NL8202231A - Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van perforaties in een buisvormige kunststoffoliebaan. - Google Patents

Description

* ί * -1-

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van perforaties in een buisvormige kunststoffoliebaan.

Door Aanvraagster wordt als uitvinder genoemd: A.W.J.Leloux te

Dedemsvaart.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het aanbrengen van perforaties in de binnenste zijvouwdelen van een kunststoffoliebaan die buisvormig is en voorzien is van harmonikazijvouwen.

Dit vormt een nieuwe doelstelling bij de verwerking van buisfolie, in 5 het bijzonder met het oog op de vervaardiging van zakken. Perforatiesin de binnenste zijvouwdelen dienen ter ontluchting en ze kunnen zo worden aangebracht dat er desondanks niet de mogelijkheid bestaat van het binnendringen van vloeistoffen, zoals bijvoorbeeld dauwwater, zoals dat in de praktijk van de opslag dikwijls op de zakken wordt gevormd.

10 Voor het genoemde doel stelt de uitvinding een werkwijze voor waarbij de zijvouwen worden geopend over een afstand die voldoende is om in het inwendige daarvan een ponselement in te brengen en waarbij dit ponselement in werking wordt gesteld door het uitoefenen van een kracht vanaf het uitwendige van de buisfoliebaan.

15 Bij voorkeur wordt dit zo uitgevoerd, dat in beide zijvomen.etebeide vouwhelften gelijktijdig worden geopend, dat in beide een pons-element wordt aangebracht en dat, door het vanaf het uitwendige uitoefenen van de kracht de binnenste zijvouwdelen van elke zijvouw beide worden geperforeerd.

De werkwijze zoals die volgens de uitvinding wordt voorgesteld, kan 20 worden gerealiseerd met een inrichting, die omvat: een losse drager die aan beide einden is voorzien van rollen en bestemd is om in het inwendige van de buisfoliebaan te worden gebracht, waarbij hij wordt ondersteund en in lengterichting van de baan op z'n plaats gehouden door twee stellen rollen die gedragen worden door het gestel van de machine ën die zich aan de '25 buitenzijde van de buisfoliebaan bevinden, waarbij aan de drager perforatie-eenheden zijn aangebracht, die zo zijn gedimensioneerd en geplaatst, dat : ze zich in de zijvouwen bevinden en waarbij aan het gestel van de machine buiten de buisfolie middelen zij n aangebracht om, door het foliemateriaal heen, een kracht uit te oefenen en de perforatie-eenheiden in werking te 30 stellen.

Binnen het aldus geschetste kader zijn overigens nog talloze oplossingen mogelijk voor de uitvoering van de perforatieeenheden, de plaatsing van tegendrukorganen en de plaats waar men de perforatie wil aanbrengen, in 8202231 4 t -2- het bijzonder of dit slechts in één van de binnenste zijvouwdelen dient: te geschieden, of in beide binnenste zijvouwdelen gelijktijdig» Eén en ander zal duidelijker worden na het lezen van de verdere beschrijving.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van de bijgaande 5 tekening van een uitvoeringsvoorbeeld,

Fig. 1 toont schematisch een vooraanzicht van de inrichting; fig. 2 is een zij-aanzicht volgens de pijlen II-II in fig. 1; fig 3 is een gedeeltelijke horizontale doorsnede volgens de pijlen III-III in fig. 1; en 10 - fig 4 is een horizontale doorsnede volgens de pijlen IV-IV in fig. 1.

In fig. 1 is, naast de inrichting ook schematisch de buisfoliebaan 1 weergegeven, van het type waarop de uitvinding het oog heeft. Men ziet onderaan dat zich aan weerskanten zijvouwen in de buis bevinden, bestaande uit binnenste zijvouwdelen 2, 2a aan de ene kant en binnenste zijvouwdelen 15 3, 3a aan de andere kant, waarbij deze zijvouwdelen zich bevinden tussen buitenste folielagen ,4, 4a.

Doel van de uitvinding is het aanbrengen van perforaties in de binnenste zijvouwdelen 2, 2a; 3, 3a. Daartoe wordt in·het inwendige van de buis 1 een in zijn geheel door 5 aangeduide drager ingebracht. De drager 5 kan 20 bestaan uit twee langselementen 6 en 7 die op afstand worden gehouden door dwarsstukken 8 en 9.

Aan de beide einden van elk van de langsstukken 6 en 7 zijn rollen aangebracht, aangeduid door 10, 11, 12, 13. Elk van deze rollen is in de getekende uitvoeringsvorm uitgevoerd als een dubbele rol. De draaiassen 25 ervan liggen in hoofdzaak in het vlak van drager 5 vóór de liggers 6-9 en de draaiassen lopen evenwijdig aan de dwarsliggers 8, 9.

