NL8203270A - Inrichting voor het afgeven van vloeistoffen. - Google Patents
Inrichting voor het afgeven van vloeistoffen. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8203270A NL8203270A NL8203270A NL8203270A NL8203270A NL 8203270 A NL8203270 A NL 8203270A NL 8203270 A NL8203270 A NL 8203270A NL 8203270 A NL8203270 A NL 8203270A NL 8203270 A NL8203270 A NL 8203270A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- signal
- valve
- liquid
- circuit
- fuel
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B67—OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
- B67D—DISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- B67D7/00—Apparatus or devices for transferring liquids from bulk storage containers or reservoirs into vehicles or into portable containers, e.g. for retail sale purposes
- B67D7/06—Details or accessories
- B67D7/42—Filling nozzles
- B67D7/44—Filling nozzles automatically closing
- B67D7/46—Filling nozzles automatically closing when liquid in container to be filled reaches a predetermined level
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B67—OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
- B67D—DISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- B67D7/00—Apparatus or devices for transferring liquids from bulk storage containers or reservoirs into vehicles or into portable containers, e.g. for retail sale purposes
- B67D7/06—Details or accessories
- B67D7/42—Filling nozzles
- B67D7/44—Filling nozzles automatically closing
- B67D7/46—Filling nozzles automatically closing when liquid in container to be filled reaches a predetermined level
- B67D7/465—Electrical probes sensing the level of the liquid
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Loading And Unloading Of Fuel Tanks Or Ships (AREA)
Description
\ \ l \ :____________________________________________________________________________________
Inrichting voor het afgeven van vloeistoffen
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een in- ί richting voor het afgeven van een vloeistof, bijvoorbeeld ; voor'het afgeven van benzine e.d., vloeibare brandstoffen : voor voertuigen, en meer in het bijzonder heeft de uitvinding 5 betrekking op dergelijke inrichtingen van het type, waarmee ; zogenoemde "volle-tankafgifte" (ENG: Full tank dispensation) automatisch kan geschieden.
i * * i
Het tanken bij commerciele benzinestations zal in het algemeen geschieden als zogenoemde "afgifte van bepaalde 10 hoeveelheid", waarbij een bedieningspersoon een brandstof in • een door een klant gewenste hoeveelheid afgeeft en een zogenoemde "volle-tankafgifte"/ waarbij de bedieningspersoon de brandstof afgeeft totdat een brandstoftank in het voertuig van de klant met de brandstof is gevuld. De volle-tankafgifte 15 is voor de bedieningspersoon lastig, daar hij met de hand een hefboom van een afgiftemondstuk moet bedienen teneinde de brandstof in de brandstoftank van het voertuig toe te voeren, welk$;brandstoftank een onbekende hoeveelheid brandstof bevat. Verder moet hij de brandstoftank vullen terwijl 20 hij de afgegeven brandstof visueel controleert. Het is niet mogelijk om met een dergelijke handbediening onder visuele controle een mogelijke overstroming voordat te veel brandstof afgegeven wordt, te. vermijden, zodat dit niet zo geschikt is.
i
Teneinde dit probleem op te lossen is een automatisch 25 afgiftemondstuk voorgesteld dat aan zijn uiteinde een brandstof niveausensor omvat/ die een brandstof detecteert en een signaal afgeeft voor het automatisch stoppen van het uit het mondstuk uitstromen van de brandstof (bijvoorbeeld US-A-3.085.660, BP 955.163). In theorie is een dergelijke inrich-30 ting zodanig aangepast, dat de niveausensor met een werkelijk oppervlak van de in een brandstoftank van een voertuig opge-nomen brandstof in contact komt teneinde het brandstofdetectie signaal af te geven en de brandstoftoevoer af te sluiten.
8203270 * > 2
Afhankelijk van de vorm van de doorsnede van een inlaatdeel van de brandstoftank is de niveausensor echter in contact met terugspattende,. van het afgiftemondstuk van de brandstoftank toegevoerde brandstof of met een brandstofbel, die gevormd 5 wordt door de brandstofafgifte en voor het werkelijke brand-stofniveau in de brandstoftank opstijgt en het brandstofde-• tectiesignaal voorzuigt met het gevolg dat de brandstof-- : afgifte stopt voordat de brandstoftank geheel met de brand stof is gevuld.
:10 Om de brandstoftank met brandstof te vullen onder gebruik-; making van een dergelijke bekende inrichting moet de bedienen- i de persoon dus een klep opnieuw openen om de brandstofafgifte weer te doen aanvangen. In dit geval is het noodzakelijk dat : de bedieningsman de klep in een geschikte stand indrukt, zo-15 dat een te vroeg optreden van het brandstofdetectiesignaal door de brandstofsensor ten gevolge van dit opspatten of de belvorming van de brandstof optreedt, waarbij een dergelijke bediening van de klep 'enige handigheid vereist. Met andere woorden, ongeoefende bedieningspersonen kunnen de brandstof-20 afgifte weer met een te grote afgiftesnelheid aanvangen met als gevolg dat deze bedieningspersoon het opnieuw toe-..voeren van brandstof telkens moet herhalen totdat de brandstof t^nk geheel met de brandstof is gevuld. Hierdoor wordt de doeliriatigheid verminderd.
25 Een belangrijk doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een vloeistofaf.gifteinrichting, die een vloei-stof zoals benzine of dergelijke in een brandstoftank voor een voertuig. kan afgeven teneinde deze -tank geheel met de brandstof te vullen, waarbij deze inrichting geen geoefend-: 30 heid vereist en het automatisch geheel vullen van een tank mogelijk maakt.
Volgens de onderhavige uitvinding wordt dit doel bereikt door een inrichting voor het afgeven van een vloeistof, om-vattende een vloeistofreservoir, middelen voor het uit het 35 reservoir oppompen van de vloeistof, een electromotor voor het activeren van de pomp, een stromingsmeter voor het meten van een daardoorheen passerende hoeveelheid vloeistof, middelen voor het aangeven van de hoeveelheid door de stromings- .,, 8 2 0 3 2 7 0 • r · * * 3 meter gemeten vloeistof, klepmiddelen voor het regelen van een stroom daardoorheen bewegende vloeistof, een de pomp met het reservoir verbindende eerste leiding, een de stromings-meter met de pomp verbindende tweede leiding, een de klep . 5 met de stromingsmeter verbindende derde leiding en een met een uitlaat van de klepmiddelen verbonden vierde leiding, een met een vrij einde van de vierde leiding verbonden buigzame leiding, een met.een vrij einde van de buigzame leiding verbonden afgiftemondstuk met een vloeistofniveau-10 sensor aaa een uiteinde daarvan, en een electrisch met de niveausensor verbonden sturingsschakeling voor het afgeven • van een signaal teneinde het uitstromen van de vloeistof ! uit het mondstuk automatisch te stoppen in reactie op de ontvangst van een vloeistofdetectxesignaal van de niveau-15 sensor, en voor de afgifte van een ander signaal nadat een bepaalde periode is verstreken voor het opnieuw aanvangen van de vloeistofafgifte door het mondstuk, wanneer deze van de niveausensor het signaal ontvangt, dat de afwezigheid. van de vloeistof aangeeft waama het signaal voor het stoppen 20 van de afgifte van vloeistof uiteindelijk wordt afgegeven.
Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het versehaffen van '-een dergelijke vloeistofafgifteinrichting waarbij het al of niet normaal werken van de niveausensor voorafgaande aan de vloeistofafgifte kan worden bevestigd 25 teneinde een mogelijke bovenmatige vloeistofafgifte ten gevolge van een fout in de niveausensor te vermijden.
Een ander doel van de uitvinding is het versehaffen van een vloeistofafgifteinrichting die, slechts wanneer de niveausensor zich in de normale toestand bevindt, een vloeistof 30 kan afgeven, en die bij het begin van de afgifte met een hoge afgiftesnelheid werkt en bij de daarop volgende automatische herafgifte, die optreedt nadat de eerste afgiftewerking wordt beeindigd doordat de niveausensor in contact komt met de terugspattende brandstof of het omhoog komen van een bel, 35 waardoor het vloeistofdetectiesignaal wordt afgegeven, met een afgiftesnelheid werkt die telkens stapsgewijze wordt verlaagd teneinde de doelmatigheid van de afgifte te verbeteren.
Volgens de onderhavige uitvinding kunnen deze extra doel- 8203270 4 einden met de eerdergenoerade inrichting worden bereikt, waar-bij de stuurschakeling een beoordelingsschakeling voor het niveausensorsignaal omvat, welke schakeling met de niveau-sensor is verbonden door middel van een beschermende drempel-5 schakeling teneinde te beoordelen of de niveausensor in nor-male toestand werkt of niet en welke als uitgangssignaal een normaal- of abnormaal signaal afgeeft, terwijl verder aanwezig : is een motorbesturingsschakeling die de motor bestuurt bij ontvangst van het normale signaal van de beoordelingsschake-• 10 ling voor het activeren van de pomp, een klepbesturings-schakeling die een eerste signaal afgeeft.bij ontvangst van het normale signaal van de beoordelingsschakeling teneinde dit aan een klepopening-geheugenschakeling toe te voeren, en welke klepbesturingsschakeling een signaal van de geheu-15 genschakeling ontvangt en een tweede signaal afgeeft voor het activeren van een in een stromingskanaal in de klep aange-bracht kleplichaam.
