NL8203629A - Werkwijze voor het bekleden van vormdelen en inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze. - Google Patents

Description

..

NO. 31.314 1

Werkwijze voor het bekleden van vormdelen en inrichting voor het uit-voeren van de werkwijze_

De uitvindlng heeft betrekking op een werkwijze voor het bekleden 5 van vormdelen, zoals deze bijvoorbeeld voor de bekleding van het inte-rieur van motorvoertuigen gebruikt worden, waarbij de gevormde onafge-werkte delen op een oplegorgaan voor onafgewerkte delen opgebracht, In een bekledingsinrlchting met een van een eindloze band onttrokken be·· kledingsfolie bedekt en onder inwerking van warmte en druk duurzaam met 10 deze verbonden worden en op een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze.

Het het begrip "bekleden" wordt in het algemeen een bewerkingspro-Ces aangegeven, waarbij een of meerdere halffabrikaten door direkte of indirekte verwarming en onder invloed van druk samengevoegd worden, 15 waarbij een als kleefmiddel werkende tussenlaag voor een duurzame ver-binding zorg draagt. In de automobieltechniek bekende werkwijzen voor het vervaardigen van bekledingen voor het interieur voor personenauto's i en dergelijke gaan hierbij van halffabrikaten, zoals vormdelen uit cel lulose of lignocellulose als uitgangsmaterialen van de draaglaag uit, 20 waarvan het binnen het voertuig zichtbare oppervlak met overtrekmateri-alen van verschillende soort, namelijk met een zogenaamd decoratiemate-riaal bekleed wordt.

Het is hierbij bekend om zowel thermoplastische alsook duoplas-tische bekledingen in de vorm van eindloze materialen te verwerken, 25 waartoe de reeds geperste vormdelen aan een afzonderlijke bekledingsin-richting toegevoerd worden, welke al naar gelang uitvoeringsvorm in verschillende mate geautomatiseerd is. De van een voorraadrol onttrokken bekledingsfoile doorloopt na een lijmstation een.verwanoingszone, voordat deze in een bekledingspers met het vormdeel samengevoegd wordt, 30 waarop deze in het algemeen met de hand uit de bekledingsinrlchting ge-nomen wordt, om dan met de hand aan een zogenaamd omslagproces te worden onderworpen, waarbij de buiten de omtreksranden van het vormdeel uitstekende randdelen van de bekledingsfolie met de hand om deze randen heen gelegd worden en door voldoende hechtwerking op de achterkant van 35 het vormdeel vastgedrukt worden.

Afgezien van de niet onaanzienlijke en zo niet economische volle-dig met de hand uitgevoerde stappen van deze werkwijze is het hierbij ook nog van nadeel dat door deze werkwijze blj het werken met een eindloze band bekledingsfolie het gereedschap van de bekledingsinrlchting 40 tenminste voor een voorafbepaald aantal bekledingsprocessen slechts 8203629 •r. v 2 voor SSn bepaald vormdeel, bijvoorbeeld de bekleding van de rechter voordeur van een personenauto, ingericht kan zijn en dat daarna een out-bouw op bijvoorbeeld de bekleding van de linker voordeur geschieden kan enz. Zo ontstaat echter bet nadeel dat verschillende hoedanigheden van 5 het bekledingsmateriaal welke niet alleen van lading tot lading als on-afwendbaar geaccepteerd moeten worden, maar ook in δέη en dezelfde voorraadsrol op kunnen treden, er toe leiden, dat, om bij het genoemde voorbeeld te blijven, de binnenbekledingen van de deur van een en het-zelfde voertuig al is het maar in geringe mate door kleurnuanceringen, 10 verschillen in ruwheid, verschil in nerfvorm en dergelijke meer ver-schillen kunnen, wat vanzelfsprekend zo mogelijk vermeden moet worden. Een verder nadeel bij het bewerken van de elndloze band bekledingsfolie is dat door de genoemde wijze van werken een in vergaande mate discon-tinu verloop van het werk resp. met te lange stilstandsperioden ont-15 staat, waarbij het verwarmingsproces van de folie steeds gedurende on-geveer die tijd onderbroken moet worden, welke het uitnemen van een zo-juist bekleed vormdeel en het weer inbrengen van een nieuw te bekleden vormdeel in beslag neemt.

