NL8200403A - Transporthouder uit karton, golfkarton of soortgelijk vouwbaar materiaal en een werkwijze voor het vervaardigen van een laadbord-transporthouder. - Google Patents

Description

*··. % N.0. 30826 1

Transporthouder uit karton, golfkarton of soortgelijk vouwbaar materiaal en een werkwijze voor het vervaardigen van een laadbord-transport-houder.

De uitvinding heeft betrekking op een transporthouder uit karton, golfkarton of soortgelijk vouwbaar materiaal, waarvan de bodem met een laadbord uit hout, geperst hout of soortgelijk materiaal kan worden verbonden, waarbij een eerste bodemdeel van de houder aan de bovenzijde 5 van het laadbord scharnierbaar is bevestigd, via een bodemuitsnijding van de houder in de inwendige ruimte daarvan kan worden ingevoegd en onder afsluiten van de bodemuitsnijding van bovenaf, tegen een tweede bodemdeel van de houder kan worden aangelegd.

Een bekende transporthouder van deze soort (DE-GM 78 16 691) 10 blijkt in de praktijk in menig opzicht te voldoen, in het bijzonder op grond van de combinatie houder van golfkarton/laadbord, die een uitgebreid toepassingsgebied opent, en op grond van de uitstekende stapel-baarheid in de lege toestand als gevolg van het minimale opslagvolume.

Nadelen zijn bij de bekende houders in zoverre naar voren getreden, \ 15 doordat de bevestiging van het eerste bodemdeel aan het laadbord plaats vindt met behulp van U-krammen of soortgelijke bevestigingsmiddelen. De aldus tot stand gebrachte bevestigingsplaatsen kunnen slechts moeilijk worden losgemaakt, wanneer men het verband tussen houder en laadbord weer wil opheffen. Dit losmaken kan in de praktijk niet zonder bescha-20 digingen van het kartonmateriaal teweeg worden gebracht. Soortgelijke beschadigingen door in- of uitscheuren van de bevestigingsplaatsen treden ook dikwijls tijdens het gebruik op, wanneer de transporthouder bijvoorbeeld bij het transport tegen andere vaste voorwerpen aanstoot.

De betrekklijk dunne krammen oefenen dan op het zwakke kartonmateriaal 25 hoge krachten uit, die tot de genoemde beschadigingen leiden. Zijn de gaten in het gebied van de bevestigingsplaatsen eenmaal wijder geworden, dan bestaat behalve het volledig uitscheuren van zulke hechtplaat-sen bovendien het gevaar dat de houder zich verschuift, zodat de zijwanden buiten de rand van het laadbord uitsteken, wat bij het bewegen 30 van de houder, bijvoorbeeld met behulp van vorkstapelinrichtingen, bij het aanstoten tot beschadigingen van de wanden leidt, in het bijzonder in de hoek- en randgebieden. Door de moeilijkheden bij het eruit trekken van de bevestigingskrammen heeft men bovendien tot nu toe in het algemeen afstand gedaan van het losmaken van de verbinding en aldus de 35 houder meervoudig te gebruiken.

De uitvinding heeft ten doel te voorzien in een transporthouder |._ 82 0 0 4 03 '2 » ·Ίέ van de in de aanhef genoemde soort, waarbij een tegen verschuiving gewaarborgde, losmaakbare verbinding tussen houder en laadbord mogelijk is, alsmede een eenvoudige vervaardiging van dit verband.

Dit doel wordt volgens de uitvinding daardoor bereikt, dat het 5 eerste bodemdeel en de bovenzijde van het laadbord in het scharnierge-bied zijn voorzien van in de montagestand van de houder in lijn gelegen uitsparingen voor het opnemen van bevestigingskopbouten, waarbij de diameter van de uitsparingen in het eerste bodemdeel hoofdzakelijk overeenkomen met de boutschachten en de diameter van de laadborduitsparin-10 gen zodanig kleiner zijn dan die van de boutschachten, dat zij de bout-schachten volgens een perspassing opnemen, en dat de kopbouten als stoppen met een vlakke kop en met zich over tenminste een deel van hun schachtlengte uitstrekkende axiale sleuven zijn uitgevoerd.