Weer een ander doel van de uitvinding is het verschaffen van een vloeistofafgifteinrichting die een vloeistof kan af-20 geven in een hoeveelheid, die geen fractie in de correspon-derende geldshoeveelheid veroorzaakt teneinde mogelijke problemen met klanten te vermijden en de transacties soepel te laten verlopen. In deze specificatie zal een dergelijke afgifte beschreven worden als een "integrale afgifte" waarbij 25 opgemerkt moet worden dat de term - integraal - niet wordt gebruikt in de wiskundige zin.
Volgens de uitvinding kan dit extra doel met de hierboven beschreven inrichting worden bereikt, welke inrichting verder een met een telschakeling verbonden stuurafgifteschakeling 30 omvat, welke telschakeling wordt bediend door een pulssignaal van de stromingsmeter en een hoeveelheid door het mondstuk af te geven vloeistof regelt, doordat de indicatiemiddelen een nul vertonen in het tweede cijfer van het aantal liters in decimalen.
•35 De tekeningen tonen een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij
Fig. 1 een schematisch aanzicht is van de inrichting, zoals toegepast voor het afgeven van een vloeistof zoals benzine of een dergelijke vloeibare brandstof, welke brandstof ... 82 0 3 2 7 0 5 · - ·:" νΤ -TO"'·; ^ opgenomen is een ondergronds reservoir?
Fig. 2 is een blokschema dat een voor de in fig. 1 ge-; toonde inrichting gebruikte stuurschakeling toont;
Fig. 3 is een grafiek dat ££n van de mogelijke wijzen . 5 toont voor het afgeven van een hoeveelheid uit een afgiftemond-' stuk af te geven vloeistof door het instellen van een opening . in een klep;
Fig. 4 is een schematisch aanzicht.dat een toestand toont . waarin een uiteinde van het afgiftemondstuk in een inlaat I 10 van een brandstoftank van een voertuig is gestoken, teneinde ! in detail een relatie tussen een aan het uiteinde van het , mondstuk aangebrachte niveausensor en een in de tank aanwezig brandstofniveau te tonen?
Fig. 5 is een lamgsdoorsnede van een afgiftemondstuk; i15 Fig. 6 zijn doorsneden die de niveausensor tonen, waarbij fig.. 6a en 6b respectievelijk de toestand tonen, waarbij het medium tussen twee elementen van de niveausensor lucht of de vloeistof is;
Fig. 7 is een schakelschema voor een sensorschakeling; 20 Fig. 8 toont golfvormen van verscheidene signalen, waarbij a een signaal voorstelt dat door een in fig. 7 getoonde ' : oscillator wordt afgegeven, b een signaal is dat afgegeven ; moet worden door de in fig. 7 getoonde sensorschakeling, wanneer er geen vloeistof wordt gedetecteerd door de in fig.
25 6 getoonde sensorelementen, c een door de sensorschakeling in fig. 7 af te geven signaal is, wanneer de vloeistof of een bel of terugspattende vloeistof door de in fig. 6 getoonde i ' Λ sensorelementen worden gedetecteerd, en· d een door de in fig.
7 getoonde sensorschakeling af te geven signaal is in het ; 30 geval dat een op het afgiftemondstuk aangebrachte afgifte-keuzeschakelaartoets ingedrukt is? en
Fig. 9 een een stromingsregelklep tonende verticale door-snede is.
De uitvinding zal nu verder uiteengezet worden aan de 35 hand van een voorkeursuitvoeringsvorm die in de tekeningen wordt getoond maar opgemefckt wordt dat de volgende uiteen-zetting in hoofdzaak wordt gegeven als toepassing voor een inrichting voor het afgeven van brandstof aan voertuigen op - 8203270 : 6 de wijze van "volle-tankafgifte".
In fig. 1 wordt in het algemeen de brandstofafgiftein-richting volgens de uitvinding getoond. Een huis van deze afgifteinrichting 10 bestaat uit een bovenkast 12, een onder-5 kast 14 en een beide kasten verbindende holle steun 16. In de bovenkast 12 zijn aangebracht een stuurinrichting 18, een indicator 20 voor het aangeven van een hoeveelheid afge-; geven brandstof, andere indicatoren 22, 24, 26, die later . beschreven zullen worden, en organen zoals een mondstukscha-10 kelaar 32, die detecteert wanneer een afgiftemondstuk 28 in • een hanger 30 daarvoor aanwezig is of niet. In de onderkast 14 zijn. aangebracht brandstofafgtfteorganen -zoals een pomp 34 voor het uit een ondergronds reservoir RS oppompen van een brandstof F, een electromotor 36 voor het aandrijven van de 15 pomp, een stromingsmeter 38 voor het meten van de daardoor-heen passerende hoeveelheid brandstof F en een stromings-= regelklep 40, terwijl een stationaire leiding 42 is aangebracht die uitstrekt van een positie nabij de bodem van het ondergrondse reservoir RS tot buiten de onderkast 14 via 20 de pomp 34, de stromingsmeter 38 en de stromingsregelklep 40. In de holle steun 16 is een bedrading 43 aangebracht, die de·stuurinrichting 18 met de aandrijfmotor 36 in de onderkast 14 verbindt, terwijl een signaalgenerator (roteren-; de encoder) 381 met de stromingsmeter 38 is verbonden, en 25 een klepbedieningsdeel 401 van de stromingsstuurklep 40.
Het mondstuk 28 dat normaal opgenomen is in de houder 30, welke houder aangebracht is.aan de buitenzijwand van de bovenkast 12., is door middel van een buigzame leiding 44 verbonden met een vrij einde van de stationaire leiding 42 ; 30 aan de buitenzijde van de kast 14, terwijl dit mondstuk een vloeistofniveausensor 46 bij zijn uiteinde omvat (de con-structie van het mondstuk 28 en van de vloeistofniveausensor 46 zal later beschreven aan de hand van de fig. 5 en 6).
De werking van de inrichting zal nu aan de hand van fig.
35 2 worden verklaard, welke figuur een mogelijke schakeling toont van de stuurinrichting, die in de bovenkast 12 is aangebracht, terwijl fig. 3 een mogelijke tijdgrafiek voor de brandstofafgifte weergeeft.
,: 8203270 7
Wanneer het mondstuk 28 uit de houder 30 wordt genomen (zie fig. 1; deze periode komt overeen met een punt a in de grafiek van fig. 3), wordt aan een telschakeling 181 en een EN schakeling 182a een signaal toegevoerd. Hierdoor 5 wordt in een geheugen de waarde van een eerder afgegeven : hoeveelheid vloeistof gewist, welke waarde opgenomen was in de telschakeling 181, zodat de indicator 20 teruggesteld wordt en de waarde nul weergeeft. Ondertussen wordt een signaal van de vloeistofniveausensor 46 in het mondstuk 28 ; 10 (zie ook fig. 1) via een - drempelschakeling 47 toegevoerd ; aan een sensorsignaal-beoordelingsschakeling 183 teneinde te controleren of de vloeistofniveausensor 46 normaal werkt '.·! of niet (details van de vloeistofniveausensor, de drempelschakeling en de sensorsignaalbeoordelingsschakeling zullen 15 later aan de hand van fig. 7 en 8 worden beschreven. Bij de controle wordt de normale toestand vastgesteId wanneer de vloeistofniveausensor 46 in een toestand is waarin deze geen vloeistof detecteert, maar deze wel kan detecteren. Anders ; wordt de abnormale toestand vastgesteld. In dit laatste ge-20 val· wordt door de sensorsignaalbeoordelingsschakeling 183 een signaal aan een storingindicator 24 toegevoerd teneinde dit feit zichtbaar of hoorbaar aan een bedieningspersoon over te brengen, zodat deze een geschikte tegenmaatregel : kan treffen. Wanneer een normale werking van de vloeistof-25 niveausensor 46 wordt bevestigd, wordt het uitgangssignaal van de sensorsignaalbeoordelingsschakeling 183 toegevoerd aan §§n van de ingangsaansluitingen van de EN schakeling 182a.
