NL8400923A - Elektrische inrichting voor het onsteken en voeden van een gas- en/of dampontladingsbuis. - Google Patents

Description

4 * ί ΕΗΝ. 10.980 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Elektrische inrichting voor het ontsteken en voeden van een gas- en/of dairpontladingsbuis"

De uitvinding heeft betrekking op een elektrische inrichting voor het ontsteken en voeden van een van twee voorverhitbare elektroden voorziene gas- en/of daitpontladingsbuis, waarbij de inrichting voorzien is van twee ingangsklemmen die bestemd zijn om te 5 worden aangesloten op een wisselspannings-voedingsbron, en waarbij -in de aangesloten toestand van de ontladingsbuis - de ene ingangsklem via althans een induktieve stabilisatieballast verbonden is met een eerste uiteinde van de ene voorverhitbare elektrode, en de tweede ingangsklem verbonden is roet een eerste uiteinde van de tweede voor-10 verhitbare elektrode, en de eerste uiteinden van de beide elektroden roet elkaar verbonden zijn door een eerste kondensator, en de van de voeding af gekeerde uiteinden van de beide elektroden roet elkaar verbonden zijn door een tweede kondensator. De uitvinding heeft tevens betrekking op een kcmbinatie van een dergelijke elektrische inrichting 15 met een voorgeschakelde gelijkstroom-wisselstroomamzetter.

Een bekende elektrische inrichting van de aangeduide soort is bijvoorbeeld beschreven in het Australische octrooi nr. 138.729.

Een nadeel van die bekende inrichting is, dat voor een vlot ontsteken van de lamp - op voorverwarmde elektroden - de kapaciteit van de 20 tweede kondensator, en daarmede het volume van die tweede kondensator, relatief groot dient te zijn. Immers hoe groter die kapaciteit des te groter de elektrodenvoorverwarmingsstroom, dat wil zeggen des te eerder die elektroden op emissietemperatuur zijn, dus des te vlotter de lamp ontsteekt. Een relatief grote tweede kondensator heeft voorts 25 het nadeel dat men minder vrij is in de keuze van de overige circuit-elementen voor de bedrijf stoestand van de ontladingsbuis.

De uitvinding beoogt een elektrische inrichting van de aangeduide soort aan te geven waarbij de kapaciteit van de tweede kondensator relatief klein is .

30 Een elektrische inrichting, volgens de uitvinding, voor het ontsteken en voeden van een van twee voorverhitbare elektroden voorziene gas- en/of danpontladingsbuis, waarbij de inrichting voorzien ....... is van twee ingangsklemmen die bestemd zijn om te worden aangesloten — 84 0 0 9 2 3 ....... " * i ΡΗΝ.10.980 2 ί « op een wisselspannings-voedingsbron, en waarbij - in de aangesloten toestand van de ontladingsbuis - de ene ingangsklem via althans een induktieve stabilisatieballast verbonden is met een eerste uiteinde van de ene vcorverhitbare elektrode, en de tweede inganpklem verbonden 5 is met een eerste uiteinde van de tweede voorverhitbare elektrode, en de eerste uiteinden van de beide elektroden met elkaar verbonden zijn door een eerste kondensator, en de van de voeding af gekeerde uiteinden van de beide elektroden met elkaar verbonden zijn door een tweede kondensator, is daardoor gekenmerkt, dat de tweede kondensator 10 overbrugd is door een weerstand met positieve temperatuurscoëfficiënt.

Een voordeel van deze elektrische inrichting is dat de kapaciteit van de tweede kondensator relatief klein kan zijn.