De met de uitvinding bereikbare voordelen bestaan in het bijzonder 15 daarin, dat men een aanzienlijk betrouwbare verbinding van de houder met de onderlaag bereikt en de montage van de houder op de laadbordon-derlaag wezenlijk is vereenvoudigd, waarbij de daarvoor noodzakelijke verbinding echter tevens gemakkelijk kan worden losgemaakt, waardoor men een meervoudig gebruik van zowel de houder als het laadbord be-20 reikt. Aldus leidt de toepassing van in uitsparingen in te zetten stoppen ertoe dat deze in het hout respectievelijk geperst hout van het laadbord kracht- en vormsluitend vastzitten, terwijl zij zich ten opzichte van de uitsparingen in de kartonbodem slechts in een vormslui-ting bevinden en de vasthoudkracht vlak van de kop van de stop naar de 25 bodem wordt overgedragen, wat in tegenstelling tot de bij toepassing van krammen als bevestigingselementen optredende lijnvormige drukken die al te gemakkelijk een doordrukken van het karton in dit gebied en dus een uitscheuren van de bevestigingsplaats teweeg brengen, aanzienlijk gunstiger is. De betere krachtverdeling ontstaat ook binnen de 30 vormsluiting aan de omtrek van de uitsparing in verhouding tot de hoge krachten respectievelijk drukken die hier bij toepassing van draadkram-men kunnen optreden en rechtstreeks tot insnijden leiden. Door de aanzienlijk verbeterde krachtverdeling is het mogelijk af te zien van een tussenbodem in de vorm van een steunvlak, zoals deze bij het bekende 35 voorwerp beslist nodig is voor het bereiken van een voldoende waarborg tegen uitscheuren, hetgeen niet slechts een aanzienlijke materiaalbe-sparing betekent, maar het vervaardigingsproces wezenlijk verkort.

Voorts kan de met behulp van de stoppen vervaardigde verbinding tussen houder en laadbord gemakkelijk worden losgemaakt, aangezien men zonder 40 moeilijkheden achter de koppen van de stoppen kan grijpen en de stoppen 8200403 S' * 3 eruit kan trekken. Deze handeling wordt door de axiale sleuven ondersteund. Daardoor is het meervoudig gebruik van houder en laadbord mogelijk.

Om kontruktieve redenen zijn de stoppen met een vlakke kop op 5 voordelige wijze met kruisribbeschachten uitgevoerd, die in hun bovenste gebied dat in de uitsparing van het bovendeel ligt, cylindrisch zijn' gevormd. Zulke kruisribben kunnen gemakkelijk in de uitsparingen in het laadbord worden ingedreven en geven een voldoende houvast, waarbij de ribben zelf de noodzakelijke vervorming voor het teweeg brengen 10 van de perspassing bevorderen, terwijl daarentegen de cylindrische vorm in het bovenste gebied onmiddellijk onder de kop een vlak vormsluitend aanliggen tegen de houderbodem waarborgt. Om de binnen de houder ter beschikking staande ruimte door het aanbrengen van de kopstoppen niet nadelkig te beïnvloeden, kunnen de koppen van de stoppen bolkapvormig 15 worden uitgevoerd, zodat zij nauwelijks boven het bodemvlak uitsteken, temeer daar een zeker indrukken in het kartonmateriaal zonder meer plaats vindt.

Bij voorkeur bestaan de stoppen met een vlakke kop uit polyalkeen, zoals polyetheen of polypropeen. Zulk een materiaal, in het bijzonder 20 ND-PE, heeft het voordeel dat men daardoor de noodzakelijke sterkte enerzijds en vervormingseigenschappen anderzijds bereikt en dat het vergeleken met de metalen hechtkrammen, praktisch corrosiebestendig is, alsmede een oppervlak heeft dat het gevaar van een ongeval en een verwonding tot een minimum beperkt.

