NL8202172A - Werkwijze voor het stempelsnijden en stempelsnijder. - Google Patents

Description

- 1 - Η.O, 31 Ο64

Werkwijze voor het stempelsnijden en stempelsnijder.

De uitvinding heeft "betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het stempelsnijden van ruwe voorwerpen uit gegolfde vezelplaat, karton, metaal, kunststof of dergelijke in een gewenste vorm.

5 "Voor gegolfde vezelplaat zijn twee typen stempelsnijders bekend, d.w.z. van het roterende type voor het continu stempelsnijden en van het vlakke plaat type voor het intermitterend stempelsnijden. De eerstgenoemde levert vanwege de continue werking een hoge produktiviteit op, maar heeft een slechte snij-10 nauwkeurigheid als gevolg van slip tussen het' ruwe voorwerp en de snijorganen. Toorts is het gecompliceerd en duur om bladen op een roterend blad te monteren. De laatstgenoemde voorziet in een hoge snijnajiwkeurigheid en een gemakkelijke snijbladmontage op een vlakke plaat. Echter is vanwege het intermitterende bedrijf de 15 produktiviteit laag en het blad kan worden bedorven vanwege de grotere snijweerstand.

Een stempelsnijder is bekend (bijvoorbeeld uit de Japanse octrooiaanvrage 56-16039)» waarbij een blad in de vorm van een vlakke plaat wordt gebruikt, maar die de ruwe voorwerpen continu 20 snijdt. De werking daarvan is schematisch in de figuren 1A t/m 1C geïllustreerd. Een snijbladeenheid 1 in de vorm van een vlakke plaat, die bestaat uit een snijblad en een snijbladmontage, is tegenover een aanbeeld 2 in de vorm van een vlakke plaat aangebracht, waarbij het ruwe voorwerp B daartussen wordt toegevoerd.

25 Hun vooreinden zijn scharnierbaar op aandrijvende verbindings-organen 4 en 5 ondersteund, terwijl hun achtereinden scharnierbaar en verschuifbaar zijn ondersteund op aangedreven verbindings-organen 4' en 5’· Het bovenvlak van het aanbeeld 2 dat naar het snijblad is toegekeerd is enigszins convex.

30 Zoals in fig. 1B is getoond ijlt het verbindingsorgaan 4 voor de snijbladeenheid 1 met een hoek 0 na ten opzichte van de verticale lijn 1 terwijl het verbindingsorgaan 4' met dezelfde hoek voorijlt. Dit geldt ook voor de verbindingsorganen 5» 5r voor het aanbeeld 2. Wanneer de verbindingsorganen 4» 4' 35 in dezelfde richting worden gedraaid en de verbindingsorganen 5» 5' 82 02 1 72 - 2 - in de tegengestelde richting worden geroteerd, allen met dezelfde hoeksnelheid, zal het contactpunt tussen de snijbladeenheid en het aanbeeld van het ene einde naar het andere worden verschoven, zoals in de fig. 1A t/m 1C is getoond. Op deze wijze snijdt een 5 snijeenheid die de snijbladeenheid 1 en het aanbeeld 2 omvat, een ruw voorwerp in een gewenste vorm gedurende één werkcvclus.

Indien de verbindingsorganen 4 en 5 voorijlen, terwijl de verbindingsorganen 4' en 5' naijlen, zal het contactpunt in de tegengèstelde richting naar boven worden verschoven. Ook de voorste 10 uiteinden van de snijbladeenheid 1 en het aanbeeld 2 kunnen schar-nierbaar en verschuifbaar worden ondersteund op de aangedreven verbindingen 4 en 5> terwijl de achterste uiteinden daarvan schar-nierbaar kunnen worden ondersteund op de aandrijvende verbindingen 4' en 5'· Aldus zijn er in totaal vier combinaties mogelijk, vol-15 gens welke de verbindingsorganen kunnen voorijlen en welke verbindingsorganen aan de aandrijvende zijde zijn. In elk van de combinaties kan de snijeenheid tijdens één werkcyclus een ruw voorwerp snijden.