De uitvinding berust op de gedachte cm de elektrodenvoor-verhittingsstroom eerst in hoofdzaak door een de tweede kondensator 15 overbruggend circuitelement (weerstand met positieve temperatuurscoëfficiënt: PTC) te laten vloeien. Deze PTC heeft aanvankelijk, bij zijn lage begintemperatuur een kleine ohmse weerstand waardoor de elektrodenvoorverhittingsstroom vrij groot kan zijn. Bij verwarming van die PTC, door de erdoor vloeiende stroom, stijgt zijn ohmse 20 weerstand, waardoor de tweede kondensator de elektrodenverhittings-stroom grotendeels overneemt. De nu grotere invloed van de tweede kondensator leidt bovendien - mede door de aanwezigheid van de induktieve stabilisatieballast - tot een verandering van de spanning tussen de elektroden van de ontladingsbuis.

25 De furiktie van de eerste kondensator is onder meer om daarbij, tezamen met de tweede kondensator, met de induktieve stabilisatieballast een nabij de resonantietoestand liggende situatie te verkrijgen waardoor over die eerste kondensator, en dientengevolge tussen de lairpelektroden, een elektrische spanning komt te staan 30 waarop de ontladingsbuis kan ontsteken.

De circuitkonponenten kunnen daartoe zo worden gedimensioneerd, dat (bij een toegestane verwaarlozing van de ohmse weerstand van de elektroden) ongeveer voldaan wordt aan: 35 f =-7-L -··-- 2lf YL(C^2)

Daarin is: f de frequentie (Hz) van de voedingsbron waarop de ingangs-klemmen van de inrichting worden aangesloten; 8400923 « $ PHN. 10.980 3 L de zelfinduktie (Henry) van de induktieve stabilisatie-ballast; en en C^r de kapaciteit (Parad) van de eerste - resp. de tweede - kondensator.

5 Voor de werkelijke grootte van de spanning over de tweede kondensator - ten behoeve van het ontsteken van de lamp - dient uiteraard ook de grootte van de uitgangsspanning van de wisselspannings-voedingsbron in de beschouwing te worden betrokken.

Opgemarkt zij, dat uit het Duitse "Auslegeschrift" 10 no. 1.914.211 een elektrische inrichting voor het ontsteken en voeden van een van twee voorverhitbare elektroden voorziene gas-en/of danpontladingsbuis bekend is, waarbij een de ontladingsbuis overbruggende tak ook een parallelschakeling van een kondensator en een weerstand met positieve terrperatuurscoëfficiënt bevat. In die 15 bekende inrichting ontbreekt echter een de eerste uiteinden van de elektroden verbindende kondensator. Een nadeel van die bekende elektrische inrichting is dat daarin nog een transformator is opgenomen.

Ter introduktie van een hierna aangeduide voorkeursuitvoering van een elektrische inrichting volgens de uitvinding wordt 20 het volgende medegedeeld. Een uitermate vlot ontsteken van de ontladingsbuis, op voldoend voorverhitte elektroden, wordt bereikt als - na het inschakelen van de elektrische inrichting - de PTC zijn omslagpunt ongeveer op hetzelfde tijdstip bereikt als waarop de elektroden op hun emissietemperatuur zijn gekomen. Met het omslagpunt wordt bedoeld 25 die temperatuur van de PTC waarbij deze zich bevindt op de overgang van zijn laagohmige gebied naar zijn hoogohmige gebied. De betreffende voorkeursuitvoering van een elektrische inrichting volgens de uitvinding is daardoor gekenmerkt, dat de warmtekapaciteit M - in Joule per graad Celsius - van de weerstand met positieve taiperatuurscoefficiënt 30 voldoet aan de voorwaarde: waarin N voorstelt: de warmtekapaciteit (in Joule per graad Celsius) 35 van elk van de elektroden; en t^ voorstelt : de temperatuur (in °C) van de elektroden waarbij de benodigde ontsteekspanning (in Volt) van de ontladingsbuis gelijk is aan de spanning (in Volt) 8400923 P · % PHN.10.980 4 over de eerste kondensator; en voorstelt : de temperatuur (in °C) waarbij de weerstand met positieve tenperatuurscoëfficiënt zich bevindt op de over gang van zijn laagohmig gebied naar zijn 5 hoogohmig gebied; en RppQ voorstelt;de,gemiddelde elektrische weerstand (in Ohm), van de weerstand met positieve temperatuurscoëfficiënt, in het temperatuurgebied van 0 tot en Rq voor stelt : de gemiddelde elektrische weerstand (in Ohm) van elk. 10 van de elektroden, in het temperatuurgebied van 0 tot t^.

