NL8203339A - Inrichting voor het vlakdraaien en afkanten van de kopse zijden van buizen. - Google Patents

Description

' ' ’ ' ’’"Mlllip......

Sr - Λ w

Inrichting voor het vlakdraalen en afkanten van de kopse zijden van buizen.

Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vlakr draaien en afkanten van de kopse zijden van in axiale richting tot 5 pijpleidingen samenvoegbare buizen, welke voor het vastzetten van de buiseinden een inspaneenheid als onderdeel van een machine-onderstel heeft» welke gelijktijdig een in de langsrichting verschuifbare alsmede beperkt verticaal verplaatsbare, draaiend aangedreven gereedschaps-houder met vlakdraai- en afkantgereedschappen draagt, welke gereed-10 schapshouder in axiale richting door een drijfstang, die ten opzichte van deze te verschuiven is» doorlopen wordt» welke drijfstang aan een eind van een centrerend in de buiseinden te brengen doom voorzien is en aan het andere eind met een op het machine-onderstel aangebrachte voedingscylinder verbonden is.

15 Zo'n inrichting maakt door het DE-OS 2549671 deel uit van de stand der technlek. De in de buiseinden in te brengen doom is als gekali-breerde doom uitgevoerd. Deze wordt door de werking van de voedingscylinder met de afgeschuinde kopse kanten op gerichte wijze in de buiseinden naar binnen gedrukt, waarbij onrondheden verwijderd moeten wor-20 den. 0m de gekalibreerde doom in de buiseinden naar binnen te kunnen drukken, is deze weliswaar in verticale richting om de as waarmee deze aan de voedingscylinder verbonden is» verplaatsbaar en steunt verend op het machine onderstel, maar wordt echter in zijdelingse richting ge-dwongen geleid. Op deze wijze kan de gekalibreerde doom zich wel in 25 het verticale vlak maar niet in het horizontale vlak aan de buis aan-passen. Dit heeft tot gevolg dat een juist stellen in axiale richting van de buisas ten opzichte van de langsas van de drijfstang die de ge-reedschapshouder draagt, niet mogelijk is. In dit verband moet er na-melijk rekening mee worden gehouden, dat de buisas ten opzichte van de 30 uitwendige dwarsdoorsnede van de buis niet altijd met de buisas ten opzichte van de inwendige dwarsdoorsnede van de buis overeenkomt* Als on-der deze omstandigheden de op de drijfstang in langsrichting beweegbare gereedschapshouder naar de kopse zijden van de buiseinden gebracht wordt, dan kunnen noch kopse vlakken verkregen worden die precies een 35 rechte hoek ten opzichte van de buisas van de inwendige dwarsdoorsnede van de buis maken, noch afkantingen vervaardigd worden die binnen de vereiste toleranties liggen. In het bijzonder kan niet gewaarborgd worden dat de kopse zijden en de afkantingen zo uitgevoerd worden, dat bijvoorbeeld bij het aaneenlassen van twee buizen een van binnen trap-40 loze overgang van de ene buis op de andere buis aanwezig is. In de 8203339 i 2 V * praktijk is echter in een aantal gevallen het 2uiver stellen van de langsassen ten opzichte van de inwendige dwarsdoorsneden bij loodrecht op deze buisassen staande kopse vlakken vereist en wel zowel voor aan-een te lassen als ook voor aaneen te schroeven buizen.

5 Om aan deze eisen te voldoen, is voorgesteld, om de rotatie-as van de gereedschapshouder te richten op de buisas, die betrekking heeft op de inwendige dwarsdoorsnede van de buis door het aftasten van het inwendige van de buis door voelers in de vorm van kopieerrollen. Een na-deel van deze methode is echter, dat de buizen met een inwendige mid-10 dellijn van minder dan ongeveer 40 mm niet meer behandeld kunnen wor-den. Een verder nadeel is dat een kopieerrol b.v. door spanen veroor-zaakt door afkanten of andere onregelmatigheden weg kan rollen, zodat deze noodzakelijkerwijs afwijkt en dientengevolge de vereiste toleran-ties niet meer haalbaar zijn. Bovendien is het nadelig dat zo’n 15 kopieerkop voortdurend onderhouden moet worden, omdat deze uit een reeks gecompliceerde onderdelen samengesteld is, die bovendien door de voortdurende onderlinge bewegingen zeer vatbaar voor slijtage zijn.

