NL8301627A - Inrichting voor het verend ophangen van buizen, ketels en dergelijke warm wordende delen. - Google Patents

Description

i « * * VO 4659 ê

Inrichting voor het verend ophangen van buizen, ketels en dergelijke warm wordende delen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verend ophangen van buizen, ketels en dergelijke warm wordende delen, welke inrichting is voorzien van een cilindrisch, in het bijzonder cirkelcilindrisch huis, bestaande uit een huismantel, een deze aan 5 een zijde afsluitende kopplaat en een deze aan de andere zijde afsluitende voetplaat, waarbij de platen zijn verbonden met de huismantel, althans één van de platen een opening heeft, een in het huis aangebrachte veereenheid met een einde steunt tegen de voetplaat, en de lastaangrijping aan het andere einde van de veereenheid p laats-10 vindt via een veerschotel en althans een daarmee verbonden of samenwerkende, bij voorkeur concentrisch ten opzichte van de huismantel door de opening van het huis naar buiten stekende, met de last in verbinding staande draagstang of dergelijke.

Dergelijke inrichtingen zijn in de regel cirkelcilindrisch, 15 omdat de veereenheid bestaat uit een schroeflijnvormig gewonden veer, die de draagstang concentrisch omgeeft. Overigens bestaat altijd de mogelijkheid van constructies, waarbij het huis bijvoorbeeld een in hoofdzaak rechthoekige doorsnede heeft, en de veereenheid bestaat uit naast de draagstang, bijvoorbeeld aan weerszijden aangebrachte schroef-20 veren. Hieronder wordt in hoofdzaak verwezen naar een cirkelcilin-drische constructie, zonder dat de uitvinding daardoor is beperkt.

Verder heeft de uitvinding betrekking op zowel veerhangers als veerdragers, die een warm wordend deel vanonder boven een bijbehorende oplegging dragen. De keuze tussen deze constructies komt in 25 hoofdzaak voort uit plaatselijke gegevens.

Omdat de genoemde inrichtingen duurzame constructies moeten zijn, maar anderzijds in de regel zijn blootgesteld aan aggressieve milieur-omstandigheden en daaraan dikwijls met het oog op de duurzaamheid en bedrijfszekerheid bijzondere eisen worden gesteld, bestaat 30 voor de inrichtingen een bijzondere moeilijkheid in het beschermen daarvan tegen corrosie. Deze corrosiebescherming kan bij bekende inrichtingen slechts betrekkelijk worden verwezenlijkt, doordat althans bij de eindmontage het gevaar bestaat, dat getroffen corrosie-beschermingsmaatregelen worden beïnvloed.

8301627 * 9 -2-

Bij een. bekende constructie worden de kopplaat en de voetplaat aan de huismantel gelast. Hierbij kan wel de kopplaat aan de huis-mantel worden gelast, en kunnen dan de corrosiebeschermingsmaatregelen plaatsvinden. Dan moet echter het in de huisruimte plaatsen van de 5 overige delen van de inrichting plaatsvinden voordat de voetplaat wordt aangebracht en aan de huismantel gelast. Dit lassen kan door de daarmee verbonden verhitting de corrosiebeschermingsmaatregelen aanzienlijk beïnvloeden zonder dat dit naderhand nog behoorlijk kan worden gecontroleerd en eventueel gecorrigeerd, omdat in het bijzonder 10 de toegang tot het inwendige van het huis is versperd.

Volgens een andere constructie worden de kopplaat en de voetplaat aan de einden met de huismantel omgeflensd. Ook hier ontstaan dezelfde moeilijkheden, 'doordat het materiaal van de huismantel bij de eindmontage nog eens wordt vervormd en daardoor getroffen corrosie-15 beschermingsmaatregelen kunnen worden beïnvloed.

Er bestaat ook een constructie, waarbij een reeds van de kop— plaat voorzien huis. na het aanbrengen van de inwendige delen door de voetplaat wordt afgesloten, doordat deze door schroeven wordt verbonden met een band of dergelijke van de huismantel. Ook hier bestaan 20 de geschetste moeilijkheden, doordat het vastschroeven getroffen corrosiebeschermingsmaatregelen kan vernietigen, zodat zich later passingroest vormt op de schroefverbindingen.

