NL8204860A - Afgeefpomp voor vloeistof. - Google Patents

Description

* , N.0. 31 515 1

Afgeefpomp voor vloeistof.

De aanvrage heeft betrekking op een verdere ontwikkeling van aanvraag-sters aanvrage No. 8.100*581.

5 De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een met de vin ger bediende afgeefpomp voor vloeistof van het met de hand vastgehouden soort, en meer in het bijzonder op een dergelijke pomp met een verbeterde uitlaatafsluiter. Verdere kenmerken omvatten middelen voor het naar keuze blokkeren van de plunjer in de volledige ingedrukte stand en 10 middelen voor het naar keuze onbeweeglijk maken van de pompplunjer in de volledig naar boven gebrachte stand.

Afgeefinrichtlngen van het algemene soort waarop de onderhavige uitvinding betrekking heeft, omvatten uitlaatafsluiterlnrichtingen in de vorm van ringvormige wegklapbare organen of bussen welke veerkrach-15 tig buigzaam zijn voor het openen van de ultlaatdoorgang in reactie op een axiale stroom onder druk staande vloeistof welke tijdens de druk-8lag van de plunjer aangelegd wordt. De ultlaatdoorgang opent normaliter als het wegklapbare orgaan buigt of radiaal naar binnen doorbuigt, of indien de afdlchtflens of bus langs de omtrek uitzet in reactie op 20 een positieve druk. In beide gevallen moeten de omsnoerende rlngkrach-ten bij de cirkelvormige randen van dergelijke afsluiters overwonnen worden om de uitlaat te openen. Het is echter moeilijk om een passende omsnoerende sterkte te voorspellen en te ontwerpen welke overwonnen moet worden voor het afgeven van verschillende produkten met verschll-25 lende stroomkarakteristieken. Bovendien verlaten deze bekende afsluiters zich op hun eigen veerkrachtigheid, welke de cirkelvormige af-dichtrand zelf voorspant tegen de afsluiterzitting om de uitlaatdoor-gang te sturen. Het is dus moeilijk, zo niet onmogelijk, om deze zelf voorgespannen druk te stellen om de belasting van de afsluiter te stu-30 ren, zonder vervanging door een andere als afsluiter werkende wegklap-baar orgaan of bus.

Bovendien zijn verschillende methoden gebruikt om de plunjer tijdens de toestand van niet gebruik tijdens het transport en/of opslag onbeweeglijk te maken. Een dergelijke methode is beschreven in het Ame-35 rikaanse octrooischrift 3.527.551 voor het vergrendelen van de zuiger in een volledig ingedrukte stand waarbij uitsteeksels aan de buitenkant van de plunjer in aangrijping komen onder lippen, die vanaf een huis waarin de plunjer heen en weer beweegt, naar binnen steken. Het vergrendelen wordt teweeggebracht door draaiing van de plunjer nadat deze 40 volledig ingedrukt is. Het zou echter wenselijk zijn om een meer posi- 8204860 * 2 4 i l tieve vergrendeling van de plunjer te verschaffen om enig onbedoeld ontgrendelen van de plunjer te vermijden, terwijl tegelijkertijd een positieve afdichting teweeggebracht wordt tegen lekkage van produkt uit de houder door de beluchtingsopening van de houder tijdens het vergren-5 deld zijn van de plunjer.

Andere methoden zijn toegepast, inclusief degene die beschreven is de bovengenoemde samenhangende aanvrage, voor het onbeweeglijk maken van de plunjer in een volledig naar boven gebrachte stand boven het pomplichaam.

10 Het is daarom een doel van de onderhavige uitvinding om een af- geefpomp met een verbeterde uitlaatafsluiter te verschaffen, welke niet alleen betrouwbaarder en werkzamer is met betrekking tot het sturen van het ontladen van het produkt, maar in staat is om voldoende tegen de afsluiterzitting daarvan belast te worden om op werkzame wijze weer-15 stand te bieden aan lekkage tijdens opslag en vervoer.

Het is een ander doel van de uitvinding om een dergelijke ontlaat-afsluiterinrichting in de vorm van een ringvormige, zogenaamde bunsen-afsluiter te verschaffen, welke zich in zijdelingse richting uitstrekt en een verende ring omvat met een veerkrachtig scharnier om het openen 20 van de afsluiter tijdens de drukslag van de plunjer te vergemakkelijken.