Met de bekende vlakdraai- en afkantinrichtingen is het daarom niet mogelijk de voor het aaneenlassen van buiseinden respectievelijk voor 20 het aanbrengen van correcte schroefdraaddelen noodzakelijke exact vlak-ke kopse zijden precies loodrecht op de buisas ten opzichte van de inwendige dwarsdoorsnede van de buis staand, alsmede de afkantingen bin-nen de voorgeschreven toleranties te vervaardigen.

Het is daarom het doel van de uitvinding, een inrichting voor het 25 vlakdraaien en afkanten van de kopse zijden van in axiale richting tot pijpleidingen samen te voegen buizen te verschaffen, welke inrichting de vervaardiging van zuiver loodrecht, op de buisassen ten opzichte van de inwendige dwarsdoorsneden van de buis staande vlakke kopse zijden waarborgt en waarmee vervolgens afkantingen gewaarborgd zijn waarvan de 30 toleranties onafhankelijk van de middellijn van de buis zijn.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat een huis, waarin de gereedschapshouder draaibaar gelagerd is, door de als spil van de losse kop uitgevoerde doom, in een loodrecht ten opzichte van de buisas van de inwendige dwarsdoorsnede van de buis, staand vlak ge-35 dwongen verplaatsbaar is en in de door, de spil van de losse kop gerich-te verplaatste positie vergrendelbaar is.

De basisgedachte van de uitvinding is het feit dat thans de rotatie-as van de gereedschapshouder door de spil van de losse kop in een precies loodrecht op de buisas van de inwendige dwarsdoorsnede van 40 de buis, staand vlak aangebracht kan worden en zo precies ten opzichte 8203339 « ...

.3" ..

van de buisas gericht kan worden. Eerst gaat de spil van de losse kop in de, met een overeenkomstige inspaneenheid in de langsrichting beves-tigde buis, naar binnen en centreert zich ten opzichte van de binnenr wand van de buis. Eventueel aanwezige bramen afkomstig’van de voorgaan-5 de zaagprocessen worden hierbij door de spil van de losse kop zonder-meer weggedrukt. De spil van de losse kop is zo precies ten opzichte van de buisas van de inwendige dwarsdoorsnede van de buis gesteld. Excentriciteiten tussen de dwarsdoorsneden van het inwendige en het uitwendige van de buis hebben geen negatieve invloed meer. Door de ge-10 leiding onder dwang van de gereedschapshouder in het loodrecht op de buisas staande vlak, kan deze zich ten opzichte van de gecentreerde spil van de losse kop richten. Door de daaropvolgende vergrendeling van het gereedschapshouderhuis blijft de ingestelde stand ook na het terug-trekken van de spil van de losse kop behouden, zodat bewerking van het 15 buiseind uitgevoerd kan worden.

Een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt gekenmerkt door-dat het gereedschapshouderhuis door drukveren ten minste indirekt op het machine-onderstel steunt en door aan de omtrek liggende geleidings-platen tussen twee in axiale richting op afstand van elkaar aange-20 brachte, in steeds loodrecht op de buisas staande vlakken zich uit-strekkende geleidingswanden verplaatsbaar is en ten minste een gelei-dingsplaat aan de daaraan grenzende geleidingswand te klemmen is. Het vlak voor gedwongen geleiding wordt dus door geleidingswanden ge-vormd, die loodrecht op de met de rotatie-as van de gereedschapshouder 25 overeenkomende voedingsas staan. Deze maken daardoor een verplaatsing van het gereedschapshouderhuis in alle radiale richtingen mogelijk. De drukveren dragen tijdens de richtfase het gereedschapshouderhuis. De door de centrerende spil van de losse kop eventueel bewerkstelligde correcties van de positie kunnen dus in verregaande mate zonder weer-30 stand verlopen. De ten minste indirekt onderdeel van het machine-onderstel vormende geleidingswanden nemen in ingespannen toestand van het gereedschapshouderhuis de, bij de bewerking van de buiseinden optredenr de belastingen op gewaarborgde wijze op, zonder dat de exacte instel-ling van de gereedschappen ten opzichte van de buisas wordt wegge-35 nomen.