25 Bij een speciale op zichzelf bekende uitvoeringsvorm heeft de transporthouder een eerste bodemdeel dat twee vleugelvormige kleppen die in evenwijdige groeflijnen scharnierbaar zijn en achter tegenover elkaar liggende tweede bodemdelen grijpen, welk eerste bodemdeel in zijn tussen de groeflijnen zich bevindende middendeel aan het laadbord 30 is bevestigd, waarbij volgens de uitvinding deze bevestiging met behulp van een of meer van de kopstoppen plaats vindt en bij voorkeur voor het vergemakkelijken van het aanbrengen van de houder op het aan het laadbord bevestigde bodemdeel, de eerste van de beide kleppen van een klem-vouw is voorzien en de tweede klep van een de klemvouw opnemende uit-35 sparing. Hierdoor is het ten opzichte van de bekende inrichtingen mogelijk om zonder extra bijzondere bevestigingsmiddelen, zoals extra krammen of door vasthouden met de hand van de beide vleugelkleppen, tijdens het aanbrengen van de houder de vleugelkleppen dakvormig omhoog te houden, waarbij de onderlinge bevestiging daarvan met de meest eenvoudige 40 middelen wordt bereikt, die tegelijkertijd een snel losmaken bij het 8200403 φ 4 gereed maken van de verbinding mogelijk maken.

Volgens de uitvinding wordt voorts bij een werkwijze voor het vervaardigen van een laadbord-transporthouder uit karton, golfkarton of soortgelijk vouwbaar materiaal, waarbij de bodem van de houder met een 5 laadbord uit hout, geperst hout of soortgelijk materiaal wordt verbonden, waarbij een eerste bodemdeel dat is voorzien van zijdelings vouw-bare vleugelkleppen en van een hoofddeel van de houder is gescheiden, met een tussen deze vleugelkleppen uitgevoerd middendeel aan de bovenzijde van het laadbord scharnierbaar wordt bevestigd, de vleugelkleppen 10 omhoog worden gevouwen en in deze stand tesamen worden gehouden alsmede over een bodemuitsnijding van het hoofddeel van de houder daarmee tesamen worden gevoerd, waarna de vleugelkleppen in een aanligstand tegen een tweede bodemdeel aan het hoofddeel van de houder worden gebracht, voorgesteld dat in het eerste bodemdeel aanwezige bevestigingsuitspa-15 ringen in lijn worden gebracht met overeenkomstige vooraf vervaardigde uitsparingen in het oppervlak van het laadbord, dat het eerste bodemdeel aan het laadbord wordt bevestigd door kopstoppen die volgens een glijpassing door de uitsparingen van het bodemdeel en volgens een perspassing in de uitsparingen van het laadbord kunnen worden ingevoerd en 20 dat daarna de vleugelkleppen omhoog worden gevouwen en met behulp van tenminste een daarin ingeponste vouwtong die in een uitsparing aan de andere klep ingrijpt, aan elkaar worden gehouden, waarna het invoeren van het eerste bodemdeel in het hoofddeel van de houder plaats kan vinden.

25 Zulk een vervaardigingswerkwijze voor de opbouw van laadbord- transporthouders uit golfkarton is bijzonder eenvoudig, aangezien de bevestigingsplaatsen reeds vooraf zijn bepaald, doordat de uitsparingen in het laadbordoppervlak alsmede in het eerste bodemdeel vooraf zijn vervaardigd en niet meer aan eventueel ongeschoold personeel de keuze 30 wordt overgelaten op welke plaatsen de houderbodem aan het laadbord wordt bevestigd. De bevestiging vindt plaats na het eenvoudig uit te voeren opleggen en in lijn brengen van de gaten door het op eenvoudige wijze indrijven van de kopstoppen, bijvoorbeeld met behulp van een hamer, waarbij het aantal bevestigingsplaatsen vooraf is bepaald. In het 35 algemeen zal men 3 tot 8 dergelijke bevestigingsplaatsen aanbrengen, telkens naar grootte van de houder. Aldus worden de beide vleugelkleppen omhoog gevouwen en met behulp van de geponste tongen aan elkaar bevestigd, zodat thans het afzonderlijke hoofdhouderdeel met behulp van de uitsnijdingen slechts nog over deze omhoog staande vleugelkleppen 40 moet worden gevoerd, waarna de momentele vasthoudpositie van bovenaf 8200403 '*· τ · 5 door eenvoudig omhoog lichten van de vouwtong wordt losgemaakt en de vleugelkleppen erachter grijpend en aanliggend tegen de tweede bodemde-len van het hoofdhouderdeel worden gebracht.