Het is een verder doel van de uitvinding om een afgeefpomp te verschaffen met een heen en weer beweegbare plunjer die in staat is om in een volledig ingedrukte stand aan het pomplichaam vergrendeld te worden 25 op een wijze waarmee elke neiging tot onbedoeld ontgrendelen van de plunjer belet wordt, terwijl elke wisselwerking tijdens de heen en weer gaande plunjerbeweging indien deze ontgrendeld is, vermeden wordt.

Het is bovendien een verder doel van de onderhavige uitvinding om een vergrendelinrichting te verschaffen omvattende tegenover elkaar op 30 het pomplichaam liggende grendel en ontgrendel nokken in aangrijping met de grendelvingers om deze zijdelings weg te buigen.

De ringvormige bunsenafsluiter volgens de uitvinding omvat een zich in zijdelingse richting uitstrekkende verende ring, die tegen een zich zijdelings uitstrekkende afsluiterzitting op het inwendig opper-35 vlak van de plunjerkop ligt, een ringvormige veerkrachtige scharnier bij het voeteinde van de ring welke het deze mogelijk maakt mee te geven bij toenemen van de druk in de pompkamer tijdens de compressieslag van de plunjer. De belasting van de afsluiter wordt gestuurd door plaatsingsuitsteeksels voor de afsluiter welke de onderlinge naar bui-40 ten gerichte beweging van de plunjer bepalen om zo de aanlig druk van 8204860 3 I Λ de ring tegen de afsluiterzlttlng daarvan te bepalen. Het veerkrachtige scharnier wordt gevormd door een eenvoudige ringvormige groef die aan het voeteinde van de afsluiter aanwezig ls.

Een ander kenmerk van de uitvinding omvat de aanwezigheid van een 5 selectieve plunjervergrendeling voor een afgeefpomp door middel van een draaibare stuurring, welke voor de afgeeflnrichting als verstijving dient alsmede als middelen om de naar bovengerichte beweging van de plunjer in de volledig naar bovengebrachte stand tot staan te brengen.

De ring omvat een veelheid van grendelvingers welke op een gemeenschap· 10 pelijk niveau naar benedengerichte aanslaghouders om de plunjer heen hebben voor aangrijplng met een naar bovengerichte aanslagschouder, welke aangebracht is bij het benedeneind van de plunjer. Tegen elkaar liggende grendel· en ontgrendelnokken op het pomplichaam grijpen tegenover elkaar liggende oppervlakken van elk van de grendelvingers aan 15 voor het op positieve wijze wegbuigen van de vingers met de aanslag· schouders daarvan zowel transversaal in als uit de baan van de aanslagschouder op de plunjer. Een ringvormige afdichtring kan op het pomplichaam buiten de beluchtlngsopenlng van de houder aanwezig zijn voor aangrijplng met een oppervlak van de plunjer in de vergrendelde stand 20 om zo lekkage van produkt uit de houder door de beluchtlngsopenlng te beletten.

Andere doeleinden, voordelen en nieuwe kenmerken van de onderhavige uitvinding zullen duidelijker worden uit de onderstaande gedetailleerde beschrijving van de uitvinding, Indien deze in samenhang met de 25 bijgaande tekeningen gelezen wordt, waarin:

Fig. 1 een verticale doorsnede is, genomen langs de lijn I-I in fig. 3, van de afgeefpomp, welke de onderhavige uitvinding belichaamt en waarin de pomp gereed voor het afgeven in de volledig naar bovengebracht stand getoond is; 30 fig. 2 een doorsnede overeenkomstig fig. 1 is, genomen langs de lijn II-II in fig. 4, met de pomp in de vergrendelde stand getoond; fig.3 en 4 dwarsdoorsneden zijn respectievelijk genomen langs de lijnen III-III en IV-IV in fig. 1 en 2; fig. 5 een aanzicht van een verticale doorsnede door een afgeef-35 pomp is, welke de uitvinding belichaamt maar welke in een vergrendelde stand getoond is; fig. 6 een aanzicht van een dwarsdoorsnede genomen langs de lijn VI-VI in fig. 5 is;

Fig. 7 een aanzicht van een verticale doorsnede is, overeenkomstig 40 aan fig. 5, maar afgebeeld met de plunjer aan het eind van de naar be- 8204860 » k 4 neden gerichte afgeefslag; en fig. 8 een aanzicht van een dwarsdoorsnede is genomen langs de lijn VIII-VIII in fig. 7.

