NL8300476A - Magneetbandcassette. - Google Patents

Description

r PHN. IO562 1 i 'i N.V. Philips ’ Gloeilampenfabrieken te Eindhoven "Magneetbandcassette”

De uitvinding heeft betrekking op een magneet-bandcassette met een behuizing, waarin naast elkaar gelegen, van flenzen voorziene spoelhaspels roteerbaar zijn gelegen.

5

De uitvinding beoogt een dergelijke cassette door miniaturisatie geschikt te maken voor kleine, bij voorkeur draagbare magneetbandapparaten.

Volgens de uitvinding zijn de spoelhaspels nabij een eerste flens met een koppelstuk voorzien, dat een taats deel omvat, dat in een opening van de behuizing gelegen is en walk koppelstuk verder een aantal in binnenwaartse radiale richting verende benen omvat, welke binnen de naaf van de spoelhaspel gelegen zijn en aldaar 15 koppelbaar zijn met een wikkeldoorn van het magneetband-cassette-apparaat, terwijl een tweede flens een ringvormig oplegvlak omvat voor het opleggen van de spoel op de spoelschotel van het magneetbandcassette-apparaat.

Op deze wijze verkrijgt men een magneetband-20 cassette, waarbij de voor de positionering van de cassette benodigde veer buiten de cassettebehuizing kan liggen, bij voorkeur als onderdeel van het magneetbandapparaat. Hierdoor kan de dikte van de cassette relatief gering blijven. De positionering van de vrij temperatuurgevoelige 25 veer buiten de cassette levert verder als voordeel op dat de cassette volgens de uitvinding minder temperatuur-gevoelig is en bij hoge temperaturen minder snel vervormingen oploopt.

Een verdere uitvoeringsvorm van een cassette 30 volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat elke spoelhaspel aan de binnenzijde op ongeveer halve axiale hoogte een centreeropening omvat en verder nabij één der flenzen van ruitvormige uitsteeksels voorzien is, 8300476 * i PHN IO562 2 bestemd voor samenwerking met overeenkomstig gevormde uitsteeksels op de aandrijfas van het magneetbandapparaat.

Aldus verkrijgt men een cassette die in een magneetbandapparaat tijdens bedrijf zodanig goed op de 5 spoelschotels gepositioneerd ligt dat het apparaat in alle standen gebruikt kan worden. Nog een uitvoeringsvorm van een magneetbandcassette volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat bij de achterwand op de binnenzijde jg van een hoofdwand van de behuizing nabij elke spoelhaspel een nok aanwezig is en tussei^fokken een rug gelegen is die zich loodrecht op de achterwand uitstrekt, waarbij een doorlopende remveer, gelegen in de ruimte tussen de achterwand en de nokken, in het midden bij het einde van 1g de rug vastgezet is en althans ten dele door een over de rug verschuifbaar schuifstuk verplaatsbaar is, waardoor nabij de einden gelegen remdelen van de remveer van respektievelijk naar de flenzen beweegbaar zijn.

Met deze maatregelen wordt een spoelenrem ver-20 kregen met een minimum aan onderdelen, welke rem naast een remfuhktie tevens een opwikkelfunktie voor de magneetband bezit.

Een verdere uitvoeringsvorm van een magneetbandcassette volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat 25 de behuizing van een -verstelbaar indicatie orgaan voorzien is, dat een stelnok draagt, die door een opening in de behuizing toegankelijk is voor een verstelelement van een magneetbandapparaat, welk orgaan verder een tastdeel omvat dat door een andere opening in de behuizing toeganke-30 lijk is voor een aftastelement van het magneetbandapparaat.

Met deze maatregelen kan men bereiken dat een cassette die in een bijvoorbeeld draagbaar magneetbandapparaat opgenomen is een indicatie bezit welke door een cassette afspelend magneetbandapparaat vastgesteld wordt, waardoor bijvoorbeeld de afspeelsnelheid wordt aangepast aan de opneemsnelheid van de cassette.

Een andere uitvoeringsvorm van een magneetband- 8300476 w PHN. 10562 3 ( · cassette volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat een zijwand van de behuizing van een uitstekende rand voorzien is, opgebouwd uit een aantal ten opzichte van de behuizing verplaatsbare nokken.

