bij een bekende toestelkast van dit type (DE-OS 28 05 019), die dient voor het opnemen van de stroomrichtinrichting voor de aandrijving van een werktuigmachine, zijn vermogen verbruikende halfgeleiderelementen in goed warmtegeleidende blokken aangebracht, die direkt met het vlakke montage-oppervlak van de eveneens goed warmtegeleidende achter-15 wand zijn verbonden. Op deze wijze kan de tijdens bedrijf ontstane warmte goed naar buiten worden afgevoerd, zodat geen ontoelaatbare verwarmingen optreden. Achterwand, bodemwand, dekwand en zijwanden zijn als een uit een deel bestaand huis gedacht, dat aan de voorzijde kan worden - afgesloten door een, de totale frontopening afdekkende deur. De deur 20 draagt meerdere geleiderplaten met de voor het bedrijven van de stroom-richter noodzakelijke elektronika. De vervaardiging van een dergelijke kast is kostbaar, in het bijzonder als het gaat om een gekapselde uitvoering.

Er is weliswaar reeds bekend (DE-OS 19 37 289) om kasten voor elek-25 trische installaties uit afzonderlijke delen samen te voegen. Hierbij wordt eerst een freem samengevoegd, bestaande uit meerdere afzonderlijke delen. Hierop kunnen dan de wanden als bekledingelementen worden geplaatst. Ook deze wijze van montage is kostbaar en nauwelijks bruikbaar voor gekapselde toestelkasten* 30 De uitvinding beoogt een toestelkast van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, die uit minder hoofddelen bestaat, gemakkelijk kan worden gemonteerd en in het bijzonder ook voor gekapselde uitvoeringen geschikt is.

Dit doel wordt volgens de uitvinding aldus opgelost, dat de zijwan-35 den door middel van scharnieren zwaaibaar met de achterwand zijn verbonden, dat de scharnieren elk door een vertikale schamiergroef aan de ene wand en een hierin grijpende scharnierrib aan de andere wand zijn gevormd en dat ten minste een horizontaal verlopende, met de achterwand verbonden arreteerwand aanwezig is, met behulp waarvan de positie van de 40 beide zijwanden is vastgelegd.

8401111 * * 2

Bij deze konstruktie wordt gebruik gemaakt van de omstandigheid, dat de achterwand met zijn koelribben een zeer stijf bouwelement voorstelt. Op deze achterwand kunnen de zijwanden direkt worden aangebracht. Ten gevolge van het zwaaibaar aanbrengen kunnen de zijwanden nauwkeurig 5 rechthoekig ten opzichte van de achterwand worden gericht. In deze positie worden ze dan door de arreteerwand vastgelegd. Op deze wijze voeren tolerantieverschillen, die bij wanddelen met groot oppervlak onvermijdelijk zijn, niet tot spanningen in het voltooide huis. De montage kan zeer snel geschieden. De grootte van de kast kan telkens gemakkelijk aan 10 de omstandigheden worden aangepast door de keuze van de overeenkomstige wandgrootte. Er behoeven slechts weinig delen te worden samengevoegd. In het bijzonder kunnen de zijwanden ook delen van een gekapseld huis zijn.

Bijzonder gunstig is het als het scharnier een steekscharnier is, waarbij de scharnierrib in een montagestand van de zijwand in de langs-15 opening van de scharaiergroef kan worden gestoken en na het zwaaien van de zijwand in de scharaiergroef tegen het uitvallen wordt, gewaarborgd. Bij de montage behoeft derhalve de zijwand slechts door het insteken met de achterwand te worden verbonden en vervolgens te worden gezwaaid om de eindpositie te bereiken.

20 Bij voorkeur wordt de arreteerwand gevormd door de bodem- en/of dekwand en bezit deze arreteermiddelen, die houdelementen aan de zijwanden in vertikale richting overgrijpen. Voor het vastleggen van de zijwanden behoeven derhalve slechts bodem- en/of dekwand van onderen af of van boven af te worden toegevoerd. Vanwege de dubbele funktie van de 25 bodemwand en de dekwand is het aantal delen gering. In het bijzonder bij gekapselde toestellen kunnen bodem- en/of dekwand bijzonder stabiel worden uitgevoerd.