Uitvoeringsvormen van de uitvinding zullen hierna aan de hand van 5 de tekeningen worden toegelicht. In de tekeningen toont:

Figuur 1 een vooraanzicht van het laadbord met een daaraan schar-nierbaar bevestigd eerste bodemdeel,

Figuur 2 een onderaanzicht van een hoofdhouderdeel voor het opzetten op het volgens figuur 1 voorbereide laadbord met eerste bodemdeel, 10 Figuur 3 de onderdelen laadbord, eerste bodemdeel en hoofdhouder deel volgens het schema van het samenstellen, en

Figuur 4 een kopstok in zij- en onderaanzicht.

Een laadbord 10 kan een willekeurige bekende opbouw hebben. Aldus heeft het in figuur 1 getoonde laadbord drie evenwijdige langsdragers 15 11, 12 die via steunklossen 14 met evenwijdige verstijvingsbalken 13 zijn verbonden. Zulk een laadbord bestaat in het algemeen uit hout, echter zijn eveneens laadborden 10 uit geperst hout gebruikelijk, zoals men deze in principe bijvoorbeeld in figuur 3 kan zien.

Aan de bovenzijde van het laadbord 10 is een, een eerste bodemdeel 20 omvattend bodemelement 19 uit golfkarton aangebracht. Dit element 19 bestaat uit een middelste smal deel 20 dat in lengterichting in het midden van het laadbord 10 met de middelste drager 12 is verbonden. Via groeflijnen 21 zijn aan het middendeel 20 vleugelkleppen 23, 24 schar-nierbaar bevestigd, die samen met het middendeel 20 nagenoeg het bodem-25 vlak van het laadbord 10 bedekken. Zij zijn slechts hoofdzakelijk met de golfkartondikte smaller dan de buitenomtrek van het laadbord 10.

Het middendeel 20 van het bodemelement 19 is met de middelste langsdrager 12 van het laadbord 10 verbonden met behulp van kopstoppen 15 die door uitsparingen 16 in het bodemelement 19 dringen en in uit-30 sparingen 17 van het laadSord grijpen, waarin zij volgens een perspassing zijn bevestigd. De uitsparingen 16 omgeven vormsluitend de bovenste schachtdelen 154 van de kopstoppen 15. De koppen 152 van de kopstoppen 15 zijn vlak- en bolkapvormig, zodat zij nauwelijks uit het vlak van het middendeel 20 uitsteken. Zoals uit figuur 4 blijkt zijn de 35 kopstoppen 15 over het grootste gedeelte van de lengte van hun schachten 151 voorzien van axiale sleuven 153 die aan de schachten een kruisribbe uitvoering geven.

In het in figuur 2 getoonde onderaanzicht van een houder 25 herkent men de langszijwanden 30 en dwarszijwanden 31 daarvan, die zoals 40 de overige delen van de houder, ook een deel van een door ponsen vol- 8200403 ' 6 <r »- gens een (continu) werkproces vervaardigd gesneden stuk uit golfkarton vormen, waarin een ander voordeel van de uitvinding te zien is. Aan de langszijwanden 30 zijn langsbodemkleppen 34 en aan de dwarszijwanden 31 dwarsbodemkleppen 35 via overeenkomstige groeflijnen scharnierbaar be-5 vestigd. De kleppen 34 en 35 strekken zich slechts over een gering gedeelte' van het totale oppervlak van het bodemelement 19 uit en dus van het bodemoppervlak van de houder 25. Het inwendige bodemoppervlak van de houder 25 komt hoofdzakelijk overeen met de afmetingen van het bodemelement 19. Aldus is van de kleppen 34 en 35 een middelste rechthoe-10 kige opening 38 in de bodem van de houder vrijgelaten.