5

De al of niet aanwezigheid van deze nokken kan door een magneetbandapparaat worden herkend, waardoor het apparaat parameters van de cassette kan vaststellen.

Een voorkeursvorm van een magneetbandcassette jg volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de behuizing in beide hoofdwanden een opening omvat, welke openingen onderling in lijn liggen en een aftasting met licht door de behuizing heen mogelijk maken. Dit levert een eenvoudig aftestsysteem op zonder dat hiervoor dure 15 konstrukties in de cassette nodig zijn.

Een verdere uitvoeringsvorm van een magneetbandcassette volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat een wand van de behuizing een verdiept gelegen deel omvat , waarin een strook bandvormig materiaal aanbreng-20 baar is en welke strook na aanbrengen aftastbaar is door magnetisch ofoptisch werkende aftastmiddelen van een magne e tbandapparaa t.

Aldus wordt de mogelijkheid verkregen om permanente en/of variafcaLe cassettegegevens op de cassette 25 op te slaan. Het bandvormige materiaal kan worden aangebracht door de gebruiker en worden benut in een voor dit doel uitgerust magneetbandapparaat.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een aantal in de tekening weergegeven uit-30 voeringsvormen. Hierbij tonen: fig. 1 een perspektivisch aanzicht op een magneetbandcassette volgens de uitvinding.

Fig. 2 een doorsnede door een deel van de magneetbandcassette volgens fig. 1·

Fig. 3 een perspektivisch aanzicht op een magneetbandcassette volgens de uitvinding in een tweede uitvoeringsvorm.

35 8300476 PHN IO562 4 * -k

Figuren 4 en 5 een aanzicht op een deel van de achterwand van een magneetbandcassette volgens de uitvinding in een derde uitvoeringsvorm.

Fig. 6 tot 8 een bovenaanzicht op een remin- c richting van de magneetbandcassette volgens een der voorgaande uitvoeringsvormen.

Fig. 9 een doorsnede door een deel van een spoelhaspel met een aanzicht op een aandrijfas van een magneetbandapparaat bij een verdere uitvoeringsvorm ^ volgens de uitvinding.

Fig. 10 een schematische weergave van de werking van de aandrijving van de spoelhaspel in de uitvoeringsvorm volgens fig. 9·

Fig. 11 een aanzicht op vergrote schaal van een 15 deel van de binnenzijde van de spoelhaspel van een magneetbandcassette in een verdere uitvoeringsvorm.

Fig. 12 een doorsnede door een deel van de magneetbandcassette in de uitvoering volgens fig. 11.

^ De in fig. 1 en 2 weergegeven magneetbandcasset te 1 omvat een behuizing 2 die bij voorkeur als doosdeksel is opgebouwd, waarbij het deksel wordt gevormd door een ongeveer rechthoekige hoofdwand 3 en waarbij de bodem van de doos wordt gevormd door een eveneens rechthoekige hoofdwand 4. De behuizing 2 omvat verder een achterwand 5j zijwanden 6 en 7 en een scharnierbaar met de zijwanden 6 en 7 verbonden frontklep 8. De hoofdwand 3 omvat een tweetal uitsparingen waarin spoelhaspels 9 en 10 roteerbaar zijn gelegerd. Elke spoelhaspel omvat een eerste flens 11, welke nabij de hoofdwand 4 gelegen is en een tweede flens 12 welke nabij de hoofdwand 3 gelegen is.

De behuizing 2 omvat nabij de hoekpunten van de zijwanden 6 en 7 met de achterwand 5 in de hoofdwand 35 4 een aantal, bij voorkeur bij elke hoek drie aftastopenin- gen 13· In de hoofdwand 3 zijn uitbreekpoorten 14 aanwezig welke na verwijderen openingen in de hoofdwand 3 vormen. Deze openingen liggen in lijn met de openingen 13 λ 1 ............. -_1_ 8300476 < ·' pm 10562 5 in de hoofdwand 4 en maken een aftasting met door de behuizing heen vallend licht mogelijk. Dit levert een bij de fabricage gemakkelijk instelbare herkennings— mogelijkheid van de cassette op. De parameters die met 5 behulp van de uitbreekpoortjes 14 kunnen worden vastgelegd, zijn bijvoorbeeld de snelheid waarmee de opname op de magneetband gemaakt is, de soort magneetband in de cassette, het al of niet voorbespeeld zijn van de IP cassette, enz.

