NL8202788A - Bandstaalponswerktuig met ten minste een bandvormig ponsmes, dat een snede heeft. - Google Patents

Description

7 .4 - 1-

Bandstaalponswerktuig met ten minste een bandvormig ponsmes, dat een snede heeft.

De uitvinding heeft betrekking op een bandstaalwerktuig met ten minste §£n bandvormig ponsmes, dat een snede heeft en in een spleet van een mesdrager is gehouden en waarvan de mssrug, die ligt tegenover de snede, over zijn aanligvlak 5 steunt tegen een geharde metaalplaat, waarbij ten minste de snede van het ponsmes is gehard.

Een dergelijk bandstaalponswerktuig is bekend uit het . Duitse Offenlegungsschrift 2 404 406 en dient voor het ponsen van foelies uit karton en papier, zachte metalen, in het 10 bijzonder tot afgesneden vouwdoosdelen.

Bij dergelijke werktuigen is het nodig, dat de ponsmessen op iedere plaats het materiaal betrouwbaar zodanig doorsnij-den, dat in het verdere productieverloop de uitgeponste stuk-ken zonder storing uit de bladen kunnen worden gebroken en 15 afgescheiden. De gebruikelijke werkwijze is daarbij staal tegen staal, dat wil zeggen de messneden werken tegen een geharde ponsplaat. Om een geXijkmatige snede te verkrijgen, moe-ten daarom de sneden en de tegenponspXaat nauwkeurig zijn, want ieder hoogte verschii Xeidt er toe dat het materiaaldoor-20 snijden niet gelijkmatig. plaats vindt, zodat het bij het uitbreken tot productiemoeilijkheden komt. De sneden zelf hebben reeds -: bepaalde hoogtetoleranties van ongeveer 0,02 mm. Daarbij komen nog verdere hoogtetoleranties uit de werktuigvervaardiging en de ponsmachines zelf alsmede bij het uitoefenen van de 25 ponsprocessen.

In ongunstige gevallen komen al de fouten bij elkaar en komt het tot hoogteverschillen tot 0,2 mm. Dit heeft tot gevolg dat bij een ponsproces de te hoge plaatsen het te ponsen materiaal reeds hebben doorgesneden terwijl op an-30 dere plaatsen het materiaal nog niet is doorgesneden. Om hier een hoogtevereffening te bereiken, is het bekend op de achterzijde van het bandstaalwerktuig achter de niet juist snijdende mesplaatsen vereffeningsstroken, bij voorbeeld van. papier of metaal te plakken, zodat aan de te hoge snedeplaat-35 sen een uitwijking naar achter mogelijk wordt, opdat een aanpassing van de sneden aan de tegenponsplaat is gegeven. Daardoor kunnen bevredigende ponssneden worden verkregen, 8202788 4 ? - 2 - maar de benodigde tijd voor eendergelijke hoogtever-'effening van de sneden is zeer aanzienlijk en kan zelfs groter zijn dan de eigenlijke ponstijden van het bandstaalwerktuig.

Uit de Europesche octrooiaanvrage 17 179 is het nu 5 ook bekend een op een metaalonderlaag geplakte kunststof-plaat met vooraf bepaalde hardheid in nog vloeibare toestand te gebruiken. De door stralen hardbare foelie wordt achter het bandstaalwerktuig gelegd, de pers wordt bij elkaar ge-bracht, daarbij kunnen te hoge sneden naar achteren in de 10 foelie uitwijken en de foelie wordt daardoor plastisch ver-vormd. Door een volgende harding wordt deze vereffeningstoe-stand gefixeerd. Deze methode is echter in zijn werkzaamheid door de afstariden van de sneden beperkt. Bij te geringe sne-denafstanden kan de nog ongeharde kunststoffoelie het ver-15 effenen niet volledig waarborgen,. zodat in dergelijke geval-len extra de in de aanhef beschreven methode van het achter-plakken van vereffeningsstroken moet worden toegepast.