De EN schakeling 182a geeft een uitgangssignaal af, wanneer dit beide signalen van de sensorsignaalbeoordelings-30 schakeling 183 en de mondstukschakelaar 32 ontvangt. Het ! ' uitgangssignaal wordt toegevoerd aan een motorbesturings- ; schakeling 361, welke de electromotor 36 activeert en de pomp 34 bedrijfsklaar maakt, en dit uitgangssignaal wordt eveneens aan een klepstuurschakeling 184 toegevoerd. De klep-35 stuurschakeling 184 kan een klep-open-signaal aan een geheugen-schakeling 185 afgeven en een antwoordsignaal daarvan ont-vangen wanneer de schakeling 184 een signaal ontvangt van de EN schakeling 182a (het antwoordsignaal wordt ook toegevoerd aan klep-open-beoordelingsschakeling 186, maar dit zal later ,, 8203270 8 worden uiteengezet. De klep-open-geheugenschakeling 185 ont- houdt verscheidene klepopeningsgraden teneinde een maximum tot minimum afgifte te verkrijgen. In de in fig. 3, 4 getoonde uitvoeringsvorm worden stappen ingesteld voor het afgeven 5 van de vloeistof met een snelheid van 3 1/min, 20 1/min, 30 1/min en 45 1/min teneinde een corresponderend signaal van 10,30,40 of 60 pulsen aan het klepbedieningsdeel 401 van de klepstuurschakeling 184 toe te voeren. De klep-open-geheugenschakeling 185 heeft een ander geheugen dat de mini-; 10 mum afgiftesignalen van 10 pulsen aan het klepbedieningsdeel 101 afgeeft via de klepstuurschakeling 184. Dit treedt op ! wanneer deze schakeling het uitgangssignaal van de klepstuur-; schakeling 184 ontvangt.
Als klepbedieningsdeel 401 voor het bedienen van een :15 klepmechanisme voor de stromingsregelklep 40 verdient een stappenmotor de voorkeur, welke zodanig aangepast is dat deze door het signaal van 10 pulsen kan worden aangedreven teneinde de klepopening zodanig te maken, dat deze overeenkomt met de minimum afgifte en door het signaal van 60 pulsen voor het 20 maximaal.maken van de klepopening.
Bij' ontvangst van het uitgangssignaal van de klepstuurschakeling 184 geeft de klep-open-geheugenschakeling 185 het minimum afgiftesignaal van 10 pulsen (3 1/min) als het antwoord of klep-open-signaal aan de klepstuurschakeling 184 25 en dit signaal wordt vervolgens toegevoerd aan het klep bedieningsdeel (de stappenmotor) 401, teneinde de opening van het kleppenmecthanisme voor de stromingsregelklep 40 zodanig in te· stellen als overeenkomt m'et de minimale afgifte. Deze tijdsduur is in fig. 3 aangegeven met b.
: 30 Wanneer de bedieningspersoon het uiieinde van. het afgifte-mondstuk 28 in een inlaat van brandstoftank van een voertuig steekt en de afgiftehefboom daarvan bedient, begint brandstof-afgifte met de minimale afgiftesnelheid. Deze tijdsduur in fig. 3 aangegeven met c. Zoals later beschreven zal worden 35 stopt de voile tankafgifte automatisch onder gebruikmaking van de inrichting volgens de uitvinding, waardoor de bedieningspersoon' andere dienstverlenende werkzaamheden kan uit-voeren, wanneer hij de afgiftehefboom vastzet teneinde het
8 2 0 3 2 7 C
9 . mondstuk in de afgiftestand te houden.
Bij de afgifte van brandstof zet de encoder 381 van de stromingsmeter 38 een hoeveelheid van de door de stromingsmeter 38 stromende brandstof om in een pulssignaal dat toege-5 voerd wordt aan de telschakeling 181. Een signaal of aantal oulsen, dat door de telschakeling 181 wordt geteld wordt aan de indicator 20 toegevoerd teneinde deze als hoeveelheid van de afgegeven vloeistof te tonen. De opening van het klep-: mechanisme voor de regelklep 40 is op de minimale afgifte 10 (3 1/min) ingesteld en zelfs wanneer de afgiftehefboom van ·' het mondstuk 28 bediend wordt voordat het uiteinde van het mondstuk in een inlaat van de brandstoftank van het voertuig is gestoken wordt bediend ten gevolge van een mogelijke ver-gissing van de bedieningspersoon, bijvoorbeeld wanneer het 15 mondstuk 28 uit de houder 30 is genomen, zal de hoeveelheid brandstof die op de bodem terecht komt slechts klein zijn.
Wanneer de telschakeling 181 een bepaald aantal door de encoder 381 van de stromingsmeter 38 afgegeven pulssignalen heeft geteld, bijvoorbeeld vijf pulsen overeenkomend met 0,05 20 liter afgegeven brandstof, geeft de telschakeling 181 een signaal af dat aan de klepstuurschakeling 184 wordt toege- ' voerd. Dit moment is in fig, 3 aangegeven met punt d. Wanneer de klepstuurschakeling 184 dit signaal van de telschakeling 181 ontvangt, geeft deze het klep-open-signaal aan de geheugen 25 schakeling 185 die, als antwoord, een signaal van 50 pulsen (60-10=50) afgeeft overeenkomend met de maximale afgifte (45 1/min) en dit signaal wordt toegevoerd aan de klepstuurschakeling 184. Het antwoordsignaal wordt toegevoerd aan het klepbedieningsdeel 401 teneinde de stappenmotor met 50 pulsen 30 aan te drijven zodat het kleppenmechanisme voor de regelklep 40 in de geheel geopende stand wordt gebracht en de maximale afgifte aanvangt. Deze periode is in fig. 3 aangegeven met put e. Een plotselinge wijziging van de minimale tot de maximale afgifte levert een ongeschikte situatie op van een te 35 snelle detectie van de brandstof door de vloeistofniveausensor 46 ten gevolge van opspattende brandstof. Om een dergelijke situatie te vermijden is tussen de-minimale en de maximale afgifte een overgang van twee seconden ingesteld, zoals in 8203270 10 fig. 3 wordt getoond.
Wanneer de brandstoftank van het voertuig nagenoeg geheel gevuld is, ten gevolge van deze brandstofafgifte bij maximale afgiftecapaciteit, en de vloeistofniveausensor 46 de brand-5 stof detecteert doordat deze in contact komt'met opstijgende bellen of opspattende brandstof, wordt door de vloeistofniveausensor 46 een vloeistofdetectiesignaal afgegeven dat via de drempelschakeling 47 toegevoerd wordt aan de sensor-si gnaalbeoordelingsschakeling 183, waarna een uitgangssignaal 10 van de schakeling 183 toegevoerd wordt aan de klepstuur-schakeling 184. Dit. moment is in fig. 3 aangegeven met punt f. In dit geval zal het klep-open-signaal door de klepstuur- f i i schakeling 184 aan de klep-open-geheugenschakeling 185 worden afgegeven. Het resulterende uitgangssignaal van 60 pulsen 15 wordt via de klepstuurschakeling 184 aan het klepbedienings-deel 401 toegevoerd teneinde de stappenmotor met 60 pulsen omgekeerd aan te drijven, zodat het kleppenmechanisme voor de stromingsregelklep 40 in de geheel gesloten toestand wordt gezet. Dit moment is in fig. 3 aangegeven met punt cj.
20 Aangenomen wordt dat het vloeistofdetectiesignaal door de vloeistofniveausensor 46 werd afgegeven ten gevolge van contact met een omhoog komende brandstofbel. Er zijn enige 1 seconden nodig voordat de bellen zijn verdwenen. Zelfs wan-: neer het klepmechanisme van de stromingsregelklep 40 zijn 25 geheel gesloten toestand inneemt waardoor de afgifte van brandstof F uit het mondstuk 28 stopt, geeft de vloeistof- niveausensor 46 nog steeds het vloeistofdetectiesignaal af. Wanneer het klepmechanisme van de stromingsregelklep 40 zijn geheel .gesloten stand inneemt, wordt door de klepstuur- 30 schakeling 184 een signaal aan een tijdschakeling 187 afgegeven welke tijdschakeling een signaal afgeeft en dit aan . de klepstuurschakeling 184 toevoert nadat een bepaalde tijds-duur, bijvoorbeeld drie seconden zijn verstreken, welke tijd nodig is om de bellen te laten verdwijnen. Dit moment is in 35 fig. 3 aangegeven met punt h. Op dat moment, namelijk nadat drie seconden verstreken vanaf het moment dat het kleppenmechanisme van de stromingsregelklep 40 is gesloten, wordt geen vloeistofdetectiesignaal meer door de vloeistofniveausensor 46 afgegeven, daar de brandstofbellen reeds zijn ver- . 8203270 * * ; v 11 dwenen.
Bij ontvangst van het signaal van de tijdschakeling 187, geeft de klepstuurschakeling 184 het klep-open-signaal af aan de klep-open-geheugenschakeling 184, op overeenkomstige 5 wijze als in. het punt d, maar in dit geval omvat het klep-open-signaal van de geheugenschakeling 40 pulsen, zodat de brandstofafgifte weer aanvangt met een overeenkomende af-giftesnelheid, bijvoorbeeld 30 1/min. Dit moment is in fig.