Het is op andere wijze ook mogelijk de informatie betreffende de parameters van de cassette vast te leggen. In fig. 3 is weergegeven de toepassing van een herkenningsrand 15 op de zijwand 7 van de cassette 1, jg "welke herkenningsrand is opgebouwd uit bijvoorbeeld acht of meer uitbreekbare, kantelbare, verschuifbare of inplugbare nokken 16. De al of niet aanwezigheid van de nokken 16 kan door een magneetbandapparaat worden herkend. Het apparaat kan deze herkenning mechanisch 20 met behulp van hefbomen of schakelaars, optisch met lichtcellen of op andere wijze uitvoeren. Met behulp van de nokken 16 kan men een groot aantal parameters van de cassette vastleggen;met de weergegeven acht blokjes zijn op simpele wijze zestien informaties, 25 en op binaire wijze zelfs 256 informaties vast te leggen.

De bedoelde parameters kunnen zijn het voorbespeeld zijn, de soort magneetband, de bandlengte , de ‘banddikte, audio of video-registratie, aanduidingen van de aard van het programma, de opnamedatum, enz. Opgemerkt wordt, 30 dat de uitstekende rand 15» opgebouwd uit de verplaatsbare nokken 16, ook op de andere zijwand of de achterwand van de behuizing aanwezig kan zijn. Ook is het mogelijk één van de hoof dwandèn met een dergelijk rand uit te voeren.

In fig. 1 is weergegeven hoe de wand van de behuizing een verdiept gelegen deel 17 omvat waarin een strook bandvormig materiaal 18 aanbrengbaar is. Deze 8300476 * % PHN IO562 6 strook materiaal kan worden gevormd door een strookje magneetband van bijvoorbeeld 40 tot 50 mm lang en 2 tot 3 mm breed. De cassette met de opgeplakte strook kan in het magneetbandapparaat worden afgetast door 5 , een schrijf/leeskop die dan informatie geeft over band-soort, banddikte, lengte, programmasoort en duur, teller-stand, enz. De variabele cassettegegevens kunnen bij uitwissen en opnemen van nieuwe programma's door middel van een toetsenbord opnieuw op het strookje materiaal 10 worden ingevoerd. Ben andere mogelijkheid om de vaste cassettegegevens te detecteren is op het strookje materiaal, bijvoorbeeld op de achterwand 5> een enkel-of meervoudige barcode aan te brengen, welke de gegevens ^ bevat die door het apparaat optisch worden gelezen, bijvoorbeeld tijdens de invoerbeweging van de cassette in het apparaat.

In de uitvoeringsvorm volgens de fig. 4 en 5 is weergegeven hoe automatisch een indicatie van opname 2Q in een draagbaar magneetbandapparaat op de cassette kan worden verkregen. Hierbij is de gedachte dat elke cassette moet worden toegepast in een draagbaar apparaat en in een huiskamerapparaat. Deze beide apparaten werken onder andere met verschillende snelheden. Het draagbare apparaat 25 moet aan de cassette een indicatie meegeven, welke door het huiskamerapparaat herkend wordt. Door deze herkenning van de indicatie kiest het huiskamerapparaat een andere dan de normale snelheid dat wil zeggen de snelheid van het draagbare apparaat, hetgeen gewenst kan zijn om 2Q een goede beeldkwaliteit te verkrijgen. Hiertoe is de cassette voorzien van een nabij de achterwand 4 gelegen althans ten dele cylindervormige indicatieorgaan 19 dat draaibaar is om een as 20. Het indicatie orgaan 19 is voorzien van een stelnok 21, die in de positie als 35 weergegeven in fig. 4 tegenover een opening 22 in een hoofdwand van de behuizing gesitueerd is en welke door een via de opening 22 in de behuizing binnendringend verstelelement van een magneetbandapparaat, schematisch 8300476 Λ .