Een voordeel van deze voorkeursuitvoering is dat de PTC onder meer niet te vroeg hoogohmig wordt, dat wil zeggen niet reeds op een tijdstip waarop de elektroden nog te koud zijn. Dit zou immers 15 een verder verwarmen van die elektroden vertragen. Tevens wordt met die voorkeursuitvoering vermeden, dat het ontsteken van de ontladings-lamp ook anderszins lang wordt uitgesteld. Dit uitstel zou zich namelijk voordoen in gevallen waarin de PTC pas zijn omslagpunt bereikt op een aanzienlijk later tijdstip dan dat waarop de elektroden al 20 op hun emissietemperatuur gekomen zijn.

Bij de bovenstaande formule is uitgegaan van een start-temperatuur (omgevingsteirperatuur) die voor de beide komponenten, te weten de PTC en de elektroden, dezelfde is en wel 0°C. De overweging daartoe is dat het ontsteken van een ontladlngsbuis bij relatief lage 25 omgevingstemperaturen in de regel moeilijk.is. Dit komt onder meer omdat dan - zonder verdere maatregelen - de elektroden, na een aanvankelijke voorverhitting, weer snel kunnen afkoelen waardoor dan een ontsteken van de ontladingsbuis vertraagd wordt of zelfs geheel achterwege kan blijven.

30 Met de genoemde voorkeursuitvoering wordt dit nadeel verminderd. Opgeraerkt zij dat hierbij het oog gericht is op elektrische inrichtingen volgens de uitvinding die ook wel buitenshuis worden gebruikt, en daardoor ook bij vorst de ontladingsbuis dienen te kunnen ontsteken.

35 Men zou de PTC, tijdens de bedrijfstoestand van de ontla dingsbuis, in zijn hoogohmige gebied kunnen houden door een blijvende elektrische stroom door deze PTC.

Bij een volgende voorkeursuitvoering van een elektrische 8400923 EEN. 10.980 5 5 ¾ inrichting volgens de uitvinding maakt de weerstand met positieve terrperatuurscoëfficiënt tezamen met de ontladingsbuis deel uit van een lampeenheid.

Een voordeel van deze voorkeursuitvoering is dat de PTC 5 daarbij in de regel ook verwarmd wordt door de ontladingsbuis. Daardoor kan de strocmsterkte door de PTC - in de bedrijfstoestand van de ontladingsbuis - relatief klein zijn. Dit geeft slechts geringe elektrische verliezen in de PTC en leidt daardoor tot een groter systeerarendement van de inrichting.

10 De uitvinding heeft ook betrekking op een kombinatie van de laatstgenoemde voorkeursuitvoering, van een elektrische inrichting volgens de uitvinding, met een gelijkstroan-wisselstroomomzetter met een uitgangsfrequentie van tenminste 1 kHz, waarbij de ingangsklemmen van de elektrische inrichting zijn aangesloten op uitgangsklemmen 15 van de omzetter, en de elektrische inrichting deel uitmaakt van de lampeenheid.

Een voordeel van deze kombinatie is dat de induktieve stabilisatieballast en de beide kondensatoren, in het circuit van de ontladingsbuis, relatief klein kunnen zijn . Dit houdt in dat deze 20 circuitelementen ook gemakkelijker deel uit kunnen maken van de lamp-eenheid.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een tekening. Daarin toont;

Fig. 1 een elektrische inrichting volgens de uitvinding 25 alsmede een daarop aangesloten ontladingsbuis. Tevens is een een gelijks troom-wisselstrocmomzetter bevattende voedingsschakeling voor die elektrische inrichting getoond;

Fig. 2 een perspektivisch beeld van een laitpeenheid die voorzien is van een elektrisch circuit zoals in fig. 1 getoond.