De drager 5 is zo gedimensioneerd, dat de paren rollen 10, 11, resp.

12, 13 binnen de zijvouwen blijven, d.w.z. dat de totale breedte ervan kleiner is dan de onderlinge afstand van de binnenste zijvouwrand 14 30 resp. 15. Overigens kan, wanneer men de inrichting wenst te gebruiken voor meerdere breedten maten van de buisfolie 1, de breedte van de drager eenvoudig aanpasbaar wordt gemaakt, bijvoorbeeld door verandering van de lengte van de dwarsstukken 8, 9, bijvoorbeeld door een schuifverbinding met behulp van sleuven.

35 De beschreven drager wordt bij het doorleiden van het begin van een geproduceerde buis 1, in het inwendige van de buis gebracht door het buis-materiaal over de drager heen te geleiden. Dan wordt de drager 5 in de lengterichting van de buisfolie 1, overeenkomend met de doorlooprichting van de buisfolie door de machine en aangeduid door de pij:! P, op zijn 40 plaats gehouden door een paar onderste rollen 16, 17 (vergelijk fig. 2) 8202231 ί \ -3- en een paar soortgelijke bovenste rollen 18, 19· De onderlinge afstand van elk stel rollen zoals 16, 17 is kleiner dan de diameter van· de rollen 12, 13 die aangebracht zijn aan drager 5 in het inwendige. Zoals duide- lijk zal zijn uit fig. 2 is de afstand tussen de stellen uitwendige rollen 5 16, 17 resp. 18, 19 in de lengterichting van de buisfolie 1 juist zoveel groter dan de afstand in dezelfde richting tussen het stel rollen 10, 11 zq enerzijds en 12, 13 anderzijds / dat de hele drager 5 stabiel op zijn plaats wordt gehouden.

De rollen 16-19 zij n draaibaar gelegerd in het gestel van de machine, 10 aangeduid door 20.

De drager 5 dient - om de ponselementen of perforatiasLementen te dragen. Zoals blijkt uit fig. 1 zijn er vier van deze perforatieeenheden aanwezig, aangeduid door 21, 22, 23, 24, Omdat de constructie van al deze eenheden identiek is, zal slechts, aan de hand van fig. 3, de eenheid 21 worden 15 beschreven. De perforatie-eenheden steken in dwarsrichting uit ten opzichte van de langselementen 6, 7 van de drager. De eenheid omvat een vaste steunarm 25 en een beweegbare arm 26. Deze twee armen bevinden zich elk in hoofdzaak aan één zijde van het langsbinnenvlak door de drager, zodat elk kan komen te liggen in één helft van de zijvouw, met de te perforeren 20 binnenste zijvouwdelen zoals 2, 2a tussen de armen 25, 26 in, zoals overigens nog nader zal worden toegelicht. De beweegbare arm 26 draagt een pons 27, en in de vaste arm 25 is een rubber onderplaat 28 aangebracht. De beweegbare arm 26 wordt van de vaste arm 25 weggedrukt door een veer, die evenwel niet is getekend.

25 Buiten de buisfolie is aan het gestel van de machine een luchtcilinder 29 bevestigd (de bevestiging is in fig. 3 niet weergegeven). Aan het einde van de zuigerstang 30 daarvan is een rubberdop 31 bevestigd, die opgesteld is tegenover de beweegbare arm 26. Door bekrachtiging van de cilinder 29 kan dus de dop 31 éénvoudig tegen de buitenste folielaag drukken en daardoor 30 een slagkracht uitoefenen op de beweegbare arm 26, waardoor met behulp van de pons 27 de gewenste perforaties zullen worden aangebracht in de binnenste zijvouwdelen zoals 2, 2a.

Om zeker te stellen dat de zijvouwen zich voortdurend in voldoende mate en op de juiste wijze zullen openen om de ponsinrichting toe te laten, 35 worden volgens de uitvinding bij voorkeur nog de volgende maatregelen toegepast .

Aan het gestel 2Θ van de machine is, in hoofdzaak halverwege tussen de stellen rollen 16, 17 en 18, 19, een as 32 aangebracht. Daarover zijn twee geleiders 33 resp. 34 verplaatsbaar. Deze dragen vertikale balken 35 40 resp. 36, die aan hun uiteinden schijven 37, 38, 39, 40 dragen. Deze 8202231 -4- r « schijven zijn draaibaar ten opzichte van de balken.

Zoals blijkt uit fig. 3 bevinden deze schijven zoals 37 zich in hoofdzaak in het langsmiddenvlak van de gerede inrichting en zijn'ze zo geplaatst dat ze tussen de te perforeren binnenste zijvouwdelen 2, 2a bij voorkeur .

