NL8200503A - Luchtband, in het bijzonder voor vliegtuigen, met een kriunwapening van rekbare kabels, en werkwijze voor de vervaardiging daarvan. - Google Patents

Description

• * «ί WW/dM/60.90.377 MICHELIN & CIE (Compagnie Générale des Etablissements MICHELIN), Frankrijk.

Luchtband, in het bijzonder voor vliegtuigen, met een kruinwapening van rekbare kabels, en werkwijze voor de vervaardiging daarvan.

De uitvinding heeft betrekking op luchtbanden, in het 5 bijzonder voor vliegtuigen, waarvan de wapening is samengesteld enerzijds uit een karkaswapening gevormd door tenminste 1 laag van radiale kabels, die in iedere bandhiel aan tenminste één hielkernring zijn verankerd, en anderzijds een kruinwapening gevormd door textielkabels en in radiale 10 zin aan de buitenzijde op de karkaswapening geplaatst.

De uitvinding betreft in het bijzonder de middelen en werkwijzen voor het vervaardigen van dergelijke luchtbanden .

De normen met betrekking, bijvoorbeeld tot luchtbanden 15 voor vliegtuigen geven voor een band met bepaalde afmetingen, een bepaalde bedrijfsdruk en statische belasting dwingende voorschriften voor de maximale axiale breedte.en de radiale hoogte op de velg of met andere woorden, de afmetingen van de zijden van de rechthoek, waarbinnen de 20 meridiane doorsnede van de band dient te zijn ingeschreven. In het algemeen blijkt dat voor het minimaliseren van de warmteontwikkeling in de kruin, alsmede de slijtage in het bijzonder van de randen van het loopvlak van een band, het van belang is de band een meridiane doorsnede te geven 25 die zo dicht mogelijk de grenzen van een rechthoekige omtrek benadert, zoals in het voorgaande is aangeduid.

Voor dit doel kan men bijvoorbeeld de band vulcaniseren in een matrijs, die niet alleen aan de buitenomtrek, doch eveneens aan de wapening onder invloed van de druk van de 30 vulcanisatiekamer of het vulcanisatiemembraan een meridiane kromming geeft van een zeer hoge waarde, die ter hoogte van de schouders maximaal is, doch snel vermindert zowel 8200503 « £ - 2 - in de richting van het equatoriale vlak als in de richting van de bandwangen.

Niettemin blijkt dat bij hoge snelheden voortijdig bij een dergelijke band stationaire golvingen ontstaan, 5 waardoor de levensduur nadelig wordt beinvloed.

Dit bezwaar blijkt te ontstaan door de afwezigheid van spanningen in de marginale gebieden van de kruinwapening van textielkabels en meer nog door de afwezigheid van een voldoende spanning onder invloed van de pompdruk.

10 Onder de invloed van de pompdruk behoudt de wapening niet het meridiane profiel, zoals dat in de vulcanisatiematrijs gevormd is. De maximale kromming ter hoogte van de schouders heeft de neiging om te verminderen ten gunste van de toeneming van de equatoriale diameter en de 15 maximale axiale breedte van de bandwapening. Hieruit resulteert een onvoldoende spanning of zelfs een samen-drukking van de marginale gebieden van de kruinwapening.

De uitvinding heeft dan ook tot doel om tezelfder tijd een quasi-rechthoekig meridiaan profiel van de band en 20 van zijn wapening te handhaven en de vorming van stationaire golvingen op de band te vertragen of te onderdrukken.

Dit dubbele doel wordt bereikt zonder extra versterkings-lagen aan te brengen.

25 volgens het Franse octrooischrift 2 141 557 brengt men in radiale zin aan de binnenzijde van de karkaswapening in het gebied van de schouders twee extra gekruiste lagen aan van elastische kabels, die hoeken van tenminste 30° met de kabels van de karkaswapening vormen. Deze construe-30 tie is bedoeld voor luchtbanden voor zeer zware buldozers voorzien van een kruinwapening van metaalkabeIs, die zich verzetten tegen contractie in de omtreksrichting in de marginale gebieden.

8200503 af- « _ 3_-

In het kader van de onderhavige uitvinding wordt onder luchtband met een na montage op de velg en oppompen tot de bedrijfsdruk quasi-rechthoekig meridiaan profiel verstaan iedere luchtband, waarvan de karkaswapening een 5 relatieve pijl van de convexiteit in de kruin bezit van ten hoogste 0,12 en bij voorkeur tussen 0,04 en 0,10 en een relatieve pijl van de convexiteit in de bandwangen van ten hoogste 0,14.

De relatieve pijl van de convexiteit in de kruin op een 10 meridiane doorsnede van een luchtband (zie figuur 1), wordt op de volgende wijze gedefinieerd.