30 Fig. 3 een perspektivisch beeld van dezelfde laitpeenheid als getoond in fig. 2, echter zonder een omhulsel van de ontladingsbuis en zonder een omhulsel van de voet van de laitpeenheid.

Dl fig. 1 stelt 1 een lagedrukkwikdampontladingsbuis, van circa 18 Watt, voor. Deze ontladingsbuis heeft de vorm van een 35 haak (zie ook fig. 3). De ontladingsbuis 1 is voorzien van twee voorverhitbare elektroden 2 en 3.

Met 5 en 6 zijn ingangsklemmen aangeduid die bestemd zijn cm te worden aangesloten op een elektrische voedingsbron van circa 8400923

ν' ’ 'C

ΡΗΝ.10.980 6 220 Volt, 50 Hz.

De ontladingsbuis 1 wordt ontstoken en gevoed via een - op de klemmen 5 en 6 aangesloten - wisselstroom-gelijkstroomomzetter 7 en een daarachter geschakelde gelijkstroom-wisselstroomomzetter 8.

5 Met 9 is een elektrische inrichting volgens de uitvinding aangeduid.

Deze elektrische inrichting 9 is voorzien van twee ingangsklemmen A en B.Deze klemmen A en B stellen tevens de uitgangsklemmen van de gelijkstroom-wisselstrootonzetter 8 voor.

Allereerst wordt de elektrische inrichting 9, volgens de 10 uitvinding, besproken. Daarna kanen de beide omzetters (7 en 8) aan de beurt.

De klem A is via een serieschakeling van een primaire wikkeling 20 van een stroomtransformator en een indüktieve stabilisa-tieballast 21 aangesloten op een eerste uiteinde van de voorverhit-15 bare elektrode 3 van de ontladingsbuis 1. De klem B is verbonden met een eerste uiteinde van de voorverhitbare elektrode 2 van de ontladingsbuis 1. De eerste uiteinden van de beide elektroden 2 en 3 zijn met elkaar verbonden door een eerste kondensator 22. De van de voeding afgekeerde uiteinden van de beide elektroden 2 en 3 zijn met elkaar 20 verbonden door een parallelschakeling van een weerstand 23 net positieve temperatuurscoëfficiënt (PTC) en een tweede kondensator 24.

De gelijkstroom-wisselstroomomzetter 7 is voorzien van een brug met vier dioden 30 tot en met 33.

De ingangsklem 5 is via een weerstand 34 aangesloten op 25 een eerste ingangsklem van de diodenbrug. De klem 6 is verbonden met een tweede ingangsklem van die diodenbrug. De beide ingangsklemmen van de diodenbrug zijn met elkaar verbonden door een kondensator 35.

De kombinatie van weerstand 34 en kondensator 35 is een ingangsfilter.

Twee uitgangsklemmen van de diodenbrug zijn met elkaar 30 verbonden door een afvlakkondensator 40. Op die kondensator is aangesloten een afvlakspoel 41.

De gelijkstrcom-wisselstroomomzetter 8 is aangesloten op de uiteinden van de kombinatie van de kondensator 40 en de spoel 41.

De laatst genoemde omzetter 8 is uitgevoerd als een halve brugomzetter.

35 Een eerste paar benen van deze halve brugomzetter wordt gevormd door een serieschakeling van twee takken die elk een kondensator 50 respek-tievelijk 51 bevatten. Een tweede paar benen van die halve brugomzetter wordt gevormd door een serieschakeling van twee takken die elk 8400923 PHN.10.980 7 een npn-tr ans is tor 60 respektievelijk 61 bevatten. Een middentak van de halve brugomzetter wordt gevormd door een verbinding van het punt A tussen de beide transistors 60 en 61 en het punt B dat zich tussen de beide kondensatoren 50 en 51 bevindt. Deze verbinding wordt gevormd 5 door de elektrische inrichting 9 volgens de uitvinding. De punten A en B zijn voorts met elkaar verbonden door een kondensator 62.