' 3 aangegeven met punt i. Daar de brandstoftank van het , 10 voertuig reeds nagenoeg geheel vol is, zal de· vloeistofniveau sensor 46 op een eerder tijdstip het vloeistofdetectiesignaal afgeven om de klep op de eerder beschreven wijze te doen ; sluiten. Dit moment is in fig. 3 aangegeven met jj.· De punten k en 1 in fig. 3 tonen respectievelijk de momenten van het 15 einde van de gesloten stand van de klep als in punt £ het opnieuw aanvangen van de brandstof af gifte als in het punt h.
Een punt m komt overeen met het punt i, maar in dit geval wordt de afgiftesnelheid ingesteld op 20 1/min en met andere woorden wordt het klepbedieningsdeel 401 in het punt 1 met 20 30 pulsen aangedreven.
Met punt n is in fig. 3 een derde vloeistofdetectiepunt aangegeven. Op dit moment wordt de klep weer gesloten op overeenkomstige wijze als in de punten f en in de daar-voorafgaande fase, zodat het klepmechanisme van de stromings-25 regelklep 40 in zijn gesloten stand wordt gezet. Dit moment is in fig. 3 aangegeven met punt 0.
Wanneer het vloeistofdetectiesignaal van de vloeistof-; niveausensor 46 verdwijnt, dat wil zeggen wanneer de brand-stoftank van het voertuig nog niet geheel met brandstof is ; 30 gevuld, wordt de klep weer geopend. Het beginpunt van de vierde open fase van de klep is in fig. 3 aangegeven met punt £. In dit geval is het door de geheugenschakeling 185 aan het klepbedieningsdeel 401 toegevoerde signaal in reactie op het uitgangssignaal van de klepstuurschakeling 184 een signaal.
35 van tien pulsen, en de brandstofafgifte geschiedt dus met de minimale afgifte van 3 1/min. Dit moment is in fig. 3 aangegeven met punt 2· Hierbij wordt door de klepstuurschakeling 184 een signaal afgegeven dat continu wordt toegevoerd aan 8203270 12 de ΕΝ schakeling 182b. Een andere ingangsaansluiting van de EN schakeling 182b is verbonden met de vloeistofniveausensor 46 door middel van de sensorsignaalbeoordelingsschakeling 183 en de drempel 147. Wanneer het signaal van de klepstuurscha-5 keling 184 en het vloeistofdetectiesignaal van de vloeistofniveausensor 46 wordt ontvangen, geeft de EN schakeling 182b een uitgangssignaal af (dit moment, is in fig. 3 aangegeven met punt r) dat toegevoerd wordt aan een stuurschakeling 188 voor integrale afgifte. In dit geval wordt een uitleessignaal 10 voor de afgegeven hoeveelheid vloeistof van de stuurschakeling 188 voor de integrale afgifte afgegeven aan de tel-schakeling 181 en het resulterende uitleessignaal wordt toegevoerd aan de stuurschakeling 181 voor integrale afgifte ten-einde de vloeistofhoeveelheid zodanig te besturen, dat het 15 tweede cijfer in decimalen van een liter nul wordt. Alhoewel hierbij een waarde gevonden kan worden voor het tweede cij fer van de decimalen is er een mogelijk geval dat er niet vol-doende tijd is op de reactie van het kleppenmechanisme voor de stromingsregelklep 40. Het verdient daarom de voorkeur 20 om een zodanige instelling te hanteren, dat in het geval van 23,54 liter zes pulsen worden afgegeven teneinde de afgegeven hoeveelheid brandstof op 23,60 liter te brengen en in het geval van 23,59 liter niet δδη maar elf pulsen af te geven, teneinde de totale hoeveelheid op 23,70 liter te brengen.
25 Nadat het aantal pulsen extra door de telschakeling 181 is geteld, wordt door de stuurschakeling 188 voor integrale afgifte een afgifte-stopsignaal aan de klepstuurschakeling 184 toegevoerd (dit moment is in fig. 3' aangegeven met punt £), waarbij dit stopsignaal aan het klepbedieningsdeel 401 : 30 wordt toegevoerd om het kleppenmechanisme voor de stromingsregelklep 40 geheel te sluiten en de afgifte geheel te be-eindigen. .(dit moment is in fig. 3 aangegeven met punt t). Dit stopsignaal wordt zowel toegevoerd aan een afgifte-gereedin-dicator 26 en een motorstuurschakeling 361 teneinde de be-35 eindiging van de afgifte zichtbaar en/of hoorbaar aan te geven en respectievelijk de werking van de electromotor 36 te stoppen. Bij deze afgifte wordt. aangenomen dat de brandstof-tank van het voertuig gevuld wordt met brandstof op het moment 8 2 0 3 2 7 δ 13 bijvoorbeeld het punt cj, k of o en het vloeistofdetectie-signaal wordt continu door de vloeistofniveausensor 46 afgegeven, zelfs wanneer het klep-open-signaal door de tijdschakeling 187 afgegeven wordt nadat een bepaalde tijds-5 duur, bijvoorbeeld 3 seconden is verstreken, zodat de vloeistofniveausensor 46 nog met de brandstof in contact zal zijn, zelfs wanneer de brandstofbellen in de brandstoftank zijn verdwenen. In dit geval geeft een EN schakeling 182c waarvan i e§n ingangsaansluiting verbondenis met de vloeistofniveau-10 sensor 46 en een andere ingangsaansluiting verbonden is met : de tijdschakeling 187, een uitgangssignaal af, dat toege-voerd wordt aan de stuurschakeling 188 voor integrale afgifte, i 1 teneinde de hiervoor aangegeven functies uit te voeren en de brandstofafgifte te voltooien.
15 Met de hierboven beschreven uitvoeringsvorm wordt het . openen en sluiten van de klep met behulp van de vloeistofniveausensor 46 herhaald en terwijl de opening van de klep bij elke afgiftefase tot een zodanig niveau wordt verminderd, dat een mogelijk contact van de vloeistofniveausensor 46 20 met opspattende brandstof wordt vermeden, kan het aantal af-giftefasen worden verlaagd teneinde de doelmatigheid van de • totale brandstofafgifte te vergroten zonder. dat brandstof . uit de brandstoftank van het voertuig stroomt.
In de beschreven uitvoeringsvorm wordt de klep (stromings-25 regelklep)40) stapsgewijs gesmoord, maar deze smoring kan ; continu geschieden, bijvoorbeeld vanaf. het punt f in fig. 3. Verder kan de stromingsregeling door het klepbedieningsdeel '401 uitgevoerd worden door een rotatiesnelheidsbesturing ; van de electromotor 36 die de pomp 34 aandrijft.
30 Bij de beschreven uitvoeringsvorm wordt brandstofafgifte- ; snelheid geregeld op basis van de brandstofdetectie door de vloeistofniveausensor 46, maar deze besturing kan ook uitge-. voerd worden op basis van een hoeveelheid afgegeven brandstof of een tijdsduur die nodig is voor het opnieuw aanvangen van 35 de brandstofafgifte tot de volgende detectie van de brandstof door de vloeistofniveausensor 46.
Het is mogelijk dat de afvoersnelheid bij· voorkeur constant wordt gehouden bijvoorbeeld bij hogere afgiftesnelheid, = 3203270 .i ,11 i. 14 zonder de klep te smoren. Voor dit doel wordt op het mondstuk 28 een afgiftekeuzeschakelaar 181 aangebracht(zie ook fig. 1). Wanneer de schakelaar 281 ingeschakeld wordt, wordt hetsignaal van de vloeistofniveausensor 46 naar de sensorsignaal-beoor-5 delingsschakeling 183 via de drempelschakeling 147 als afgifte-keuze aan de klepstuurschakeling 184 toegevoerd. In dit geval wordt een geheel-open-signaal door de geheugenschakeling 185 afgegeven in reactie op een signaalafgifte van de klepstuurschakeling 184, voor het in de geheel-open-stand stellen van 10 het klepmechanisme voor de stromingsregelklep 40. Wanneer de vloeistofniveausensor 46 het vloeistofdetectiesignaal afgeeft, : zal het sluiten van de klep op dezelfde wijze geschieden als ; hierboven beschreven om het klepmechanisme voor de stromings-1 regelklep 40 in de geheel gesloten stand te bren’gen. Het openen 15 en sluiten van de klep zal worden herhaald totdat de vloeistofniveausensor 46 continu het vloeistofdetectiesignaal gedurende een bepaalde periode, bijvoorbeeld drie seconden afgeeft.
Fig. 4 toont de toestand waarin een brandstofafgifte uit-gevoerd werd door een cilindrisch deel van het mondstuk 28 20 in een halsdeel FT' van een brandstoftank FT van een voertuig te steken en een afgiftehefboom 58 te bedienen, met als resul-taat dat de brandstof F een niveau L heeft bereikt waarop de . in het uiteinde van het mondstuk 28 gemonteerde vloeistofniveausensor 46 continu een vloeistofdetectiesignaal afgeeft.