ΡΗΝ 10562 7 weergegeven door de pijl 23, versteld kan worden, hetgeen een verdraaiing van het indicatieorgaan teweegbrengt in een richting volgens de pijl 24 om de as 20· Hierbij beweegt het verstelorgaan 19 naar een stand als weer-5 gegeven in fig. 5» waarbij een uitsteeksel 25 vastklikt in een holte 26 in de achterwand 5· Aldus is het indica-tieorgaan 19 in deze stand gearreteerd. In deze stand is tevens een indicatieveld 27 van buiten de behuizing jg af duidelijk zichtbaar, bij voorkeur zowel in een richting gezien op de hoofdwand alsook op de achterwand. In deze stand is een tastdeel 28 gelegen voor een opening 29 in de behuizing, waardoor een aftastelement van het apparaat, in de tekening schematisch weergegeven door jg de pijl 30, de aanwezigheid van het tastdeel 28 kan waarnemen. Dit leidt ertoe dat in deze stand van het indicatieorgaan het magneetbandapparaat de juiste positie inneemt om de met het draaibare apparaat opgenomen registratie op de juiste wijze te kunnen weergeven.

20 Voor het terugverstellen van het indicatieorgaan 19 is een lid 31 aanwezig welke van buiten de behuizing af met de hand verstelbaar is naar de stand volgens fig. 4.

Aan de binnenzijde van de hoofdvand 4 van de cassette 1 bevinden zich twee nokken 32 en 33 ©n een 25 rug 3kt welke zich bij voorkeur loodrecht op een achterwand 35 uitstrekt. In de ruimte tussen de achterwand 35 en de nokken 32 en 33 is een doorlopende remveer 36 opgesloten, welke bij voorkeur een ¥ -vormige configuratie inneemt. De remveer 36 is in het midden nabij het einde 30 van de rug 3b vastgezet en ligt verder glijdend in de ruimte tussen de nokken 32 respektievelijk 33 en de achterwand 35· Door voorspanning staat de veer 36 met de vrije einden 37 en 38 zo ver mogelijk uit elkaar en tevens in de richting van de flenzen 39 en 40 gericht 35 waardoor de uiteinden in ingrijping met vertanding op de omtrek van de flenzen 39 en 40 kunnen komen. Over de rug 3b is een schuifstuk 41 rechtlijnig verplaatsbaar 8300476 PHN IO562 8 waarbij twee vorkpoten 42 en 43 de veer met delen 44 naar elkaar toedrukt. Dit heeft tot gevolg dat de einden 37 en 38 van de veer over de voetcirkel van de flens- vertanding naar elkaar toe bewegen tot zij de nokken 32 5 en 33 raken, waarna zij in de richting van de achterwand 35 schuiven tot buiten bereik van de flenzen 39 en 40, zodat deze vrij kunnen ronddraaien. Bij omgekeerde volgorde van handelen komen de einden 37 en 38 in ingrijping met de flenzen enbewegen zich met de flenzen om de draaiings-assen van de flenzen tot de magneetband gespannen staat, zie fig. 8 linkerhelft. De rechterhelft van fig. 8 geeft de stand aan waarin de remveer vrij ligt van de flens 39· Het voordeel van de beschreven spoelenrem is dat jg zij met een minimum aan onderdelen realiseerbaar is en dat tevens de opwikkelfunktie naast de remfunktie zich voordoet.

In de uitvoeringsvorm volgens de fig. 9 en 10 is een alternatieve koppeling weergegeven om de spoel-20 haspels in de cassette op hun respektievelijke spoel-schotels te bevestigen, waarbij tevens een centrering plaats vindt van de spoelhaspel ten opzichte van een aandrijfas 45 welke bij de spoelhaspel in een op ongeveer halve axiale hoogte gelegen centreeropening 46 schuift 25 tijdens het aanbrengen van de cassette op het apparaat.