Het nog te bespreken gedeelte van het circuit van fig. 1 betreft een stuurcircuit voor de transistors 60 en 61 van de - als halve brugomzetter uitgevoerde - gelijks troom-wisselstroomcmzetter 8, 10 alsmede een startcircuit voor die omzetter.

Het stuurcircuit van de transistor 60 wordt gevoed via een sekundaire wikkeling 70 van de stroomtransformator. Op deze wikkeling 70 is aangesloten een serieschakeling van een diode 71 en een weerstand 72. Een verbindingspunt tussen de wikkeling 70 en de diode 15 71 is aangesloten qp het punt A. Een verbindingspunt tussen de diode 71 en de weerstand 72 is via een diode 73 aangesloten op de kollektor van de transistor 60. Tevens is dat verbindingspunt tussen de diode 71 en de weerstand 72 via een parallelschakeling van een diode 74 en een kondensator 75 aangesloten op de basis van de transistor 60.

20 Op een tweede sekundaire wikkeling 80 van de stroom- transf ormator is aangesloten een serieschakeling van een diode 81 en een weerstand 82. Daarbij is de anodezijde van de diode 81 tevens op de afvlakkondensator 40 aangesloten.

Op soortgelijke wijze als in het stuurcircuit van de 25 transistor 60 is - in het stuurcircuit van de transistor 61 - een verbindingspunt tussen de diode 81 en de weerstand 82 via een diode 83 aangesloten op de kollektor van de transistor 61. Tevens is dat verbindingspunt tussen de diode 81 en de weerstand 82 via een parallelschakeling van een diode 84 si een kondensator 85 aangesloten op 30 de basis van de transistor 61.

Voorts is aanwezig een serieschakeling, van een weerstand 90 en een weerstand 91, die de kollektor van de transistor 60 verbindt liet de basis van de transistor 61.

Bovendien is een verbindingspunt tussen de diode 71 en 35 de weerstand 72 via een serieschakeling van een weerstand 92 en een tweezijdig doorslagelement (diac) 93 aangesloten op een verbindingspunt tussen de weerstanden 90 en 91. Tenslotte is dat verbindingspunt tussen de weerstanden 90 en 91 via een kondensator 94 aangesloten op 8400923 ν' %.

! ΡΗΝ.10.980 8 ί ! punt Α. De circuitelementen 90 tot en met 94 vormen de startketen van de gelij kstroom-wisselstroomomzetter 8.

De beschreven inrichting van fig. 1 werkt als volgt. Indien de klemmen 5 en 6 worden aangesloten op de voedingsbron van circa 5 220 Volt, 50 Hz zal via de diodenhrug 30 tot en met 33 de kondensator 40 worden opgeladen. Dit leidt ertoe dat - via de spoel 41 - oök de kondensatoren 50 en 51 zullen worden opgeladen. Tevens zal de start-kondensator 94 opgeladen gaan worden; en wel via de keten 41, 90, 94, en onder andere A, B. Wanneer daarbij de spanning op de startkondensator 10 94 de drempelspanning van het circuitelement 93 bereikt zal dat circuitelement 93 geleidend worden en via de circuitelementen 92 en 74/75 de transistor 60 geleidend maken.

Dit leidt ertoe dat een stroom gaat vloeien via de kondensator 50, de transistor 60, het punt A, de circuitelementen 20, 15 21, 3, 23, 2 naar punt B. Dit is een stroom die de elektroden 2 en 3 van de ontladingsbuis 1 voorverhit. De PTC weerstand 23 is dan immers nog relatief koud, dat wil zeggen bevindt zich in zijn laagohmige gebied.