Men beschouwt de cirkelboog c die enerzijds loopt door het equatoriale punt S, waar de karkaswapening 2 de doorsnede ZZ'van het equatoriale vlak van de band snij'dt 15 en anderzijds loopt door de beide snijpunten A en A1 van deze wapening met de doorsneden E en E' van twee aan weerszijden op een afstand van 0,3 maal de maximale axiale breedte L van het contactvlak van de band evenwijdig aan het equatoriale vlak gelegen vlakken.

20 Deze breedte L wordt gemeten aan de luchtband, gemonteerd op zijn velg en tot zijn bedrijfsdruk opgepompt, belast met zijn nominale belasting en rustend zonder laterale helling op een vlakke en horizontale ondergrond.

De relatieve pijl van de convexiteit in de kruin is dan 25 de radiale afstand f tussen het equatoriale punt S en de snijpunten D, D' van de cirkelboog C met de aan de doorsnijding ZZ 1 .. -- v.an. het equatoriale vlak evenwijdig liggende lijnen F en F', liggende aan de uiteinden van de maximale axiale breedte L van het contactvlak, 30 ten opzichte van deze maximale axiale breedte L.

De relatieve pijl van de convexiteit in de bandwangen wordt gedefinieerd als het halve verschil (ff) tussen de maximale axiale breedte B van de karkaswapening 2 (die bijv. 0,975 maal de door de normen vastgestelde maximale

35 axiale breedte,/, zoals deze in het voorgaande gedefinieerd /B^ van de luchtband)en de maximale axiale breedte L

8200503 - 4 - is, ten opzichte van het verschil tussen de equatoriale straal Rg van de karkaswapening 2 en de straal R^/ter hoogte van de hielzitting op de velg J van de op zijn velg gemonteerde luchtband, die tot de bedrijfsdruk is ' opgepompt, doch niet belast is./^welke straal door de normen is' vastgelegd.

Teneinde het in het voorgaande gedefinieerde dubbele doel te bereiken voorziet de uitvinding in een luchtband, voorzien van een karkaswapening gevormd door tenminste 10 één laag van aan tenminste één hielkernring in iedere bandhiel verankerde radiale kabels, alsmede een driedelige kruinwapening, bestaande uit een mediaan deel en twee zijdelen of laterale delen, welk mediaandeel met zijn beide randen in aanraking is met een zi j déél,-’waarbij ieder van 15 deze drie delen samengesteld is uit tenminste één laag van o σ met kabels, geplaatst onder een hoek van tussen 0 en 30 de omtreksrichting, waarbij de karkaswapening van de band wanneer deze op zijn velg gemonteerd en tot zijn bedrijfsdruk is opgepompt, doch niet belast is in de kruin een 20 relatieve pijl van de convexiteit bezit van ten hoogste 0,12 en bij voorkeur liggende tussen 0,04 en 0,10 en in de beide bandwangen een relatieve pijl van convexiteit van ten hoogste 0,14, zodat de luchtband een quasi-rechthoekig meridiaan profiel heeft en daardoor gekenmerkt is dat, 25 als de band op zijn velg gemonteerd doch niet opgepompt is, de karkaswapening enerzijds in zijn kruin een relatieve pijl van de convexiteit heeft van ten hoogste 0,20 en bij voorkeur liggende tussen 0,08 en 0,15 en een relatieve pijl van de convexiteit in de bandwangen van ten hoogste 0,25, 30 en anderzijds een zodanige lengte, dat na oppompen zijn evenwichtsprofiel, ter hoogte van de schouders in radiale zin ligt buitenwaarts van het profielvan de niet-opgepompte band, terwijl het mediane deel van de kruinwapening gevormd is door kabels waarvan de rekbaarheid gering is en bij 35 voorkeur de nul benadert, terwijl de zijdelen van de kruinwapening vervaardigd zijn uit kabels met een zeer grote rekbaarheid.

8200503 ύ * - 5 -

Als gevolg enerzijds van de verschillen van de rekbaarheid tussen het mediane deel en de zijdelen van de kruinwapening volgens de uitvinding, en anderzijds van de geschikte lengte van de karkaswapening, heeft deze wapening de 5 neiging om onder invloed van de bedrijfsdruk een meridiaan profiel aan te nemen, waarvan de kromming hoog ligt en ter hoogte van de schouders van de luchtband een maximale waarde aanneemt, terwijl de relatieve pijl -van de convexiteit van de karkaswapening in de bandwangen en de relatieve pijl 10 van de convexiteit van de karkaswapening in de kruin lager worden, om uit te komen op een waarde van respectievelijk minder dan 0,14 en minder dan 0,12.

De verkrijging van een quasi-rechthoekig profiel van de bandwapening volgens de uitvinding onder invloed van de 15 bedrijfsdruk, komt tot uitdrukking in een duidelijke radiale expansie van de band ter hoogte van de schouders. Deze expansie heeft in de kabels van de zijdelen van de kruinwapening een zeer belangrijke overspanning ten gevolge ten opzichte van de practisch afwezige of zelfs negatieve 20 spanningen die optreden in de randen van de bekende kruinwapeningen. Deze overspanning werkt samen met de hoge rekbaarheid van de laterale gebieden van de kruinwapening om het optreden van stationaire golvingen bij hogere snelheden te vertragen of geheel te verhinderen.