In de tekeningen hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op 5 dezelfde en overeenkomstige delen. In fig. 1 is een afgeefpomp voor vloeistof, in zijn geheel aangegeven met 10, afgebeeld, welke lijkt op aanvraagsters eerdere pomp, welke beschreven is in bovengenoemde samenhangende aanvrage, behalve dat de onderhavige pomp niet wezenlijk van het drukopbouw type is. In plaats daarvan is pomp 10 volgens de onder-10 havige aanvrage van het smoortype waarbij de uitlaat direkt opent bij een toename van druk in de pompkamer.

Pomp 10 omvat een pomplichaamorgaan 11 dat geschikt is om voor vloeistof dichte verbinding met de opening van een houder (niet afgebeeld) van een tot vloeien in staat zijnd produkt dat afgeven moet wor-15 den, bevestigd te worden, waarvoor een inwendig van schroefdraad voorziene dop 12, aanwezig is. Een bovenwand 13 van de dop draagt een rechtopstaande cilindrische zuiger 14, welke eindigt in een lipafdichting 15 voor een zuiger. De bovenwand 13 draagt dienovereenkomstig een holle stijl 16, welke in open verbinding staat met een dompelbuis 17, 20 die zich op gebruikelijke wijze in de houder uitstrekt, waarbij het boveneind van de dompelbuis nauwsluitend past binnen een bus 18, die vanaf het benedeneind van de dop afhangt. De stijl 16 ligt binnen en concentrisch ten opzichte van de zuiger en is aan het uitwendige oppervlak van een veelheid langsgroeven 19 voorzien voor een hieronder verder te 25 verduidelijken doel. Het boveneinde van stijl 16 eindigt in een inlaat-afsluiterzitting 21 waartegen een terugslagafsluiter 22 met kogel volledig aan ligt tijdens de compressieslag voor het sluiten van de inlaat tijdens de afgeefhandeling. Vasthoudvingers 23 voor de kogel strekken zich vanaf het bovenste eind van de stijl voor het opvangen van de te-30 rugslagafsluiter met kogel tijdens de zuig- of vulstap van de af^eef-handeling.

Een plunjer 24, in de vorm van een naar beneden open zijnde beker, is glijdend aangebracht voor heen en weer gaande beweging over het boveneinde van de zuiger. Een plunjerkop 25 ligt boven de plunjer en is 35 gevormd om een naar boven gericht vingerdeel 26 te vormen waardoor intermitterende vingerdruk op passende wijze op de kop opgebracht kan worden om naar de plunjer overgebracht te worden om de heen en weer gaande beweging daarvan op zuiger 14 voort te brengen. De plunjer wordt nauwsluitend ontvangen binnen de plunjerkop maar is tot onderlinge be-40 weging in staat vanwege een reden die hieronder duidelijker zal blij- 8204860 # 4 5 ken.

Een uitlaatdoorgang 27 in de plunjerkop heeft een uitlaatope-ning 28 die in een afhangende aantel 29 van de kop aangebracht is en zich door een uitlaattuit 31 uitstrekt, «elke in verbinding staat met 5 de atmosfeer. Onderlinge beveging tussen de plunjer en de zuiger bepaalt een pompkamer 32 met variabel volume, waarmee de uitlaatdoorgang via de openingen 33 in de bovenwand 34 van de zuiger in verbinding staat, welke openingen zich door het boveneind van een bus 35, die van wand 34 afhangt, uitstrekken. Deze bus omelult stijl 16 en glijdt tij-10 dens heen en weer gaande beweging van de zuiger daarlangs, en voorziet in enige stabllteit voor de plunjer tijdens de afgeefhandellng tegen de werking van een retourveer 36 in en bij de teryggaande beweging door de retourveer 36, welke tussen de plunjer en de zuiger werkt. De groeven 19 verbeteren het vullen van de pompkamer met produkt tijdens de vul-15 stap van het bedrijf.