Via de strocmtransformator 20, 70, 80 leidt de genoemde 20 stroom tussen A en B nu - via de stuurcircuits van de beide transistors -tot een ongeleidend worden van de transistor 60 en een geleidend worden van de transistor 61. Dit heeft tot gevolg dat de richting van de stroom in de keten A-B omkeert. Deze andere stroomrichting zorgt er weer voor - via de stroomtransformator - dat de transistor 61 onge-25 leidend wordt en de transistor 60 geleidend. Dit proces blijft zich herhalen. De wisselstroom die dan in de keten A-B vloeit geeft daarbij een verdere voorverhitting van de lampelektroden 2 en 3. Uiteraard zal dan ook de PTC weerstand 23 zelf - door de erdoor vloeiende stroom -een hogere temperatuur aannemen. De warmtekapaciteit van deze PTC 30 weerstand 23 is daarbij zo gekozen dat deze zijn omslagpunt tussen het laagohmige gebied en het hoogohmige gebied bereikt op een tijdstip waarop de beide elektroden 2 en 3 juist hun emissietemperatuur hebben bereikt. Dit wordt straks nader beschreven. Bij hoogohmige PTC weerstand 23 is de gezamenlijke kapaciteit van de kondensatoren 22 en 24 35 voldoende on - via een serieresonantietoestand met de spoel 21 - een spanning tussen de elektroden 2 en 3 te krijgen die voldoende is on de ontladingsbuis 1 te doen ontsteken.

Daar de PTC weerstand 23, met de ontladingsbuis 1, deel *’4 0 0 8 2 3 PHN.10.980 9 uitmaakt van een lampeenheid (zie ook fig. 3} wordt deze PTC weerstand tijdens het bedrijf van die ontladingsbuis op een zodanig hoge temperatuur gehouden dat de hoogohmige toestand blijft gehandhaafd.

In een uitvoeringsvoorbeeld hadden de circuitelementen 5 ongeveer de volgende waarden:

Kondensator 22: 2,2 n Farad " 24 : 1,8 n Farad " 35: 33 n Farad ” 40! 11 yu Farad 10 " 50:220 n Farad " 51:220 n Farad " 62:910 p Farad " 75:270 n Farad " 85:270 n Farad 15 " 94: 22 n Farad

Spoel 21 : 3 m Henry " 41 : 1,5 m Henry

Qverzetverhouding van de transformator (wikkeling 20, 70, 80) is 1:1:1.

20 Weerstand 34 : 4,7 Ohm " 72 : 39 Ohm " 82 : 39 Ohm " 90 : 680 kOhm " 91 : 680 kOhm 25 " 92 : 47 Ohm

De drempelspanning van het circuïtelement 93 is circa 32 Volt Warmtekapaciteit M van de PTC 23 is circa 250 milliJoule per °C.

Warmtekapaciteit N van elk van de elektroden is circa 30 2,5 milliJoule per °C.

t^ = 850 °C (dat is de temperatuur van de elektroden waarbij de benodigde ontsteekspanning (in Volt) van de ontladingsbuis 1 gelijk is aan de spanning (in Volt) over de eerste kondensator (22)).

35 = 115¾ (dat is de temperatuur waarbij de weerstand met positieve temperatuurscoëfficiënt zich bevindt op de overgang van zijn laagohmige gebied naar zijn hoogohmige gebied).

Rp^, = 450 Ohm (dat is de gemiddelde elektrische weerstand van de 14 0 0 9 2 3 ΡΗΝ.10.980 10 w* λ: weerstand met positieve temperatuurscoëfficiënt, in het tenper atumrgebied van 0 tot t2).

= 40 Ohm (dat is de gemiddelde elektrische weerstand van elk van de elektroden, in het terrperatourgebied van 0 tot t^).

5 In dit voorbeeld wordt voldaan aan de voorwaarde: “(^)<·<· (¾¾

Immers: 10 187 mJ/°C < 250 mJ/°C < 624 mJ/°C.