Met zulk een bekende stempelsnijder is de snijnauwkeurigheid 20 niet volledig bevredigend als gevolg van het feit dat de hoeksnelheid van de verbindingsorganen 4 en 5 aan de aandrijvende zijde constant is, echter varieert de horizontale component (v^, Vg en Y^) van de omtreksnelheid aan de top van de verbindingsorganen zoals in fig. 2 is getoond. De curve S geeft aan dat zoals bekend 25 ie horizontale component hoofdzakelijk volgens een cosinus kromme variëert. Hetzelfde geldt voor de snelheid van de snijbladeenheid 1 en het aanbeeld 2, terwijl de snelheid van het ruwe voorwerp constant is. Aldus valt de horizontale component van de snelheid van de snijbladeenheid 1 en van het aanbeeld 2 niet samen met de 30 snelheid van het ruwe voorwerp. Indien de rotatiestaal van de verbindingsorganen groot is, of de ruwe voorwerpen dun zijn, biedt het verschil in deze twee snelheden geen probleem, hoewel de snijnauwkeurigheid niet bevredigend is.

Indien de ruwe voorwerpen die niet zo dun zijn, zonder het 35 corrigeren van zulk een verschil in snelheid worden gesneden, kunnen zij worden afgescheurd of beschadigd, terwijl het blad zou kunnen worden geknikt. Yoorts zouden de ruwe voorwerpen niet in de gewenste vorm kunnen worden gesneden.

Ten einde dit probleem op te lossen zijn verscheidene metho-40 den mogelijk, waarmee de toevoersnelheid van het ruwe voorwerp tij- 8202172 - 5 - dens het stempelsnijden mechanisch of electrisch in overeenstemming met de snelheid van de snijbladeenheid en het aanbeeld wordt gebracht. Echter vereisen deze methoden betrekkelijk gecompliceerde inlichtingen.

5 De uitvinding heeft een doel te voorzien in een werkwijze en inrichting voor het stempelsnijden van ruwe voorwerpen, waarbij de snelheid van het ruwe voorwerp gemakkelijker in overeenstemming kan worden gebracht met de horizontale component van de snelheid van de snijbladeenheid en het aanbeeld, zonder dat gecompliceerde 10 toestellen of inrichtingen nodig zijn.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat enige beweging van het ruwe voorwerp ten opzichte van de toevoereenheid voor het ruwe voorwerp gedurende het stempelsnijden mogelijk is om het hierboven genoemde snelheidsverschil te absorberen.

15 Eig. 3 toont een basis concept van de uitvinding.

Volgens één aspect van de uitvinding kan de grijpeenheid die het ruwe voorwerp klemt, ten opzichte van de toevoereenheid van het ruwe voorwerp bewegen binnen een kleine afstand Λ X ge- -durende het stempelsnijden. Volgens een ander aspect van de uit-20 vinding kan het ruwe voorwerp zelf ten opzichte van de grijpeenheid voor het ruwe voorwerp, die vast op de toevoereenheid van het ruwe voorwerp is gemonteerd, binnen een kleine afstand Δ Y bewegen tijdens het stempelsnijden.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de 25 hand van de tekeningen. In de tekeningen toonts

Eig. 1A t/m 1C schematische aanzichten die illustreren op welke wijze de bekende stempelsnijder werkt; fig. 2 een diagram is van de snelheidsvector van de verbin-dingsorganen; 50 fig. 3 een aanzicht van een basis concept van de uitvinding; fig. 4 een verticale doorsnede van de gehele stempelsnijder volgens de uitvinding; fig. 5 een verticale doorsnede van de snijeenheid; fig. 6 een bovenaanzicht daarvan; 55 fig. 7 een deelaanzicht van de grijpeenheid voor het ruwe voonerp: fig. 8 een doorsnede volgens de lijn YIII-YIII van fig. 7; fig. 9 een doorsnede volgens de lijn IX-IX van fig. 7? fig. 10 een doorsnede volgens de lijn X-X van fig. 7> 40 fig. 11 een zijaanzicht van een gedeelte van de toevoereen- 8202172 4 * - 4 - heid voor het ruwe voorwem; dat illustreert op welke wijze het voorwerp wordt geklemd; fig. 12 een zijaanzicht van een ander gedeelte van de toe-voereenheid voor het ruwe voorwerp, dat weergeeft op welke wijze 5 het ruwe voorwerp wordt vrijgegeven; en fig. 13 een deelaanzicht van een variant van de grijpeenheid voor het ruwe voorwerp.

De bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm zal in bijzonderheden aan de hand van de fig. 4 tot en met 12 worden beschreven. 10 In de volgende beschrijving heeft het woord' "voorzijde" betrekking op de afleverzijde van het ruwe voorwerp (links in fig. 4) en het woord- "achterzijde" op de toevoerzijde van het ruwe voorwerp (rechts in fig. 4)·

Fig. 4 illustreert een gehele stempelsnijder volgens de 15 uitvinding, die bestaat uit een gestel 10, een snijeenheid 11, een transporteenheid 12 voor het ruwe voorwerp, een toevoereenheid 13 voor het ruwe voorwerp, een aflevereenheid 14 voor het ruwe voorwerp en een aandrijfeenheid 28.

De toevoereenheid 13 aangebracht.achter de snijeenheid 11 20 heeft een stootorgaan 16 dat heen en weer kan worden bewogen door middel van een krukarm 15. Deze werkt synchroon met de transporteenheid 12 voor het ruwe voorwerp om ruwe voorwerpen B intermitterend na elkaar daaraan toe te voeren. De aflevereenheid 14 omvat een riemtransporteur die vóór de snijeenheid 11 is aange-25 bracht om de gesneden voorwerpen af te voeren, die uit de transporteenheid 12 vallen.

Zoals in de fig. 5 en 6 is getoond omvat de snijeenheid 11 een snijbladeenheid 1 die als een vlakke plaat is gevormd en een aanbeeld 2 van een soortgelijke vorm die daartegenover is opgesteld, 30 waarbij de ruwe voorwerpen daartussen worden toegevoerd. De voorste en de achterste uiteinden van de snijbladeenheid en van het aanbeeld worden seharnierbaar ondersteund op verbindingsorganen 4» 4' resp. 5» 5'· Dit is hetzelfde als bij de in fig. 1A t/m 1C getoonde inrichting.

35 Zoals uit fig. 5 blijkt heeft de snijbladeenheid 1 een vlakke snijbladmontage 17 en een snijblad 18 dat beweegbaar op de onderzijde van de snijbladmontage is gemonteerd. De snijbladmontage is voorzien van een geleidingssleuf 19 aan het achterste einde van elke"zijde daarvan om een schuif 20 daarin op te nemen. De 40 achterste verbindingsorganen 4' zijn seharnierbaar op de schuiven 8202172 'Z i - 5 - 20 gemonteerd. Het aanbeeld 2 heeft een vorm die lijkt op die van de snijbladeenheid met geleidingssleuven 19' die de schuiven 20' opnemen. Het bovenvlak 21 daarvan dat naar het snijblad is toegekeerd, is enigszins convex.

5 He verbindingsorganen 4> 4% 5 en 5' hebben dezelfde rotatie- straal en zijn vast gemonteerd op de assen van de respectieve tandwielen 22, 22:’, 23, 23', die dezelfde diameter hebben en hetzelfde aantal tanden en die worden aangedreven door een aandrijftandwiel 27 via vrijlopende tandwielen 24» 24', 25, 25’ en 26. Aldus draaien 10 de verbindingsorganen 41 4' voor de snijbladeenheid in dezelfde ene richting die door een pijl is aangegeven terwijl de verbindingsorganen 5» 5' voor het aanbeeld in de omgekeerde richting draaien.