Tussen de dwarsbodemkleppen 35 zijn centrale uitsnijdingen 39 aangebracht, die zich uitstrekken tot aan de overeenkomstige dwarszijwand 31.

Het opzetten van de houder 25 op het laadbord 10 en de bevestiging 15 daaraan is het best in figuur 3 te zien. Aanvankelijk wordt het bodemelement 19 op de bovenzijde van het laadbord 10 gelegd, zodanig dat de uitsparingen 16 in het bodemelement 19 in lijn liggen met de uitsparingen 17 in het laadbord. Dan worden vier kopstoppen 15 in de uitsparingen 16 ingezet en met behulp van een hamer in de uitsparingen 17 van 20 het laadbord ingedreven. Thans worden de vleugelkleppen 23 en 24 om de groeflijnen omhoog gebogen en door ingrijpen van een in de vleugelklep 23 ingeponste vouwtong 231 in een vleugelklepuitsparing 241 in de vleugelklep 24 in een dakvormige stand vergrendeld. Over de aldus omhoog gehouden vleugelkleppen 23 en 24 kan thans de houder 25 via de uitsnij- 25 dingen 39 op het laadbord worden gezet, waardoor de vleugelkleppen 23, 24 in de inwendige ruimte van de houder 25 komen. De langsbodemkleppen 34 en de dwarsbodemkleppen 35 liggen tegen het laadbord 10 aan. Thans wordt de verbinding 231, 241 tussen de beide vleugelkleppen 23, 24 losgemaakt en de laatstgenoemde worden in de richting van de langsbodem- 30 klep 34 teruggeklapt, zodat de bodemkleppen 34 en 35 tussen de vleugelkleppen 23, 24 en het vlak van het laadbord 10 worden ingesloten. De houder 25 is dus gemakkelijk losmaakbaar met het laadbord 10 verbonden, waarbij dit losmaken in de omgekeerde richting door omhoog klappen van de vleugelkleppen 23, 24, het afnemen van de houder 25 en het daarna 35 het uittrekken van de kopstoppen 15 uit hun uitsparingen 16, 17 plaats vindt, zodat men daarna de beide houderdelen 19 en 25, alsmede het laadbord 10 telkens op zichzelf voor een andere toepassing ter beschikking heeft.

In figuur 4 is tenslotte in aanzicht en rechts daarnaast in onder-40 aanzicht een uit ND-polyetheen bestaande kopstok 15 getoond, zoals deze 8200403

5“ 'V

7 voor de bevestiging van het bodemelement 19 op het laadbord 10 dient.

Een schacht 151 is onder een platte bolkapvormige kop 152 verdeeld in een bovenste cylindrische deel 154 en een onderste, van axiale sleuven 153 voorziene onderste deel 155; het onderste deel 155 heeft een kruis-5 ribbeuitvoering. De hoogte van het cylindrische deel 154 komt hoofdzakelijk overeen met de kartondikte van het bodemelement 19 en zijn diameter met de uitsparingen 16 in het bodemelement 19. Aangezien de uitsparingen 17 in het laadbord qua diameter enigszins nauwer zijn dan de diameter van het van de kruisribben voorziene schachtdeel 155, ontstaat 10 bij het inslaan van de kopstoppen 15 in het laadbord 10 een perspassing. De schacht 151 loopt aan zijn benedeneinde enigszins smal uit voor het vergemakkelijken van het indrijven in de uitsparingen 17 van het laadbord.