Daartoe houdt, bij het begin van het zich vullen met vloeistof en/of de pomphandellng, veer 36 de plunjer in de volledig naar bovengebrachte stand van fig. 1, waarbij de kop tegen naar bovengerichte verplaatsing vastgehouden wordt door de onderlinge aangrijping van rlng-20 vormige aanslagschouders 37 en 38. De schouder 38 is gevormd op een ringvormig uitsteeksel 39 dat naar binnensteekt van een stuurorgaan van ring 41, welke bevestigd is aan het pomplichaamorgaan voor onderlinge draaibeweging door middel van samenwerkende ringvormige uitsteeksels respectievelijk 42 en 43, welke aanwezig zijn op de organen.

25 De uitlaatafsluiterinrichting volgens de uitvinding omvat een ringvormige verende ring of wegklapbaar orgaan 44 dat zich naar buiten van bovenwand 34 in een zijdelingse richting ten opzichte van de as van de heen en weer gaande beweging van de plunjer» Een ringvormige afslui-terzitting 45 is bij het onderoppervlak op de plunjerkop in de nabij-30 heid van de uitlaatopening 28 aanwezig. De verende ring werkt als een bunsenafsluiter, welke zichzelf tegen de afsluiterzltting 45 bij het bovenste oppervlak 46 daarvan voorspant in direkte verbinding met de pompkamer via openingen 33. Het voeteinde van de afsluiter is ingesnoerd door de aanwezigheid van een ringvormige groef 47, welke een 35 veerkrachtige scharnier bepaalt waarlangs de afsluiter tijdens de sa-mendrukslag van de plunjer beweegt, zoals met stippellijnen in fig. 1 getoond is. Het bovenoppervlak van de plunjer helt zoals bij 48 naar beneden en naar buiten om elke verstoring tijdens het open zijn van de uitlaat te vermijden.

40 Aangenomen dat de pomp zo gevuld is met vloeistof, sluit een naar 8204860 • » 6 beneden gerichte slag van de plunjerkop 20 de inlaat en brengt een druk toename binnen de pompkamer teweeg zodat de vloeistof zijdelings vanaf de pompkamer tegen oppervlak 46 van de uitlaatafsluiter beweegt wat de ring 44 iets weg van de zitting daarvan doet bewegen, waardoor zo 5 vloeistof in staat gesteld wordt om door opening 28 en uit de uitlaat-tuit te stromen. Opgemerkt moet worden dat de uitwendige diameter van het wegklapbare orgaan 44 iets kleiner is dan de inwendige diameter van de mantel 29 van de plunjerkop om verstoring tijdens het openen en sluiten van de uitlaat te vermijden en om in een zich over 360° langs 10 de omtrek uitstrekkende stroomdoorgang van boven wegklapbaar orgaan 44 tot onder wegklapbaar orgaan 44 te voorzien.

De zijdelingse verende ring 44 heeft een eigen elastisch geheugen hetgeen een dichte tegen lekken bestendige afdichting tijdens elke zuigslag en tijdens het niet gebruiken verzekert. Niettemin kan de be-15 lasting van de uitlaatafsluiter gestuurd moet worden om weerstand tegen lekkage tijdens transport en opslag te verzekeren. Hiertoe zijn plaat-singsuitsteeksels 49 voor de afsluiter met een vooraf bepaalde grootte aanwezig bij het onderoppervlak van de plunjerkop, of alternatief aan het bovenoppervlak van de plunjer. De bovenwand 34 van de plunjer slaat 20 bij het eind van de naar boven gerichte plunjerslag tegen deze uitsteeksels, zoals in fig. 1 afgebeeld is. Het blijkt dus dat bij uitsteeksels 49 die een verhoudingsgewijs kleinere grootte hebben dan afgebeeld, verende ring 44 belast zou worden met een grotere aanleg druk aangezien deze een plattere stand bij het sluiten van de afsluiter aan-25 neemt. Het tegengestelde geldt voor uitsteeksels met een verhoudingsgewijs grotere omvang. Deze uitsteeksels dienen als draagblokken tegen de kracht van veer 36 in en begrenzen op werkzame wijze de naar buiten gerichte beweging van de plunjer tijdens de teruggaande slag. Voor verschillende toepassingen en behoeften, kunnen dus plunjerkoppen met pas-30 send bemeten uitsteeksels gekozen worden zonder de behoefte om enig ander deel van de inrichting te vervangen.