De kosten zijn in het bijzonder bij bandstaalponswerk-tuigen met ponsmeslengten van 25 m en meer ondragelijk hoog, 20 zodat bij kleine oplagen de tijden voor het gereedmaken groter worden dan de productietijd. Daarbij komt nog dat deze vereffeningswerkzaamheden slechts door zeer zorgvuldig werkende en zeer ervaren vaklieden kunnen worden uitgevoerd. Een nog aanzienlijk grotere nauwkeurigheid is bij werktui-25 gen voor het ponsen van etiketten. nodig, omdat hier slechts de papierlaag maar niet de dragerband zelfmag worden geponst, in ieder geval voor afscheurlijnen of voor de gewenste scheiding.

Aan de onderhavige uitvinding ligt hetprobleera ten 30 grondslag een bandstaalponswerktuig van de in de aanhef genoemde soort zodanig te verbeteren, dat een nauwkeurige over de gehele lengte van het ponsmes gelijke snede wordt verkregen.

Dit probleem wordt volgens de uitvinding opgelost door-35 dat het aanligvlak van de mesrug wordt verkleind en zo in het gereduceerde oplegvlak een vervormingszone wordt ge-vormd, waarbij de vervormingsvastheid van het materiaal van het ponsmeswerktuig ten minste in het gebied van het aanligvlak lager is dan in het gebied van de snede.

40 Door deze maatregelen wordt praktisch een zelfregelend 8202788 a * - 3 - richten van het ponsmes verkregen, omdat bij te hoge plaatse-lijke krachten een vervorming van het overbelaste gereduceer-de opligvlak plaats vindt tot de snijkracht over de gehele lengte van het ponsmes gelijkmatig is verdeeld.

5 Om een dergelijke plastische vervorming van'de mesrug zonder beschadiging van de snede te verkrijgen, bedraagt bij voorkeur de hardheid van het materiaal van het mesrug onge-veer 36 tot 38 HRC tegenover een hardheid aan de snede van ongeveer 50 tot 52 HRC· Dit komt ongeveer overeen met een 10 hardheid van 3500 respektievelijk 3700 H^. respektievelijk ongeveer 5200 respektievelijk 5700 N2· Bij het gebruik van bijzondere mesmaterialen, die 10X11 afwijken van de gewoon-lijk toegepaste hardbare staalsoorten, kunnen deze waarden varieren.

15 Bijzonder gunstig is het wanneer het verschil in hard heid tussen de snede en de mesrug meer dan 1000 bij voorkeur ongeveer 2000 N, is min

Om dergelijke verschillen in hardheid te verkrijgen, is bij voorkeur de snede door hoogfrequentharding gehard en 20 de mesrug zacht gegloeid, bij voorbeeld door een plaatselijke inductieve verhitting.

Bijzonder gunstig is het wanneer het aanligvlak van de mesrug door uitsparingen, uitnemingen, inhammen of op dergelijke wijze is beperkt tot een resterend aanligvlak van maxi- 2 25 maal circa 071 mm tot 0,01 mm /mm. Een dergelijke beperking van de dwarsdoorsnede van de mesrug kan plaats vinden, doordat deze bij voorkeur symmetrisch wordt afgekant, waarbij door de afkanting een resterende breedte van het aanligvlak van de mesrug van ongeveer 0,1 mm tot 0,01 mm aanwezig zal zijn. Bij 30 extra onderbrekingen van de mesrug kan deze resterende breedte groter worden gekozen.

Bijzonder gunstig is het wanneer de snedenhoek a2 van de afkanting kleiner is dan 40°, bij voorkeur echter kleiner is uitgevoerd dan 35°, zodat een voldoend diepe materiaallaag 35 plastisch wordt vervormd, zodat vormoneffenheden van tot ongeveer 0,03 mm kunnen worden gecompenseerd bij de gebruikelij-ke. afmetingen van de bandstaalponswerktuigen.