Volgens de uitvinding wordt er de voorkeur aan gegeven dat de ge-leidingsplaat door ten minste twee ten opzichte van de buisas diame-traal tegenover elkaar liggende, evenwijdig met de buisas opgestelde klemcylinders aan de geleidingswand te bevestigen is. De huizen van de 40 klemcylinders kunnen hierbij aan de geleidingswand bevestigd zijn, ter- 8203339 4 * wijl de zuigerstangen door de geleidingswand en door de geleidingsplaat heen steken. Aan het vrije eind hebben de zuigerstangen klemkoppen, die bij overeenkomstig belasten van de spancylinders de geleidingsplaat te-gen de geleidingswand aan te trekken en zo het gereedschapshouderhuis 5 precies in de door de spil van de losae kop gestelde werkstand vergren-delen.

Een verder van voordeel zijnd kenmerk is volgens de uitvinding dat tussen de geleidingsplaat en de geleidingswand voeringen, die de wrij-ving verhogen, aanwezig zijn. Zulke remvoeringen beletten bij het aan-10 lopen van de gereedschappen tegen de buiseinden, een ongewilde ver-plaatsing van de gereedschapshouder uit de ingestelde werkstand.

Volgens de uitvinding is de spil van de losse kop in een axiale uitsparing van de gereedschapshouder onverdraaibaar, maar in de langs-richting verschuifbaar aangebracht en het eind van de drijfstang bij de 15 cylinder ten opzichte van de voedingscylinder draaibaar aangebracht. Onderlinge bewegingen van de spil van de losse kop ten opzichte van de gereedschapshouder en dus slijtage worden tot een minimum beperkt. Na het centreren in het buiseind en het vergrendelen van het gereedschapshouderhuis, wordt de spil van de losse kop teruggetrokken en vormt dan 20 een onverdraaibaar onderdeel van de gereedschapshouder. Het draaibaar aangebracht zijn aan het eind bij de cylinder vermindert de draaiende massa en maakt de in verregaande mate vaste plaatsing van de voedingscylinder op het machine-onderstel mogelijk.

De gereedschapshouder is bij voorkeur door een, een beperkte be-25 weegbaarheid in de ruimte toelatende koppeling met de aandrijving ver-bonden. Deze koppeling is aan de cylinderzijde van de gereedschapshouder aanwezig en omgeeft de drijfstang, ten opzichte waarvan deze be-weegbaar is. De beweegbaarheid in de ruimte van de koppeling helpt het ongestoord richten van de gereedschapshouder ten opzichte van de buis-30 as.

Tot slot is een van voordeel zijnd kenmerk van de uitvinding dat de gereedschapshouder sarnen met de aandrijving en de voedingscylinder langs geleidingen van het machine-onderstel evenwijdig met de buisas verplaatsbaar zijn. Ook dit kenmerk verbetert de kompaktheid van de he-35 le inrichting zonder echter het gewenste stellen van de gereedschapshouder ten opzichte van de buisas van de inwendige dwarsdoorsnede van de buis op enigerlei wijze te belemmeren.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van een in de tekeningen afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld nader verduidelijkt. Daarbij tonen: 40 Figuur 1 een inrichting voor vlakdraaien en afkanten van de kopse 8203339 5 zijden van buizen in een aanzicht volgens de pijl I van figuur 2;

Figuur 2 De inricbting volgens figuur 1 in zijaanzicht en Figuur 3 op grotere schaal en gedeeltelijk in langsdoorsnede, 5 details van de vlakdraai- en afkantinrichting van figuur 1 en 2.