De onderhavige uitvinding, heeft als doel met de bekende werkwijze 20 voor het bekleden van vormdelen, ook bij het bekleden in grotere pro-duktie-aantallen, de continulteit van de toevoer van het bekledingsmateriaal te verbeteren en zo de discontinulteit van het verwarmen door aanzienlijke toename van het tempo in verregaande mate te elimineren en het hierbij mogelijk te maken dat Sen en dezelfde folie-kwaliteit voor 25 een bij elkaar behorend stel vormdelen, dus bijvoorbeeld het totaal van de vormdelen van de interieurbekleding van Sen en dezelfde personenauto, samenhangen, dus in direkte opeenvolging in de tijd vervaardigd kan worden.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de onafge-30 werkte delen wisselend van tenminste twee kanten zodanig in de tijd op elkaar volgend aan de bekledingsinrichting toegevoerd worden, dat in de tijd gedurende welke het bekledingsproces uitgevoerd wordt, tenminste een oplegorgaan voor onafgewerkte delen van een nieuw onafgewerkt deel voorzien wordt en gelijktijdig een reeds bekleed vormdeel door een om-35 slag- en/of stanzinrichting overgedragen wordt alsmede door een inrich-ting voor het uitvoeren van de werkwijze waarbij aan de bekledingsinrichting tenminste twee bekledingsgereedschappen toegevoegd zijn, waarbij de bekledingsgereedschappen wederkerig met de bekledingsinrichting en steeds een gereedschap of tenminste twee omslaginrichtingen in werk-40 zarae aangrijping te brengen zijn, en tenminste delen van de bekledings- 8203529 !Γ ' ^‘/ν ι... .. . .

3 « -ί.

en omslaginrichtiagen in verticale en/of horizontale richting tussen steeds twee eindstanden beweegbaar aangebracht zijn.

Van voordeel zijnde uitvoeringen en verdere uitvoeringen ter be-reiking van bet doel blijken uit de volgconclusies.

5 Doordat de te bekleden vormdelen niet meer rechtstreeks in een op zich vaststaande bekledingsinrichting ingebracht moeten worden, waar-door de bekledingsfolie in de vorm van een eindloze band geleid wordt, maar doordat bekiedingsinrichtig van meerdere, bij voorkeur twee» be-kledingsgereedschappen voorzien is, welke van meerdere ruimtelijk ge-10 scheiden oplegorganen voor onbewerkte delen wisselend onbewerkte delen opnemen, terwijl tenminste een bekledingsgereedschap binnen de bekledingsinrichting een bekledingaproces uitvoert, vallen praktisch de tot nu toe noodzakelijke pauzen bij de bekleding, welke door het inbrengen van het onbewerkte deel in de bekledingsinrichting, het afsnijden van 15 de bekledingsfolie uit de eindloze band en tot slot het uitnemen van het beklede vormdeel ontstonden. Het uitsnijden en omslaan, dus het afsnijden van de rand van de bekledingsfolie, en het omleggen van deze folie om de randen van het vormdeel geschiedt bij de nog door het ver-warmingsproces verwarmde folie in verweekte toestand in Sen en het-20 zelfde werkproces, hetgeen op gelijke wijze voor het eventueel naar wens aanbrengen van stanzdelen en openingen in het beklede vormdeel geldt. De direkt op elkaar volgende vervaardiging van bijvoorbeeld linker- en rechter deurzijden alsmede ook van de andere vormdelen welke voor de uitrusting en een en dezelfde personenauto dienen, waarborgen 25 hiertoe een absolute gelijkheid van kwaliteit, waartoe in het bijzonder een gelijke optische indruk voor het totaal van een stel vormdelen be-hoort. Bij de in de voorkeursuitvoerlngsvorm gekozen tandeminrichting is verdubbeling van de werksnelheid mogelijk. In een meer algemene verdere uitvoeringsvorm kan in plaats van de tandeminrichting ook een re-30 volverinrichting voor de oplegorganen voor de onbewerkte delen en over-eenkomstig de omslag en stanzinrichtingen gekozen worden, welke dan bijvoorbeeld radiaal ten opzichte van elkaar gericht zijn, zodat hier-door nog een hoger tempo te bereiken zou zijn. Elke tot nu toe noodzakelijke onderbreking bij de verwarming vervalt op van voordeel zijnde 35 wijze bij de onderhavige uitvinding.