In de in fig. 5 getoonde toestand ijlen de voorste verbindingsorganen 4 voor de snijbladeenheid met een hoek 0 na ten 15 opzichte van de verticale lijn 1 terwijl de achterste verbindingsorganen 4* met dezelfde hoek voorijlen. Aldus is er een faseverschil van 2 0 tussen de verbindingsorganen 4 en 4'· Er is ook een soortgelijk faseverschil tussen de verbindingsorganen 5» 5' voor het aanbeeld 2.

20 Aangezien de snijbladeenheid 1 en het aanbeeld 2 door de aldus opgestelde verbindingsorganen 4> 4V» 5 en 5* worden aangedreven en het aanbeeld een geschikt convex bovenvlak 21 heeft, zullen de snijbladeenheid en het aanbeeld zodanig draaien, dat het snijblad 18 met het convexe vlak 21 van het aanbeeld in een 25 punt in aanraking komt, welk aanrakingspunt van het ene einde naar het andere beweegt (in de bij voorkeur te passen uitvoeringsvorm van achteren naar voren). Als gevolg daarvan worden de voorwerpen B in de gewenste vorm gesneden. Het snijblad 18 kan zich over bijna de gehele lengte van de snijbladmontage 17 of over 30 slechts een gedeelte daarvan zich uitstrekken.

Hierna zal de transporteenheid 12 voor het ruwe voorwerp worden beschreven. Heze heeft twee eindloze kettingen 30 die met een constante snelheid binnen het gestel 10 (fig. 6) rondom een aantal geleidende kettingwielen 31 en een aandrijfkerringwiel 32 35 lopen (fig. 4)· He grijpeenheden 32 zijn zodanig ingericht, dat zij zich tussen twee kettingen 30 met vaste onderlinge afstanden zich uitstrekken (fig. 4 en 6).

Volgens de fig. 7-10 omvat elke grijpeenheid 33 een steun 34 die aan een ketting 30 aan elke zijde van de stempelsnijder is 40 bevestigd, en een verschuifbaar blok 35 dat op de steun 34 zodanig 8202 1 72 4- - 6 - is gemonteerd, dat dit in de looprichting van de ketting verschuifbaar is. Het verschuifbare blok 35 is voorzien van een geleidings-plaat 36 die van zijn zijde af uitsteekt. De geleidingsplaat is in* een sleuf 37 aangebracht die in de steun 34 zodanig is gevormd, 5 dat de plaat binnen een kleine afstand of bereik ΔΧ beweegbaar is, die voldoende lang is om het verschil tussen de snelheid van de transporteenheid van het ruwe voorwerp en de horizontale component van de snelheid van de snijbladeenheid 1 en het aanbeeld 2 tijdens het stempelsnijden op te vangen. De steun 34 is aan zijn 10 voorste einde voorzien van een arm 38· Een veer 39 wordt tussen de arm 38 list verschuifbare blok 35 vastgehouden om het verschuifbare blok achterwaarts voor te spannen.

De twee stangen 40, 41 zijn zodanig op de verschuifbare blokken 35 gemonteerd, dat zij zich daartussen uitstrekken. De 15 achterste stang 40 is draaibaar gemonteerd en de voorste stang 41 is niet draaibaar gemonteerd. Een aantal grijpstukken 42 die veerplaten zijn, zijn op de voorste stang 41 met onderlinge afstanden bevestigd.

Elk grijpstuk 42 is in een punt aangrenzend aan zijn vaste 20 einde gebogen en zijn vrije uiteinde strekt zich achterwaarts uit over de draaibare stangen 40 (fig. 9)· Het grijpstuk wordt in zijn middengedeelte elastisch ondersteund door een grijpsteun 43 die op de draaibare stang 40 is bevestigd. Een aantal grijpstukken 42 zijn in verscheidene groepen gerangschikt. Bij de uitvoeringsvorm 25 zijn er twee groepen elk bestaande uit drie grijpstukken (fig. 6). Voor elke groep is een veerondersteuning 45 voor een veer 44 voor het terugbrengen van de draaibare stang 40 vast op de stang 41 bevestigd. De stang 40 strekt zich draaibaar door de veeronder-steuningen 45 uit.