Γη alle bekende gevallen is dus niet gewaarborgd, dat getroffen corrosiebeschermingsmaatregelen onbeïnvloed gehouden blijven wanneer 25 de inrichting wordt afgemonteerd.

Het is derhalve de opgave van de uitvinding om een inrichting van de in de aanhef vermelde, soort zodanig uit te voeren, dat de eindmontage mogelijk is in een vorm, waarbij voor de afzonderlijke delen vooraf getroffen corrosiebeschermingsmaatregelen niet meer kunnen 30 worden beïnvloed. Verder mogen de voor de eindmontage vereiste maatregelen met betrekking tot de vervaardiging van de daarbij betrokken afzonderlijke delen, geen bijzondere eisen stellen aan het aanhouden van. toelaatbare spelingen. Tenslotte moeten de volgens de uitvinding voor de eindmontage voorziene maatregelen een zo groot mogelijke mate 35 van bedrijfszekerheid en duurzaamheid waarborgen, zonder dat in het totaal in vergelijking met bekende eindmontagemaatregelen bijzondere inspanningen nodig zijn.

8301 62 7 —....................-.............

« ‘ -3-

Deze opgave is volgens de uitvinding opgelost, doordat het bij de kopplaat en/of de voetplaat behorende einde van. het huis een rondom de kopplaat en/of de voetplaat zich uitstrekkende, met betrekking tot de kopplaat en/of de voetplaat de inwendige doorsnede van de huismantel 5 verwijdende randverstijving heeft, waarbij het buitenprofiel van de kopplaat en/of de voetplaat iets kleiner is dan het minimale binnen-profiel in het gebied van het van de randverstijving voorziene huis-einde, in de randverstijving van het huis een borgring is geplaatst, die radiaal kleiner is dan het buitenprofiel van de kopplaat en/of de 10 voetplaat, en door de bijbehorende plaat direkt of indirekt in de randverstijving wordt gehouden.

Door deze maatregelen is het mogelijk om de eindmontage van de inrichting uit te voeren op een manier, die geen zodanige materiaal-vervorming, -verwarming of -belasting meer nodig maakt, dat getroffen 15 corrosiebeschermingsmaatregelen worden beïnvloed. In het eenvoudigste geval kan bij een veerhanger bijvoorbeeld, de. kopplaat aan de huismantel warden gelast, en kan het zodoende gevormde huis op de geschikte wijze worden beschermd tegen corrosie bij een algemene controle van de kwaliteit van de corrosiebeschermingsmaatregelen. Daarna kan de 20 veereenheid samen met de veerschotel en de draagstang worden aangebracht, en kan tenslotte de voetplaat onder samendrukking van de veer— eenheid naar binnen worden gedrukt, waarna dan het inleggen van de borgring plaatsvindt. Onder de in dit geval op de voetplaat drukkende veerkracht ontstaat dan een in vorm aansluitende verbinding tussen de 25 voetplaat via de borgring naar de randverstijving van het huis van de inrichting, zonder dat hier nog een vervormingsbewerking of een verwarming nodig is. Deze afsluitverbinding heeft bovendien het voordeel, dat zij slechts in geringe mate is gebonden aan toelaatbare vervaar-digingsspelingen, zodat de vervaardiging van de inrichting volgens de 30 uitvinding voor wat dit betreft vereenvoudigd en goedkoper gemaakt is.

Verder is door het gebruik van een randverstijving verzekerd, dat de materiaaldoorsnede van de huismantel voor de bevestigingsmaat-regelen niet behoeft te worden verminderd, en doordat de borgring door de bijbehorende plaat direkt of indirekt in de randverstijving wordt 35 gehouden, is een zo groot-mogelijke mate van zekerheid bereikt, omdat de borgring niet kan losraken uit het in: vorm aansluitende verband met de huismantel.

830 1 62 7......................

