NL8301907A - Vatengrijper. - Google Patents

Description

f r .

83.3046/Rey/vB

Korte aanduiding: Vatengrijper.

De uitvinding heeft betrekking op een vatengrijper met een grijpmechanisme, dat als wezenlijke onderdelen een onder- en een bovenkaak heeft.

Vatengrijpers met een zogenaamde vatengrijpkop zijn bekend 5 en de vatengrijpkop bestaat daarbij uit een grijpmechanisme met een onder- en een bovenkaak, die bij het aanvoeren en opheffen van het vat automatisch vast om de felsrand van het vat grijpen. Bij het neerzetten opent de grijperkop zich automatisch, zodat een praktische, betrouwbare en economische oplossing wordt gegeven voor het inladen, 10 transporteren en opstapelen van rechtopstaande metalen-en kunststof-vaten met een zogenaamde L-ring.

De vatengrijpkop bij de bekende inrichting stelt hierbij een gecompliceerd uitgevoerde grijpsysteem voor, dat ten gevolge van de voortdurend optredende bewegingen gemakkelijk slijtageverschijnselen 15 vertoont, waarbij reparaties aan de vatengrijpkop aanzienlijke kosten voor het vervangen van onderdelen noodzakelijk maken.

De uitvinding beoogt een vatengrijper te verschaffen, die bij een evengoede werking als de gecompliceerd uitgevoerde bekende inrichtingen aanzienlijk eenvoudiger is uitgevoerd, zodat hierdoor de 20 verzorging en reparatie van de inrichting wordt vergemakkelijkt.

In het totaal gezien zullen ook de vervaardigingskosten voor de eigenlijke vatengrijper worden verkleind.

Dit aan de uitvinding ten grondslag liggende oogmerk wordt bereikt door de in de conslusies genoemde kenmerken, en in het 25 bijzonder daardoor, dat de bovenkaak en de onderkaak zijn aangebracht aan een steuninrichting, waarbij de onderkaak wordt gedragen door de bovenbek zelf en is bevestigd aan een zwenkhefboom, die onder druk van een veer naar het aanbouwapparaat wordt toegetrokken. Hierdoor zijn zondermeer de noodzakelijke bewegingen mogelijk, waar-30 bij doelmatig volgens de uitvinding nog wordt bereikt, dat ook de 8301907 - 2 - eigenlijke steuninrichting bewegingen in de richting naar het aanbouwapparaat, dat wil zeggen tevens van het vat af kan uitvoeren, waarbij deze bewegingen eveneens tegen de werking van een terug-drukveer geschieden.

5 Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding wordt hierna beschre ven aan de hand van de tekening.

De tekening vertoont in:

Fig. 1 een zijaanzicht van een vatengrijpkop op een aanbouw-apparaat, waarbij de vatengrijpkop in de grijpstand staat; 10 Fig. 2 een gedeeltelijk bovenaanzicht van de inrichting volgens fig. 1; en

Fig. 3 - 5 de verschillende werkstanden van de eigenlijke vaten-grijper bij het beetpakken van het vat.

In de tekening is met het verwijzingscijfer 1 een te hanteren 15 vat aangegeven en met 2 een aanbouwapparaat, dat bijvoorbeeld is uitgerust met opneemholten 3 voor de hefelementen van een hefinrich-ting. Het aanbouwapparaat 2 draagt een steuninrichting 4, die bijvoorbeeld bestaat uit twee steunbalken, waarvan de steunbalk 5 in de tekening zichtbaar is. De steunbalken zijn bij 6 scharnierend gela-20 gerd in het onderste gedeelte van het aanbouwapparaat en lopen in het bovenste gedeelte tussen twee geleidingen 7 en 8, bijvoorbeeld tegen een veer 9, waarbij de geleiding door glijbouten 10 en 11 mogelijk wordt, die glijden in geschikte in de tekening weergegeven sleufgeleidingen.