30 Een ondersteuningsarm 47 die een rolho.k 46 draagt, is op de draaibare stang 40 aan elk einde daarvan ondersteund met een zodanig instelbare hoek, dat de stang zal draaien wanneer de rolhok 46 door de nokplaten 54» 5^ wordt gegrepen, hetgeen later zal worden beschreven. Elke terugvoerveer 44 die op de draaibare stang 40 is 35 gemonteerd, is opgenomen tussen de veerondersteuning 45 en een grijpend orgaan 50 dat vast op de stang 40 is gemonteerd.

Een aantal ondersteuningsplaten 51 zijn vast op de draaibare stang 40 gemonteerd, elk tussen de bijbehorende grijponder-steuningen 43· De ondersteuningsplaten 51 dragen elk een grijp-40 stuk 52 aan hun uiteinde, welke stukken 52 samenwerken met de grijp- 8202172 - 7 - 1' V* stukken 42 op de voorste stang 41 om het ruwe voorwerp B daartussen te klemmen met "behulp van de veerkracht van de grijpstukken 42. Het achterste eindvlak van elke ondersteuningsplaat 51 vormt een aanslagvlak waartegen het ruwe voorwerp aanligt, wanneer dit ^ wordt geklemd (fig. 9)·

Aangezien de grijpeenheid 35 in achterwaartse richting voorgespannen wordt gehouden door de veer 39 die aan elk einde daarvan in het verschuifbare blók 35 is aangebracht, is de positie daarvan stabiel ondanks de aanwezigheid van het hierboven genoemde bereik 1 o of afstand ΔΧ voor een vrije beweging. He positie van de grijp- eenheid 35 varieert niet ten opzichte van de ketting 30 behalve tijdens het stempelsnijden. He positie van elk ruw voorwerp is tijdens het stempelsnijden stabiel als gevolg van het feit dat de ruwe voorwerpen aanliggen tegen het achterste eindvlak van de 15 ^ ondersteuningsplaten 51 en dat de positie van de grijpeenheid zelf stabiel is.

A

Yolgens fig. 11 is een nokplaat 54 met een gebogen vlak 55 aan elke zijde en met een instelbare hoek op de as 55 van elk ge-leidingskettingwiel 31 gemonteerd. Wanneer de nokrol 46 door de 20 nokplaat 54 aan zijn gebogen vlak 55 wordt gegrepen, zal de stang 40 in de richting van de in de fig. 8 en 9 getoonde pijl worden verdraaid. Tegelijkertijd draaien de ondersteuningsplaten 51 en de grijpstukken 52 in dezelfde richting en worden de grijpstukken 42 door de grijpondersteuning 45 naar boven geduwd, zodanig dat ^ de grijpstukken 42 en 52 in hun opeijstand zullen zijn, die in

fig. 11 met een stippellijn is aangegeven. Het ruwe voorwerp B

wordt in de open ruimte gebracht, die aldus tussen de grijpstukken 42 en 52 wordt gevormd. Wanneer de nokrol 46 van het gebogen vlak 55 afkomt, wordt door de terugvoerveren 44 de stang 40 naar zijn 30 ' oorspronkelijke stand teruggedraaid, zodat het ruwe voorwerp tussen de grijpstukken 42, 52 zal worden geklemd.

Yolgens fig. 12 is een nokplaat 56 met een gebogen vlak 57 aan de achterzijde van het aandrijfkettingwiel 32 aangebracht aan elke zijde van de snijinrichting. Wanneer de nokrol 46 door het 35 gebogen vlak 57 wordt gegrepen, zullen de grijpstukken 42 van de grijpstukken 52 af. worden gebracht, waardoor het ruwe voorwerp op de aflevereenheid 14 kan vallen.

He snijeenheid 11, de transporteenheid 12 en de toevoereen-heid 13 worden vanuit een gemeenschappelijke aandrijfeenheid 28 ^ (fig· 4) aangedreven via een ketting- en tandwieloverbrenging en 8202172 - 8 - overbrengingsassen 29» 29'» ten einde de toevoer, het transport en het stempelsnijden van het ruwe voorwerp met elkaar te synchroniseren.