____ -4- 1 In Ieder geval maakt de onderhavige uitvoering de afwerking van alle delen van de inrichting mogelijk op een wijze, die zonder belemmering de controle van de kwaliteit van de vervaardiging mogelijk maakt. Dit betreft in het bijzonder de corrosiebescherming van alle 5 delen, waarop de uitvinding is gegrond. De montage van de inrichting is bovendien ten opzichte van het bekende vereenvoudigd en vergemakkelijkt, zonder dat de mogelijkheid is opgegeven om ook later de inrichting zonder beschadiging uit elkaar te nemen om het gedrag van de getroffen corrosiebeschermingsmaatregelen te controleren.

10 Zoals hiervoor tot uitdrukking gebracht kan de verbinding ten opzichte van de huismantel gelden voor zowel de kopplaat als voor de voetplaat. In de regel wordt echter één van de twee delen aan de huismantel gelast om dan het. daaruit gevormde deel te voorzien van de geschikte corrosiebeschermingsmaatregelen en tenslotte de eindmontage 15 op de geschetste wijze uit te voeren.

Het is doelmatig gebleken, dat de randverstijving concaaf is uitgevoerd, waarbij de bijbehorende plaat aan de van het veer lichaam af gekeerde zijde een verkleind profiel heeft, de in de asrichting van het huis ontstane overgang van het buitenprofiel van de plaat naar 20 het verkleinde profiel in hoofdzaak cirkelboogvormig of kegelvormig is uitgevoerd, en de borgring bestaat uit een materiaal met een cirkelvormige doorsnede, die overeenkomt met in hoofdzaak de helft van de· diepte van de randverstijving.

Wel. bestaat de mogelijkheid om een bijvoorbeeld ovale of in 25 hoofdzaak rechthoekige doorsnede te geven aan de borgring. Het gebruik van een borgring van een materiaal met een cirkelvormige doorsnede maakt echter een bijzonder goede krachtoverdracht moge lijk zonder spanningspieken, en de vervaardiging van de borgring van gangbaar rond materiaal. Anderzijds dient het verkleinde profiel van de plaat, 30 die de borgring radiaal naar binnen overdekt, er op eenvoudige wijze toe> dat de borgring met betrekking tot het huis niet radiaal naar binnen uit de randverstijving naar buiten kan gaan.

Het is voordelig gebleken, dat de kopplaat en/of de voetplaat bij het verkleinde profiel aan de buitenzijde cilindrisch is uitge-35 voerd, waarbij het radiale verschil tussen het buitenprofiel en het verkleinde profiel overeenkomt met in hoofdzaak de halve doorsnede * c -5- * van de borgring. Hierbij ontstaat een constructie, waarbij het verkleinde buitenprofiel van de kopplaat en/of de voetplaat, de borgring radiaal naar binnen zodanig steunt, dat de ring in de randver-stijving van de huismantel blijft. Het steunen via de borgring ge— 5 schiedt in de voomoemde gevallen enerzijds via het boogvormige verloop van de randverstijving van. de huismantel en anderzijds via het cirkelboogvormige of kegelvormige verloop tussen het buitenste profiel en het verkleinde profiel van de kopplaat of de voetplaat.

Dit steunen voorkomt scherprandige belastingen en lijnvormige schuif-10 belastingen van de betrokken onderdelen- Dit brengt samen met het radiaal steunen van de borgring door het verkleinde profiel van de kopplaat of de voetplaat, 'mee dat het breken en plotseling uitvallen van de axiale montering van de kopplaat en/of de voetplaat in de huismantel niet kan plaatsvinden.

15 De hiervoor beschreven maatregelen zijn in het bijzonder ge schikt voor een plaat, waartegen het veerlichaam stemt.

Wanneer wordt gedacht aan een inrichting, waarbij de last vanboven is opgelegd, en dienovereenkomstig de naar de last gekeerde kopplaat niet wordt belast door de veeréenheid, is het doelmatig, 20 dat het verkleinde profiel weer is verwijd tot het buitenprofiel onder vorming van een omtreksgroef met een breedte-en diepte, die groter zijn dan de doorsnede van de borgring, waarbij in het gebied van de omtreksgroef tot het buitenprofiel onder vorming van een omtreksgroef met een breedte en diepte, die groter zijn dan de door-25 snede van de borgring, waarbij in het gebied van de omtreksgroef, verdeeld over de omtrek insteekmiddelen zijn voorzien, die bij het ingestoken zijn de borgring in de randver s tij ving drukken. Hierbij vormen de insteekmiddelen dus insteekbare respectievelijk inschuifbare grendelelementen. Dezelfde constructie kan natuurlijk ook tege-30 lijkertijd of in plaats daarvan worden gebruikt voor het door de kracht van het veermiddel belaste deel.