25 Zoals in de figuur is weergegeven heeft het halsdeel van de brandstoftank FT in het algemeen een cilindrische vorm, zodat de brandstoftank FT een ruimte ES met een hoogte H heeft, die ; een extra hoeveelheid brandstof kan opnemen. Bij gebruikelijke automobielen, kan 0,20 liter of meer in de ruimte ES worden 30 opgenomen en dus kan een extra brandstofafgifte uitgevoerd worden zonder dat overstroming optreedt, wanneer de brandstof hoeveelheid minder dan 0,15 liter is.
Volgens de uitvinding wordt de ruimte ES gebruikt voor de genoemde integrale afgifte teneinde het tweede cijfer van de 35 decimalen op het telwerk van de inrichting nul te maken, of om het bedrag in geld op een hele waarde te brengen, of om een constante hoeveelheid extra af te geven, wanneer de afgegeven brandstof het niveau L bereikt, teneinde de tank beter te vullen.
8203270 15 j
Een voorbeeld van de vloeistofniveausensor die bij de uit-‘ vinding gebruikt kan worden zal nu aan de hand van de fig.
: 5, 6a en 6b worden verduidelijkt.
De constructie van het afgiftemondstuk 28 is op zichzelf 5 bekend. Een mondstuklichaam 54 is roteerbaar met de buigzame leiding 44 verbonden, door middel van een draaibare koppeling met delen 52 en 50. Een hoofdklep 56 die aangebracht is in een'in het mondstuklichaam 54 gevormde boring kan tegen de kracht van een veer 561 in worden geopend door de afgifte-. 10 hefboom 58 te bedienen. De brandstof zal via de hoofdklep 56 ! . en een terugslagklep 60 die beneden stroomt van de hoofdklep I : 56 in de boring is aangebracht uit een opening 62 van het ; mondstuk worden afgegeven. Een met verwijzingscijfer 64 aangegeven onderdeel is een grendel voor het in de bedrijfs-15 stand van de hefboom 58 namelijk voor het in de open stand : houden van de hoofdklep 56.
De vloeistofniveausensor 46 is in een clindrisch deel 66 van het mondstuklichaam 54 gemonteerd op een plaats nabij de opening 6 2 van het mondstuk en de sensor is door een 20 scheidingsplaat 68 gescheiden van het brandstofkanaal 661, en de sensor zal dus niet beinvloed worden door de door het : kanaal 661 stromende brandstof. In het cilindrische deel 66 van het mondstuk is een opening.662 gevormd op een plaats 1 die overeenkomt met een ruimte 60 waarin de vloeistofniveau :25 sensor 46 is gemonteerd, waarbij deze opening 662 op het .. moment van de brandstofdetectie een gemakkelijke binnen-: stroming van brandstof in de ruimte 70 mogelijk maakt.
Fig. 6 a.en 6b tonen de vloeistofniveausensor 46 gezien van de zijde van de mondstukopening 62 in fig. 5, in de toe-:30 stand waarin deze geen1brandstof detecteert respectievelijk de brandstof wel detecteert. Elk type vloeistofniveausensor : kan worden gebruikt, maar in de weergegeven uitvoeringsvorm , omvat de vloeistofniveausensor 46 een licht uitzendend orgaan 461, een licht ontvangend orgaan 462 en twee lenzen 461a, 462a 35 die elk respectievelijk met de lichtzender 461 en de licht-ontvanger 462. zijn verbonden. De lichtzender 461 en de licht-ontvanger 462 kunnen respectievelijk een gepulsde straal uitzendende licht emitterende diode en een fototransistor zijn, welke fototransistor bij ontvangst van de lichtstraal .,: 820 3 270 16 van de diode geleidend wordt. De lenzen 461a en 462a dienen respectievelijk om het door de diode 461 uitgezonden licht in een evenwijdige straal te brengen, wanneer een medium lucht aanwezig is, en om de evenwijdige straal op de fototransistor 5 462 te convergeren of focusseren.
Wanneer het medium tussen de lichtzender 461 en licht-ontvanger 462 lucht is, wordt het licht van de lichtzender 461 daardoor door de lens 462a in een evenwijdige lichtstraal gevormd, naar de andere lens 462a overgebracht en door de 10 lens 462a -op de lichtontvanger 462 gefocusseerd, zodat deze een electrisch uitgangssignaal geeft, zoals in fig. 6a is getoond. Wanneer het medium tussen de lichtzender 461 en lichtontvanger 462 een brandstof is, wordt het licht van de lichtzender 461 niet alleen verzwakt.ten gevolge van de 15 "lichtweerstand" van de brandstof, maar ook wordt bestrooid door een wijziging in de brekingsindex van de lens 46la ten gevolge van de aanwezigheid van brandstof zoals in fig.
6b wordt getoond. Daarom bereikt de lichtontvanger 462 vrij-wel geen licht zodat de lichtontvanger geen open uitgangs-20 signaal met een zeer laag niveau afgeeft.
Het gevolg is dat eenvoudig kan worden beoordeeld of de , vloeistofniveausensor 46 met de brandstof in contact is en deze. detecteert of niet.
i * ’ Een schakeling voor de vloeistofniveausensor 46 zal nu 25 eveneens aan de hand van fig. 5 uiteen worden gezet. Signaal-leidingen 68 die met de lichtzender 461 en lichtontvanger 462 zijn verbonden worden uit het lichaam 54 van het mondstuk geleidt via .het brandstofkanaal 661 in^het cilindrische mond-stukdeel 66 en een in het mondstuklichaam 54 gevormde boring 30 541 en met een koppelorgaan 71 verbonden, dat dient voor reparatie of uitwisseling van de vloeistofsensor 46. In een weergegeven uitvoeringsvorm is de brandstofafgiftekeuzeschake-laar 281 ook buiten het mondstuklichaam 54 aangebracht, waar-bij deze schakelaar 281 en het koppelstuk 71 door een ver-35 wijderbaar gemeenschappelijk deksel 72 wordt bedekt, alhoewel een bedieningstoets 283a voor de schakelaar 281 buiten het deksel 72 uitsteekt en ingedrukt kan worden voor het herhalen van geheel open - geheel gesloten standen van de regelklep 40, zoals boven beschreven. Een signaalleiding naar het koppel- 820 3 2 70 17 orgaan 71 en andere signaalleiding naar de schakelaar 281 zijn samengevoegd als leiding 74, en deze wordt weer in het mondstuklichaam 54 naar binnen geleidt door een boring 542, en tenslotte met de regelinrichting 18 verbonden (fig. 1).
5 De signaalleiding 74 is bekleed met een schroefveer 76 ter i plaatse van het door de scharnierende koppeling 52 lopende deel, teneinde het in elkaar draaien van deze leiding te - beperken, maar deze maatregel is niet voldoende om een moge- lijke breuk van de signaalleiding ten gevolge van het in 10 elkaar draaien te vermijden en dus zijn middelen 78 aangebracht voor het beperken van een relatieve rotatie tussen de koppeling « : 52 en het mondstuklichaam 54.
t r
In hoofdzaak aan de hand van de fig. 7 en 8 zal nu de sensorschakeling worden verduidelijkt. De sensorschakeling 15 omvat in hoofdzaak de lichtzender 461 en de lichtontvanger 462 van de vloeistofniveausensor 46, de drempelschakleing 47, en de sensorsignaalbeoordelingsschakeling 183 (zie ook fig. 2), wordt geactiveerd bij: ontvangst van een signaal. van de mond-stukschakelaar 32, wanneer het mondstuk 28 uit de mondstuk-20 houder 30 is genomen, en gedeactiveerd wanneer het mondstuk 28 weer in de houder 30 wordt geplaatst.. (zie ook fig. 1).
De drempelschakeling 47 omvat een zekeringF, weerstanden R en zener dioden 25, maar deze schakeling kan niet uiteen worden gezet, daar deze op zichzelf bekend is. .
25 In de in fig. 7 weergegeven uitvoeringsvorm wordt.. aange-nomen dat de lichtzender 461 en de lichtontvanger 462 respec-tievelijk een licht emitterende diode en een fototransistor zijn, zoals eerder werd beschreven. In de sensorsignaal be-oordelingsschakeling 184 is een geleider B van bijvoorbeeld ; 30 +5V met een emitter van een transistor Tr verbonden van welke transistor de basis, met de oscillator 80 is verbonden.
De oscillator 80 geeft een pulssignaal. af, zoals in fig. 8a wordt getoond, en dus treedt aan de collectorzijde van de transistor Tr een overeenkomstig pulssignaal op. Het puls-35 signaal wordt aan de licht emitterende diode 461 toegevoerd via een weerstand en de drempelschakeling‘47 en de licht emitterende diode 461 geeft dus een lichtpulssignaal met een golfvorm overeenkomstig met hetgeen in fig. 8a is weergegeven.. De cathodezijde .van de diode. 461 is geaard^ 8203270 18
De collector van de fototransistor 461 is met de gelei-der B verbonden via de drempelschakeling 47 en een weerstand-R2, en de emitter daarvan is geaard.