Bij voorkeur is de opening 46 door niet weergegeven gleuven in drieën gedeeld. Hierdoor veert de wand rond de opening 46 iets uit en past de wand spelingsvrij om de as 45. Verder bevat de spoelhaspel aan de binnenzijde 30 bij voorkeur zes ruitvormige uitsteeksels 47 welke gelijk aan de omtrek verdeeld liggen en welke nabij de onderflens opgesteld staan, De spoelschotel 48 onder de aandrijfas 45 draagt bij voorkeur acht in tangentiale richting verende poten 49 met daarop ruitvormige 35 uitsteeksels 50 welke gelijken op de uitsteeksels 47·

Bij het' aanbrengen van de spoelhaspel op de spoelschotel 48 komen diametraal ten opzichte van elkaar steeds twee 8300476 PHN 10562 9 paren van de verende poten 49 in kontakt met twee paren uitsteeksels 47 aan de binnenzijde van de spoelschotel (zie fig. 10), waarbij de poten 49 paarsgewijs tangen- tiaal naar elkaar toe veren. Er zijn dus steeds vier 5 poten 49 van de spoelschotel 48 en twee ruiten 47 van de spoel niet bij de verbinding betrokken. De spoel-haspel is in elke willekeurige stand op de spoelschotel 48 te drukken en bij een volgende koppeling doen de jg voorgenoemde poten 49 en ruiten 50 mogelijkerwijs wel mee. Na het passeren van de diagonaal van de ruiten dat wil zeggen bij de grootste uitbuiging, trekken de veerpoten 49 de spoelhaspel met voorspanning tegen een aanslag, hetgeen een driepuntsoplegging inhoudt welke 15 statisch bepaald is. De haken en afmetingen van de ruiten 47 en 50 zijn onderling nauwkeurig afgestemd teneinde de oplegkracht zo klein mogelijk te houden, voldoende hoge aanligkracht op de spoelschotel 48 te verkrijgen en teneinde een voldoende groot koppel te 20 overbrengen. Het voordeel van deze konstruktie is dat bij aangebrachte magneetbandcassette een draq^aar magneetbandapparaat in alle standen gebruikt en bewogen kan worden.

De uitvoeringsvorm volgens de fig. 11 en 12 25 toont een verdere speciale konstruktie van de spoelhaspel bij de magneetbandcassette volgens de uitvinding. Ook hierbij is het gewenst tijdens bedrijf de spoelhaspels van een niet omkeerbare magneetbandcassette in axiale richting voldoende stevig tegen spoelschotels 51 van 30 een magneetbandapparaat te drukken. Hiervoor is het apparaat uitgerust met een bladveer 52 die met het vrije einde 53 tegen een taatsdeel 54 van een koppelstuk 55 drukt. Het koppelstuk bezit een aantal verende benen 56, in de weergegeven uitvoeringsvorm drie stuks, welke 35 in radiale richting beweegbaar zijn. Het koppelstuk 55 is met de bovenflens 57 van de spoelhaspel verbonden en steekt met de benen 56 door openingen in een centreer- 8300476 PHN IO562 10 naaf 58 van de spoelhaspel. Als met onderbroken lijnen weergegeven steekt in de bedrijfspositie een wikkeldoorn 59 van het magneetbandapparaat in de naaf 58» waarbij de benen 56 zich in tangentiale richting vastzetten in 5 sleuven 60 in de wikkeldoorn 59· Door de veer 52 wordt via taatsdeel 5^ en het koppelstuk 55 de spoel met een uitstekend deel 61 van de onderflens 62 tegen de spoel-schotel 51 van het apparaat gedrukt. Dit levert een goede koppeling van de spoelhaspel met de spoelschotel op en verder wordt een goede positionering van de spoelhaspel op de spoelschotel verkregen. Ter afdichting van de ruimte tussen het taatsdeel $b en de cassettehoofd-wand 63 kan op niet weergegeven wijze een labyrinth-jg afdichting rond het taatsdeel 5^· worden toegepast.

Ook kan een tussen de flens en de hoofdwand gelegen folie 64 gebruikt worden welke bij voorkeur vaneen in de ruimte tussen het taatsdeel 5^ en de hoofdwand 63 passende ringvormige afdichting voorzien is. Een derge-20 lijke folie is ook toepasbaar bij de afdichting tussen de onderflens 62 en de aangrenzende hoofdwand 65 van de cassette.