In de figuren 1 en 2 wordt met 1 het machine-onderstel van de vlakdraai- en afkantinrichting aangeduid. Voor het vaszetten van de aan de kopse zijde vlak te draaien en van afkantlngen te voorziene buis 2 10 is een inspaneenheid 3 in de vorm van een prismaklemschroef aanwezig, die ten opzichte van het benedendeel 4 op een verlaging 5 van het machine-onderstel steunt en ten opzichte van het bovendeel 6 onverdraai-baar door de versterkingsstangen 7, 8 aan het machine-onderstel 1 be-vestigd is. De klemprisma's 9 van de klemschroef 3 zijn bij voorkeur op 15 hydraulische wijze in het verticale vlak verplaatsbaar*

Zoals bij het beschouwen van de figuren 1 tot en met 3 samen te zlen is, zijn voor de bewerking van de kopse zijden van de buizen 2 en voor de vervaardiging van de afkantingen, aan de voorkant van een gereedschapshouder 10 daarbij behorende vlakdraai- en afkantgereed-20 schappen 11, 12 aanwezig, die op de gebruikelijke wijze in radiale richting verplaatsbaar zijn. De gereedschapshouder 10 is via een daarbij behorend wentellager 13 draaibaar in een huis 14 gelagerd. Het huis 14 is aan de omtrekszijden van twee, in axiale richting op afstand van elkaar aangebrachte, geleidingsplaten 15, 16 voorzien, die zich precies 25 loodrecht op een, op het machine-onderstel 1 aangebrachte, langsgelei-ding 17 uitstrekken (zie figuur 1). De langsgeleiding 17 loopt zuiver evenwijdig aan de buisas 18 van de inwendige dwarsdoorsnede van de buis.

De geleidingsplaten 15, 16 zijn via drukveren 19 gesteund en zijn 30 langs twee geleidingswanden 20, 21 verschuifbaar, welke door een support 22 langs de geleidlng 17 verplaatsbaar zijn.

Voor het stellen van de rotatie-as 23 van de gereedschapshouder 10 ten opzichte van de buisas 18, is een, in een axiale uitsparing 24 van de gereedschapshouder 10 in langsrichting verschuifbare, maar onver-35 draaibaar aangebrachte spil 25 van een losse kop met kruiskop aanwezig. De aan het eind van een beperkt elastische drijfstang 26 aangebrachte spil 25 is na het vastzetten van een buis 2 in de prismaklemschroef 3 door een in het aandrijfhuis 27 van het machine-onderstel 1 aanwezige voedingscylinder 28 bij de kopse zijde van de buis 2 in de mond deze 40 naar binnen te brengen (gestippelde stand van de spil 25 in figuur 3).

8203339 Λ* 6

De spil 25 richt zich vervolgens naar de inwendige dwarsdoorsnede van de buls» waarbij door tussen de geleldlngswanden 20» 21 onder dwang ge-leide geleidingsplaaten 15» 16 ook het met drukveren ondersteunde ge-reedschapshouderhuis 14 en zo de rotatie-as 23 van de gereedschaps-5 houder 10 precies ten opzichte van de buisas 18 gesteld worden.

Na het stellen wordt de geleldlngsplaat 15 met behulp van twee klemcylinders 29 tegen de. geleidingswand 20 in de werkstand vergren-deld. Ten opzichte van de rotatie-as liggen de klemcylinders 29 diame-traal tegenover elkaar. De hulzen 30 van de klemcylinders 29 zijn aan 10 de geleidingswand 20 bevestigd. De zuigerstangen 31 daarvan lopen door * de geleidingswand 20 en de geleldlngsplaat 15. Deze hebben aan het vrije eind klemkoppen 32» die bij het passend onder dmk zetten door de klemcylinders 29 tegen de geleldlngsplaat 15 en samen met deze tegen de geleidingswand 20 aangetrokken worden. Tussen de geleldlngsplaat 15 en 15 de geleidingswand 20 is een remvoering 33 aangebracht.