Verder is een vergelijkingsschakeling 82 aangebracht 5 welke het pulssignaal omzet in een signaal met een rechthoe-. kige golfvorm. De vergelijkingsschakeling 82 heeft een eerste . ingangsaansluiting ^ die verbonden is met een leiding tussen een weerstand R2 en de fototransistor 462 en een tweede ingangs ; aansluiting die aangesloten is tussen twee weerstanden R^ en ; 10 met dezelfde weerstand en welke in serie verbonden zijn ; met een leiding die tussen de geleider. B en aarde ligt, zodat : i op de aansluiting T2 de helft van de spanning van de geleider ; B, namelijk +2,5V staat.
Wanneer een voldoende lichtpulsstraal.van de licht uit-15 zendende diode 461 de fototransistor 462 bereikt, zoals aangegeven met pijlen a, wordt de fototransistor 462 in zijn geleidende toestand gebracht, waardoor de spanning op de aansluiting Tj. kleiner dan +2,5V wordt. Wanneer de fototransistor 462 daarentegen geen of onvoldoende licht ontvangt, blijft 20 de fototransistor in zijn niet-geleidende toestand waardoor de spanning op de aansluiting toeneemt. Daar het spannings-signaal op de aansluiter het omgekeerde is van het door de oscillator 80 afgegeven signaal, heeft een uitgangssignaal van de vergelijkingsschakeling 82 een golfvom die omgekeerd 25 is in vergelijking met de in fig. 8a getoonde vorm (de golfvorm wordt in fig. 8b getoond en de linkerdelen van fig. 8c en d). Fig. 8b toont een uitgangssignaal van de vergelijkingsschakeling 82 in het geval dat het medium tussen de licht uitzendende diode 461 en de fototransistor.. 462 lucht is en 30 dat het lichtpulssignaal van de licht uitzendende diode 461 voldoende door de fototransistor 462 wordt. ontvangen om deze in de geleidende toestand te brengen. Fig. 8c toont het uitgangssignaal van de vergelijkingsschakeling 82 in geval dat het medium tussen de licht uitzendende diode 461 en de foto-35 transistor 462 zich wijzigt van lucht in brandstof of een bel daarvan, opi het moment zoals aangegeven met X, waarna een signaal met een hoog niveau. Hi wordt getoond.
De afgiftekeuzeschakelaar 281 is parallel geschakeld met de fototransistor 462 en wanneer de schakelaar wordt
, 8 2 0 3 2 7 Q
• : . 19 ' ingedrukt wordt de aansluiting geaard en het uitgangssig- naal van de vergelijkingsschakeling 82 wordt dus een signaal met laag niveau Lo (dit signaal. wordt in fig. 8d getoond, op het moment dat de schakelaar op Y wordt ingedrukt).
5 Het uitgangssignaal van de: vergelijkingsschakeling 82 wordt van de uitgangsaansluiting daarvan naar de beoorde-lingsschakeling 84 geleid teneinde verschillende beoordelingen te maken, waarbij een resultaatsignaal-naar de volgende schakeling wordt gevoerd (zie fig. 2) om dit in hoofdzaak 10 als stuursignaal te gebruiken en in de tweede plaats om dit in een hoorbaar en/of ziehtbaar.signaal om te zetten waarmee ί een bedieningspersoon van de inrichting geinformeerd kan ; worden.
; Wanneer het afgiftemondstuk 28 uit de mondstukhouder 30 , 15 wordt genomen, (fig. 1), is het omgevingsmedium voor de , vloeistofniveausensor 46 lucht en het pulssignaal is dus zoals : getoond in fig. 8b en dit signaal wordt van de vergelijkings-; schakeling 82 naar de beoordelingsschakeling 84 geleid. Bij i' : ontvangst van het pulssignaal beoordeelt de beoordelings— 20 scahkeling 84 dat de vloeistofniveausensor normaal werkt en geeft een overeenkomstig beoordelingssignaal af. Gebaseerd op dit beoordelingssignaal wordt aan de motorstuurschakeling 361 een motorinschakelsignaal gegeven teneinde electromotor 36 te activeren en aan de klepstuurschakeling 184 wordt een 25 klep-open-signaal gegeven voor het openen van het klepmecha-nisme van de stromingsregelklep 40 (fig. 2). De brandstof-afgifte kan gebeuren door de afgiftehefboom 58 van het mond- ; stuk 28 met de hand te bedienen. (fig. 5J . Bij de afgifte zet de pulsencoder 381 van de stromingsmeter 38 een hoeveel-30 heid door deze stromende brandstof om in een. corresponderend pulssignaal teneinde dit aan de telschakeling 181 toe te voeren dat het aantal pulsen telt zodat de indicator gestuurd kan worden voor het aangeven van de afgegeven hoeveelheid brandstof.
.-.I'· .
35 Indian een door de vergelijkingsschakeling 82 aan de beoordelingsschakeling 84 afgegeven signaal niet is zoals is weergegeven in fig. 8b, wanneer het mondstuk 28 uit zijn hanger 30 werd genomen, voorafgaande aan de werkelijke brand- 8203270 20 stofafgifte, beoordeelt de beoordelingsschakeling 84 dat de vloeistofniveausensor 84.zich in zijn abnormale toestand bevindt, en geeft een corresponderend beoordelingssignaal af, waarmee de storingindicator 24 wordt gevoed om dit aan . 5 de bedieningspersoon mede te delen, zodat deze een geschikte tegenmaatregel kan treffen, bijvoorbeeld het vervangen van de defecte vloeistofniveausensor.
Terugkerend naar de brandstofafgifte. zal. de brandstof- niveausensor 46 de brandstof zelf detecteren, een voor het * 10 werkelijke brandstofniveau omhoog bewegende bel. of opspattende - brandstof daarvan detecteren, wanneer de afgifte continu wordt uitgevoerd. De brandstofdetectie .wordt getoond in fig. 8c ' met het punt X en op dit moment, geeft de vergelijkingsschake-ling 82 een signaal met hoog niveau Hi af, dat aan de beoor-15’ delingsschakeling 84 wordt toegevoerd. De beoordelingsschake- ’ ling 84 beoordeelt het signaal Hi vervolgens en stuurt een klepsluitsignaal aan de klepstuurschakeling 184, zodat het klepmechanisme voor de stromingsregelklep 40 wordt gesloten om de brandstofafgifte te stoppen.
20 Indien de brandstofdetectie tijdelijk is ten gevolge van het contact van de vloeistofniveausensor 46 met een bel of opspattende brandstof en.de vloeistofniveausensor 46 vervolgens wee r lucht detecteert, wordt het pulssignaal zoals getoond in fig. 8b weer van de vergeli.jkingsschakeling 82 25 naar de beoordelingsschakeling 84 gevoerd om de brandstofafgifte weer te doen aanvangen, maar dit zal verder niet uiteen worden gezet daar dit reeds gebeurd is aan de hand van de in fig. 3 weergegeven grafiek.
Wanneer de in het mondstuk 28 aangebrachte brandstofaf-30 giftekeuzeschakelaar 281 wordt ingedrukt, wordt het signaal met laag niveau Lo van de vergelijkingsschakeling 82 naar de beoordelingsschakeling 84 toegevoerd, zoals hierboven : werd uiteengezet (het moment waarop de schakelaar 281 wordt bediend .is in fig. 8d aangegeven met punt Y). Het signaal 35 met laag niveau Lo wordt naar de klepstuurschakeling 184 overgebracht om het klepmechanisme voor de stromingsregelklep 40 geheel te openen zodat het klepmechanisme een geheel open-geheel gesloten functie vervult door het signaal van de vloeistofniveausensor 46, totdat de vloeistofniveausensor - 8203270 21 46 in een toestand komt waarin de brandstof continu wordt ge-detecteerd.
Een voorkeursuitvoeringsvorm van de Stromingsregelklep 40 zal nu in detail aan de hand van fig. 9 worden verduidelijkt.
5 De stromingsregelklep 40 omvat.een klephuis 90 met een inlaat 92 en een uitlaat 94 en in deze is een klepzitting 901 gevormd die een kleplichaam 901 kan opnemen. Het klep-! lichaam 902 heeft een holle cilindrishe vorm, in zijn zij-wand een opening 902b voor het beheersen van een stand van 10 een kleplichaam 902, een geleiding 96 met een centraal y stromingskanaal 961, en een in een binnenoppervlak van de zijwand 902a gevormd kanaal 902c, . dat een kamer 98 met het stromingskanaal 961 verbindt.