8200403

Claims (6)

1. Transporthouder uit karton, golfkarton of soortgelijk vouwbaar materiaal, waarvan de bodem met een laadbord uit hout, geperst hout of soortgelijk materiaal kan worden verbonden, waarbij een eerste bodem-5 deel van de houder aan de bovenzijde van het laadbord scharnierbaar is bevestigd, via een bodemuitsnijding van de houder in de inwendige ruimte daarvan kan worden ingebracht en door afsluiten van de bodemuitsnijding van boven, tegen een tweede bodemdeel van de houder kan worden aangelegd, met het kenmerk, dat het eerste bodemdeel (19) en de boven-10 zijde van het laadbord (10) in het scharnlergebied zijn voorzien van in de gemonteerde toestand van de houder in lijn liggende uitsparingen '4- (16, 17) voor het opnemen van bevestigingskopbouten (15), waarbij de diameter van de uitsparingen (16) in het eerste bodemdeel (19) overeenkomt met de diameter van de kopbouten (15) en de diameter van de uit-15 sparingen (17) van het laadbord zodanig kleiner is dan die van de bout-schacht (151), dat deze de boutschacht (151) volgens een perspassing opnemen, en dat de kopbouten (15) als stoppen met een vlakke kop en met zich over tenminste een gedeelte van hun schachtlengte uitstrekkende axiale sleuven (153) zijn uitgevoerd.

2. Transporthouder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stoppen met een vlakke kop (15) zijn uitgevoerd met kruisribbeschachten (151) die in hun bovenste gebied dat in de uitsparingen (16) van het bodemdeel ligt, cylindrisch zijn gevormd.'

3. Transporthouder volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat 25 de koppen (152) van de stoppen (15) plat en bolkapvormig zijn uitgevoerd.

4. Transporthouder volgens een van de conclusies 1 tot en met 3, met het kenmerk, dat de stoppen (15) met een vlakke kop uit polyalkeen bestaan, zoals polyetheen of polypropeen.

5. Transporthouder volgens een van de conclusies 1 tot en met 4 met een eerste bodemdeel dat twee vleugelvormige kleppen omvat, die volgens evenwijdige groeflijnen scharnierbaar zijn en achter tegenover elkaar liggende tweede bodemdelen grijpen, welk eerste bodemdeel aan zijn zich tussen de groeflijnen bevindend middendeel met behulp van de 35 kopstoppen aan het laadbord is bevestigd, met het kenmerk, dat de eerste (23) van de beide kleppen van een klemvouw (231) is voorzien en de tweede klep (24) van een de klemvouw (231) opnemende uitsparing (241).

6. Werkwijze voor het vervaardigen van een laadbord-transporthou-der uit karton, golfkarton of soortgelijk vouwbaar materiaal, waarbij 40 de bodem van de houder met een laadbord uit hout, geperst hout of 8200403 soortgelijk materiaal wordt verbonden, waarbij een eerste bodemdeel dat voorzien is van zijdelings vouwbare vleugelkleppen en van een houder-boofddeel gescheiden is, met een tussen deze vleugelkleppen uitgevoerd middendeel aan de bovenzijde van het laadbord scharnierbaar wordt be-5 vestigd, de vleugelkleppen omhoog worden gevouwen en in deze stand te-samen worden gehouden, alsmede via een bodemuitsnijding van het houder-hoofddeel daarmee tesamen wordt gevoerd, waarna de vleugelkleppen aanliggend tegen een tweede bodemdeel tegen het houderhoofddeel worden gebracht, met het kenmerk, dat in het eerste bodemdeel aangebrachte be-10 vestigingsuitsparingen in lijn worden gebracht met overeenkomstige vooraf vervaardigde uitsparingen in het laadbordvlak, dat het eerste bodemdeel aan het laadbord wordt bevestigd door kopstoppen die volgens een glijpassing door de uitsparingen in het bodemdeel en volgens een perspassing in de uitsparingen van het laadbord worden ingevoerd, en 15 dat daarna de vleugelkleppen omhoog worden gevouwen en met behulp van tenminste een daarin ingeponste vouwtong, die in een uitsparing in de andere klep grijpt, tegen elkaar worden gehouden, waarna het invoeren van het eerste bodemdeel in het houderhoofddeel plaats vindt. ************ 8200403 -t>