Een ander kenmerk van de uitvinding heeft betrekking op het vergrendelen van de plunjer in de volledig ingedrukt stand uit fig. 2. Hiertoe zijn een veelheid van grendelvingers 51 bevestigd aan een 35 stuurorgaan 41 en deze hangen rechtstandig van een boveneind daarvanaf. Naar beneden gerichte aanslagschouders 52 zijn in de nabijheid van de beneden einden 53 daarvan aangebracht en liggen in een zelfde vlak rond de plunjer. Nokgroeven 54 (fig. 3 en 4) zijn aanwezig in het bovenoppervlak van de wand 13 voor elk van de grendelvingers waarvan er in het 40 beschreven voorbeeld vier zijn, hoewel elk redelijk aantal groter dan 8204860 7 één aanwezig kan zijn. Elke nokgroef omvat een tegenoverliggend paar nokoppervlakken 55 en 56 voor het respectievelijk grendelen en ontgrendelen van de plunjer bij draaiende beweging van het stuurorgaan indien de grendelvingera samen met de aanslagschouders daarvan op positieve 5 wijze transversaal in alsmede uit de baan van de aanslagschouder 38 weggebogen worden. Het de plunjer naar beneden gedrukt in de laagste stand van fig. 2, en met de einden 53 van de grendelvingers liggend in de standen uit fig. 1 en 3, zal dus onderlinge draaiende beweging van organen 41 en 11 de grendelvingers transversaal wegbuigen in de standen 10 uit fig* 2 en 4 waarin schouders 37 en 52 onderling aangrijpen om de plunjer op positieve wijze te vergrendelen. Met een dergelijke inrichting blijkt dat elke neiging voor het onbedoeld ontgrendelen van de plunjerkop belet wordt en elke wisselwerking tussen de kop en de gren-delvlnger 5 tijdens de heen en weer gaande beweging vermeden wordt.

15 Indien de plunjer volledig ingedrukt is en zich in de onbeweeglij ke stand uit fig. 2 bevindt, komt een sonde 57, welke afhangt van de bovenste wand 34, in aangrljping met kogelafsluiter 22 en drijft deze tegen de zitting 21 daarvan, en de kogelafsluiter zal dus met zowel zitting 21 als het vrije eind van de sonde 57 samenwerken om de door-20 gang voor vloeistof door de inlaat af te sluiten. Een dergelijk bekend kenmerk is beschreven in het Amerikaanse octroolschrlft 2.956.509.

Het pomplichaam omvat eveneens een beluchtingsopening 58 voor de houder om lucht in de houder toe te laten om na elke afgeefslag in de plaats van hetr produkt te treden om hydraulische afsluiting binnen de 25 houder te beletten. Om lekkage van produkt door deze beluchtingsopening tijdens de niet in beweging zijnde en niet ingebruik zijnde toestand uit fig. 2 te beletten, is een ringvormige opstaande lipafdichting 59 aanwezig bij de bovenwand 13 en deze is iets naar buiten voorgespannen teneinde dichtend tegen het inwendig oppervlak van de plunjerkop 29 aan 30 te liggen. Het blijkt zo dat de ontluchtlngs-, inlaat-, en uitlaatope-ningen allen sluitend afgedicht zijn tegen lekkage in de stand van de pomp uit fig. 2.

Een ander kenmerk van de uitvinding omvat de aanwezigheid van parende afgeschuinde oppervlakken respectievelijk 61 en 62 op de mantel 35 van de plunjerkop en bij het boveneind van de stuurring, waarbij oppervlak 61 naar boven en naar buiten helt ten opzichte van de as van de heen en weer gaande beweging, en oppervlakken 62 naar beneden en naar binnen ten opzichte van die as hellen. Nadat de houder gevuld is met produkt, kan zo de stuurring van de pomp dan gedraaid worden uit de 40 stand van fig. 1 naar de stand van fig* 2 ten einde de borgvingers 8204860 8 transversaal naar binnen naar de zuiger toe weg te buigen. De plunjer kan dan naar beneden over de zuiger gedrukt worden zodat de schou-ders 38 achter schouders 52 snappen tot een onbeweeglijke stand. De pomp wordt zo gereedgemaakt om naar de klant verzonder te worden.