In dit uitvoeringsvoorbeeld ontstak de ontladingsbuis 1 bij een spanning van circa 600 Volt tussen de elektroden 2 en 3. In de bedrijfstoestand is de frequentie van de elektrische stroom door de ontladingsbuis 1 ongeveer 28 kHz.

15 Het is denkbaar dat in een variant op het beschreven circuit de stuurtransformator (20, 70, 80) periodiek in de verzadi ging wordt gebracht.

In fig. 2 stelt 100 een buitenballon van de lampeenheid voor. Met 101 is een lampvoet aangeduid. Deze lampeenheid is uitwissel-20 baar met een gloeilamp.

In fig. 3 hebben overeenkomstige verwijzingscijfers - als gebruikt in fig. 1 - betrekking op hetzelfde onderdeel.

De beschreven lampeenheid ontsteekt binnen één sekonde op voldoend voorverhitte elektroden. Dit geldt ook voor het ontsteken 25 bij omgevingstemperaturen in de buurt van 0°C. Het systeemrendement van deze lampeenheid is circa 60 lumen per Watt.

30 35 ^ 0 ö 9 2 3

Claims (4)

1. Elektrische inrichting voor het ontsteken en voeden van . een van twee vcorverhitbare elektroden voorziene gas- en/of darapont-ladingshuis, barbij de inrichting voorzien is van twee ingangsklemmen 5 die bestemd zijn cm te worden aangesloten op een wisselspannings- voedingsbron, en waarbij - in de aangesloten toestand van de ontladings-buis - de ene ingangsklem via althans een induktieve stabilisatieballast verbonden is met een eerste uiteinde van de ene voorverhitbare elektrode, en de tweede ingangsklem verbonden is met een eerste uiteinde 10 van de tweede voorverhitbare elektrode, en de eerste uiteinden van de beide elektroden met elkaar verbonden zijn door een eerste kondensa-tor, en de van de voeding af gekeerde uiteinden van de beide elektroden met elkaar verbonden zijn door een tweede kondensator, met het kenmerk, dat de tweede kondensator overbrugd is door een weerstand met positieve 15 temperatuurscoëff iciënt.

2. Elektrische inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de warmtékapaciteit M - in Joule per graad Celsius - van de weerstand met positieve temperatuurscoëfficiënt voldoet aan de voorwaarde: "* i^j <«< · (¾¾2) waarin N voorstelt: de warmtékapaciteit (in Joule per graad Celsius) van elk van de elektroden; 25 en t^ voorstelt : de temperatuur (In °CJ van de elektroden waarbij de benodigde ontsteekspanning (in Volt) van de ontladingsbuis gelijk is aan de spanning (in Volt) over de eerste kondensator; en 12 voorstelt : de temperatuur (in °C) waarbij de weerstand met 30 positieve temperatuurscoëfficiënt zich bevindt op de overgang van zijn laagohmig gebied naar zijn hocgohmig gebied; en voorstelt : de gemiddelde elektrische weerstand (in Ohm), van de weerstand met positieve temperatuurscoëfficiënt, 35 in het temperatuurgebied van 0 tot t2; en R voorstelt : de gemiddelde elektrische weerstand (in Ohm) van v elk van de elektroden, in het temperatuurgebied Λ Λ van 0 tot t.. 8400923 1 PHN.10.980 12 ! P 'j'

3. Elektrische inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de weerstand met positieve terrperatuurscoëfficiënt tezamen met de ontladingsbuis deel uitmaakt van een lampeenheid.

4. Kombinatie van een elektrische inrichting volgens conclu-5 sie 3, met een gelijkstroom-wisselstroomomzetter met een uitgangs- frequentie van tenminste 1 kHz, met het kenmerk, dat de ingangsklemmen van de elektrische inrichting zijn aangesloten op uitgangsklemmen van de omzetter, en de elektrische inrichting deel uitmaakt van de lampeenheid. 10 15 20 25 30 · 35 8400923