Opgemerkt wordt dat de in de voorgaande uitvoeringsvormen beschreven details onderling kombineerbaar 25 zijn en dat de magneetbandcassette volgens de uitvinding ook van varianten op de weergegeven details kan zijn voorzien.

30 35 8300476

Claims (8)

1. Magneetbandcassette met een behuizing, waarin naast elkaar gelegen, van flenzen voorziene spoelhaspels roteerbaar zijn gelegerd, met het kenmerk, dat/s^oelhaspels _ elk nabij een eerste flens met een koppelstuk voorzien 9 zijn,dat een taatsdeel omvat dat in een opening van de behuizing gelegen is en welk koppelstuk verder een aantal in binnenwaartse radiale richting verende benen omvat, welke binnen de naaf van de spoelhaspel gelegen jq zijn en aldaar koppelbaar zijn met een wikkeldoorn van het magneetbandapparaat, terwijl een tweede flens een ringvormig oplegvlak omvat voor het opleggen van de spoelhaspel op de spoelschotel van het magneetbandapparaat . 15 2« Magneetbandcassette volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de opening in de cassettebehuizing door een folie afgesloten is.

3· Magneetbandcassette volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat tevens de opening aan de zijde van de 20 wikkeldoorn door een folie afgesloten is.

4. Magneetbandcassette met een behuizing, waarin naast elkaar gelegen , van flenzen voorziene spoelhaspels roteerbaar zijn gelegerd, met het kenmerk, dat elke spoelhaspel aan de binnenzijde op ongeveer halve axiale hoogte een centreeropening omvat en verder nabij één der flenzen van ruitvormige uitsteeksels voorzien is, bestemd voor samenwerking met overeenkomstig gevormde uitsteeksels op de wikkeldoorn van een magneetband-apparaat.

5. Magneetbandcassette met een behuizing, waarin 30 naast elkaar gelegen, van flenzen voorziene spoelhaspels roteerbaar zijn gelegerd, met het kenmerk, dat bij de achterwand op de binnenzijde vande hoofdwand van de behuizing nabij elke spoelhaspel een nok aanwezig is en tussen de nok een rug gelegen is die zich ongeveer 35 loodrecht op de achterwand uitstrekt, waarbij een doorlopende remveer , gelegen in de ruimte tussen de achterwand en de nokken,in het midden bij het einde van de rug 8300476 PHN IO562 12 vastgezet is en althans ten dele door een over de rug verschuifbaar schuifstuk verplaatsbaar is , waardoor nabij de einden gelegen remdelen van de remveer van respektievelijk naar de flenzen beweegbaar zijn. 5 . o. Magneetbandcassette volgens conclusie 5» met het kenmerk, dat de remveer W-vormig uitgevoerd is en bij het van de achterwand af verplaatsen van het schuifstuk de remdelen naar elkaar toe bewegen.

7· Magneetbandcassette met een behuizing, met het kenmerk, dat de behuizing van een verstelbaar indicatieorgaan voorzien is dat een stelnok draagt die door een opening in de behuizing toegankelijk is voor een verstelelement van een magneetbandapparaat, welk 15 orgaan verder een tastdeel omvat dat door een andere opening in de behuizing toegankelijk is voor een aftast-element van een magneetbandap paraat.

8. Magneetbandcassette met een behuizing, met het kenmerk, dat een zijwand van de behuizing van een uit- 20 stekende rand voorzien is, well® opgebouwd is uit een aantal ten opzichte van de behuizing verplaatsbare nokken.

9. Magneetbandcassette met een behuizing, met het kenmerk, dat de behuizing in beide hoofdwanden een 25 opening omvat, welke openingen onderling in lijn liggen en welke een aftasting met licht door de behuizing heen mogelijk maken.

10. Magneetbandcassette met een behuizing, met het kenmerk, dat een wand van de behuizing een verdiept 30 gelegen deel omvat, waarin een strook bandvormig materiaal aaribrengbaar is en welke strook na aanbrengen aftastbaar is door magnetisch of optisch werkende aftastmiddelen van een magneetbandapparaat. 35 8300476