25 Als in een luchtband van de beschreven soort de omtreks-spanning van de kruinwapening per eenheid van axiale breedte ter hoogte van de equator gelijk is aan ongeveer P x R waarin P de bedrijfsdruk, en R de equatoriale straal voorstelt, is de spanning in de randen van de kruinwapening 30 volgens de uitvinding 0,15 maal en, bij voorkeur 0,20 maal hoger dan deze equatoriale spanning, en kan zelfs een waarde van 0,6 maal hoger dan deze spanning bereiken.

In tegenstelling tot de radiale expansie als gevolg van de centrifugaalkracht, die alleen op de massa van de 35 kruin werkt, worden de stationaire golvingen veroorzaakt 8200503 - 6 - door een trillingsverschijnsel, dat niet alleen gesuper-poneerd wordt op de radiale expansie/ doch eveneens samenhangt met de afplatting van de kruin in het contactvlak waardoor het verschijnsel aan gene zijde daarvan wordt 5 opgewekt met een frequentie, d.w.z. een rotatiesnelheid van de beweging van de aanwezige massa's.

De beweging van deze massa's vertraagt het herstel van de afgeplatten band tot zijn vroegere niet-afgeplatte vorm na het passeren van het bedoelde deel van de band in het 10 contactvlak. Er zijn reeds talrijke middelen voorgesteld (zie bijv. de octrooischriften US 2 958 359 en FR 2 121 736) om in de omtreksrichting de randen van de kruinwapening stijver te maken en/of door radiale expansie van de kruin van luchtbanden voor het wegverkeer onder invloed 15 van de centrifugaalkracht tegen te gaan.

Geen van deze middelen voorkomt evenwel de abrupte vermindering van de omtrekspanning of zelfs het optreden van een negatieve omtrekspanning, d.w.z. het optreden van een samendrukking in de randen van de kruinwapening.

20 De momentane aanwezigheid van een spanning van nul of van een samendrukking gecombineerd met de opzettelijke aangebrachte stijfheid van de randen van de kruinwapening, maakt het voor deze wapening en dus ook voor de kruin zelf onmogelijk om onmiddellijk terug te keren tot de 25 oorspronkelijke niet-afgeplatte vorm, d.w.z. om zich te verzetten tegen het ontstaan van stationaire golvingen, die blijven voortduren, en waarvan het aantal zich zal versterken met de snelheid van de band, waardoor de kruin van banden van de beschreven soort de neiging heeft 30 om ontwricht te raken.

Voor de vervaardiging van de luchtband volgens de uitvinding kan men gebruik maken van een werkwijze, die daardoor is gekenmerkt dat men de band vulcaniseert in een matrijs waarin de karkaswapening enerzijds een 35 negatieve pijl van de convexiteit in de kruin bezit van ten hoogste 0,20 en bij voorkeur tussen 0,08 en 0,15, 8200503 - 7 - en een relatieve pijl van de convexiteit in de bandwangen van ten hoogste 0,25, en anderzijds een zodanige lengte dat na het oppompen van de band tot zijn bedrijfsdruk de evenwichts'profiel ter hoogte van de schouders in radiale 5 zin ligt binnen de profiel; in de matrijs, waarbij men gebruik maakt van een kruinwapening, waarvan het middendeel gevormd is uit kabels waarvan de rekbaarheid gering is en bij voorkeur de' nul benadert, terwijl de zijdelen van deze wapening zijn gevormd uit kabels, waarvan de rekbaarheid 10 zeer groot is.

Met andere woorden, men vulcaniseert de band in een matrijs waarvan,in meridiane doorsnede : - de maximale axiale breedte van de karkaswapening van de <« · band in de matrijs is geplaatst op een radiale afstand 15 van de rotatieas van de band, die kleiner is dan die van de maximale axiale breedte van de karkaswapening van de gemonteerde en tot zijn bedrijfsdruk opgepompte, doch onbelaste band, terwijl de maximale axiale breedte van de karkaswapening in de matrijs groter is dan de 20 maximale axiale breedte van de karkaswapening in de gemonteerde en tot zijn bedrijfsdruk opgepompte, doch onbelaste band, - de doorsnijding van de karkaswapening met het equatoriale vlak bevindt zich op ongeveer dezelfde radiale af- 25 stand van de rotatieas van de band in de matrijs als de genoemde doorsnijding wanneer de band gemonteerd en tot zijn bedrijfsdruk opgepompt .doch niet belast is, - de kromming van de karkaswapening bereikt een minimale waarde, of een negatieve waarde doch gering in absolu- 3G te waarde, ongeveer ter hoogte van de buitenrand van het overeenkomstige zijdeel van de kruinwapening, neemt daarna toe en vermindert vervolgens in de richting van d:e doorsnijding van de kruinwapening met het equatoriale vlak.