De bekleding, het afsnijden van de randen en het omslaan van het uitstekende foliemateriaal geschiedt ruimtelijk gecentraliseerd binnen een enkele opstelling van inrichtingen.

Verdere voordelen van de werkwijze in samenhang met de inrichting 40 voor het uitvoeren van de werkwijze worden hieronder aan de hand van 8203629 4 een voorkeursuitvoering van de inrichting nader beschreven.

De bijgevoegde tekening toont, gedeeltelijk in doorsnede, een schematische perspectivische afbeelding van de onderhavige inrichting.

Uit de tekening blijkt dat de bekledingsfolie van een voorraadrol 5 1 in de vorm van een eindloze band 2 direkt of middels een niet afge- beelde ketting of bandaandrijving in de pijlrichting eerst via een toe-voerrol 3 aan een lijminrichting 4 toegevoerd wordt, waarin uit een houder via een lijmrol 5 thermisch geactiveerde kleefstof op de inrichting met dubbele rollen 6 verschaft wordt, waardoor de eindloze band 2 10 heen loopt.

Achter de lijminrichting 4 is een inrichting voor het afvoeren van lucht 7 geschakeld, welke in hoofdzaak uit een doosvormlg gesloten ruimte bestaat, waarin het bekledingsfolie over een aantal omkeerrollen 8 herhaalde malen omgekeerd heen en weer geleid wordt en hierbij bij 15 voorkeur met droge warme lucht bestreken wordt, waardoor de thermische activering en konditionering van de kleefstof voor de bekleding ge-schiedt. De bij voorkeur uit een thermoplastisch foliemateriaal of een schuimfolie of dergelijke bestaande eindloze band 2 doorloopt na het verlaten van de inrichting voor het afvoeren van lucht 7 een verwar-20 mingsinrichting 9, die een in de lengte daarvan bepaald verwarmings-traced vormt, en waarin de bekledingsfolie op een voor een werkwijze met dieptrekken door vacuum noodzakelijke temperatuur verwarmd wordt en de kleefstof voor het bekleden gelijktijdig een optimale thermische activering ondergaat.

25 Direkt na de verwarmingsinrichting 9 bevindt zich in de bewegings- richting van de eindloze band 2 de bekledingsinrichting 16. De over-blijvende afgesneden resten van de eindloze band 2 verlaten op de afge-beelde wijze de bekledingsinrichting 16 en worden via een afvoercilin-der resp. een omkeerrol 21 aan het afval opnemende orgaan 20 toege-30 voerd.

De bekledingsinrichting 16 bestaat in het uitvoeringsvoorbeeld uit een vacuumvorminrichting en vormt in naar beneden gebrachte toestand van het bekledingsgereedschap 10 resp. 10’, welke de persstempel vormt, een de bekledingsfolie tussen zich insluitende aan alle kanten gesloten 35 ruimte, waarin door het opbrengen van vacuum de bekledingsfolie vast tegen een door de persstempel resp. door het bekledingsgereedschap 10, 10' vastgehouden onbewerkte deel 11 gedrukt wordt en door een eerder opgebracht kleefstof voor het bekleden over het hele vlak duurzaam be-vestlgd wordt. Binnen de bekledingsinrichting zijn snijinrichtingen 25 40 ondergebracht, welke praktisch gelijktijdig met het bekledingsproces, 8203629 4 V _ 5 dus in de naar beneden gebrachte stand van de stempel van het bekle-dingsgereedschap 10, 10' ait de eindloze band 2 de bekledingsfolie overeenkomstig de omtreksranden van het onafgewerkte deel 11 en op vol-doende afstand hiervan uitsnijden. De vaststaande en in lijn met de be-5 wegingsbaan van de eindloze band 2 aangebrachte bekledingsrichting 16 is zodanig in de hoogte verstelbaar dat deze tijdens het bekledings-proces zich in een naar boven gebrachte stand bevindt, waarin gelijk-tijdig het bekledingsgereedschap 10,10' zich in een naar beneden gebrachte, de vorming met vacuum mogelijk makende afgedichte stand be-10 vindt.