In het bijzonder kan elk houdelement door een op een vertikale binnenstrook aangebrachte vertikale tap en elk arreteermiddel door een tap-30 opneemopening met zijdelingse doorvoersleuf voor de binnenstrook worden gevormd. Deze uitvoering levert een zekere fixering, zonder dat werktuigen noodzakelijk worden.

Verder kunnen de bodem-, dek- en zijwanden aanslagoppervlakken voor een frontplaat bezitten en arreteermiddelen en houdelement kunnen nabij 35 de aanslagoppervlakken worden aangebracht. Deze aanslagoppervlakken liggen dan, ook als overigens met aanzienlijke toleranties rekening moet worden gehouden, in een vlak zodat de frontplaat dicht kan worden gemonteerd.

De arreteerwand kan ook worden gevormd door een boven- en/of onder-40 freem, dat aan de achterzijde van de achterwand is bevestigd en zijde- 8401111 1 i * 3 lings een aanslagoppervlak voor de zijwand vormt. Een dergelijk freem kan met grote zekerheid aan de stijve zijwand worden aangebracht. Als het zijdelings is voorzien van middelen voor het bevestigen van de zijwand/ ontstaat een extra verstijving.

5 Aan het freem kan zelfs de bodem- of dekwand zijn bevestigd. Dan vervalt een direkte verbinding met de achterwand, wat weer om toleran-tieredenen van voordeel is.

Bijzonder gunstig is het als de freems onder een hoek geplaatste achter- en/of zijdelen met schroefdoorvoeropeningen en de achter- en/of 10 zijwanden aan de binnenzijde vertikale groeven met een dwarsdoorsnede-verbreding voor het opnemen van een moer bezitten. Dergelijke freems bezitten een hoge eigen stijfheid en kunnen op willekeurige hoogte veilig aan de wanden worden bevestigd. Met behulp van dergelijke freems is het zelfs mogelijk gekapselde toestelkasten of - onder het weglaten van de 15 bodem-, dek- en zijwanden - open uitvoeringen te bouwen.

De zijdelen van de bovenste en onderste freems kunnen aan het vooreinde door zij stroken met elkaar zijn verbonden. Dit levert een nog hogere stabiliteit op.

Bij voorkeur zijn de achterwand en de zijwanden extrusieprofielen.

20 Dit is mogelijk, omdat niet alleen de koelribben, die ook aan de zijwand kunnen worden aangebracht, parallel met elkaar lopen, maar omdat ook de beschreven verbindingsmiddelen (scharniergroef, scharnierrib, binnenstrook en tap, groeven voor het opnemen van de moer) doorgaand kunnen worden uitgevoerd. De hoogte van de toestelkast kan derhalve eenvoudig 25 worden bepaald door keuze van de lengte van het extrusieprofiel.

Een andere mogelijkheid om de grootte van de kast te wijzigen bestaat daarin, dat de achterwand uit meerdere parallelle naast elkaar gelegen profielen bestaat, die met behulp van het boven- of onderfreem tot een eenheid zijn verbonden. Door toepassing van meer of minder profielen 30 kan gemakkelijk de breedte van de toestelkast worden gevarieerd. Dit vereist slechts andere freems en andere dek- respektievelijk bodemwan-den.

Bij voorkeur zijn tussen naast elkaar gelegen wanddelen afdichtingen aangebracht. Deze afdichtingen bieden de mogelijkheid tolerantiever-35 schillen te vereffenen en leveren een waterdichte toestelkast op.

Volgens een verder gezichtspunt van de uitvinding wordt de montage· van de toestelkast ook daardoor vergemakkelijkt, dat de deurvormig zwaaibare drager van de geleiderplaat in lagers aan een bovenste en een onderste freem, die aan de achterzijde van de achterwand zijn bevestigd, 40 is gelagerd en dat de zwaaias van de drager ten opzichte van het freem 84 0 1 1 1 1 7 * 4 kan worden verplaatst. Door verplaatsing van de zwaaias kan de drager bij de montage of het repareren van elektrische delen, in het bijzonder de blokken op de achterwand, op willekeurig kiesbare plaatsen worden gebracht, zodat alle delen van het inwendige van de kast gemakkelijk kun-5 nen worden bereikt.