De genoemde insteekmiddelen kunnen bestaan uit vast in boringen met evenwijdige hartlijnen geplaatste stiften. Open staat echter de mogelijkheid, dat de insteekmiddelen bijvoorbeeld bestaan uit een 35 kegelvormige, de borgring naschuifbare en tegen een bijbehorend kegelvormig vlak van de kopplaat en/of de voetplaat in aanligging te brengen ring.

830 1 62 7

V

-6- - Een andere oplossingsmogelijkheid kan er nog in Bestaan, dat het verkleinde profiel van de jcopplaat en/of de voetplaat weer is. verwijd tot het buitenprofiel, onder vorming van een omtreksgroef met een breedte , die groter is dan de doorsnede van de borgring, en een 5 diepte , die in hoofdzaak overeenkomt met de helft van de doorsnede van de borgring, welke verwijding wordt gevormd door een op de kop-plaat en/of voetplaat aangebrachte ringplaat. Hierbij wordt de., kop-plaat en/of voetplaat eerst in de opening geschoven van het huis , waarna de borgring wordt ingelegd en tenslotte de ringplaat met- bij-10 voorbeeld schroeven wordt aangebracht, zodat daardoor aan de kop-plaat of aan de voetplaat een omtreksgroef is gevormd, die de borgring in de randverstijving van de huismantel houdt.

Natuurlijk is het mogelijk om de borgring samen te stellen uit een aantal gebogen delen. De borgring kan bestaan uit corrosie-15 bestendig materiaal, bijvoorbeeld uit een stevige kunststof of roestvrij staal. De ring kan echter ook zijn vervaardigd van bijvoorbeeld volbadverzinkt materiaal.

De uitvinding wordt nader toègelicht aan de hand van de tekening waarint 20 fig. t een aanzicht is, gedeeltelijk in doorsnede, van de veerhanger; fig. 2 een onderaanzicht is van een gedeelte van de veerhanger volgens fig. Ir fig. 3 een doorsnede is op vergrote schaal van de afsluitver-25 binding van de voetplaat van de veerhanger volgens fig. 1; fig. 4 een aan fig. 3 gelijke doorsnede is van een uitvoeringsvorm. met een andere voetplaat; fig. 5 een aan fig. 3 gelijke doorsnede is van een uitvoeringsvorm met nog een andere voetplaat; 30 fig. 6 de afsluitverbinding toont van de kopplaat van de veer drager tijdens en na de montage; fig. 7 een andere uitvoeringsvorm toont van de veerdrager? en fig. S nog een andere uitvoeringsvorm toont van de veerdrager.

·*

De fig. 1-3 tonen een veerhanger 1, bestaande uit een huis— 35 mantel 2 met aangelaste kopplaat 3, waarbij de zodoende gevormde eenheid via draaglasplaten 4 ter plaatse kan worden opgehangen.

^ * -7-

Aan de onderkant is de veerhanger afgesloten door een voetplaat 5, waarvan het buitenste omtreksprofiel 6 de inwendige doorsnede van de huismantel 2 geheel kan dekken, en een verkleinde doorsnede 7 heeft.

De overgang tussen het omtreksprofiel 6 en de verkleinde doorsnede T 5 is cirkelboogvormig,, zodat de oplegging mogelijk is op een. borgring 8, die een tegenlager vindt in een randverstijving 9 van het bijbehorende einde van de huismantel 2.

Tegen de voetplaat 5 steunt een schroeflijnvormig gewonden veer 10, waaraan anderzijds via een veerschotel 11 en een daaraan be-10 vestigde draagstang 12 de last is opgehangen in de vorm van een buis of dergelijke.