Aan de bekledingsinrichting 16 zijn in het uitvoeringsvoorbeeld twee bekledingsgereedschappen 10 en 10' toegevoegd, welke via een ge-leidingsstang 17 door een geleidingsstangenstelsel 22 resp. 22' vastge-houden dwars op de bewegingsrichting van de eindloze band 2 beweegbaar 15 zijn en hiervoor steeds in twee eindstanden gebracht kunnen worden. In de afgebeelde stand bevindt het bekledingsgereedschap 10 zich in werk-zame aangrijping met de bekledingsinrichting 16, dus in lijn boven de” ze, en in vertical# richting naar beneden gebracht de bekledingsfolie afdichtend en tegen de inrichting drukkend, terwijl gelijktijdig het 20 tweede bekledingswerktuig 10 van de inrichting met dubbele stempels in lijn ligt boven een opleginrichting 15 voor onafgewerkte delen blijft.

Twee van dergelijke opleginrichtingen 15 voor onafgewerkte delen zijn op afstand links en rechts van de bewegingsbaan van de eindloze band 4 en ten opzichte van de bekledingsinrichting 16 daarachter lig-25 gend vaststaand aangebracht en bestaan in hoofdzaak uit een van boven open zijnde doos met twee niet nader aangegeven verwarmingselementen voor de verwarming van het op te brengen onafgewerkte deel 11.

Weer op afstand van de opleginrichtingen 15 resp. 15' voor de onafgewerkte delen en evenwijdig met de bewegingsrichting van de eind-30 loze band 2 zijn aan beide kanten daarvan twee omslaginrlchtingen 30 aangebracht, welke eventueel met stanzinrichtingen gecombineerd zijn. Evenals de geleidingsstang 17 boven de bekledingsinrichting 16 en de beide opleginrichtingen 15 voor onbewerkte delen over deze heen stekend op hier niet belang zijnde en daarom niet verder afgebeelde wijze aan-35 gebracht zijn, bevinden zich in een horizontaal vlak hieronder rechts en links evenwijdig met de eindloze band 2 lopende steeds een geleidingsstang 18 en 19 met bijbehoorde geleidingslageringen 23 en 24 voor de opname en translatorische beweging van het benedengereedschap 13 en 13' van de omslaginrlchtingen 30 en 30’.

40 Behalve de benedengereedschappen 13 resp. 13' bestaan de omslag- 8203629 6 en stanzinrichtingen 30 resp. 30' nog uit de bovengereedschappen 14 resp. 14', terwijl de benedengereedschappen 13 resp. 13' tussen een stand in lijn liggende boven de opleginrichtingen 15 resp. 15' voor de onbewerkte delen en een stand die in lijn ligt onder het bovengereed-5 schap 14 resp. 14’ translatorisch heen en weer beweegbaar zijn, is het laatstgenoemde bovengereedschap 14 resp. 14' vaststaande binnen de om-slaginrichting 30, 30' aangebracht en hierin slechts in verticale rich'· ting op en neer beweegbaar bevestigd.

De hiervoor beschreven opgebouwde inrichting werkt als volgt: 10 Uitgaande van de afgebeelde bedrijfsstand wordt in de bekledings- inrichting 16 door vorming met vacuiim een onafgewerkt deel 16 door het bekledingsgereedschap 10’ met een bekleding 12 bedekt, welke uit de eindloze band 2 door een passende snijinrichting 25 gesneden wordt. Gelijktijdig neemt het bekledingsgereedschap 10 een eerder op de opleg-15 inrichting 15 voor onbewerkte delen gelegd en hier passend voorverwarmd nieuw onbewerkt deel op, houdt het door vacuumaanzuiging vast en be-weegt zich uit de het onafgewerkt deel opnemende naar beneden gebrachte stand naar een naar boven gebracht het naar binnen bewegen in de bekle-dingsinrichting 16 mogelijk makende stand, zoals afgebeeld is.