25 Door de steuninrichting 4 wordt zwenkbaar bij 12 een bovenkaak 14 gedragen, die aan zijn van de steuninrichting 4 afgekeerde uiteinde een grijpneus 15 heeft, De bovenkaak 14 draagt zwenkbaar bij 16 een zwenkhefboom 17, die een vaste onderkaak 18 heeft, waarbij de samenwerking tussen de bovenkaak 14 en de onderkaak 18 de eigenlijke 30 grijpkop 19 verschaft. De zwenkhefboom 17 is via een veer 20 aangesloten op de steuninrichting 4, welke veer ingericht is om het onderste deel van de zwenkhefboom 17 in de in fig. 1 weergegeven naar 8301907 «· - 3 - J* achteren tussen de beide steunbalken gerichte stand te brengen. In het onderste gedeelte van het aanbouwapparaat 2 is een aanslag 21 voor het onderste deel van het vat 1 aangebracht.

De werking van de inrichting volgens de uitvinding blijkt 5 duidelijk uit de afbeelding in de figuren 3 tot 5.

In fig. 3 is door middel van de hefinrichting het aanbouwapparaat 2 zodanig tegen het vat geplaatst, dat de onderkaak 18 onder de vatring grijpt. In deze toestand is de bovenkaak 14 nog omhoog gezwenkt. Wordt nu het aanbouwapparaat 2 opgetild, dan komt 10 de bovenkaak 14 met de grijpneus 15 achter het bovenste gedeelte van het vatring en verbindt daarmede het vat vast met de eigenlijke vatengrijpkop 19.

Het is duidelijk dat de inrichting volgens de uitvinding in tegenstelling tot de tot op heden bekende inrichtingen aanzienlijk 15 eenvoudiger is uitgevoerd, zodat hierdoor minder slijtageverschijn-selen kunnen optreden en reparatiewerkzaamheden gemakkelijker kunnen worden uitgevoerd.

- conclusies - 8301907

Claims (7)

1. Vatengrijper met een vatengrijpkop, die een onder- en een bovenkaak heeft, die naar elkaar kunnen bewegen, met het kenmerk, dat de vatengrijpkop (19) bestaat uit een bovenkaak (14) die zwenkbaar wordt gedragen door een bijvoorbeeld op een 5 aanbouwapparaat (2) aangebrachte steuninrichting (4), welke bovenkaak aan zijn vrije uiteinde een grijpneus (15) heeft en zwenkbaar een zwenkhefboom (17) draagt, waaraan op een vaste plaats de onderkaak (18) is aangebracht.

2. Vatengrijper volgens conclusie 1,met het kenmerk, 10 dat de zwenkhefboom (17) in de richting van het aanbouwapparaat (2) tegen de oriëntatie van de onderkaak (18) onder veerbelasting (veer 20. staat.

3. Vatengrijper volgens conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat de steuninrichting (4) is gevormd uit twee 15 steunbalken (5), waartussen met zijn onderste uiteinde de zwenkhefboom (17) ligt en welke balken tussen zich in de de veerbelasting van de zwenkhefboom (17) verschaffende veer (20) opnemen.

4. Vatengrijper volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat het zwenkleger (16) voor de verbinding van de zwenk- 20 hefboom met de bovenkaak (14) ongeveer in het voorste derde deel van de bovenkaak (4) is aangebracht.

5. Vatengrijper volgens een of meer der voorafgaande conclusies, gekenmerkt door een aanbouwapparaat (2) met opneemholten (3) voor de hefelementen van een hefinrichting.

6. Vatengrijper volgens een of meer der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steuninrichting (4) in zijn onderste gedeelte bij (6) zwenkbaar is gelegerd en in zijn bovenste gedeelte wordt vastgehouden door een geleiding die wordt gedragen 8301907 - 5 - door dit aanbouwapparaat (2) en daarbij binnen de geleiding bewegingen vanuit het aanbouwapparaat gezien naar voren en naar achteren kan uitvoeren.

7. Vatengrijper volgens conclusie 6, gekenmerkt, door 5 sleufgaten in de geleidingen voor het opnemen van glijbouten (10, 11) van de steuninrichting (4). 8301907