8200503 - 8 -

De combinatie van deze vulcanisatie in de matrijs waarvan de meridiane doorsnede conform de uitvinding is, met de kruinwapening voorzien rekbare zijdelen geeft aanleiding tot het ontstaan van de hierna beschreven voorkeurs-5 varianten, en leiden tot voorkeursuitvoeringen bij de werkwijze voor de vervaardiging van de banden volgens de uitvinding,

Als de band uit de matrijs genomen en op zijn velg gemonteerd, doch niet opgepompt wordt, volgt zijn buiten-^ oppervlak, alsmede de karkaswapening, gezien in meridiane doorsnede practisch hetzelfde profiel als zij in de matrijs innamen.

Als men een luchtband volgens de uitvinding tot zijn bedrijfsdruk oppompt zal de straal van het middendeel van 15 ue kruin ten opzichte van de rotatieas bij voorkeur slechts weinig variëren, althans in het equatoriale gebied daarvan. Hiertoe is het middendeel van de kruinwapening gevormd uit tenminste één laag van kabels, waarvan de Relatieve rek minder dan 3% is en bij voorkeur tussen 0,1 2o en 1,5% ligt, gemeten bij 25% van de breuksterkte.

Eveneens bij voorkeur is dit middendeel gevormd uit kabels, die onder ongeveer 0° georiënteerd liggen ten opzichte van de omtreksrichting van de band. Het verdient eveneens de voorkeur dat de axiale breedte van dit middendeel 2 5

Kinder dan 80% uitmaakt van de breedte van de kruin-wapening of 70% van de maximale breedte van het contact-vlak als de band tot zijn bedrijfsdruk opgepompt is en 3.an zijn bedrijfsbelasting is onderworpen, terwijl de , band zonder dwarshelling rust op een vlakke en horizonta- le ondergrond. Bij gebruikmaking van meerdere gekruiste lagen zijn de hoeken van deze lagen bij voorkeur symmetrisch en kleiner dan 30° ten opzichte van de lengterichting.

Eij het oppompen tot de bedrijfsdruk bereikt het merid^ne / van de karkaswapening zijn maximale krommingen/profiel 8200503 > > - 9 - ter hoogte van de schouders en zijn minimale krommingen ter hoogte van de equator van de band.

Dit wordt veroorzaakt door de betrekkelijk hoge rekbaarheid in ieder zijdeel van de kruinwapening volgens de 5 uitvinding. Bij voorkeur zijn de zijdelen gevormd door tenminste één laag van kabels, waarvan de relatieve rek ligt tussen 10% en 30% bij de breuksterkte.

Dankzij de rekbaarheid van de kabels, die aan de schouders onder invloed van de bedrijfsdruk een belangrijke ver-10 plaatsing in buitenwaartse richting mogelijk maken, en tegengesteld aan de tot dusverre gebruikelijke constructies, die tot doel hadden de randen van de kruinwapening stijver te maken, is het mogelijk om tenminste één laag van ieder van de zijdelen van de kruinwapening tot in de 15 bandwangen te verlengen zonder de 'afplatting van de'" schouders bij het rijden te hinderen.

Bij voorkeur is de breedte van het gebied dat ieder zijdeel gemeenschappelijk heeft met het middendeel van de kruinwapening ten hoogste gelijk aan 15% van de 20 breedte van de kruinwapening.

Het verdient eveneens de voorkeur, dat de axiale breedte van ieder zijdeel ligt tussen 10% en 35% van de breedte van de kruinwapeningof tussen 8% en 32% van de maximale breedte van het contactvlak, zoals dat in het voorgaande 25 gedefinieerd is. Bij voorkeur ligt in de gemeenschappelijke gebieden van het middendeel van de kruinwapening tenminste één laterale laag in radiale zin aan de buitenzijde op tenminste één mediane laag van de kruinwapening.

Bij voorkeur worden de laterale delen gevormd door kabels, 30 die onder ongeveer 0° georiënteerd liggen ten opzichte van de lengterichting. Een variant hiervan is dat men gebruik maakt van enkele gekruiste lagen, waarbij de hoeken van deze lagen bij voorkeur symmetrisch en minder dan 25° ten opzichte van de lengterichting zijn.

8200503 - 10 -

Als men onder de convexiteit van het loopvlak het relatieve verschil tussen de equatoriale straal R ten max opzichte van de rotatieas XX' van de band wanneer deze tot zijn bedrijfsdruk is opgepompt en niet belast is 5 (zie figuur 1), en het rekenkundig gemiddelde van de stralen R gemeten aan de punten van de band waar het ep ε contactvlak de maximale axiale breedte L heeft (zoals deze in het voorgaande is gedefinieerd), maakt de uitvinding het mogelijk om luchtbanden te fabriceren, waarvan 10 de convexiteit van het loopvlak tussen 0 en 6% ligt, waarbij een goede bestendigheid tegen slijtage wordt verkregen. Als de luchtband volgens de uitvinding op zijn velg gemonteerd, doch niet opgepompt is, is deze convexiteit tenminste 1,5% en bij voorkeur 3 tot 4% van 15 de equatoriale straal van de tot zijn bedrijfsdruk op gepompte band groter dan deze convexiteit gemeten aan de band wanneer deze tot zijn bedrijfsdruk is opgepompt.

