NL8200039A - Mobiel werktuig voor het opnemen, reinigen en weer aanbrengen van ballast van spoorwegen. - Google Patents

Description

> *

81.3252/Rey/vL

Korte aanduiding: Mobiel werktuig voor het opnemen, reinigen en weer aan-brengen van ballast van spoorwegen

De uitvinding heeft betrekking op een mobiel werktuig voor het opnemen, reinigen en weer aanbrengen van ballast van spoorwegen, omvattende een met een horizontaal deel onder de rails doorlopende uitgraafket-ting, tenminste ien reinigingszeef voor de ballast, tenminste êén transport-5 band of dergelijke voor hetVeer aanbrengen van gereinigde ballast en tenminste een steeds met betrekking tot de werkrichting van het werktuig naar voren resp. naar achteren transporterende transportband of dergelijke voor het afvoeren van het afval.

Een dergelijk werktuig is reeds bekend uit het Britse octrooi-10 schrift 808.987, die twee elk van een bekleding voorziene en met een naar beneden gerichte uitwerpopening uitgeruste transportbanden voor het afvoeren van het afval naar de voor-,resp. achterkant van het werktuig heeft. De gereinigde ballast wordt bij dit werktuig direkt vanaf de reinigingszeef over een enkele, met geleidingskleppen uitgeruste afgifte-inrichting 15 in de spoorbaan teruggebracht. Deze constructie heeft het nadeel, dat de hoeveelheid van de weer in de spoorbaan aangebrachte gereinigde ballast uitsluitend afhankelijk is van de levercapaciteit van de reinigingszeef.

Deze capaciteit is echter, in het bijzonder bij wisselende vervuilingsgraad van de door het werktuig opgenomen ballast, onderhevig aan aanzien-20 lijke wisselingen, zodat ook de hoeveelheid weer aangebrachte gereinigde ballast voortdurend verandert. Het is zodoende niet mogelijk om over een langer gedeelte van de spoorbaan een gelijkmatig verloop van de ballast te verkrijgen. Deze onregelmatigheden kunnen ook door het hierop volgend onderstopbewerking van de dwarsliggers niet of slechts voor een klein ge-25 deelte worden opgeheven.

Uit het Amerikaanse octrooischrift 2.775.^38 is vervolgens een mobiel werktuig voor het behandelen van ballast bekend, waarbij de totale door het werktuig opgenomen, verontreinigde ballast wordt toegevoerd aan een draaizeef, waarbij ballast en afval van elkaar worden gescheiden en 30 in afzonderlijke grote houders worden opgeslagen. De gereinigde ballast komt zodoende via verdeelkanalen op enkele plaatsen in de spoorbaan terug. Hierdoor is weliswaar een bepaalde regelmogelijkheid voor de ballaststroom 8200039 5 7 -2- aanwezig, doch moeten hiervoor een aanzienlijk extra gewicht en een grote hoeveelheid benodigde ruimte voor de ballast- en de afvalhouder op de koop toe worden genomen. Afgezien daarvan is- een reiniging van de ballast door middel van een draaizeef op zich problematisch, omdat dergelijke constructies zeer gevoelig zijn voor storingen en bovendien onderhevig zijn 5 aan een snelle slijtage.

De uitvinding beoogt een mobiel werktuig van het hiervoor genoemde type te verschaffen, waarmee het mogelijk is, de toevoer van gereinigde ballast aan te passen aan de aanwezige behoefte, teneinde over de totale ' te bewerken lengte van de spoorbaan een gelijkmatig verloop van de ballast 10 te verkrijgen. Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat in het kader van het transport voor het weer aanbrengen van gereinigde ballast een als een van boven open, naar behoefte door tenminste een hierboven aangebrachte, in de dwarsrichting van het werktuig zwenkbare transportband met schone ballast te vullen houder uitgevoerd reservoir is aange-15 bracht, dat is voorzien van tenminste êên regelbare afvoerklep. Hierdoor wordt op voordelige wijze de mogelijkheid verkregen, om de over de transportband resp. de transportbanden toegevoerde gereinigde ballast overeenkomstig de aanwezige eisen hetzij in de houder of direkt aan de opvulplaats af te geven, waarbij in het laatste geval tengevolge van de 20 verzwenkbaarheid van de banden een gelijkmatige verdeling van de ballast over de totale breedte is verzekerd. Teneinde deze gelijkmatige verdeling ook bij het opvullen via het opslagreservoir te verkrijgen, moet deze zich doelmatig tenminste over de totale breedte van het uit de spoorbaan en dwarsliggers staande spoorweggeraamte uitstrekken.