Hiertoe kunnen de lagers verplaatsbaar op het freem zijn aangebracht, hetzij verschuifbaar of zwaaibaar.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm zijn aan de voorzijde van het freem met een bepaalde onderlinge afstand ten minste twee lagers aange-10 bracht, die tappen op de drager losneembaar opnemen. Om een goede toegang te verschaffen, wordt de drager eenvoudig uit een lager losgenomen en in een ander lager gehangen.

Konstruktief kan elk lager door een van de voorzijde van het freem uitgaande insnijding en een veerbelaste, de tap in de insnijding arrete-15 rend, van een bedieningsdeel voorzien sperelement zijn gevormd. In het bijzonder is het sperelement hierbij een de insnijding bedekkende, een doortree-opening voor de tap bezittende en boven het freem met een gebogen deel naar voren stekende bladveer. Door het afbuigen van de bladveer kunnen de tappen uit de insnijdingen worden getrokken. Bij het inschui-20 ven in de insnijdingen drukken de tappen de bladveer automatisch opzij.

In verbinding met de beschreven gekapselde toestelkast, maar ook in verbinding met andere gekapselde toestelkasten, verdient het de voorkeur als voor de deurvormige zwaaibare drager een frontplaat dicht tegen de bodem-, dek- en zijwanden is gelegen en voor het tot stand brengen van 25 een luchtcirculatie door ten minste een opening in de drager hierop een vertilator is aangebracht. Op deze wijze wordt ondanks de kapseling een zeer goede koeling bereikt, omdat de lucht in de binnenruimte ook wordt gedwongen langs de frontplaat te stromen en daardoor een extra koeling ondergaat.

30 Hierbij verdient het de voorkeur als de drager op een bepaalde zij delingse afstand tot de zijwanden is aangebracht. In kombinatie met de ventilator levert dit een eenduidige circulatieweg.

Gunstig is het ook als de koelribben aan de achterwand zijn af gedicht door een vertikaal kanaalprofiel, dat aan het benedeneinde een in-35 treedoorsnede tussen de koelribben vrijlaat.. Door de schoorsteenwerking stijgt de warmte-afvoer.

Hierbij kan aan de bovenzijde van de toestelkast een ventilator zijn aangebracht, die een boven de koelribben aangebrachte zuigkamer bezit. Door het zuigeffekt ontstaat een gelijkmatige luchtstroming in de 40 afzonderlijke, tussen de koelribben gevormde kanalen.

84 0 1 1 1 1 j t 5 é %

De uitvinding zal in het hiernavolgende aan de hand van de in de tekening weergegeven voorkeursuitvoeringsvoorbeelden nader worden toegelicht.

Fig. 1 toont een zijaanzicht van een toestelkast volgens de uitvin-5 ding, waarbij de voorste zijwand gedeeltelijk is weggebroken;

Fig. 2 toont een gedeeltelijke doorsnede in de hoogte volgens de lijn IX—II in fig. 1;

Fig. 3 toont een gedeeltelijke doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 2; 10 Fig. 4 toont een aanzicht volgens de lijn IV-IV op de konsole van fig. 3 en

Fig. 5 toont een gewijzigde uitvoeringsvorm van het lager van bovenaf gezien.

De toestelkast volgens fig. 1 bezit een achterwand 1, die aan de 15 achterzijde van koelribben 2 is voorzien en aan de voorzijde een vlak montage-oppervlak 3 bezit, waarop niet weergegeven blokken met halfgeleiderelementen kunnen worden aangebracht. De achterwand 1 bestaat uit meerdere naast elkaar aangebrachte profielen 4 en 5, die onder tussenvoeging van een afdichting 6 tegen elkaar liggen. Een ü-vormig kanaal-20 profiel 7 is met behulp van schroeven 8 en 9 op de achterwand aangebracht, zodat de tussen de koelribben 2 resterende kanalen 10 in hoofdzaak gesloten zijn.

De profielen van de achterwand worden door middel van een boven-freem 11 en een onderfreem 12 tot een eenheid met elkaar verbonden. De 25 freems bezitten een van een uitsparing 13 voorzien hoofdoppervlak 14 en loodrecht omgezette omtreksvlakken, namelijk zijdelen 15 (fig. 1), een voordeel 16 (fig. 3) en een achterdeel 17 (fig. 2). Het achterdeel 17 bezit doorvoergaten 18 voor schroeven 19, die in moeren 20 grijpen, die in dwarsdoorsnedeverbredingen 21 van groeven 22 van de achterwand 1 wor-30 den gevoerd. De beide freems 11 en 12 zijn door zijstroken 23 met elkaar verbonden.