In de praktijk wordt de karkaswapening van een luchtband volgens-de uitvinding als niet-rekbaar beschouwd wanneer 20 zijn relatieve rek onder invloed van de bedrijfsdruk tussen 1 en 2 % bedraagt van de lengte van de karkaswapening wanneer de band zich in de vulcanisatiematrijs bevindt dan wel op zijn velg gemonteerd is en onderworpen aan een pomp.druk van practisch nul. De maximale axiale breedte 25 van de karkaswapening in de matrijs is groter dan de maximale axiale breedte wanneer de band gemonteerd en tot zijn bedrijfsdruk is opgepompt. Niettemin maakt het middendeel van de kruinwapening volgens de uitvinding het mogelijk om de volgens gebruikelijke normen voorgeschreven 30 diameter bij de bedrijfsdruk en, als het een luchtband voor vliegtuigen betreft, de bestendigheid bij de proefdruk op de vastgestelde waarden te handhaven.

De uitvinding maakt het ook mogelijk om gebruik te maken van een radiale karkaswapening, waarvan de relatieve rek 35 ten opzichte van zijn lengte in de matrijs of in de band 8200503 > ί - 11 - wanneer deze op zijn velg gemonteerd en bij een pompdruk van practisch nul ten hoogste 5% bedraagt.

In dit geval kan de maximale axiale breedte van de karkaswapening in de matrijs kleiner zijn dan de maximale 5 axiale breedte bij de bedrijfsdruk, terwijl voor het overige alle andere karakteristieken van de karkaswapening onveranderd blijven.

In het geval dat, voor bepaalde toepassingen, het nuttig is om aan de kruinwapening volgens de uitvinding één of 10 meerdere van de gebruikelijk kruinlagen toe te voegen, zoals bij voorbeeld beschermingslagen van elastische kabels, zijn deze lagen in radiale zin aan de buitenzijde van de kruinwapening volgens de uitvinding aangbracht.

Bij voorkeur hebben deze kruinlagen een breedte die onge-15 veer gelijk is aan de breedte van het middendeel van de kruinwapening volgens de uitvinding. Als deze gebruikelijke kruinlagen bestaan uit elastische staalkoorden, kan het van voordeel zijn om deze koorden te plaatsen op de hoeken van tenminste 45° ten opzichte van de oatreks-20 richting.

Onder bepaalde rij condities, met name bij hoge snelheid kan de kruinwapening volgens de uitvinding beschadigd worden door objecten (stenen, metaaldelen verloren door andere voertuigen enz.) die zich op de baan van de band 25 bevinden.

Als gevolg van de belangrijke uitzetting van de kruin van de band onder invloed van de pompdruk is het niet altijd mogelijk om gebruik te maken van een scherm van de gebruikelijke elastische koorden. De rekbaarheid van deze 30 koorden is onvoldoende. De uitzetting van'de kruin volgens de uitvinding is zodanig belangrijk, dat deze koorden hun fundamentele eigenschappen zouden verliezen.

Ze kunnen dan niet meer dienen ter bescherming en zouden kunnen bijdragen tot een ongewenste verstijving van de 3200503 -12- kruinwapening.

Men kan daarom binnen het kader van de uitvinding de kruinwapening doen samenwerken met tenminste één laag van gegolfde kabels in het vlak van de laag.

5 Deze laag is in radiale zin aan de buitenzijde van de genoemde kruinwapening geplaatst.

De eigenschappen van deze laag leggen geen beperkingen op aan de ongebruikelijke uitzetting van de kruin, terwijl evenmin de kruin/op ongewenste wijze stijver wordt/ook niet 10 gemaakt.

Voor dit doel wordt de afstand tussen de kabels onderling gesteld op tussen 50 en 100% van d.e- amplitude van de . · golf golvingen, gemeten van top tot top, terwijl de lengte van de golvingen ligt tussen 100% en 200% van de genoemde 15 amplitude van top tot top. De kabels liggen in de laag evenwijdig, d.w.z. dat de golvingen in fasen zijn.

De middenassen van de golvingen van de kabels zijn bij voorkeur hetzij onder 0° hetzij onder 90° ten opzichte . van de omtreksrichting van de band georiënteerd.

20 Deze voorkeur sluit niet uit het gebruik van tenminste één laag van gegolfde kabels, waarvan de middenassen schuin ten opzichte van de genoemde omtreksrichting zijn geplaatst.

De genoemde laag kan eveneens gevormd worden uit een 25 weefsel van kabels, verkregen bijvoorbeeld door de golvingen eenvoudig te laten kruisen. In dit geval is de afstand van één kabel tot de volgende ten' hoogste gelijk aan de amplitude van de golvingen van de draden, gerekend van top tot top. De elasticiteit van het weefsel wordt groter 30 naarmate men de afstand van de kabels vermindert.