Eerst kan het huis 2, 3, 4 worden vervaardigd en door passende maatregelen worden beschermd tegen corrosie, waarbij de deugdelijkheid van de corrosiebeschermingsmaatregelen vrij kan worden gecontro-15 leerd. Evenzo kunnen afzonderlijk de voetplaat 5 en de borgring 8 worden vervaardigd en voorzien van corrosiebeschermingsmaatregelen.

De montage geschiedt dan zodanig, dat de veerschotel 11 met draagstang 12 alsmede vervolgens de veer 10 in het huis 2, 3, 4 worden aangebracht. Aansluitend wordt de voetplaat 5 aangebracht onder 20 het samendrukken van de veer 10, zodat de borgring 8 in de randverstijving 9 kan worden gelegd. Daarna wordt de voetplaat 5 losgelaten om zich met de verwijde omtrek 6 op de borgring 8 te zetten, waardoor de eindmontage is voltooid. Daarna houdt de voetplaat 8 door de verkleinde omtrek 7 de borgring 8 zodanig in de randverstijving 9, dat 25 de borgring 8 niet meer radiaal naar binnen kan uitwijken, zodat ook een grendeling is gegeven wanneer de grendelring tijdens bedrijf bijvoorbeeld breekt. Bovendien is.de grendelverbinding 6, 7, 8, 9 vrij van randbelastingen en is in de eerste plaats de eindmontage mogelijk, zonder dat nog delen van de veerhanger moeten worden vervormd en 30 bijvoorbeeld tijdens het lassen moeten worden verhit.

De afmeting van de diepte van de randverstijving 9 enerzijds en de verkleinde diameter 7 anderzijds zijn zodanig gekozen, dat zij in hoofdzaak overeenkomen met de helft van de doorsnede van de borgring 8.

35 Fig. 2 toont de veerhanger volgens fig. 1 gedeeltelijk van onder, en fig. 3 stelt aanschouwelijk een vergroting voor van een gedeelte van de verbinding tussen de huismantel 2 en de voetplaat 5.

.............8301 62 7 - -------- -8- * Λ

Fig. 4 toont bij eenzelfde uitvoering van het huis 2 en de randverstijving 9 een gewijzigde voetplaat 13,. die in tegenstelling tot de fig·, 1-3 niet is vervaardigd als draaideel, maar als gebogen vormdeel. Hierbij wordt het buitenprofiel gevormd door een kraag 14, 5 die boogvormig overgaat in het verkleinde profiel. 15, Voor het steunen van de veer 10 vormt de voetplaat 13 een bodem, die de door-gangsopening 16 vormt voor de draagstang 12 door een binnenwaartse omflenzing 17. -

Fig. 5 toont weer het huis 2 met de randverstijving 9 en een 10 ingelegde borgring 8, waarbij de voetplaat 18 wordt gevormd door een gietdeel, waarvan de buitendiameter 19 iets kleiner is dan de vrije 4 binnendiameter van. het huis 2, en dat de overgang naar de verkleinde diameter 20 cirkelboo gvormig vormt overeenkomstig de borgring 8.

De montage van de voetplaten volgens de fig. 4 en 5 geschiedt 15 op de wijze, zoals beschreven aan de hand van de fig. 1-3.

Bij de voorgaande voorbeelden is uitgegaan van een cirkel-cilindrische veerhanger. Natuurlijk kan de veerhanger ook een in hoofdzaak bijvoorbeeld rechthoekig profiel hebben, hetgeen ook geldt voor de hierna nog te beschrijven, voorbeelden.

20 Volgens fig. 6 wordt uitgegaan van een veersteua, waarbij dus de kopplaat de opening voor de draagstang heeft, waarop vanboven de last steunt. Dienovereenkomstig kan de voetplaat van het huis met voordeel aan de huismantel zijn gelast, zodat de eindmontage via de kopplaat plaatsvindt, die echter in dit geval niet onder veerbelas-25 ting staat.

