NL8702283A - Hefpositioneerinrichting voor het in verticale richting bewegen van een aan tenminste een kabel van een hefinstallatie opgehangen last alsmede werkwijze voor het plaatsen van een last. - Google Patents

Description

V

4» 875106/Ks/ih

Titel: Hefpositioneerinrichting voor het in verticale richting bewegen van een aan tenminste één kabel van een hefin-stallatie opgehangen last alsmede werkwijze voor het plaatsen van een last.

De uitvinding heeft betrekking op een hefpositioneerinrichting voor het in verticale richting bewegen van een aan tenminste één kabel van een hefinstallatie opgehangen last.

Bij het bouwen van grote constructies is het veelal nodig 5 grote, complexe en zware onderdelen van de totale constructie door middel van een hijskraan op een plaats te brengen waarna deze constructie-onderdelen kunnen worden gemonteerd. Daarbij is het aan de kraanmachinist het onderdeel zo goed mogelijk in positie te brengen. Omdat de kraanmachinist echter meestal zeer 10 hoog boven het montageniveau zit, is het voor hem in de praktijk ondoenlijk de juiste plaats, in.het bijzonder de juiste hoogte, van het onderdeel ten opzichte van de constructie te bepalen. Gebruikelijk ontvangt hij derhalve aanwijzingen van een assistent op montageniveau, en veelal vindt het 15 positioneren van het constructie-onderdeel op montageniveau met handkracht plaats. Dit is tijdrovend en vergt mankracht en is daardoor kostbaar.

Het doel van de uitvinding is een assistent op montageniveau alle positioneerwerkzaamheden te laten uitvoeren 20 zodra de kraanmachinist het onderdeel bij benadering op zijn bestemde plaats heeft gebracht.

Dit doel wordt bereikt door een hefpositioneerinrichting van de genoemde soort met het kenmerk dat deze inrichting een bestuurbaar postioneerelement omvat voor het 25 variëren van de kabellengte en is voorzien van een eerste bevestigingsorgaan om het element te verbinden met een eerste kabeldeel en een tweede bevestigingsorgaan om het element te verbinden met een op het eerste kabeldeel volgend, met de last verbindbaar, tweede kabeldeel.

30 Een zodanige inrichting maakt het mogelijk dat een assistent op montageniveau door besturing van de hefpositio- 8702283 i % -2- neerinrichting relatief snel en nauwkeurig de plaats van de last kan bepalen.

Dit biedt het grote voordeel dat men in dat geval op plaatsen waar geen ruimte is voor het neerzetten van 5 vrachtwagens kranen en dergelijke, welke situatie zich vaak voordoet in steden met dichte bebouwing en intensief verkeer dat niet onderbroken mag worden door afzettingen, toch op eenvoudige en snelle wijze op de gewenste plaats een last kan afzetten wat gezien de huurkosten van een kraan tot 10 aanzienlijke besparingen leidt.

Bij voorkeur vormt het positioneerelement met een, bij voorkeur onafhankelijke energiebron of energiebronnen voor de werking van het positioneerelement één verplaatsbaar samenstel zodanig dat het gehele samenstel 15 na verbinden van het positioneerelement met een kabel met een op te heffen of neer te zetten last meebewogen kan worden.

Een onafhankelijke energiebron biedt het grote voordeel dat men kan werken zonder gebruik te maken van 20 de normale electriciteitsvoorzieningen die op dergelijke plaatsen vaak niet direkt beschikbaar zijn waardoor men gedwongen zou zijn met speciale electriciteitkabels te werken die gemakkelijk beschadigd kunnen worden. Dezelfde problemen doen zich voor als men met een aanvoerleiding 25 moet werken voor het aanvoeren van gasvormig of vloeibaar drukmedium, zoals druklucht.

Deze uitvoering heeft ook het voordeel dat als de energiebron navulbaar is deze klein gehouden kan worden waarbij de navuleenheid in de buurt kan worden neergezet.

30 Met voordeel omvat het positioneerelement een bestuurbare werkdrukmediumcylinder waarmee op eenvoudige wijze een last nauwkeurig op een gewenste plaats neergezet kan worden. Volgens een zeer voordelige uitvoeringsvorm vormt de werkdrukmediumcylinder tesamen 8702283 * -3- met een werkdrukmediumvoorraadbron en een aanvullingsdrukmediumvoorraadbron met de bijbehorende verbindingsleidingen één samenstel dat via de werkdrukmediumcylinder in een kabel opgehangen kan 5 worden.

De kans op beschadiging van verbindingsleidingen wordt hierbij tot een minimum beperkt.

In dit geval zijn doelmatig de bedieningsmiddelen voor het gehele samenstel als mechanisch bedienbare, zoals 10 met een trekkoord, bedieningsmiddelen uitgevoerd.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor plaatsen van een last op een gewenste plaats onder toepassing van een hefpositioneerinrichting volgens de uitvinding.