5 terecht kunnen komen. Daartoe staan/de geleiders zoals 33 onder een naar binnen gerichte veerkracht (veren zijn niet getekend) zodat de schijven zoals 37, door deze veerkracht tegen de binnenste zijvouwrand zoals 14 gedrukt zullen worden. Door deze werking aan weerszijden wordt de buis-folie aan één resp. de gehele inrichting in dwarsrichting op zijn plaats 10 gehouden.

Zoals blijkt uit fig. 1, bevinden de schijven zoals 37 zich niet ter hoogte van de perforatie-eenheden zoals 21, maar op enige afstand daarvan.

Elke schijf zoals 37 werkt samen met twee kleinere, eveneens draaibare schijven, met de draaias op dezelfde hoogte, maar die aan de drager 5 zijn 15 aangebracht en zich dus in het inwendige van de buisfolie bevinden. De juiste inwendige plaatsing blijkt het beste uit fig. 4. Aan een langsligger · zoals 6 van de drager is een blokje 41 bevestigd, dat de draaiassen voor het stel schijven 42, 42a draagt. Elk van deze schijven heeft een kegelvorm met een grote tophoek, terwijl de draaiassen van de schijven onder een 20 overeenkomstige hoek staan ten opzichte van het middenlangsvlak van de inrichting. Daardoor wordt de situatie bereikt dieweergegeven is in fig. 4, waarin de schijven, zoals 42, 42a, enerzijds de buitenste folielagen 4, 4a van de buis in onderling evenwijdige stand houden, terwijl ze anderzijds elk in een halve zijvouw steken om die strak te houden aan weerszijden 25 van de schijf die zich aan de buitenkant bevindt (38 in fig. 4). Tezamen ' met soortgelijke schijven 43, 43a aan de andere zijde van de drager boven aan, zorgen ze ervoor dat de buisfolie op de geschikte wijze wordt geopend en strak gehouden. Onder aan de drager 5 zijn geheel op dezelfde wijze uitgevoerde stellenschijven aangebracht, aangeduid door 44 resp. 45, om 30 de geopende toestand van de buisfolie over een voldoend grote lengte te handhaven om goed te kunnen perforeren.

Overigens kunnen met voordeel de balken 35, 36, die de uitwendige schijven dragen, worden gebruikt om er de luchtcilinders, zoals 29, aan te bevestigen. Elke luchtcilinder heeft dan, in dwarsrichting, een vaste positie ten 35 opzichte van de uitwendige schijf, zoals 37. Doordat die schijf, zoals gezegd, tegen de binnenste zijvouwrand aandrukt, komt de luchtcilinder dan ook uit op een vaste afstand ten opzichte van die binnenste zijvouwrand en daarmee komt hij dan in het bereik van de beweegbare arm 26 van de ponsinrichting.

40 In het bovenstaande is een voorkeursuitvoering van de werkwijze resp.

8202231 -5- 4 >* inrichting volgens de uitvinding beschreven. Er zijn echter ook een aantal andere oplossingen denkbaar. In de grondgedachte van de uitvinding gaat hefc-er om dat de zijvouwen worden geopend over een afstand die voldoende is om in het inwendige daarvan één of ander ponselement in 5 te brengen, terwijl dit ponselement vervolgens in werking wordt gesteld door het uitoefenen van een kracht vanaf het uitwendige, dus door het foliemateriaal heen. Men behoeft niet, zoals bij de beschreven uitvoering-vorm de beide binnenste zijvouwdelen zoals 2, 2a te perforeren; het is eveneens denkbaar dat volstaan wordt met perforaties in slechts één van 10 die zijvouwdelen. Dan zal de perforatie-eenheid anders kunnen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld wel met handhaving van de gedachte van de beweegbare arm met pons zoals 26, maar waarbij dan, de schijf zoals 37 als tegendruk-element gaat fungeren. Die schijf zou eventueel ook vervangen kunnen worden door een niet-draaiend element. Anderzijds is het ook denkbaar om 15 het ponselement dat in het inwendige van de buis wordt ingebracht te laten vormen door een tegendrukelement terwijl dan geponst wordt vanuit de ruimte die buiten de buisfolie ligt, maar tussen de binnenste zijvouwdelen zoals 2, 2a, dus vanaf de plaats waar zich de schijven zoals 37 of 38 bevinden.

In dat geval zal men de zijvouwen op een iets andere wijze openen, maar 20 ook daarvoor liggen dan oplossingen voor de hand, die gemakkelijk kunnen worden afgeleid van de vormgeving resp. opstelling van de kegelsohijvei?, zoals 42, 42a enz.