Daartoe heeft volgens fig. 6 het huis 21 aan de bovenkant een randverstijving 22, waarin een borgring 23 kan worden geschoven. Daartoe heeft de kopplaat 24 een omtreksgroef 25, waarvan de diepte althans overeenkomt met de doorsnede van de borgring 23. De omtreks-30 groef wordt zodanig gepasseerd door langs de omtrek van de kopplaat 24 verdeelde boringen 26, dat in de boringen 26 geplaatste stiften 27 de borgring radiaal naar buiten in de randverstijving 22 dringen. Opdat de kopplaat 24 in beide axiale richtingen vast zit tegen de borgring 23, verwijdt het radiale buitenprofiel 28 zich weer aan de 35 andere zijde van de borgring 23, zodat deze aan weerszijden wordt aangegrepen door de kopplaat 24, zoals rechts in fig. 6 afgebeeld, en bij voorkeur aanligt tegen het einde van het huis 21.

'.......................&3-0-m-7-........-.....-......-............ ..........

-9-

Fig. 7 toont een variant van het onderwerp volgens fig. 6, die is gegeven, doordat via schroeven 31 een ringplaat 30 aan de kop-plaat 29 is bevestigd. Hierbij is het niet nodig om het verkleinde profiel 32 van de kopplaat zodanig uit te voeren, dat de borgring 33 5 daarin plaats heeft. Daarentegen is het alleen nodig om dit verkleinde profiel 32 in hoofdzaak te bemeten op de helft van de diameter van de borgring 33.

Een verdere variant toont nog fig. 8, waarbij de kopplaat 34 zodanig is voorzien van een omtreksuitsparing 35, dat de borgring 36 . 10 voor de montage daarin plaats heeft zonder in botsing te komen met het binnenprofiel van het huis 37 en de randverstijving 38. Na het inzetten van de kopplaat 34 wordt de afsluiting verkregen door een wigvormige ring 39, die met het binnenvlak komt aan te liggen tegen een overeenkomstig wigvlak 40 van de kopplaat 34, en aan de andere 15 kant aanligt tegen de afsluitrand van de huisrandverstijving 38 en daarbij tevens de aanligging vormt voor de kopplaat 34 tegen de borgring 36.

De fig. 6-8 tonen kopplaatafsluitingen voor een lastdragende veerdrager, waarbij eraan is gedacht, dat de huismantel asm. de tegen-20 overliggende zijde is afgesloten door een voetplaat, die bijvoorbeeld aan de huismantel is gelast, en waartegen de de lastdragende veer steunt. Natuurlijk bestaat binnen het raam van de af geheelde voorbeelden echter de mogelijkheid om de huismantel aan beide zijden te voorzien van op de afgebeelde wijze ten opzichte van de huismantel 25 vastgezette voetplaten en kopplaten. Wanneer bijvoorbeeld het onderwerp volgens fig. 6 wordt genomen, kan de kopplaat 3 volgens fig. 1 op deze wijze zijn aangebracht, waarbij tegelijkertijd de voetplaat 5 op de in fig. 1 afgebeelde wijze kan zijn aangebracht, maar ook aan de huismantel 2 kan zijn gelast. ' 30 Op dezelfde wijze kan bij een veerdrager, zoals deze ten grondslag ligt aan de fig. 6-8, de voetplaat zijn bevestigd op de wijze, zoals deze aan de hand van de fig. 1-5 is beschreven.

Alle uitvoeringsvormen hebben gemeenschappelijk, dat zij voor de eindmontage van de veersteun het betrouwbaar en controleerbaar nemen 35 van corrosiebeschermingsmaatregelen mogelijk maken, zonder dat voor de eindmontage nog vervormingsbewerkingen, verwarmingen door lassen of dergelijke noodzakelijk zijn. Dit geldt voor zowel cirkelcilindrische ' ....................S-33-i 6 2 7 ....................................

-taais voor in hoofdzaak rechthoekige veersteunen, omdat de borgringen natuurlijk ook een in hoofdzaak rechthoekige gesloten vorm kunnen hebben, omdat zij door de geschetste montage in. de stand tussen de rand—-verstijving en de kop- respectievelijk voetplaat zodanig worden vast-5 . gehouden, dat zij niet. uit hun draagstand kunnen uitwijken.

' ...........83 0 1 62 7..............- —..................................