15 Andere voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding zijn beschreven in de onderconclusies en in het uitvoe-ringsvoorbeeld.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld van een inrichting volgens 20 de uitvinding met behulp van de bijgaande tekening, waarin:

Fig. 1 schematisch een voorbeeld van de toepassing van een hefpositioneerinrichting volgens de uitvinding toont; 25 Fig. 2 schematisch een bepaalde uitvoeringsvorm van een hefpositioneerinrichting volgens de uitvinding toont;

Fig. 3 schematisch een stelsel waarin meerdere hefpositioneerinrichtingen volgens de uitvinding worden toegepast en 30 Fig. 4 een ander stelsel waarin eveneens meerdere hefpositioneerinrichtingen zijn opgenomen.

In figuur 1 is een hijskraan 28 weergegeven met een kraanarm 27. Over de kraanarm loopt een loopkat 26 die via een hijskabel 10 een hefpositioneerinrichting 13 en kabeldelen 8702283 ê Λ -4- 20 en 22 een last 11 draagt. De gewichtskracht van de last wordt gecompenseerd door een contragewicht 29. De loopkat 26 en de hijskabel 10 worden bediend door een kraanmachinist 25 die een zodanige plaats heeft dat hij een algemeen overzicht kan 5 houden over de plaatsing van de last. Met 24 is een constructie weergegeven waarin de last 11 nauwkeurig moet worden geplaatst.

De kraanmachinist 25 brengt de last 11 ongeveer op zijn bestemde plaats. Vervolgens bedient een bedieningsman 26 met 10 behulp van besturingsorganen 30 de hefpositioneerinrich-ting 13 zodanig dat de last 11 nauwkeurig op zijn plaats in de constructie wordt gebracht.

Figuur 2 toont schematisch een voorkeursuitvoeringsvorm van een hefpositioneerinrichting volgens de uitvinding.

15 Kern van deze inrichting is een hydraulische cilinder 1. Deze kan enkelwerkend of dubbelwerkend zijn. Om redenen van kostprijs heeft een enkelwerkende cilinder de voorkeur.

In de cilinder bevindt zich een zuiger 31 met een daaraan bevestigde drijfstang 18. Op de cilinder zijn een 20 werkdrukmediumtoevoer 23 en een werkdrukmediumafvoer 24 aangesloten; omdat het hier een enkelwerkende hydraulische cilinder betreft zijn deze beide in één leiding verenigd.

Deze leiding splitst zich in leidingen 32 en 33.

De leiding 32 leidt naar een aanvullingsdrukmedium-25 voorraadbron 8, in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld een reservoir gevuld met gas onder druk, bijvoorbeeld een gasfles.

De leiding 33 leidt naar een werkdrukmediumvoorraad-bron 3, in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld een 30 hydraulisch-pneumatisch oliereservoir.

Stroomafwaarts van de aanvullingsdrukmediumvoorraad-bron 8 bevindt zich een reduceerventiel 9 dat de druk van het aanvullingsdrukmediurn uit voorraadbron 8 terugbrengt tot een bruikbaar niveau. Stroomafwaarts van dit 8702283 Λ it -5- reduceerventiel 9 bevindt zich een mechanisch bestuurbare klep 5, bijvoorbeeld door een koord 37.

Tussen de bestuurbare klep 5 en de hydraulische cilinder 1 bevindt zich een drukoverdrachtelement 6 dat de gasdruk 5 van het aanvullingsdrukmedium uit de aanvullingsdrukmedium-voorraadbron 8 omzet in druk op het vloeibare werkdrukmedium waarmee de hydraulische cilinder 1 kan worden bediend. De stromingssnelheid van de olie in de leiding 32 wordt bepaald door middel van een 10 snelheidsregelventiel 7 dat bij voorkeur tevoren ingestel wordt. Hoewel men deze ook bestuurbaar kan uitvoeren geeft men er de voorkeur aan deze in te stellen om het aantal handelingen van de bedieningsman bij het plaatsen van de last tot een minimum te beperken.

15 Stroomafwaarts van het oliereservoir 3 in de leiding 33 bevindt zich een klep 2 waarmee de stroming van olie in de leiding 33 kan worden onderbroken. Tussen de klep 2 en de hydraulische cilinder 1 bevindt zich een snelheidsregelventiel 4 met behulp waarvan de 20 stromingssnelheid van olie in de leiding 33 kan worden bepaald. Parallel aan ventiel 4 is een veerbelaste terugslagklep 34 geschakeld die zodanig is gericht dat werkdrukmedium of olie slechts in de richting naar-oliereservoir 3 erdoorheen kan stromen. Deze terugslagklep 25 34 is nodig om olie snel af te kunnen voeren aangezien de stromingssnelheid anders alleen bepaald zou kunnen worden door ventiel 4. Bij voorkeur is het ventiel 4 tevoren ingesteld om dezelfde redenen als voor ventiel 7 genoemd zijn. De bediening van klep 2 geschiedt doelmatig met 30 koord 36, waarbij ter bevestiging van de handelingen voor het openen en sluiten van de kleppen dit koord 36 met koord 37 verbonden kan zijn.