8200503 - 13 -

Het hiervolgende deel van de beschrijving heeft betrekking op de tekening en beschrijft een uitvoeringsvorm van de uitvinding.

In deze tekening, die niet op schaal is, stelt voor : 5 - figuur 1 u·'· een schematisch aanzicht in radiale door snede van de band, waarvan alleen de karkaswapening is aangegeven, waarbij het doel van de figuur is het illustreren van de definities van de relatieve pijl van de convexiteit van de karkaswapening enerzijds in de 10 kruin en anderzijds in de bandwangen, alsmede de convexiteit van het loopvlak, - figuur 2 · een radiale halve doorsnede van een lucht band volgens de uitvinding in zijn vulcanisatiematrijs, - figuur 3 een aanzicht, analoog aan figuur 2 waarbij 15 de luchtband uit de matrijs is genomen en op zijn velg is gemonteerd en - figuur 4 schematisch een deel van een beschermings laag van een dergelijke band.

De in de figuren 2 en 3 afgebealde' band luchtband 10 is 20 een band voor vliegtuigen, met de afmetingen 750 x 230-15 (Franse norm). De band is voorzien van een karkaswapening 2, in dit geval bestaande uit twee op elkaar liggende „ , „„ radiale , lagen 2 en 2 van'/kabels van een aromatisch polyamide met een dikte van 167 x 3 tex. De randen van deze beide 25 lagen zijn ieder omgeslagen om een metalen hielkernring 3, die in ieder van de beide bandhielen 4 is aangebracht.

In het loopvlak 5 van de band zijn beschermingslagen 6 aangebracht,· alsmede daaronder een kruinwapening 7 geplaatst op de karkaswapening 2.

30 Het contact vlak ’ gemeten onder een belasting van 5850 daN en een pompdruk van 15 bar op een horizontale en vlakke ondergrond heeft een breedte L van een 185 mm.

De beschermingslagen hebben een breedte P van 115 mm, de kruinwapening 7 een totale breedte Q van 194 mm.

8200503 - 14 -

Deze wapening is samengesteld uit twee middenlagen 7' en 7" en in axiale zin aan iedere zijde daarvan drie zijlagen of laterale lagen 7a, 7b en 7c. De middenlaag 7' heeft een axiale breedte van 120 mm, de middenlaag 7" een axiale 5 breedte 90 mm. Deze beide lagen, die ten opzichte van de doorsnijding ZZ 1 van het longitudinale mediaanvlak van de band symmetrisch zijn aangebracht, zijn ieder samengesteld uit naast elkaar liggende koorden van een aromatisch polyamide met een dikte van 330 x 3 x 3 tex, een diameter 10 van 2,3 mm en een breeksterkte van 420 daN bij een relatieve rek van 6,1%. Deze kabels liggen evenwijdig aan het equatoriale vlak van de luchtband, aangegeven met de lijn ZZ ' .

De drie zijlagen 7a, 7b en 7c zijn in axiale zin geplaatst 15 tegen de beide middenlagen 7’ en 7".

De breedten van de zijlagen zijn respectievelijk 38 mm, 37 mm en 35 mm. De zijlagen 7a en 7b liggen tegen de middenlagen 7', terwijl de zijlaag 7c tegen de middenlaag 7" ligt en de rand van de laag 7’ over een breedte van 20 15 mm bedekt.

Ieder van deze drie lagen is samengesteld uit naast elkaar liggende kabels van rayon met een dikte van 244 x 2 tex en een diameter van 0,8 mm ieder, alsmede een breeksterkte van 20 daN bij een relatieve rek van 14%.

25 Deze kabels zijn evenwijdig aan het equatoriale vlak van de' luchtband aangegeven met de lijn ZZ1 geplaatst.

De afmetingen B, R_ , R_, R R van de band wanneer ^ B S max en ep deze zich in de vulcanisatiematrijs bevindt (figuur 2) en de overeenkomstige afmetingen B’, R ,, R ,R , en R 1 van d. _ . α o max ep ΘΖΘ 30 dezelfde band wanneer/uit de matrijs is verwijderd, op zijn velg J met een breedte van J = 178 mm gemonteerd en tot verschillende drukken opgepompt, zijn aangegeven in de onderstaande tabel (in mm) onder de volgende omstandig- 8200503 \ - 15 - heden : a) in de matrijs, b) op de velg, bij de bedrijfsdruk (15 bar) c) op de velg, bij de beproevingsdruk (60 bar).

5 B B1 f R^ R , R R_ , R R . R R

B b S S' max max' ep ep a) 251 278 359 374 352 b) 229 285 362 377 365 c) 235

Een zeer goed rekbare beschermingslaag voor een luchtband 10 voor vliegtuigen met de afmetingen^ée x 1.6-20 kan worden vervaardigd volgens het schema afgedeeld in figuur 4. Hiertoe maakt men gebruik van een laag van kabels 70 met een diameter van 1 mm, gevormd uit 9 staaldraden met een diameter van 0,23 mm. De golvingen zijn sinusoidaal van 15 vorm, met een amplitude A van 5 mm tussen de top 701 en 702, en ee^PVengteAvan de golvingen van 5 mm.