Twee zijwanden 24, die aan de buitenzijde koelribben 25 dragen en evenals de achterwand 1 uit extrusieprofielen bestaan, zijn via een in-steekschamier 26 met de achterwand 1 verbonden. Hiertoe is in de 35 achterwand een scharniergroef 27 met een in doorsnede ''cirkelvormige verbreding aanwezig. De zijwand 24 draagt een-ecKarnierrib 29 met een omgezet eindstuk 30. Dit eindstuk kan, als het volgens de scharniergroef 27 is gericht, eenvoudig in de verbreding 28 worden geschoven. Dan kan de zijwand 24 als een deur in de weergegeven eindstand worden gezwaaid. De 40 eindstand wordt aldus bepaald, dat het aanslagoppervlak 31 aan de zij- 8401111

3 W

6 wand 24 tegen de zijdelen 15 van de freems 11 en 12 komen te liggen. In deze stand kan de zijwand met behulp van schroeven 33, die door doorboringen 32 van de zijdelen 15 grijpen met moeren 34 worden vastgehouden, die in een dwarsdoorsnedeverbreding 35 van de groef 36 zijn geplaatst.

5 In plaats hiervan of aanvullend kunnen de zijwanden 24 ook met behulp van een dekwand 37 en een bodemwand 38 in hun positie worden vastgehouden, die hiertoe zijn voorzien van arreteermiddelen 39 die tot in het inwendige van de kast reiken, welke arreteermiddelen 39 over vertikaal verlopende houdelementen grijpen. Zoals fig. 2 toont bestaan deze uit 10 een tap, die zich over de totale hoogte van de zijwand uitstrekt en die door een binnenstrook 41 op zijn plaats wordt gehouden. De arreteermiddelen bezitten een tapopneemopening 42 met een zijdelingse doortreesleuf 43 voor de binnenstrook 41. De dekwand 37 en de bodemwand 38 worden aan de naburige freems 11 respektievelijk 12 bevestigd en wel met schroeven, 15 die in schroefgaten 44 grijpen. Hierbij kunnen tussen de achterwand 1 en de zijwanden 24 enerzijds en de dekwand 37 respektievelijk de bodemwand 38 anderzijds afdichtsnoeren zijn aangebracht, die overeenkomen met de afdichtsnoer 6 tussen de profielen 4, 5 van de achterwand 1 of de afdichting 45 tussen de zijwand 24 en de achterwand 1. Een frontplaat 46 20 kan onder tussenvoeging van een afdichting 47 tegen aanslagvlakken 48 aan de zijwanden en aanslagvlakken 49 aan de bodem- respektievelijk dekwand worden gedrukt. Hiertoe zijn draaiafsluitingen 50 aanwezig, die achter de aanslagoppervlakken 48 van de zijwanden grijpen. De aanslag-oppervlakken 48 en 49 zijn nauwkeurig ten opzichte van elkaar gericht, 25 omdat de arreteermiddelen 39 en de houdelementen 40 zich nabij deze aanslagoppervlakken bevinden.

Twee geleiderplaten 51 en 52 met niet weergegeven elektronische onderdelen daarop zijn door middel van afstandhouders 53 op een drager 54 aangebracht, die met geringe afstand achter de grondplaat 46 is aan-30 gebracht en deurvormig om een as 55 kan zwaaien. Aan de drager zijn verder een ventilator 56 op een overeenkomstige opening aangebracht, die lucht uit de binnenruimte 57 achter de drager 54 in de ruimte 58 tussen de drager en de frontplaat voert, waar deze door de frontplaat 46 extra wordt gekoeld. De retourweg volgt over een spleet 59 tussen de drager 54 35 en de zijwand 24, zodat ook nog een verdere gedwongen koeling aan de zijwand plaatsvindt.