Claims (8)

1. Inrichting voor het verend ophangen van buizen, ketels of dergelijke warm wordende delen, welke inrichting is voorzien van een cilindrisch,- in het bijzonder cirkelcilindrisch huis, bestaande uit een huismantel, uit een deze aan een zijde afsluitende kopplaat en 5 uit een deze aan de andere zijde afsluitende voetplaat, waarbij de platen zijn verbonden met de huismantel, één van de platen althans een opening heeft, een in het huis aangebrachte veereenheid met een einde steunt tegen de voetplaat, en aan het andere einde van de veereenheid de lastaangrijping plaatsvindt via een veer schotel en althans 10 een daarmee verbonden of samenwerkende, bij voorkeur concentrisch ten opzichte van de huismantel door de opening uit het huis naar buiten stekende, met de last in verbinding staande draagstang of dergelijke, met het kenmerk, dat het bij de kopplaat (24, 29, 34) en/of de voetplaat (5, 13, 18) behorende einde van het huis (2, 21, 37) een 15 rondom de kopplaat en/of de voetplaat zich uitstrekkende, met betrekking tot de kopplaat en/of de voetplaat de inwendige doorsnede van de huismantel verwijdende randverstijving (9, 22, 38) heeft, waarbij het buitenprofiel van de kopplaat en/of de voetplaat iets kleiner is dan het minimale inwendige profiel in het gebied van het van de 2D randverstijving voorziene huiseinde, en in de randverstijving een borgring (8, 23, 33, 36) is aangebracht, die zich radiaal naar binnen uitstrekt onder het buitenprofiel van de kopplaat en/of de voetplaat, en door de bijbehorende plaat direkt of indirekt in de randverstijving wordt gehouden.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de rand verstijving (9, 22, 38) concaaf is uitgevoerd, waarbij de bijbehorende plaat (5, 13, 18, 24, 29, 34) aan de van het veerlichaam (10) afge— keerde zijde een verkleind profiel heeft, de in asrichting van het huis ontstane over gang van het buitenprofiel van de plaat naar het 30 verkleinde profiel in wezen cirkelboogvormig of kegelvormig is uitgevoerd, en de borgring (8, 23, 33, 36) bestaat uit een materiaal met een cirkelvormige doorsnede, die overeenkomt met in hoofdzaak de helft van de diepte van de randverstijving. 8301627 ______ - -12-

3* Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de kopplaat C29) en/of de voetplaat (5, 13, 18) bij het verkleindé profiel (7, 15, 20) uitwendig cilindrisch-is uitgevoerd, waarbij het radiale verschil tussen het buitenprofiel en het verkleinde profiel 5- overeenkomt met in hoofdzaak de halve doorsnede van de borgring (8, ,33) .

4« Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het verkleinde profiel van de voetplaat en/of de kopplaat (24, 29, 30; 34) . weer is. verwijd'.tot het buitenprofiel onder vorming van een omtreks— groef met een breedte en diepte, die groter zijn dan de doorsnede van 10 de borgring (23, 33, 36), waarbij in het gebied van de omtreksgroef langs de omtrek verdeeld insteekmiddelen (27? 30, 31; 39) zijn voorzien voor het' bij het ingestoken zijn daarvan in de randverstijving drukken van de borgring,.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de in— 15 steekmiddelen (27) in boringen (26) met evenwijdige assen vastgestoken stiften,

6, Inrichting volgens conclusie 4,. met het kenmerk, dat de insteekmiddelen een kegelvormige> de borgring (36) naschuifbare en tegen een overeenkomstig kegelvlafc (40) van de voetplaat en/of de kopplaat (34) 20 in aanligging te brengen ring (39) zijn.

7. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het verkleinde profiel van de voetplaat en/of de kopplaat (29) weer tot het buitenprofiel is verwijd onder vorming van een omtreksgroef met een breedte, die groter is dan de doorsnede van de borgring (33) , en een 25 diepte die overeenkomt met in hoofdzaak de helft van de doorsnede van de borgring, waarbij de verwijding wordt gevormd door een aan de kopplaat en/of de voetplaat aangebrachte ringplaat (30).

8, Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de borgring (8, 23, 33, 36) is gedeeld. ............8 3 0 1 6 2 7................... ......