5 De pomp 10A uit flg. 5 heeft dezelfde uitlaatafsluitinrichtlng als beschreven aan de hand van fig. 1 en ls constructief in hoofdzaak hetzelfde als pomp 10 zodat een gedetailleerde beschrijving niet herhaald hoeft te worden. Pomp 10A verschilt niettemin in bepaalde opzichten door de aanwezigheid van een plunjer 24 met een lange mantel, die ein-10 digt in een ringvormige lipafdichting 63, welke langs een wand 64 glijdt, welke van bovenwand 13 van de dop van de houder afhangt. De wand 64 is bij het bovendeel cilindrisch zodat een ontluchtings-kamer 65, welke begrensd wordt door de ruimte tussen wand 64 en de zuiger die in open verbinding staat met het inwendige van de houder via 15 een beluchtingsopening 58 van de houder, door lipafdichting 63 naar de atmosfeer gesloten blijft terwijl deze lipafdichting in aanraking is met dit bovendeel bij de beginstadia van de naar beneden gerichte plun-jerslag. Wand 64 strekt zich bij het benedendeel zoals bij 64a geleidelijk naar buiten uit, zodat een geleidelijk groter wordende ringvormige 20 spleet gevormd wordt tussen lipafdichting 63 en dit benedendeel indien de plunjer het eind van de naar beneden gerichte slag, zoals in fig. 7 afgeheeld, nadert. Indien de lipafdichting naast wanddeel 64a geplaatst wordt, staat de houder middels een beluchtingsorgaan in verbinding met de atmosfeer, welke doorgang zich door beluchtingsopening 58a,' tussen 25 wand 64 en de plunjer, en buiten de pomp door de niet-afdichtende aan-grijping tussen uitsteeksels 39 en plunjermantel 29 uitstrekt. Een dergelijke beluchtingsinrichting is beschreven in de samenhangende aanvrage 8.100.581.

Ook is in de in fig. 5 getoonde uitvoering een veelheid van zich 30 in de langsrichting uitstrekkende ribben 66 aanwezig, die op afstand langs het uitwendige oppervlak van plunjer 24 aangebracht zijn, en die van boven naar beneden taps naar binnen lopen. Deze ribben dienen als geleidingsmiddel met weinig wrijving tussen de plunjer en de zuigerwand tijdens de heen en weergaande beweging van de zuiger. Verder is een 35 ringvormige pakkingbus 67 aanwezig tussen de plunjer en de plunjerkop en deze wordt binnen een ringvormige groef 68 op zijn plaats gehouden op de plunjer. Deze pakkingbus verschaft een afdichting tussen de plunjer en de kop terwijl deze nochtans de onderlinge verschuiving van de plunjer vergemakkelijkt bij het samenvoegen van een andere plunjerkop 40 met verschillende plaatsingsuitsteelsels 49 voor het plaatsen voor het 8204860 9 doel dat aan de hand van fig. 1 beschreven is. Een dergelijke pakking-bus kan eveneens aanwezig zijn in de pomp volgens fig. 1, In plaats van de nauwsluitende aangrljplng tussen plunjer 24 en mantel 29.

Nog een ander verschil tussen afgeefinrichting 10 en 10A is dat de 5 plunjer van laatstgenoemde en beweegbaar gemaakt wordt in een volledig naar bovengebrachte stand boven het pomplichaam, overeenkomstig als in fig. 4 en 5 van de bovengenoemde samenhangende aanvrage getoond. Die aanvrage maakt daarom nadrukkelljk deel uit van de onderhavige aanvrage. In het kort Is een stuurorgaan 41a voorzien van een veelheid 10 nokgroeven 69 bij het onderoppervlak van de bovenwand 71 daarvan. De boveneinden 72 van grendelvingers 73 grijpen respectievelijk in deze nokgroeven om zo daardoor transversaal weggebogen te worden naar de as van de heen en weergaande beweging in en uit de baan van de heen en weergaande beweging van een naar beneden gerichte aanslagschouder 74 op 15 de plunjerkop. De plunjer is onbeweegbaar gemaakt, in een volledig naar bovengebrachte stand getoond in fig. 5, en is in fig. 7 getoond nadat de grendelvingers naar buiten weggebogen zijn om de heen en weeggaande beweging van de plunjer mogelijk te maken.

Natuurlijk kunnen vele andere wijzigingen en veranderingen met be-20 trekking tot de onderhavige uitvinding uitgevoerd worden welke hierboven niet beschreven zijn, terwijl deze toch binnen het bereik van de onderhavige uitvinding liggen.