Zoals uit fig. 2 blijkt neemt de horizontale component van 5 de snelheid van de snijbladeenheid 1 en het aanbeeld 2 geleidelijk toe van 7^ op het tijdstip t^ wanneer het snijden begint, bereikt de hoogste snelheid 7^ op het tijdstip tg en neemt geleidelijk af tot 7^ op het tijdstip t^ wanneer het te snijden ten einde is.

Indien de snelheid van het ruwe voorwerp, dat wil zeggen de 10 snelheid van de transporteenheid 12 vooraf wordt ingesteld op 7.j, die de horizontale component aan het begin van het stempelsnij-den is, is de horizontale component van de snelheid van de snijbladeenheid 1 en het aanbeeld 2 hoger dan de snelheid van de transporteenheid 12 tijdens de eerste helft α van het stempel-15 snijden. Aangezien het ruwe voorwerp B door en tussen het snijbladeenheid 1 en het aanbeeld 2 tijdens het snijden wordt gegrepen, zal het ruwe voorwerp de grijpeenheid 33 binnen het hierboven genoemde kleine gebied ΔΧ voorwaarts duwen tegen de voorspanning van de veer 39 in. Met andere woorden duwen de snijbladeenheid 1 en 20 het aanbeeld 2 de grijpeenheid 33 via het ruwe voorwerp tegen de voorspanning van de veer 39 in, ómdat de horizontale component van hun snelheid hoger is dan de snelheid van de transporteenheid 30 tijdens het stempelsnijden. De veer 39 absorbeert het verschil tussen de snelheid van het ruwe voorwerp (d.w.z. de snelheid van 25 de transporteenheid van het ruwe voorwerp) en de horizontale component van de snelheid van de snijbladeenheid en het aanbeeld.

Gedurende de laatste helft β van het stempelsnijden wordt ook de grijpeenheid 33 over een bepaalde kleine afstand ten opzichte van de transporteenheid naar voren geduwd, omdat het ruwe 30 voorwerp nog wordt gegrepen door het snijblad en het aanbeeld. De lengten van de tijdsperiode van de eerste en laatste helften hangen af van de dikte_van het ruwe voorwerp, de kromming van het bovenvlak 21 van het aanbeeld 2 en aan welke zijde de snijbladeenheid en het aanbeeld worden aangedreven.

35 Wanneer het stempelsnijden voltooid is, wordt het ruwe voor werp uit de toestand van de grijpen, door het snijblad en het aanbeeld vrijgegeven, zodat de grijpeenheid 33 naar zijn oorspronkelijke stand zal terugkeren onder invloed van de veerkracht van de veer 39* De veer dient voor het begrenzen van de beweging van het 40 verschuifbare blok 35 en aldus van de grijpeenheid ten opzichte van 82 0 2 1 72 - 9 - de transporteenheid, alsmede voor het terugbrengen daarvan naar zijn oorspronkelijke stand na zijn gedwongen beweging. Hiervoor is het noodzakelijk de veerconstante1 van de veer 39 op een geschikte waarde vast te leggen.

5 Zoals uit het 'voorafgaande duidelijk zal zijn, wordt het ruwe voorwerp met zijn voorste rand gegrepen door de grijpeenheid 33 door de stransporteenheid 12 getransporteerd, totdat het stempelsnijden begint. Tijdens het stempelsnijder wordt het ruwe voorwerp door het snijblad en het aanbeeld gegrepen, die de grijpeenheid 33 naar voren 10 duwt tegen de voorspanning van de veer 39 in, omdat de snelheid van het snijblad en het aanbeeld hoger is dan die van de transporteen-· heid. Zelfs hoewel de snelheid van de transporteenheid voor het ruwe voorwerp niet gelijk is aan de horizontale component van de snelheid van het snijblad en het aanbeeld tijdens het stempelsnijder, 15 biedt dir daarom geen enkel probleem, omdat de grijpeenheid niet vast is maar ten opzichte van de transporteenheid voor het ruwe voorwerp beweegbaar is.