Op het klephuis 90 is een kast 100 gemonteerd, die een 15 aandrijfmechanisme voor het kleplichaam 902 opneemt. Een binnenruimte van. de kast 100 is in twee comp artimen ten ge-; scheiden. Het eerste corapartiment vormt de kamer 98 en neemt de veer 102 op die het kleplichaam 902-normaal tegen de klepzitting 901 drukt, en vender een houder 104 voor de veer 102 20 en een de houder 104 beweegbaar ondersteunende balg 106. Een uitgaande as 108a van een stappenmotor 108 steekt uit in het tweede compartiment van de kast 100 en aan het vrije einde daarvan is een hefboom 110 bevestigd. De rotatie van de stappenmotor 108 onder de invloed van het signaal van de : 25 klepstuurschakeling 184, zoals beschreven .aan de hand van fig. 2, heeft de beweging van de hefboom. 110 tot gevolg tussen een in fig. 1 met een getrokken lijn getoonde stand en een : met een stippellijn getoonde stand. Een vrij einde van de hefboom 110 is scharnierend verbonden met een aandrijfstang 30 112 voor een kleplichaam, welke aandrijfstang via. een gelei-dingsorgaan 114 met een pen 114a verbonden is met een naald-klepstang 116 die aan zijn vrije einde een zuiger 118 heeft met een uitsteeksels 118a dat het stromingskanaal 961 kan openen of sluiten. Tussen de zuiger 118 en het geleidingsor-35 gaan 114 is een drukveer 120 aangebracht die het stromingskanaal 961 normaal met het uitsteeksel 118a sluit.
Bij bedrijf van de stromingsregelklep 40 wordt aangenomen dat de hefboom. 110 zich in de in getrokken lijn getoonde stand bevindt. Daar op de inlaat 92 ten gevolge van de werking . 8203270 22 van de pomp 34 een druk wordt gezet, stroomt. de brandstof via de opening 902b in het holle kleplichaam 902 en ver-volgens in de kamer 98 teneinde tegen het kleplichaam 902 aan te drukken. De inlaat 92 staat daarom niet in verbinding 5 met de uitlaat 94 om het uit de uitlaat naar buiten stromen van vloeistof te voorkomen. Wanneer de stappenmotor 108 vervolgens stapsgewijs wordt geroteerd- in reactie op het aantal pulsen van een pulssignaal van de klepstuurschakeling 184 (bijvoorbeeld 0,45° per puls), roteert de hefboom 110 10 op overeenkomstige wijze in de richting van de klok waardoor een opwaartse beweging van de zuiger 118 in.de figuur wordt , veroorzaakt, door dat de brandstof in. de kamer 98 uit de ; uitlaat 94 naar buiten stroomt via de.kanalen 902c en 961, teneinde de druk in de kamer 98 te verminderen. Deze druk-15 vermindering veroorzaakt een opwaartse beweging van het kleplichaam 902 zodat de verbinding tussen de inlaat 92 en de uitlaat 94 wordt gevormd, waardoor de brandstof via de : inlaat en uitlaat stroomt. Bij het begin van deze fase stroomt ' de branstof van de inlaat 92 naar de uitlaat 94 via de opening 20 902b en via de kanalen 902c en 961, maar wanneer de zuiger 118 verder omhoog beweegt door': het afsluiten van de opening , 902b, dringt de brandstof niet meer. in de kamer 98 binnen en dus neemt de druk in de kamer 98 af zodat het kleplichaam 902 omhoog beweegt. Met andere woorden hangt een stand van 25 het kleplichaam 902 af van een positionele relatie tussen de zuiger 118 en de opening 903b, namelijk van de hoeveelheid in de kamer 98 naar binnen en naar buiten stromende brandstof.
: Wanneer de zuiger 118 zich in zijn bovenste (of onderste) stand bevindt, bevindt het..kleplichaam 902 zich dus vrijer 30 gesteld eveneens in zijn bovenste (of onderste) stand en de klepopening hangt dus af van de stand van de hefboom 110 ten gevolge van de rotatie van de stappenmotor 108.
Als voorzorgsmaatregel voor een mogelijke onderbreking in de electriciteit of problemen met de stappenmotor 108, 35 kan een andere hefboom 114 voor het bedienen van de hefboom 110 of een combinatie van een kanaal 121 die de uitlaat 94 en de kamer 98 met elkaar verbindt en een klep 122 in ! het kanaal 121 zijn aangebracht.
. .. 8 2 0 3 2 7 0 23
De stromingsregelklep 40 met een dergelijk mechanisme en te bedienen op de wijze zoals beschreven, is goed geschikt 1 voor de inrichting volgens de uitvinding, daar de naaldklep-stang 116 snel bewogen en gestopt kan worden in een gewenste 5 stand, waardoor de reactie van het kleppenmechanisme snel is en wordt verzekerd dat elke gewenste stromingshoeveelheid ; ingesteld kan worden.
r v f 8203270
Claims (11)
1. Inrichting voor het afgeven van een vloeistof, omvat-tende een vloeistofreservori, middelen voor het uit het reservoir oppompen van de vloeistof, een electromotor voor het aandrijven van de pomp, een stromingsmeter voor het 5 meten van een hoeveelheid van de daardoorheen bewegende : vloeistof, stationaire leidingen bestaande uit een de pomp met het reservoir verbindende eerste leiding, een de stromingsmeter met de pomp verbindende tweede leiding, een de klepmiddelen. met de stromingsmeter verbindende derde leiding 10 en een met een uitlaat van de klepmiddelen verbonden vierde leiding, waarbij met een vrij einde van de vierde leiding een buigzame leiding is verbonden, met een vrij einde van de buigzame leiding een afgiftemondstuk is verbonden en verder omvattende een vloeistofniveausensor.aan het uiteinde daar-15 van, gekenmerkt door een electrisch met de niveau-sensor verbonden stuurschakeling voor het afgeven van een signaal voor het automatisch stoppen van het uit het mondstuk uitstromen van de vloeistof, waarbij het signaal gegeven wordt in reactie op ontvangst van een vloeistofdetectiesignaal ; 20 door de niveausensormiddelen, voor het afgeven van een ander signaal voor het opnieuw aanvangen van de vloeistofafgifte : door de mondstukmiddelen nadat een bepaalde tijd is verstreken en indien deze van de niveausensormiddelen een signaal ont-vangt, dat de. afwezigheid van de vloeistof. aangeeft en voor 25 het tenslotte afgeven van een signaal voor het stoppen van de vloeistofafgifte.
2. Inrichting volgens conclusie 1, met het k e n m e r k, dat de stromingsmeter een encoder omvat voor het afgeven van een een hoeveelheid van de door de stromingsmeter passerende 30 vloeistof representerend pulssignaal dat via een telschakeling aan de indicatormiddelen wordt toegevoerd.
3. Inrichting volgens conclusie 1, met het k e n m e r k, dat de stuurschakeling een beoordelingsschakeling voor het niveausensorsignaal omvat, welke beoordelingsschakeling met 35 de vloeistofniveausensor is verbonden via een beschermende drempelschakeling teneinde te beoordelen of de niveausensor al dan. niet normaal werkt en als uitgangssignaal daarvan een = 8203270 normaal- of abnormaalsignaal afgeeft, en verder een motor-stuurschakeling welke de motor bestuurt bij ontvangst van het normale signaal van de beoordelingsschakeling voor het aandrijven van de pomp, een klepstuurschakeling die een eerste 5 signaal afgeeft bij ontvangst van het normale signaal van de beoordelingsschakeling, welk signaal aan een klep-open-geheugenschakeling wordt toegevoerd, en een signaal van de geheugenschakeling ontvangt en een tweede signaal voor het activeren van een in een stromingskanaal .in de klep aange-10 bracht kleplichaam afgeeft.
: 4. Inrichting volgens conclusie 1, met het k e n m e r k, dat de klepmiddelen een huis omvatten met een vloeistof-' inlaat en uitlaat, een in het. huis aangebracht voorbelast kleplichaam voor het onderling verbinden. of. van elkaar 15 scheiden van de inlaat en uitlaat, en door een motor aange-dreven hefboom voor het stapsgewijze aandrijven van het kleplichaam.
5. Inrichting volgens conclusiel, met het kenmerk, dat de vloeistofniveausensor licht uitzendende en licht 20 ontvangende middelen omvat..
6. Inrichting volgens conclusie 3, verder geken- m e r k t door een afgiftestuurschakeling die met een door een pulssignaal van de stroommeter bediende .telschakeling is verbonden en een hoeveelheid van de door het mondstuk af 25 te geven vloeistof regelt, zodanig, dat de indicator als tweede decimaalcijfer van het aantal liters een nul toont.
7. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de klep-open-geheugenschakeling een1opening in de klepmiddelen. bij de voorgaande afgifte opslaat en bij het opnieuw 30 aanvangen van de volgende afgifte een signaal afgeeft voor het op een lager niveau instellen van de opening.
8. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het kleplichaam een hoi cilindrisch orgaan is met een in zijn zijwand gevormde opening en met door de hefboommiddelen 35 te bedienen.zuigerachtige middelen samenwerkt.
9. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de licht uitzendende middelen een licht emitterende diode zijn welke een pulsstraal uitzendt van een signaal van een oscillator en de licht ontvangende middelen een fototransistor 8203270 zijn, die bij ontvangst van de lichtstraal. van de diode in de geleidende toestand wordt gebracht.
10. Inrichting volgens conclusie 6,. met het k e n m e r k, dat de afgiftestuurschakeling een extra vloeistofafgifte in 5 kleine hoeveelheid mogelijk maakt zelfs wanneer de niveau-sensor het brandstofdetectiesignaal continu afgeeft, teneinde ! een geheel gevulde tank af te geven.
11. Inrichting volgens conclusie 9, met het k e n m e r k, dat lensmiddelen zijn aangebracht voor het respectievelijk ; 10 tot een parallelle baan maken van het door de licht emitterende diode uitgezonden licht en op de .fototransistor convergeren van de parallelle baan. 1 8203270
Applications Claiming Priority (10)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
JP12932881A JPS5830994A (ja) | 1981-08-20 | 1981-08-20 | 給油装置 |
JP12932681A JPS5830998A (ja) | 1981-08-20 | 1981-08-20 | 給油装置 |
JP12932781 | 1981-08-20 | ||
JP12932781A JPS5830993A (ja) | 1981-08-20 | 1981-08-20 | 給油装置 |
JP12932881 | 1981-08-20 | ||
JP12932681 | 1981-08-20 | ||
JP13023781 | 1981-08-21 | ||
JP13023781A JPS5841095A (ja) | 1981-08-21 | 1981-08-21 | 給油方法 |
JP56140290A JPS5842923A (ja) | 1981-09-08 | 1981-09-08 | 給液装置 |
JP14029081 | 1981-09-08 |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8203270A true NL8203270A (nl) | 1983-03-16 |
NL191534B NL191534B (nl) | 1995-05-01 |
NL191534C NL191534C (nl) | 1995-09-04 |
Family
ID=27527195
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8203270A NL191534C (nl) | 1981-08-20 | 1982-08-20 | Inrichting voor het afgeven van voertuigbrandstof. |
Country Status (6)
Country | Link |
---|---|
DE (1) | DE3228265A1 (nl) |
GB (1) | GB2108471B (nl) |
HK (1) | HK53887A (nl) |
MY (1) | MY8700514A (nl) |
NL (1) | NL191534C (nl) |
SG (1) | SG32387G (nl) |
Families Citing this family (11)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CA1269960A (en) * | 1985-09-13 | 1990-06-05 | Hiroshi Matsumura | Liquid delivery nozzle |
DE3829831A1 (de) * | 1988-09-02 | 1990-03-15 | Hansa Metallwerke Ag | Einrichtung zum zapfen einer vorwaehlbaren fluessigkeitsmenge, insbesondere wassermenge |
EP0360464A3 (en) * | 1988-09-19 | 1991-05-29 | Gilbarco Inc. | Liquid dispensing system |
DE4307415C1 (de) * | 1993-03-09 | 1994-09-29 | Handke Wilhelm Gmbh | Verfahren zum Betrieb einer Schankanlage sowie zugehörige Schankanlage |
DE4317946A1 (de) * | 1993-03-09 | 1994-12-08 | Handke Wilhelm Gmbh | Schankanlage sowie zugehöriges Verfahren zum Betrieb einer Schankanlage |
DE4331515C2 (de) * | 1993-09-16 | 2002-07-18 | Buerkert Gmbh | Vorgesteuertes Absperrventil mit Rückflußverhinderer |
US5794667A (en) * | 1996-05-17 | 1998-08-18 | Gilbarco Inc. | Precision fuel dispenser |
DE19834900C2 (de) * | 1998-08-03 | 2001-10-31 | Ingo Dohmann | Verfahren zur Dosierung oder Abgabe einer bestimmten Flüssigkeitsmenge |
AUPR390301A0 (en) * | 2001-03-22 | 2001-04-12 | Guszlovan, Jim | Wine barrel filling apparatus |
GB2434358A (en) * | 2006-01-21 | 2007-07-25 | Michael Thomas Bloor | Fluid dispenser |
EP2927191A3 (de) * | 2012-02-28 | 2015-12-09 | Walter Söhner Gmbh & Co. Kg | Betankungs-system und -verfahren |
Family Cites Families (9)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US2190027A (en) * | 1939-02-11 | 1940-02-13 | Jordan Henry Ewin | Liquid detecting device |
GB649087A (en) * | 1940-11-26 | 1951-01-17 | S A T A M Sa Appareillages Mec | Apparatus for measuring and dispensing liquids |
US3085600A (en) * | 1961-02-14 | 1963-04-16 | Dover Corp | Automatic dispensing nozzles |
FR2213487B1 (nl) * | 1972-11-07 | 1975-03-14 | British Petroleum Co | |
GB1457884A (en) * | 1973-03-26 | 1976-12-08 | Dilger L | Liquid dispensing apparatus incorporating a sensor responsive to the delivered liquid level |
DE2608995C3 (de) * | 1976-03-04 | 1979-08-16 | Apparatebau Hundsbach Prof. Dr.-Ing. Habil., Dr.Phil.Nat. Karl Otto Lehmann, Nachf. Gmbh & Cie, 7570 Baden-Baden | Einrichtung zur Voreinstellung von Flfissigkeitsmengen |
GB1598265A (en) * | 1978-05-31 | 1981-09-16 | Ferranti Ltd | Dispensing preset amounts of a product |
JPS55163197A (en) * | 1979-05-23 | 1980-12-18 | Matsushita Electric Ind Co Ltd | Fuel supply system at filling station |
DE8106009U1 (de) * | 1981-03-03 | 1981-08-06 | Fricke Abfülltechnik GmbH + Co, 4970 Bad Oeynhausen | "abfuellventil, insbesondere fuer fluessigkeiten" |
-
1982
- 1982-07-09 GB GB08219956A patent/GB2108471B/en not_active Expired
- 1982-07-29 DE DE19823228265 patent/DE3228265A1/de active Granted
- 1982-08-20 NL NL8203270A patent/NL191534C/nl not_active IP Right Cessation
-
1987
- 1987-04-03 SG SG32387A patent/SG32387G/en unknown
- 1987-07-16 HK HK53887A patent/HK53887A/xx not_active IP Right Cessation
- 1987-12-30 MY MY8700514A patent/MY8700514A/xx unknown
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
HK53887A (en) | 1987-07-24 |
MY8700514A (en) | 1987-12-31 |
GB2108471A (en) | 1983-05-18 |
NL191534C (nl) | 1995-09-04 |
GB2108471B (en) | 1985-05-15 |
SG32387G (en) | 1987-07-17 |
DE3228265A1 (de) | 1983-03-31 |
DE3228265C2 (nl) | 1989-09-21 |
NL191534B (nl) | 1995-05-01 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US4522237A (en) | Apparatus for dispensing liquids | |
US5088621A (en) | Bulk dispensing apparatus system | |
US3662924A (en) | Light-controlled fluid dispenser | |
NL8203270A (nl) | Inrichting voor het afgeven van vloeistoffen. | |
JP4084571B2 (ja) | 自己モニター式インテリジェント噴流デイスペンサー | |
US8225960B2 (en) | Ice dispense system and method | |
EP2035323B1 (en) | Electromechanically operated fuel nozzle | |
WO2006007059A2 (en) | Self-contained, portable and automatic fluid dispenser | |
US3434628A (en) | Automatic soap dispenser | |
RU2536191C2 (ru) | Бесконтактное раздаточное устройство | |
CA2162661C (en) | Beverage dispensing control | |
AU2001253902A1 (en) | Self-monitoring, intelligent fountain dispenser | |
US4957220A (en) | Vending machine last drink sensor and dispensing apparatus | |
GB2462392A (en) | Beverage preparation machine and method for operating beverage preparation machine | |
RU2001127973A (ru) | Точное дозирующее устройство для жидкостей | |
JPH03148497A (ja) | シロップ分与システム | |
US20140312060A1 (en) | Dosing spout and system | |
US20020060228A1 (en) | Programmable beverage dispensing apparatus | |
US3985267A (en) | Logic and selector circuitry for flavored-beverage dispensing apparatus | |
US4603792A (en) | Ticket issuing machine with product dispenser | |
US5402914A (en) | Beverage dispensing device | |
US3300092A (en) | Coin-controlled hair spray | |
KR950704181A (ko) | 액체 분배장치(liquid dispensing apparatus) | |
AU2005239709B2 (en) | Self-monitoring, intelligent fountain dispenser | |
EP0387386A1 (en) | Dispensing of bulk fluids |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A85 | Still pending on 85-01-01 | ||
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
V1 | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20010301 |