8204860

Claims (16)

1. Pomp voor het afgeven van fluïdum uit een houder, omvattende een pompkamer met variabel volume begrensd door onderlinge beweging tussen zuiger en cilinderorganen langs een as van heen en weergaande 5 beweging, welke kamer een door een afsluiter gestuurde inlaatdoorgang heeft, een ultlaatdoorgang, die zich uitstrekt vanaf die kamer, heeft, een uitlaatafsluiter voor de ultlaatdoorgang heeft, waarbij het pompen van fluïdum uit de pompkamer door de ultlaatdoorgang teweeggebracht wordt door de onderlinge beweging tussen de organen tegen de krachten 10 van een retourveer in die daartussen werkt, welke veer tot onderlinge naar buiten gerichte beweging tussen die organen aanzet voor het aanzuigen van fluïdum in de kamer door de inlaatdoorgang, waarbij de uit-laatdoorgang zich vanaf de pompkamer in een zijdelingse richting ten opzichte van de as van de heen en weergaande beweging uitstrekt, met 15 het kenmerk, dat de uitlaatafsluiter een afsluiterzitting en een verende ring omvat die zich beide in zijdelingse richting uitstrekken, welke verende ring scharnierend verbonden is met ién van de organen voor veerkrachtige aangrijping tegen de afsluiterzitting in een gesloten stand van de uitlaat, en waarbij de retourveer de uitlaatafsluiter in 20 de gesloten drijft.

2. Pomp volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat deze verder middelen omvat, die in aangrijping zijn met het ene orgaan om de onderlinge naar buiten gerichte beweging tussen de organen te bepalen om zo de aanlegdruk van de verende ring tegen de afsluiterzitting te sturen.

3. Pomp volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het orgaan een heen en weergaande plunjer, en een plunjerkop op die plunjer omvat en dat de kop de ultlaatdoorgang, de afsluiterzitting en de stuurmiddelen omvat.

4. Pomp volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de stuurmiddelen 30 een veelheid van uitsteeksels omvatten welke een uitwendig oppervlak van de plunjer aangrijpen.

5. Afgeefpomp omvattende een pomplichaam, met een daaraan bevestigde zuiger, een ringvormige plunjer aangebracht voor heen en weergaande beweging op de zuiger om daarmee een pompkamer met variabel vo- 35 lume te begrenzen, een door een afsluiter gestuurde inlaatdoorgang die zich door de zuiger in die kamer uitstrekt, een plunjerveer die de plunjer tot beweging in de zuigslag aanzet, een plunjerkop op de plunjer, welke kop een ultlaatdoorgang omvat die zich vanaf de pompkamer uitstrekt en een ringvormige afsluiterzitting in de nabijheid van de 40 ultlaatdoorgang, met het kenmerk, afsluiterzitting zich in zijdelingse 8204860 * ♦ richting naar de as van de heen en weergaande beweging van de plunjer uitstrekt en op een inwendig oppervlak van de kop ligt, waarbij de afgeef pomp verder omvat een uitlaatafsluiter op de plunjer omvattende een ringvormige verende ring, die een ringvormige veerkrachtig scharnier 5 heeft waarlangs de uitlaatafsluiter bevestigd is aan de plunjer, welke veerrlng zich naar bulten vanaf de plunjer in zijdelingse richting uitstrekt en op veerkrachtige wijze in aangrijping is met de afsluiterzit-tlng in de gesloten stand van de uitlaat bij het eind van de zuigslag, waarbij de plunjerveer de ring in de gesloten stand drijft.

6. Pomp volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat middelen ver schaft zijn tussen de plunjer en de kop om de grootte van de zuigslag te bepalen om zo de aanlegdruk van de ring tegen de afsluiterzltting te bepalen.

7. Pomp volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het middel voor 15 het bepalen een veelheid uitsteeksels op de kop omvat, welke in aangrijping zijn met een uitwendig oppervlak van de plunjer.

8. Pomp volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het scharnier tussen de verende ring en de plunjer uit een ringvormige groef bestaat om een opengaande beweging van de afsluiter weg van de kop en de af-20 sluiterzitting te bewerkstelligen tijdens de drukslag van de plunjer.