Voor het reduceren van het aanligvlak van de mesrug kan dit aanligvlak in dwarsdoorsnede getand zijn uitgevoerd of 8202788 -,4- er kan ook een ruimtelijke verminderingvan de dwarsdoorsnede zijn gevormd door pyramidevormige bulten, eventueel ook met afgestompte punten dus als een afges^tompte pyraraide. Ook wa-fel- of ruitvormige mesruguitvoeringen kunnen dienen voor het-5 zelfde doel.

Een andere mogelijkheid voor het beperken van het aan-ligvlak van de mesrug b6staat daarin deze uit te voeren als voet met een voetbreedte van ongeveer 0,1 m tot 0,01 mm of de dwarsdoorsnede van het mes kan zijn beperkt in het ge-10 bied van de mesrug door ten minstl δδη maar bij voorkeur door symmetrisch twee zijdelingse groeven tot een resterend verbin-dingsstuk met een breedte van ongeveer 0,1 mm tot 0,01 mm.

Verder zijn verschillende voorkeursuitvoeringsvormen mo-gelijk.

15 De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een uit-voeringsvorm van het bandstaalponswerktuig volgens de uitvinding is weergegeven. In de tekening toont: fig. 1 schematisch een doorsnede door een gedeelte van een 20 bandstaalponswerktuig? fig. 2-5 een dwarsdoorsnede door ponsmessen met verschil-lend uitgevoerdemesruggen.

Het bandstaalponswerktuig, dat in fig. 1 gedeeltelijk in dwarsdoorsnede is weergegeven, heeft een geharde staalplaat 1, 25 die bij voorbeeld aan het stempel 2 van een ponsinrichting uitsteekt. Het eigeniijke ponsmes 3 is in een spleet 4 van de mesdrager 5, bij voorbeeld van een schilhoutplaat nauwkeurig passend ingezet. De naar omlaag stekende snede 6 werkt met een ponsplaat 7 voor het ponsen van niet weergegeven karton of 30 dergelijk materiaal samen.

Het ponsmes 3 heeft gewoonlijk een hoogte 8. van 23,8 mm bij een dikte 9 van 0,71 mm, waarbij de hoogte 8 en de dik-te 9 bij bandstaalponswerktuigen voor kleefetiketten 4 res-pektievelijk 0,4 mm kunnen bedragen. Indien nodig kunnen de 35 aangegeven waarden sterk worden-eranderd.

Gewoonlijk heeft de snede een snedehoek-a van ongeveer 56 tot 58°. Het ponsmes 3, dat in fig. 2 in dwarsdoorsnede is weergegeven, is aanbeide zijden symmetrisch aan de mesrug 10 afgekant met een hoek a2 die kleiner is dan 40° bij voor-40 keur kleiner dan 35°. De eigenlijke snede 6 is gehard en 8202788 - 5 - heeft een Rockwell-hardheid van ongeveer 50 tot 52 respektie-velijk een Vickers-hardheid van 5100 tot 5500,terwijl de mesrug 10 zacht gegloeid is en slechts eeh Rockwell-hardheid heeft van ongeveer 36 tot 38 respektievelijk een Vickers- 2 5 hardheid van ongeveer 3000 Newton/mm . Bij een overbelasting van de snede 6 vindt praktisch zonder aanzienlijke vervorming van de snede 6 zelf eenvervorming plaats van de aanzienlijk zachtere mesrug 10, zodat de snede 6 zich naar de ponsplaat 11 richt, zodat een zuivere gelijkmatige snede wordt bereikt 10 over de gehele snijlengte. *

Een vervorming van de mesriiig. kan ook worden bereikt door een uitvoering van de mesrug volgens de fig. 3-5. Bij het uitvoeringsvoorbeeld van fig. 3 is slechts in het mesrugmid-den 10 een verbindingsstuk 11 met een breedte 12 van o,l tot 15 0,01 mm aangebracht, terwijl bij het uitvoeringsvoorbeeld van fig. 4 de mesrug 10 in dwarsdoorsnede is getand, waarbij dan bij een belasting.de tandpunten corresponderend vervormen.