20 Na het beeindigen van het bekledingsproces in de bekledingsin- richting 16 en het snijden van de randen van de bekledingsfolie gaat het bekledingsgereedschap 10' omhoog en beide zich thans in de naar bo-ven gebrachte stand bevindende bekledingsgereedschappen 10* en 10 bewegen zich via het geleidingslager 22 en 22' langs de geleidingstang 17 25 in de tekening naar linksonder, waar dan het bekledingsgereedschap 10 met het aangezogen vastgehouden onafgewerkte deel 11 in een in lijn liggende stand boven de bekledingsinrichting 16 komt, terwijl het be-kledingsgereedschap 10' in een in lijn liggende stand boven de opleg-inrichting 15' voor de onbewerkte delen geraakt, waarop ondertussen een 30 nieuw onafgewerkt deel 11 opgebracht is, dat gedurende deze tijd voorverwarmd is. Gelijktijdig bevindt zich tussen de met stippellijnen afgebeelde, zich thans in de naar buiten gebrachte eindstand bevindende bekledingsgereedschap 10' en de opleginrichting 15 voor onafgewerkte delen het benedengereedschap 13 van de omslaginrichting 30. Dit werd 35 eerder uit de omslaginrichting 30' in de afgebeelde stand in de pijl-richting langs de geleidingsstang 13 bewogen. Door het naar beneden brengen van het bekledingsgereedschap 10' en het wegnemen van het vacuum kan het benedengereedschap 13' het van de bekleding 12 voorziene vormdeel, zoals afgebeeld, overnemen. Het benedengereedschap 13' is 40 evenals het benedengereedschap 13 aan de andere kant van de inrichting 8203629 7 van de eindloze band 2 verend in een doos gelagerd, welke doos translator! sch verschuifbaar is en door het geleidingslager 23 resp. 24 onder-steund wordt. Nadat het benedengereedschap 13' het vormdeel overgenomen heeft, wordt dit uit de in de tekening afgebeelde linker eindstand in 5 de rechter eindstand in lijn liggende onder het bovengereedschap 14' van de omslaginrichting 30' bewogen, dat vervolgens naar beneden gebracht wordt, waarna het omslaan van het uitstekende foliedeel om de randen van het vormdeel door een in het benedengereedschap aangebracht stulpmembraan, bij voorkeur door onder perslucht zetten, geschiedt.

10 Direkt na het naar buiten bewegen van het benedengereedschap 13' van de omslaginrichting 30 uit de in lijn liggende stand tussen het be-kledingsgereedschap 10' en de opleginrichting 15 voor onafgewerkte de-len, kan het bekledingsgereedschap 10' verder naar beneden gebracht worden tot het vormoppervlak daarvan in aangrijping gebracht wordt met 15 het ondertussen op de opleginrichting 15' voor onafgewerkte delen opge-brachte onafgewerkt deel 11. Na het opbrengen van vacuum op het bekledingsgereedschap 10' houdt deze het onafgewerkte deel 11 vast en kan opnieuw in een naar boven gebrachte stand gebracht worden. Thans is het bekledingsproces in de bekledingsinrichting 16 door het bekledingsge-20 reedschap 10 geeindigd en is deze gelijktijdig in de naar boven gebrachte stand gebracht, zodat thans beide bekledingsgereedschappen 10 en 10' in de tweede eindstand daarvan, dus in de tekening naar rechts-boven bewogen kunnen worden. Hier beloopt het beschreven bewerkingspro-ces voor de bekledingsinrichting opnieuw en voor de omslaginrichting 30 25 zoals hiervoor voor de omslaginrichting 30* beschreven is.