Hoewel bij de hierboven genoemde uitvoeringsvorm de snelheid van de transporteenheid 12 was ingesteld op T^, die de horizontale 20 component van de snelheid van de snijbladeenheid en het aanbeeld is op het tijdstip t^ bij het begin van het stempelsnijden, kan deze vooraf worden ingesteld op Vg op het tijdstip tg, wanneer de horizontale component het grootst is. In dit geval zijn de veer 39 en het kleine gebied Δχ aan de achterzijde van het ver-25 schuifbare blok 35 voorzien, zoals in fig. 13 getoond is, in plaats van aan de voorzijde daarvan zoals in de eerste uitvoeringsvorm. Gedurende de eerste helft van het stempelsnijden is de horizontale component van de snelheid van de snijbladeenheid en het aanbeeld lager dan de snelheid van de transporteenheid 12 voor het ruwe 30 voorwerp. Aldus wordt de grijpeenheid 33 door het ruwe voorwerp getrokken, dat door het snijblad en het aanbeeld wordt gegrepen en beweegt aldus achterwaarts binnen het kleine gebied ΔΧ» terwijl de veer 39 wordt samengedrukt. Hoor deze beweging wordt het snel-heidsverschil zoals in de eerste uitvoeringsvorm opgevangen.

35 De tweede uitvoeringsvorm kan worden toegepast, zelfs hoewel de ruwe voorwerpen niet zo stijf of sterk zijn, omdat slechts een trekkracht op de ruwe voorwerpen wordt uitgeoefend.

In afwijking daarvan vereist de eerste uitvoeringsvorm dat het ruwe voorwerp niet plooibaar of flexibel is, omdat het ruwe 40 voorwerp zonder deformatie de grijpeenheid moet duwen. Deze uit- 8202172 - 10 - voeringsvorm kan worden toegepast voor bijvoorbeeld gegolfde vezelplaat.

De veer 39 kan worden vervangen door een elastisch orgaan, zoals rubber.

5 De grijpeenheid 33'kan worden vervangen door elke bekende ondersteuningsinrichting, bijvoorbeeld van het pentransport type, waarbij het ruwe voorwerp door een aantal pennen of naalden wordt vastgezet.

Hoewel in deze twee uitvoeringsvormen de grijpeenheid 33 die 10 het ruwe voorwerp klemt, ten opzichte van de transporteenheid 12 kan bewegen, kan deze vast zijn ten opzichte van die eenheid en in plaats daarvan kan het voorwerp beweegbaar zijn ten opzichte van de grijpeenheid binnen een kleine afstand · Y (fig. 7) door het op geschikte wijze kiezen van de klemkracht tussen de grijp-15 stukken 42 en 52· Door zulk een inrichting kan het ruwe voorwerp tussen de grijpstukken 42 en 52 schuiven of slippen om elk verschil tussen de snelheid van de transporteenheid en de horizontale component van de snelheid van de snijbladeenheid en het aanbeeld te absorberen. Met andere woorden kan de inrichting zodanig zijn, 20 dat tijdens het stempelsnijden het ruwe voorwerp met het snijblad en het aanbeeld wordt getransporteerd, niet door de grijpeenheid, omdat de klemkracht opgewekt door de grijpstukken 42 en 52 vooraf kleiner is ingesteld dan de grijpkracht van het snijblad en het aanbeeld.

25 Hoewel in elk van de hierboven genoemde uitvoeringsvormen de ruwe voorwerpen tijdens het stempelsnijden tussen de grijpstukken worden geklemd, kunnen deze uit de grijpeenheid worden vrijgegeven bijna op het tijdstip van de start van het stempelsnijden door middel van het in fig. 12 getoonde vrijgeefmechanisme voor 30 het ruwe voorwerp. In dit geval worden de ruwe voorwerpen tijdens het stempelsnijden slechts getransporteerd door het grijpen door het snijblad en het aanbeeld en daarna kunnen zij vallen op de transporteur van de aflevereenheid voor het ruwe voorwerp.