9. Pomp volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat een uitwendig oppervlak van de verende ring in aangrijping is met de afsluiterzltting in de gesloten stand van de uitlaat.

10. Afgeefpomp met een heen en weergaande plunjerkop aangebracht 25 op een pomplichaamorgaan voor het afgeven van produkt uit een houder bij heen en weergaande beweging van een plunjer, met aanslagmiddelen op de kop, met een stuurorgaan dat draaibaar aangebracht is op het li-chaamsorgaan en dat een axiale opening heeft waardoor het aanslagmiddel zich tijdens de heen en weergaande beweging van de plunjer uitstrekt, 30 met ten minste één rechtstandige grendelvinger welke transversaal naar de as van de heen en weergaande beweging van de plunjer weg te buigen is in de baan van de heen en weergaande beweging van de aanslagmiddelen, met het kenmerk, dat de grendelvinger bevestigd is aan het stuurorgaan en een naar beneden gerichte aanslagschouder heeft die in 35 de nabijheid van het benedeneind daarvan aangebracht is, waarbij de aanslagmiddelen op de plunjerkop een naar boven gerichte aanslagschouder omvatten,waarbij tegenoverelkaar liggende nokmiddelen op het li-chaamsorgaan in voortdurende aangrijping zijn met respectievelijk tegenoverliggende oppervlakken van de grendelvinger voor het op positieve 40 wijze wegbuigen van de vinger en de zich daarop bevindende naar bene- 8204860 « dengerlchte aanslagschouder transversaal in alsmede respectievelijk uit de baan van de aanslagmiddelen, in reactie op onderlinge draaiende beweging van de organen, waardoor de plunjerkop vergrendeld kan worden in een naar benedengebrachte stand ten opzichte van het lichaamsorgaan, en 5 waarbij elke neiging om onbedoeld de plunjerkop te ontgrendelen belet wordt terwijl elke wisselwerking tussen de kop en de vinger tijdens de heen en weergaande beweging van de plunjer vermeden wordt.

11. Pomp volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat een beluch-tingsopening voor de houder aangebracht is in het lichaamsorgaan, en 10 dat een ringvormige afdichting aanwezig is op het lichaamsorgaan buiten de beluchtingsopening voor het op afdichtende wijze aangrijpen van de plunjerkop in de ingedrukte stand.

12. Pomp volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn om de plunjerkop naar boven te drijven naar een volledig 15 naar bovengebrachte stand, waarbij uitsteeksels middelen op het stuur-orgaan in aangrijping zijn met de naar boven gerichte schouder om de naar boven gerichte beweging van de plunjerkop in de volledig naar boven gerichte stand tot stilstand te brengen.

13. Pomp volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat een veelheid 20 van de grendelvingers bevestigd zijn aan het stuurorgaan en in een ringvormige opstelling rond de plunjer aangebracht zijn met de naar beneden gerichte aanslagschouders op een gelijk niveau liggend voor aangrijping met de naar boven gerichte aanslagschouder bij het wegbuigen van de vingers in de baan van de heen en weergaande beweging, en waar-25 bij een overeenkomstige veelheid tegenoverliggende nokmiddelen respectievelijk samenwerken met de vingers voor het gelijktijdig transversaal wegbuigen van de vingers om respectievelijk aangrijping tussen en uit aangrijping geraken van de naar boven en naar beneden gerichte aanslagschouders teweeg te brengen bij onderlinge verdraaiing van de organen.

14. Pomp volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het aanslag- middel op de plunjer verder een ringvormig oppervlak omvat dat naar beneden en naar binnen naar de as van de heen en weergaande beweging van de plunjer afgeschuind is, en dat de uitsteekselmiddelen een bovenste eind hebben dat naar boven en naar buiten helt ten opzichte van de as, 35 voor aangrijping met het ringvormig oppervlak om het samenvoegen van de plunjer samen met en het stuurorgaan bij het naar buitenbuigen van het boveneind te vergemakkelijken.

15. Pomp volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de vinger een inwendig oppervlak heeft dat vanaf het boveneind naar de as helt indien 40 de vinger weggebogen wordt in de baan, waardoor de plunjer in de inge- 8204860 V drukte stand bij het samenvoegen samen met het stuurorgaan vergrendeld kan worden.

820 A 860