De drager 54 bezit voor het ondersteunen een bovenste en een benedenste tap 60. Deze grijpt, zoals fig. 3 weergeeft, in een insnijding 61 aan de voorrand van de freems 11 en 12. De insnijding zet zich nog 40 voort in het voorvlak 16 van het freem. Onder deze insnijding ligt een 8401111 « **v 7 bladveer 62, die een voorste gebogen deel 63 besit en aan het achtereinde 64 aan het bijbehorende freem is bevestigd. Door het omlaagdrukken van de bladveer 62 wordt de tap 60 vrijgegeven. Overeenkomstige insnijdingen 61a met bladveren 62a bevinden zich op verschillende plaatsen van 5 de voorrand van het freem. Door het omlaagdrukken van de bladveer kan de tap 60 uit de insnijding 61 worden genomen. Door het eenvoudig indrukken van de tap 60 in een andere insnijding 61, waarbij het voorste deel 63 van de bladveer 62 als oploophelling dient, kan de zwaaias van de drager op een andere plaats worden aangebracht. De tot nu toe slecht toeganke-10 lijke delen in het inwendige van de toestelkast zijn nu beter bereikbaar.

Een ander alternatief toont fig. 5. Hier is een lageropening 65 voor de tap 60 in een zwaaihefboom 66 aangebracht, die om een draaipunt 67 op het freem 12 kan zwaaien. Ten gevolge hiervan kan de lageropening 15 65 naar de positie 65a worden verplaatst.

Op de dekwand 37 is een ventilator 68 aangebracht, die een zuig-kamer 69 bezit, die zich boven de koelkanalen 10 bevindt. De resterende binnenruimte van de toestelkast wordt door de dekwand 37 afgesloten. Daardoor wordt automatisch koellucht door de koelkanalen 10 gezogen en 20 naar boven afgevoerd. Het totaal is door een kap 70 afgedekt, die van openingen is voorzien.

Dezelfde uitvoering kan ook als open uitvoering worden toegepast, als de zijwanden 24, de dekwand 37 en de bodemwand 38 achterwege blijven en de zijstroken 23 zover naar voren staan, dat hieraan de frontplaat 46 25 kan worden bevestigd.

8401111

Claims (22)

1. Toestelkast voor een stroomrichtinrichting met een aan de buitenzijde van vertikale koelribben voorziene achterwand, op de binnenwand 5 waarvan blokken met halfgeleiderelementen zijn gemonteerd, met bodem-, dek- en zijwanden, alsmede met ten minste een geleiderplaat, die op een bij voorkeur deurvormig zwaaibare drager voor de blokken is aangebracht, met het kenmerk, dat de zijwanden (24) via scharnieren (26) zwaaibaar met de achterwand (1) zijn verbonden, dat de scharnieren 10 elk door een vertikale scharniergroef (27) aan de ene wand en een hierin grijpende scharnierrib (29) aan de andere wand zijn gevormd, en dat ten minste een horizontaal verlopende, met de achterwand verbonden arreteer-wand (11, 12, 37, 38) aanwezig is, met behulp waarvan de positie van de beide zijwanden is vastgelegd.

2. Toestelkast volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het scharnier (26) een steekscharnier is, waarbij de scharnierrib (29) in een montagestand van de zijwand (24) in de langsopening van de scharniergroef (27) kan worden gestoken en na het zwaaien van de zijwand in de scharniergroef tegen het uitvallen wordt gewaarborgd.

3. Toestelkast volgens conclusie 1 of 2, m e t het ken merk, dat de arreteerwand door de bodem- en/of dekwand (11, 12) wordt gevormd en arreteermiddelen (39) bezit, die houdelementen (40) in de zijwanden (24) in vertikale richting overgrijpen.

4. Toestelkast volgens conclusie 3,met het kenmerk, 25 dat elk houdelement (40) bestaat uit een aan een vertikale binnenstrook (41) aangebrachte vertikale tap en elk arreteermiddel (39) bestaat uit een tapopneemopening (42) met zijdelingse doorvoersleuf (43) voor de binnenstrook.

5. Toestelkast volgens conclusie 3 of 4, met het ken- 30 merk, dat de bodem-, dek- en zijwanden (24, 37, 38) aanslagvlakken (48, 49) voor een frontplaat (46) bezitten en arreteermiddelen (39) en houdelement (40) nabij de aanslagvlakken zijn aangebracht.

6. Toestelkast volgens een van de conclusies 1 tot 5,met het kenmerk, dat de arreteerwand door een bovenste en/of een onderste 35 freem (11, 12) is gevormd, dat aan de achterzijde van de achterwand (1) is bevestigd en zijdelings een aanslagvlak (15) voor de zijwanden (24) vormt.