De afstand e van de evenwijdige kabels 70 d.w.z. in fase, bedraagt 3,5 mm. De middenassen 71 van de golvingen zijn ’ geplaatst onder 90° ten opzichte van de omtreksrichting 20 (niet weergegeven).

Figuur 4 is een gedeeltelijke weergave van twee naast elkaar liggende kabels 70 van deze beschermingslaag.

De afstand e van de kabels is gelijk aan de afstand tussen de beide middenassen 71 van de twee golvingen. -25 D^'i'engteAvan de golvingen is het dubbele van de afstand tussen twee opvolgende snijpunten I en I1 van een sinuslijn 70met de middenas 71. De amplitude A is de afstand van de ene top 701 tot de daaropvolgende top 702 van een sinuslijn 70 .Onder golvingen dient in het kader van de uitvinding 30 verstaan te worden iedere sinuslijn of zaagtand al dan niet met afgeplatte toppen.

8200503 - 16 - golf

Zoals men ziet hebben de amplituden, de lengte van de golvingen, en de afstanden van de kabels ongebruikelijke waarden ten opzichte van de bekende lagen van gegolfde kabels.

5 Men kan eveneens de gegolfde kabels vervangen door spiraalveren, bijvoorbeeld met een elliptische of rechthoekige doorsnede, waarvan de grote as of de grote zijde evenwijdig ligt aan het vlak van de gebruikte laag.

Bij voorkeur zijn de veren vervaardigd uit staaldraad.

10 Men kan voor de beschermende laag eveneens gebruik maken van tenminste één laag van ongeveer evenwijdig liggende metaalvezels (diamter 0,1 tot 1 mm, lengte : 5 tot 20 mm), welke vezels in een gomlaag verspreid Liggen.

8200503

Claims (19)

1. Luchtband met een karkaswapening, gevormd door tenminste één Laag van in iedere bandhiel aan tenminste één wiel-kernring verankerde radiale kabels en een driedelige kruinwapening, bestaande uit een mediaandeel en twee 5 zijdelen, waarbij de randen van het mediaandeel beide in aanraking zijn met een zijdeel, en ieder van de drie delen van de kruinwapening bestaat uit tenminste één laag van kabels, die een hoek van tussen nul en 30° maken met de omtreksrichting, terwijl de relatieve pijl 10 van de convexiteit van de karkaswapening in de kruin ten hoogste gelijk is aan 0,12 en bij voorkeur ligt tussen 0,04 en '0,10, en de relatieve pijl van de convexiteit van de karkaswapening in de bandwang ten hoogste gelijk is aan 0,14, zodat de band, wanneer'deze 15 op zijn velg gemonteerd en tot zijn bedrijfsdruk is opgepompt toch niet belast is een quasi-rechthoekig meridiaan profiel heeft, welke luchtband daardoor is gekenmerkt, dat de karkaswapening (2) van de niet opgepompte op zijn velg gemonteerde band (J) enerzijds 20 een relatieve pijl van de convexiteit in de kruin heeft, die ten hoogste 0,20 bedraagt en bij voorkeur tussen 0,08 en 0,15 ligt, alsmede een relatieve pijl van de convexiteit in de bandwangen van ten hoogste 0,25, en anderzijds een -zodanige lengte, dat na het oppompen zijn 25 evenwichts.prof iel ter hoogte van de schouders (8) in radiale zin ligt aan de buitenzijde van het profiel, van de niet-opgepompte band, terwijl het 'mediaandeel (7, 7") van de kruinwapening (7) gevormd wordt door kabels, waarvan de rekbaarheid gering is en bij voorkeur de nul 30 benadert, terwijl de zijdelen (7a, 7b, 7c) gevormd worden door kabels waarvan de rek zeer groot is.

2. Luchtband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat als de band gemonteerd, doch niet opgepompt is de convexiteit van het loopvlak tenminste 1,5% en bij voorkeur 35 3 tot 4% van de equatoriale straal van de tot zijn bedrijfsdruk opgepompte band groter is dan deze 8200503 - 18 - convexiteit, gemeten aan de tot zijn bedrijfsdruk opgepompte band, welke convexiteit, gemeten bij de tot zijn bedrijfsdruk opgepompte band ligt tussen 0 en 6% van de equatoriale straal R van het looovlak van de max 5 band.

3. Luchtband volgens één der conclusies 1 of 2, met het kenmerk dat het mediane deel van de kruinwapening gevormd wordt door tenminste één laag van kabels, waarvan de relatieve rek gemeten bij 25% van de breuk- 10 sterkte minder is dan 3% en bij voorkeur ligt tussen 0,1 en 1,5%.