Corresponderend met fig. 3 kan zoals in fig. 5 weergege-ven voor het verkrijgen van de plastische vervormbaarheid door 20 twee groeven 13 een vervormingsverbindingsstuk 14 worden ge-vormd, waarvan de breedte eveneens ongeveer 0,1 mm tot 0,01 mm bedraagt bij de gebruikelijke ponsmesafmetingen.

-Conclusies- 8202788

Claims (12)

1. Bandstaalponswerktuig met ten minste^dn bandvormig ponsmes, dat een snede heeft en in een spleet van een mesdrager is gehouden en waarvan de tegenover de snede liggende mesrug over zijn aanligvlak tegen een ten opzichte van de mesrug 5 hardere metaalplaat steunt, waarbij ten minste de snede van het ponsmes is gehard, met het kenmerk, dat het aanligvlak van de mesrug (10) is gereduceerd en.zo in het gere-duceerde opligvlak een \ervormingszone wordt gevormd, waarbij de vervormingsvastheid van het materiaal van het ponsmes 10 ten minste in het gebied van het aanligvlak lager is dan in het gebied van de snede (6).

2. Bandstaalponswerktuig volgens conclusies 1, m e t het kenmerk, dat de hardheid van het materiaal van de mesrug (10) ongeveer 36 tot 38 HRC is ten opzichte van een 15 hardheid aan de snede (6) van ongeveer 50 tot 52 HRC.

3. Bandstaalponswerktuig volgens conclusie 1, m e t het kenmerk , dat de hardheid van het materiaal van de mes- 2 rug (10) ongeveer 3700 Newton/mm bedraagt tegenover de hard- 2 heid aan de snede (6) van ongeveer 5700Nmm .

4. Bandstaalponswerktuig volgens een van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het verschil in hardheid tussen de snede (6) en de mesrug (10) in Vickers-hardheid groter is dan 1000 N 2 bij voorkeur ongeveer 2000 N ,· min ’ :> mrci

5. Bandstaalponswerktuig volgens een van de coclusies 1-4, 25 met het kenmerk, dat de snede (6) is gehard door hoogfrequentharding en de mesrug (10) is zacht gegloeid.

6. Bandstaalponswerktuig volgens conclusie 1, m e t het kenmerk , dat het aanligvlak van de mesrug (10) door uitsparingen, uitnemingen, inhammen of op dergelijke wijze 30 is beperkt tot een resterend aanligvlak van in doorsnede 2 0,1 tot 0,01 mm mm-snedelengte.

7. Bandstaalponswerktuig volgens een van de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de mesrug (10) in dwars-doorsnede bij voorkeur symmetrisch is afgekant.

8. Bandstaalponswerktuig volgens conclusie 7, m e t het 8202788 - 7 - kenmerk, dat door de afkanting een resterende breedte (verbindingsstukbreedte 12) van het aanligvlak van de mes-rug (10) van ongeveer 0,1 tot 0,01 mm aanwezig is.

9. Bandstaalponswerktuigvolgens conclusie 7 of 8, m e t 5het kenmerk, dat de hoek van de afkcPtdng klei- ner is dan 40°, bij voorkeur echter kleiner dan 35°.

10. Bandstaalponswerktuig volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat voor het reduceren van het aanligvlak van de mesrug (10) dit aanligvlak getand is uitgevoerd (fig. 4).

11. Bandstaalponswerktuig volgens conclusie 1, m e t het kenmerk , dat voor het reduceren van het aanligvlak van de mesrug (10) het aanligvlak als voet met een verbindingsstukbreedte (12) van ongeveer 0,1 tot 0,01 mm is uitgevoerd (fig. 3).

12. Bandstaalponswerktuig volgens conclusie 1, m e t het kenmerk , dat voor het aanpassen van'het aanligvlak van de mesrug in het gebied van het aaligvlak van de mesrug (10) ten minste een zijdelingse groef (13) bij voorkeur symmetrisch twee groeven (13) zijn aangebracht en door de 20 groef respektievelijk groeven (13) een resterend verbin-dingsstuk (14) wordt gevormd met een breedte (12) van ongeveer (0,1 tot 0,01 mm. 8202788