7. Toestelkast volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het freem (11, 12) is voorzien van zijdelingse middelen (32, 33) 40 voor het bevestigen van de zijwanden (24). 8401111 A

8. Toestelkast volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat aan het freem (11, 12) de bodem- of dekwand (37, 38) is bevestigd·

9. Toestelkast volgens een van de conclusies 6 tot 8,met het 5 kenmerk, dat de freems zijn voorzien van omgezette achter- en/of zijdelen (15, 17) met schroefdoortreeopeningen (18) en de achter- en/of zijwanden (1, 24) aan de binnenzijde vertikale groeven (22, 36) met een dwarsdoorsnedeverbreding (21, 35) voor het opnemen van een moer (20, 34) bezitten.

10. Toestelkast volgens een van de conclusies 1 tot 9, met het kenmerk, dat de zijdelen (15) van het bovenste en het onderste freem (11, 12) aan het vooreinde door zij stroken (23) met elkaar zijn verbonden.

11. Toestelkast volgens een van de conclusies 1 tot 10, m e t 15 het kenmerk, dat de achterwand (1) en de zijwanden (24) extru- sieprofielen zijn.

12. Toestelkast volgens een van de conclusies 6 tot 11, m e t het kenmerk, dat de achterwand (1) uit meerdere parallel naast elkaar aangebrachte profielen (4, 5) bestaat, die met behulp van het 20 bovenste en het onderste freem (11, 12) tot een eenheid zijn verbonden.

13. Toestelkast volgens een van de conclusies 1 tot 12, m e t het kenmerk, dat tussen naburige wanddelen afdichtingen (6, 45, 47) zijn gelegen.

14. Toestelkast in het bijzonder volgens een van de conclusies 1 tot 25 13, met het kenmerk, dat de deurvormig zwaaibare dragers (54) zijn gelagerd in lagers (61, 65) aan een bovenste en onderste freem (11, 12) die aan de achterzijde aan de achterwand (1) zijn bevestigd, en dat de zwaaias (55) van de drager ten opzichte van de freems verplaatsbaar is.

15. Toestelkast volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de lagers (65) instelbaar aan de freems (12) zijn aangebracht.

16. Toestelkast volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat aan de voorzijde van de freems (12) met afstand naast elkaar ten minste twee lagers (61, 61a), die tappen (60) aan de drager (45) los- ✓ •'35 neembaar opnemen, zijn aangebracht.

17. Toestelkast volgens conclusie 16,met het kenmerk, dat elk lager door een van de voorzijde van het freem (12) uitgaande insnijding (61) en een veerbelaste, de tap (60) in de insnijding arrete-rende, van een bedieningsdeel (63) voorzien sperelement (62) is gevormd.

18. Toestelkast volgens conclusie 17,met het kenmerk, 84 0 1 1 1 1 4 ' dat het sperelement een de insnijding (61) bedekkende, een doortreeopening voor de tap bezittende en via het f reem (12) met een af gebogen deel (63) naar voren stekende bladveer (62) is.

19. Toestelkast in het bijzonder volgens een van de conclusies 1 tot 5 18, i e t het kenmerk, dat voor de deurvormig zwaaibare dra ger (54) een frontplaat (46) dicht aan de bodem-, dek- en zijwanden (29, 37, 38) is gelegen en voor het opwekken van een luchtcirculatie door ten minste een opening in de drager (54) hierop een ventilator (56) is aangebracht.

20. Toestelkast volgens conclusie 19,met het kenmerk, dat de drager (54) met zijdelingse afstand tot de zijwanden (24) is aangebracht.

21. Toestelkast volgens een van de conclusies 1 tot 20, m e t het kenmerk, dat de koelribben (2) aan de achterwand (1) door 15 een vertikaal kanaalprofiel (7) zijn afgedicht, dat aan het benedeneinde een intreedwarsdoorsnede tussen de koelribben vrijlaat.

22. Toestelkast volgens conclusie 21,met het kenmerk, dat aan de bovenzijde een ventilator (68) is aangebracht, die een boven de koelribben aangebrachte zuigkamer (69) bezit. ***** *** * 840 1 1 11