3 S- 4Πΐ· CONCLUSIES :

4. Luchtband volgens één der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat het mediane deel van de kruinwapening gevormd wordt door.kabels, die onder een hoek van 15 ongeveer 0° ten opzichte van de lengterichting georiën teerd zijn.

5. Luchtband volgens één der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat het mediane deel van de kruinwapening een breedte heeft, die minder is dan 80% van de breedte 20 van de kruinwapening.

6. Luchtband volgens één der conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat het mediane deel van de kruinwapening gevormd wordt door symmetrisch gekruiste lagen onder hoeken van minder dan 30° ten opzichte van de lengte- 25 richting van de band.

7. Luchtband volgens één der conclusies 1 tot 6 met het kenmerk, dat in de zijdelen van de kruinwapening de kabels bij de breeksterkte een relatieve rek hebben, die tussen 10% en 30% ligt.

8. Luchtband volgens één der conclusies 1 tot 6, met het kenmerkt, dat in de zijdelen van de kruinwapening de kabels georiënteerd zijn onder een hoek van ongeveer 0° §200503 - 19 - ten opzichte van de lengterichting.

9. Luchtband volgens één der conclusies 1 tot 6 met het kenmerk, dat ieder zijdeel van de kruinwapening een breedte heeft, die tussen 10% en 35% van de breedte 5 van de kruinwapening ligt,

10. Luchtband volgens één der conclusies 1 tot 6, met het kenmerk, dat de zijdelen van de kruinwapening gevormd worden door symmetrisch gekruiste lagen onder hoeken van minder dan 25° ten opzichte van de lengte- 10 richting.

11. Luchtband volgens één der conclusies 1 tot 6, met het kenmerk, dat de kruinwapening tenminste één laterale laag bezit, die in de gebieden waar de zijdelen en het mediaandeel met elkaar in aanraking zijn in radiale *5 zin aan de buitenzijde is gelegen van tenminste één mediaanlaag.

12. Luchtband volgens één der conclusies 1 tot 11 met het kenmerk, dat het gemeenschappelijke gebied tussen ieder zijdeel en het mediaandeel van de kruinwapening 20 een axiale breedte bezit ten hoogste gelijk is aan 15% van de breedte van de kruinwapening.

13. Luchtband volgens één der conclusies 1 tot 12, met het kenmerk, dat de radiale karkaswapening een relatieve rek onder de invloed van de bedrijfsspan- 25 ning heeft, die ligt tussen 1 en 2% van zijn lengte in de matrijs.

14. Luchtband volgens één der conclusies 1 tot 13, met het kenmerk, dat hij bovendien is voorzien van de gebruikelijke kruinlagen, bijvoorbeeld beschermings- 30 lagen van elastische kabels, die in radiale zin aan de buitenzijde van de kruinwapening zijn geplaatst. 8200503 I * - 20 -

15. Luchtband volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de gebruikelijke kruinlagen een breedte hebben, die ten naaste bij gelijk is aan de breedte van het mediane deel van de kruinwapening.

16. Luchtband volgens één der conclusies 13 of 14, met 5 het kenmerk, dat de gebruikelijke kruinlagen bestaan uit elastische staalkabels, geplaatst onder hoeken van tenminste 45° ten opzichte van de omtreksrichting van de band.

17. Werkwijze voor het vervaardigen van de luchtband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men de band gevulcaniseerd in een matrijs, waarin de karkaswapening (2) van de band (1) enerzijds in de kruin een relatieve pij1 van de convexiteit heeft van ten hoogste 15 0,20 en bij voorkeur tussen 0,08 en 0,15, alsmede een relatieve pijl van de convexiteit in de bandwangen van ten hoogste 0,25, en anderzijds een zodanige lengte dat na oppompen van de band tot zijn bedrijfs-druk zijn evenwichtsprofiel ter hoogte van de 20 schouders in radiale zin aan de buitenzijde van zijn verloop in de matrijs ligt, waarbij men gebruik maakt van een karkaswapening (7), waarvan het mediane deel (7',7") wordt gevormd door kabels, waarvan de rekbaarheid gering.is en bij voorkeur de nul benadert, 25 terwijl de zijdelen worden gevormd uit kabels waarvan de rekbaarheid zeer groot is.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, toegepast voor de vervaardiging van de luchtband volgens één der conclusies 2 tot 16.

19. Luchtband volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in radiale zin aan de buitenzijde van de kruinwapening tenminste één laag is aangebracht van gegolfde kabels, die in het vlak van de laag evenwijdig liggen, 8200503 - 21 - waarbij de afstand van de kabels ligt tussen 50% en 100% . van de amplitude van de golvingen, gemeten van top tot golf top, en waarbij de lengte van de golvingen ligt tussen 100% en 200% van de genoemde amplitude, terwijl de 5 middenassen van de golvingen van de kabels bij voorkeur zijn georiënteerd onder een hoek van 0° of van 90° met de omtreksrichting van de band. · y 8200503