Uit het vooraanstaande zal. duidelijk zijn, dat volgens de 35 uitvinding het voorwerp met een bepaalde begrensde mate van beweging wordt ondersteund, welke beweging ten opzichte van de transporteenheid is toegestaan om het verschil tussen de snelheid van de transporteenheid en de horizontale component van de snijbladeenheid en het aanbeeld op te vangen. Door deze inrichting kan een 40 hoge snijnauwkeurigheid worden verzekerd.

8202172

Claims (5)

1. Werkwijze voor het in een gewenste vorm stempelsnijden van na elkaar aangevoerde ruwe voorwerpen door middel van een snijblad en een aanbeeld die tegenover elkaar zijn opgesteld, 5 waarbij de genoemde voorwerpen daartussen worden gebracht door middel van een transporteenheid, waarbij het vlak van het aanbeeld dat naar het snijblad is toegekeerd, een convexe vorm heeft, en waarbij het snijblad en het aanbeeld zodanig onderling zijn vergrendeld, dat zij in een punt met elkaar in aanraking komen, dat 10 van het ene einde daarvan naar het andere beweegt om het ruwe voorwerp te snijden, met het kenmerk, dat de ruwe voorwerpen worden ondersteund met een begrensde relatieve beweging ten opzichte van de transporteenheid voor het ruwe voorwerp, zodat tijdens het stempelsnijden de ruwe voorwerpen worden 15 getransporteerd door het grijpen door het snijblad en het aanbeeld en niet door de transporteenheid voor het ruwe voorwerp.

2. Stempelsnijder voor het in een gewenste vorm stempelsnijden van ruwe voorwerpen die na elkaar worden aangeboden, welke stempelsnijder een snijmiddel omvat met een snijblad en een aan- 20 beeld die tegenover elkaar zijn opgesteld, waarbij de ruwe voorwerpen daartussen worden toegevoerd, en verbindings- en overbrengingsmiddelen voor het aandrijven van het snijblad en het aanbeeld die onderling zodanig zijn vergrendeld, dat zij met elkaar in aanraking komen in een punt dat van het ene einde daarvan naar het 25 andere beweegt, waarbij het vlak van het aanbeeld dat naar het snijblad is toegekeerd, convexvormig is; en een transportmiddel voor het ruwe voorwerp met een paar eindloze transporteurs die aan elke zijde van de stempelsnijder zijn aangebracht, en een aantal ondersteuningseenheden voor de ruwe voorwerpen die dwars op en 50 tussen de transporteurs zijn gemonteerd om de ruwe voorwerpen door het genoemde snijmiddel te transporteren, met het kenmerk, dat de ruwe voorwerpen met een begrensde beweging ten opzichte van de transportmiddelen voor de ruwe voorwerpen worden ondersteund, zodanig dat tijdens het stempelsnijden de ruwe 55 voorwerpen zullen worden getransporteerd door het grijpen daarvan door het snijblad en het aanbeeld en niet door de transportmiddelen.

5· Stempelsnijden volgens conclusie 2, m e t . h e t kenmerk, dat de ondersteuningseenheden voor de ruwe voorwerpen op de genoemde eindloze transporteurs zijn gemonteerd, zo-40 danig dat deze ten opzichte van de eindloze transporteur binnen een 8202172 1* - 12 - vooraf bepaald gebièd verplaatsbaar zijn.

4· Stempelsnijder volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de ruwe voorwerpen zodanig door de ondersteuningseenheden worden vastgehouden, dat zij ten opzichte van 5 de genoemde eindloze transporteurs binnen een vooraf bepaald gebied verplaatsbaar zijn, terwijl de ondersteuningseenheden vast op de eindloze transporteurs zijn gemonteerd.

5· Stempelsnijder volgens conclusie 3» met het kenmerk, dat elk van de ondersteuningseenheden voor de 10 ruwe voorwerpen op de genoemde eindloze transporteurs is gemonteerd via een paar verschuifbare blokken, waarbij elk van de verschuifbare blokken door een elastisch orgaan voorwaarts of achterwaarts wordt - voorgespannen. 15 8202172