In alle gevallen kan de inrichting als geheel gemonteerd zijn op een inrichting voor het fabriceren van een zakkenbaan aan de rol, uitgaande 25 van een rolbuisfolie die voorzien is van harmonikazijvouwen, één en ander zoals overigens bekend.

Uiteraard dient de foliebaan een kort moment stil te staan om de perforaties te kunnen aanbrengen. De eenvoudigste oplossing is dat er geperforeerd wordt gedurende de tijden dat de foliebaan toch stilstaat voor het 30 aanbrengen van lassen. Het perforatiestation kan men dan plaatsen vóór het lasstation, op een afstand die afhankelijk is van de eenheidslengte van de te fabriceren zakken.

Bij de beschreven toepassing van vier perforatieeenheden 21-24 is er van uitgegaan dat het wenselijk is om in de buurt van alle hoeken van 35 een zak perforaties aan te brengen, waarbij dan verder verondersteld is, dat lassen en afscheurperforaties worden aangebracht tussen de perforatieeenheden 21, 22 enerzijds en 23, 24 anderzijds. Voor andere toepassings. of uitvoeringsgevallen kan uiteraard de plaatsing van de perforatieeenheden ten opzichte van de drager gemakkelijk worden aangepast aan de 40 eisen, met dienovereenkomstige wijziging in de plaatsing van de verschillende schijven die dienen voor het openen. 8202231

Claims (9)

1. 2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in elke zijvouw de beide vouwhelften gelijktijdig worden geopend, dat in beide een pons -element wordt aangebracht en dat, door het vanaf het uitwendige uitoefenen 10 van de kracht de binnenste zijvouwdelen van elke zijvouw beide worden geperforeerd .
2. 3. Inrichting voor het aanbrengen van perforaties in de binnenste zijvouwdelen van een kunststoffoliebaan die buisvormig is en voorzien is van harmonikazijvouwen, welke inrichting omvat een losse drager (5) die aan 25: beide einden is voorzien van rollen (10-13) en bestemd is om in het inwen dige van de buisfoliebaan(1) te worden gebracht, waarbij hij wordt ondersteund en in lengterichting van de baan op z’n plaats gehouden door twee stellen rollen (16, 17; 18, 19) die gedragen worden door het gestel (20) van de machine en die zich aan de buitenzijde van de buisfoliebaan bevin-20 den, waarbij aan de drager (5) perforatieeenheden (21-24) zijn aangebracht, die zo zijn gedimensioneerd en geplaatst, dat ze zich in de zijvouwen bevinden, en waarbij aan het gestel van de machine buiten de buisfolie middelen (29-31) zijn aangebracht om, door het foliemateriaal heen.,, een kracht uit te oefenen en de perforatieeenheden in werking te stellen.
3. 4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat voor het openen van de buisfolie (1) afzonderlijke organen (42-45) aan de drager zijn aangebracht.
4. 5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat die afzonderlijke organen worden gevormd door stellen kegelvormige schijven (42, 42a; 43, 43a; 30 44; 45) die draaibaar zijn om assen die onder een hoek gelijk aan de halve kegeltophoek staan ten opzichte van het middenlangsvlak van de drager, zodanig dat de twee exemplaren van elk stel schijven zich bevinden in de twee helften van de zijvouw.
5. 6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat de afzonder-35 lijke organen voor het openen in lengterichting van de foliebaan op enige 8202231 -r afstand vóór en na de perforatie-eenheden zijn aangebracht.
6. 7. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat met elk stel openingsrollen (42, 42a etc.) in het inwendigegen uitwendige draaibare schijf (37-40) samenwerkt die onder veerwerking verplaatsbaar is ten 5 opzichte van het gestel van de machine, en aldus aandrukt tegen de binnenste zijvouwrand (14; 15).
7. 8. Inrichting volgens één der conclusies 3 tot 7> met het kenmerk, dat elke perforatie-eenheid een vaste arm (25) omvat die bestemd is om in de ene helft van de zijvouw terecht te komen, en een zwenkbare arm (26) die 10 bestemd is ojn in de andere zijvouw terecht te komen, waarbij de beweegbare arm een pons (27) draagt en de vaste arm een rubber kussen (28) op de daarmee corresponderende plaats.
8. 9. Inrichting volgens één der conclusies 3 tot 8, gekenmerkt doordat de inrichting voor het uitoefenen van een kracht voor de.bediening van de 15 ponseenheid gevormd wordt door een drukcilinder.
9. 10. Inrichting volgens conclusies 7 en 9, met het kenmerk, dat de drukcilinder 29 tezamen met de buitenschijf (37-40) in dwarsrichting beweegbaar is. 8202231