Op een bevestigingsorgaan 19 van de werkdrukcylinder 1 is een kabelgedeelte 20 aan de cilinder 1 bevestigd, 8702283 Λ •i -6- terwijl op een bevestigingsorgaan 21 aangebracht op de drijfstang van zuiger 31 kabelgedeelte 22 is bevestigd.

Het kabelgedeelte 20 is in het onderhavige uitvoe-ringsvoorbeeld bevestigd aan de (in figuur 2 niet 5 weergegeven) hijskabel 10 en het kabelgedeelte 22 kan bevestigd zijn aan de (in figuur 2 evenmin weergegeven) last 11.

Doelmatig zijn cylinder 1, oliereservoir 3 en voorraadbron 8 en bijbehorende leidingen alsmede 10 afsluiters en ventielen op een gestel bevestigd zodat men door de cylinder 1 in een kabel op te nemen tevens alle andere delen met het gestel ophangt. Hierdoor is de kans op beschadiging van enig onderdeel bij het gebruik van de inrichting volgens de uitvinding vrijwel uitgesloten.

15 De werking van de inrichting is als volgt.

In de beginstand waarbij de zuiger 31 zich onder invloed van de onder hydraulische druk gehouden olie uit voorraadbron 3 in zijn hoogste stand bevindt, wordt aan het met zuigerstang 18 verbonden kabelgedeelte 22 een last 11 20 bevestigd. De uitgaande beweging van de zuiger 31 met drijfstang 18 vindt dan plaats onder invloed van het gewicht van de last 11. Bij opheffen van de last vindt een stroming van olie plaats naar het oliereservoir 3; de stromingssnelheid - en daarmee de bewegingssnelheid van 25 de last - wordt tevoren gesteld of gestuurd door middel van het snelheidsregelventiel 4. De stroming van de olie naar reservoir wordt gestopt door de klep 2 te sluiten.

De ingaande beweging van de zuiger 31 met drijfstang 18 vindt plaats onder invloed van 30 aanvullingsdrukmedium uit het reservoir 8. De klep 5 wordt geopend, waardoor een stroming van gas onder druk ontstaat naar het drukoverdrachtelement 6 waar de gasdruk wordt overgedragen aan de olie die zich in de cilinder 1 bevindt waardoor de zuiger 31 omhoog bewogen wordt. Deze 0702283 -7- beweging wordt gestopt door het sluiten van de klep 5.

Na plaatsen van de last op de gewenste plaats wordt, als aan het kabelgedeelte 22 geen last meer is bevestigd, de ingaande beweging van de zuiger 31 met drijfstang 18 5 veroorzaakt door het openen van de klep 2 en het daardoor tot stand brengen van de verbinding tussen het oliereservoir 3 en de cilinder 1. Door de pneumatische druk in het reservoir 3 stroomt namelijk olie uit oliereservoir 3 naar de cilinder 1 waardoor de zuiger 31 omhoog gedrukt 10 wordt. Tegelijkertijd wordt de klep 5 geopend, waardoor het drukoverdrachtelement 6 in de atmosfeer wordt ontlucht via een in klep 5 aangebrachte ontluchtopening 35.

Vervolgens worden de kleppen 2 en 5 beide gesloten.

Daarna kan aan het kabelgedeelte 22 weer een last 15 11 worden bevestigd en is de hefpositioneerinrichting wederom gereed voor gebruik.

De hierboven beschreven bedieningsorganen (de kleppen 2 en 5, de snelheidsregelventielen 4 en 7) zijn op bekende wijze verbonden met besturingsorganen met 20 behulp waarvan de bedieningsman de hefpositioneerinrichting kan bedienen. Men geeft de voorkeur aan mechanische bediening van de kleppen 2 en 5, terwijl men de snelheidsregelventielen doelmatig te voren instelt en tijdens de werking van de inrichting niet regelt.