Na het vergrendelen van het gereedschapshouderhuis 14 wordt de spil 25 weer met behulp van de voedingscylinder 28 uit de mond van de buis 2 getrokken.

Het achterste eind van de gereedschapshouder 10 is via een koppe-20 ling 34 die de drijfstang 26 omgeeft met de niet nader afgebeelde aan-drijving verbonden. Als de spil 25 teruggetrokken is, kan het vlak-draaien en afkanten van de buis uitgevoerd worden, waarbij door de draaibare verblnding 35 tussen de drijfstang 26 en de voedingscylinder 28 de spil samen met de gereedschapshouder 10 meedraaien kan terwijl de 25 voedingscylinder 28 echter in de aandrijfeenheid 27 stil blijft staan.

Voor het bewerken van de kopse zijden en de afkantingen wordt de hele uit aandrijfeenheid 27 en gereedschapshouderhuis 14 bestaande in-richting langs de geleiding 17 naar voren geschoven.

8203339

Claims (7)

1. Inrichting voor het vlakdraaien en afkanten van kopse zijden van in axiale richting tot pijpleidingen samenvbegbare buizen, welke 5 voor de bevestiging van de buieeinden een inspaneenheid als onderdeel van een machine-onderstel heeft, welke gelijktijdig een in de langs-richting versehuifbare alsmede beperkt verticaal verplaatshare, draai-end aangedreven gereedschapshouder met vlakdraai- en afkantgereedschap-pen draagt, welke gereedschapshouder in axiale richting door een drijf-10 stang doorlopen wordt, die ten opzichte van deze verschuifbaar is, welke drijfstang aan een eind van een centrerend in de buiseinden te brengen doom voorzien is en aan het andere eind met een op het machine-onderstel aangebrachte voedingscylinder verbonden is, met het kenmerk, dat een huis (14) waarin de gereedschapshouder (10) draaibaar ge-15 lagerd is, door de als spil (25) van een losse kop uitgevoerde doom, in een ten opzichte van de buisas (18) van de inwendige dwarsdoorsnede van de buis loodrecht staand vlak gedwongen verplaatsbaar is en in de door de spil (25) van de losse kop gerichte verplaatste positie ver-grendelbaar is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ge- reedschapshouderhuls (14) via drukveren (19) ten minste indirekt op het machine-onderstel (1) steunt en door aan de omtrek liggende geleidings-platen (15, 16) tussen twee in axiale richting op afstand van elkaar aangebrachte, zich in steeds loodrecht op de buisas (18) staande vlak-25 ken uitstrekkende geleidingswanden (20, 21) verplaatsbaar is en ten minste een geleidingsplaat (15) aan de geleidingswand (20), die daar aan grenst, te klemraen is.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de geleidingsplaat (15) door ten minste twee ten opzichte van de buisas (18) 30 diametraal tegenover elkaar liggende, evenwijdig aan de buisas (18) gerichte spancylinders (29) aan de geleidingswand (20) te bevestigen is.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat tussen de geleidingsplaat (15) en de geleidingswand (20) voeringen (33), die de wrijving verhogen, aanwezig zijn.

5. Inrichting volgens SSn van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spil (25) van de losse kop in een zich in axiale richting uitstrekkende verdieping (24) van de gereedschapshouder (10) on-verdraaibaar, maar in de langsrichting verschuifbaar aangebracht is en het bij de cylinder gelegen eind van de drijfstang (26) ten opzichte 40 van de voedingscylinder (28) verdraaibaar aangebracht is. 8203339 4* V*

6. Inrichting volgens SSn van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gereedschapshouder (10) door een koppeling (34) die een beperkte beweging in de ruimte toelaat, met de aandrijving verbonden is.

7. Inrichting volgens Sen van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de gereedschapshouder (10) samen met de aandrijving en de voedingscylinder (28) langs de geleidingen (17) van het machine-onder-stel (1) evenwijdig aan de buisas (18) verplaatsbaar zijn. asaaasaaassa 8203339