Het tempoverloop van de bewegingsvolgorde van enerzijds het bekledingsgereedschap 10 en 10' alsook het benedengereedschap 13 en 13’ van de omslaginrichting, het afsnijden van de randzijden binnen de bekledingsinrichting 16 door de de snijinrichting 25, het bekleden zelf, het 30 omslaan van de randzijden van de bekleding en het eventueel noodzake-lijke stanzen van openingen en gaten in het beklede vormdeel binnen de omslaginrichtingen geschiedt gesynchroniseerd met de vooruitgaande be-weging van de eindloze band 2 door de verwarmingsinrichting 9, waardoor een optimalisering van het verloop van de bewerking zonder tijden van 35 stilstand ontstaat en de geautomatiseerde, doch ook de voeding met de hand van de opleginrichtingen 15 en 15* voor onafgewerkte delen aan-zienlijk vergemakkelijkt is. Alternatief kan een dergelijke inrichting ook zonder direkt kleven van folie en inrichting voor het afvoeren van lucht gebruikt worden, waarbij hiertoe de onafgewerkte delen bij de 40 overeenkomstige oppervlakken vooraf met een laag van het door warmte 8203629 8 activeren kleefmiddel voorzien moeten worden.

Met betrekking tot de eigenlijke bekledingsinrichting 16 met de snijinrichting 25 moet tot slot nog vermeld worden dat deze in het uit-voeringsvoorbeeld speciaal voor de bekledingsuitsnijsels 26 uit de 5 eindloze band 2 van de bekledingsfolie in rechthoekige resp. vierkante vorm uitgevoerd is. Vanzelfsprekend zijn overeenkomend met de omtreks-vorm van het te bekleden na te bewerken deel 11 ook andere vormen van de bekledingsuitsnijsels 26 naar wens denkbaar, welke dan met andere meetinrichtingen van de snijinrichting 25 te voorzien zijn. Hiertoe kan 10 de snijinriching bijvoorbeeld als een soort x-y-plotter uitgevoerd zijn, waarvan de "schrijfpunt" het snijmes vormt en waarvan de beweeg-baarheid analoog met de omtreksvorm van het na te bewerken deel, bijvoorbeeld met behulp van een bekende programmeerinrichting te sturen is, zodat tot slot kurven met gewenste vormen voor de mesbeweging te 15 verkrijgen zijn.

Bij een verder uitvoeringsvoorbeeld is het in het bijzonder in het geval dat het scala na te bewerken delen bij een grotere hoeveelheid te vervaardigen delen slechts een gering aantal verschillende vormdelen omvat, ook van voordeel om ook de bekledingsinrichting 16 samen met de 20 snijinrichting 25 analoog ten opzichte van het bekledingsgereedschap 10 meervoudig, echter tenminste dubbel uit te voeren en weer analoog aan deze afwisselend uit resp. in de bewegingsbaan van de bekledingsfolie te bewegen, om zo bijvoorbeeld aan elkaar complementaire bekledingsuitsnijsels 27, 28, welke in de tekening rechts slechts symbolisch voor 25 een beter begrip afgebeeld zijn, in een werkstap te kunnen vervaardigen. Zowel de mogelijke uitwisselbaarheld van de opstelling van de snijinrichting 25 samen met de bekledingsinrichting 16 bij het wisselen van een vormddeeluitvoering naar een ander (bijvoorbeeld de binnenbe-kleding van de rechter- en achterste deuren van een personenauto) als-30 ook het gebruik van een geprogrammeerde in twee richtingen van een vlak beweegbare snijinrichting binnen de doos van de bekledingsinrichting 16 leiden tot een beperking van het snijafval aangezien hierdoor de bekle-dingsuitsnijsels 26 resp. 27, 28 zodanig ten opzichte van elkaar te * plaatsen zijn dat de uit de bekledingsinrichting naar buiten komende 35 rand snijafval praktisch slechts nog uit zeer dunne langsstroken en dwarsstukken bestaat, dus uit een verwaarloosbaar kleine afvalhoeveel-heid resterende bekledingsfolie.