25 Figuur 3 toont een toepassing waarbij de last 11 een aanzienlijk oppervlak heeft. De schematisch weergegeven hijskabel 10 splitst zich in twee ophangkabels 12 die zich op hun beurt splitsen in vervolgophangkabels 15. Er is een hefpositioneer-30 inrichting 13 volgens de uitvinding geplaatst in één van de ophangkabels 12 en in één van de vervolgophangkabels 15. Hierdoor wordt een nauwkeuriger positionering van de last 11 mogelijk. Deze hefpositioneerinrichtingen kunnen elk afzonderlijk zijn aangesloten op besturingsorganen 30 8702283 -8- -4 inaar zij kunnen ook zijn verbonden aan gezamelijke besturingsorganen 30 zodat één bedieningsman de beide hefpositioneerinrichtingen 13 tezamen kan bedienen.

Het is duidelijk dat meerdere hefpositioneerinrich-5 tingen volgens de uitvinding zowel in serie als parallel kunnen worden geschakeld.

Figuur 4 toont tenslotte nog een andere uitvoeringsvorm waarbij een hijskabel 10 zich splitst in twee vervolgkabels 15a die een draagbalk 38 10 dragen. In elk der vervolgkabels 15a welke een positioneer-inrichting volgens de uitvinding opgenomen.

Om de last 11 ook te kunnen draaien is de draagbalk 38 via een vervolgkabel 15b en een daarin opgenomen positioneerinriching 13 met een bovenvlak 11' van de last 15 llverbonden. Aan de andere zijde van de balk 38 is een andere vervolgkabel 15c aangebracht die zich splitst in twee kabels 15d, 15e welke verbonden zijn met zijvlakken 11'' en 11'''. In de kabels 15d en 15e zijn eveneens positioneerinrichtingen 13 opgenomen.

20 8702283

Claims (13)

1. Hefpositioneerinrichting voor het in een verticale richting bewegen van een aan tenminste één kabel van een hefinstallatie opgehangen last, met het kenmerk, dat deze inrichting een bestuurbaar positioneerelement (1) 5 omvat voor het variëren van de kabellengte en is voorzien van een eerste bevestigingsorgaan (19) om het element te verbinden met een eerste kabeldeel (20) en een tweede bevestigingsorgaan (21) om het element (1) te verbinden met een opn het eerste kabeldeel (20) volgend, met de last (11) verbindbaar tweede 10 kabeldeel (22).

2. Hefpositioneerinrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het positioneerelement met een, bij voorkeur onafhankelijke, energiebron of energiebronnen voor de werking van het postioneerelement een 15 verplaatsbaar samenstel vormt zodanig dat het gehele samenstel na verbinden van het positioneerelement met een kabel met een op te heffen of neer te zetten last meerbewogen kan worden.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, methet 20 kenmerk, dat het positioneer-element een bestuurbare werkdrukmediumcilinder (1) omvat.

4. Inrichting volgens conclusie 1-3, met het kenmerk, dat de inrichting een met werkdrukmediumcilinder (1) verbindbare werkdrukmediumvoorraadbron (3) alsmede een 25 werkdrukmediumtoevoer (23) en een werkdrukmediumafvoer (24) omvat.

5. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting een aanvullingsdrukmediumvoorraadbron (8) omvat die 30 aangesloten is op een drukoverdrachtelement (6) dat in kan werken op het werkdrukmedium.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat tussen de aanvullingsdrukmediumbron (8) en de 8702283 •i -ta- be stuurbare klep (5) een reduceerventiel (9) is geplaatst.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6,met het kenmerk, dat tussen de aanvullingsdrukmediumvoorraad-bron (8) en het drukoverdrachtelement (6) een bestuurbare 5 klep (5) is geplaatst.

8. Inrichting volgens conclusie 5-7, met het kenmerk, dat tussen het drukoverdrachtelement (6) en de werkdrukmediumcilinder (1) een snelheidsregelklep (7) is geplaatst. 10

9, Inrichting volgens conclusie 3-8, met het ken merk, dat tussen de werkdrukmediumvoorraadbron (3) en de werkdrukmediumcilinder (1) een klep (2) is geplaatst.

10. Inrichting volgens conclusie 9,met het kenmerk, dat tussen de klep (2) en de werkdrukmediumcilinder 15 (1) een snelheidsregelventiel (4) is geplaatst.

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat parallel aan snelheidsregelventiel 4 een andere in de stromingsrichting naar de werkdrukmediumvoorraadbron 3 te openen afsluitelement (34) aanwezig is.

12. Inrichting volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de werkdruk-mediumcylinder (1) tesamen met een werkdrukmediumvoorraadbron (3) en een aanvulingsdrukmediumvoorraadbron (8) met de bijbehorende verbindingsleidingen een samenstel vormen 25 dat via de werkdrukmediumcylinder in een kabel opgehangen kan worden.

13. Werkwijze voor plaatsen van een last met behulp van een hefinstallatie waarin de last door middel van tenminste een kabel wordt opgehangen met het ken- 30 merk, dat in tenminste één kabel een hefpositioneerin-richting volgens één of meer der conclusies 1-12 is aangebracht. 8702283