8203629

Claims (7)

1. Werkwijze voor het bekleden van vormdelen, zoals deze bijvoor-beeld voor de blnnenbekleding van motorvoertuigen gebruikt worden, 5 waarbij de gevormde onafgewerkte delen op een oplegorgaan voor de onafgewerkte delen opgebracht worden, binnen een bekledingsinrichting van een uit een eindloze band genomen bekledingsfolie voorzien worden en onder invloed van druk en warmte duurzaam hiermede verbonden worden, met het kenmerk, dat de afgewerkte delen wisselend van tenmlnste twee 10 kanten zodanig In tijd na elkaar volgend aan de bekledlngsinrichting toegevoerd worden, dat in de tijd gedurende welk het bekledingsproces uitgevoerd wordt, tenminste een oplegorgaan voor een onafgewerkt deel van een nieuw onafgewerkt deel voorzien wordt en gelijktijdig een reeds bekleed vormdeel door een omslag- en/of stanzinrichting overgenomen 15 wordt.

2. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclu-sie 1, met het kenmerk, dat aan de bekledingsinrichting (16) tenminste twee bekledingsgereedschappen (10, 10*) toegevoegd zijn, dat de bekle-dingsgereedschappen (10,101) afwisselend met de bekledingsinrichting 20 (16) en steeds een gereedschap (13, 13’ of 14, 14’) van tenminste twee omslaginrichtingen (30, 30’) in werkzame aangrljping te brengen zijn, en dat tenminste delen van de bekledings- en omslaginrichtingen in verticals en/of horizontale richting tussen steeds twee eindstanden be-weegbaar gelagerd zijn.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de bekle dingsinrichting (16) in lijn liggend in de bewegingsbaan van de als eindloze band (2) aanwezige bekledingsfolie aangebracht is en dat sym-metrisch ten opzichte van beide zijden van deze inrichting steeds een opleginrichting (15, 15 *) voor de na te bewerken delen met verwarming 30 en een uit een benedengereedschap (13, 13*) en een bovengereedschap (14, 14’) bestaande omslaginrichting (30, 30’) aanwezig zijn.

4. Inrichting volgens conclusie 2 en 3, met het kenmerk, dat twee bekledingsgereedschappen (10, 10’) van de bekledingsinrichting (16) op vaste afstand van elkaar gehouden dwars op de bewegingsrichting van de 35 eindloze band (2) van de bekledingsfolie zodanig verschuifbaar aangebracht zijn, dat in de aangrijpende stand van het ene bekledingsgereed-schap (10 resp. 10’) van de bekledingsinrichting (16) het dan andere bekledingsgereedschap (10’ resp. 10) in lijn liggend ten opzichte van e£n van de opleginrichtingen (15 resp. 15’) voor de na te bewerken de-40 len en het benedengereedschap (13 resp. 13/) van de omslaginrichting 8203629 * (30 resp. 30') gepositioneerd is.

5. Inrichting volgens conclusie 2 t/m 4, met het kenmerk, dat een gereedschap (benedengereedschap) van de omslaginrichting (30, 30') translatorisch tussen twee werkstanden schuifbaar aangebracht is, waar- 5 bij de ene stand voor de overdracht van het vormdeel van het bekle-dingsgereedschap (10, 10') aan het benedengereedschap (13, 13') in lijn liggend met de opleginrichting (15, 15') voor de na te bewerken delen en zo in lijn liggend met de ene eindstand van het bekledingsgereed-schap (10, 10') ligt en de andere eindstand in lijn liggend met het 10 bijbehorende stilstaande bovengereedschap (14, 14') van de omslagin~ richting (30, 30’) is.

6. Inrichting volgens conclusie 2 t/m 5, met het kenmerk, dat de bekledingsgereedschappen (10, 10') verticaal en horizontaal verschuif~ baar zijn, dat de bekledingsinrichting (16) en het bovengereedschap 15 (14, 14') verticaal beweegbaar en de benedengereedschappen (13, 13') horizontaal verstelbaar gelagerd zijn.

7. Inrichting volgens conclusie 2 t/m 6, met het kenmerk, dat de bekledingsinrichting (16) van een snijinrichting (25) voor de bekle-dingsfolie voorzien is. 8203629