25 Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is het opslag reservoir zelf bij de opvulplaats uitgevoerd als afgifteorgaan. Deze uitvoeringsvorm onderscheidt zich door zijn bijzondere constructieve eenvoud,

Doelmatig is het opslagreservoir volgens een volgend kenmerk van 30 de uitvinding door middel van een stuurbare klep in twee ruimten onderverdeeld. Hierbij is het bijzonder doelmatig, wanneer de nabij de opvulplaats gelegen ruimte is voorzien van een openklapbare bodem en onder het uiteinde van de de gereinigde ballast toevoerende band of banden is aangebracht. Hiermee kan de afgifte van ballast via het hiertussengeschakelde 35 opslagreservoir nauwkeurig worden geregeld en zorgvuldig worden aangepast aan de aanwezige eisen.

3 2 0 0 0 - 5

X

τ -3-

Volgens een andere doelmatige variant van de uitvinding, zijn aan de de gereinigde ballast toevoerende band (banden) stuurkleppen of dergelijke toegevoegd, die de ballast in de achterste ruimte van het opslag-reservoir leiden. In geval er via de zeef meer ballast wordt geleverd dan 5 noodzakelijk is voor het opvullen, kan zodoende met behulp van de stuurkleppen een gedeelte van de ballast of ook de totale ballast in de achterste ruimte van het opslagreservoir worden gevoerd en daar worden opgeslagen totdat de behoefte aan gereinigde ballast groter is dan de direkte levercapaciteit van de reinigingszeef. Volgens een andere doelmatige uit-10 voeringsvorm van de uitvinding kan het opslagreservoir zijn voorzien van ' een orgaan voor het aanbrengen van gereinigde ballast tussen de dwarsliggers. Hierdoor is het mogelijk de vakken tussen de dwarsliggers met de steeds noodzakelijke hoeveelheid gereinigde ballast op te vullen, zodat bij de hierop volgende onderstopbewerking van de dwarsliggers op elke 15 instopplaats voldoende ballast beschikbaar is.

Tot slot kan volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding het opslagreservoir zijn voorzien van een als een schutgoot vibrerende bodem, waarbij de aandrijving bij voorkeur is afgeleid van de aandrijving van een schudverdichter. Hierbij is reeds een geringe helling van de bodem 20 van het opslagreservoir voldoende om het transport van de gereinigde ballast naar de opening in de bodem van het reservoir te verzekeren.

Verdere fundamentele voordelen en kenmerken van de uitvinding worden hierna beschreven aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

25 Fig. 1 toont gedeeltelijk in doorsnede, gedeeltelijk in zijaan zicht, een werktuig volgens de uitvinding; fig. 2 is een bovenaanzicht van fig. 1; fig. 3 toont op grotere schaal het middengedeelte van het werktuig met de verschillende transportbanden; 30 fig. b is een bovenaanzicht van dit middengedeelte, waarbij de zeef is weggelaten.

Volgens de tekeningen rust het frame 1 van het werktuig op de beide draaistellen 2, die op de rails 3 staan. De rails zijn op dwarsliggers H bevestigd die in het ballastbed 5 liggen. De voor het opnemen van de bal-35 last 5 dienende uitgraafketting 6 is ter plaatse van het bovenste uiteinden ervan bij 7, zowel zijdelings als vertikaal beweegbaar opgehangen.

De ketting is in het getekende voorbeeld langs de driehoek geleid die gevormd wordt door de twee onderste geleidingsrollen 8 en de bovenste ge- 8200038 τ

J

-U- leidingsrol 9» welke van een aandrijving is voorzien. Het is echter ook mogelijk, dat "bijvoorbeeld beneden aan weerskanten twee geleidingsrollen worden aangebracht, zodat de ketting langs een vijfhoek wordt geleid.

De door de uitgraafketting 6 opgenomen en naar boven getransport-5 teerde ballast komt terecht in een schudzeef 10 en wordt daar gereinigd van het door de mazen vallende vuil, zand en dergelijke, waarbij het afval met de transportband 11 naar achteren en/of door de transportband 12 em de korte storttransportband 13 naar voren in spoorwagens worden overgeladen. Voor de regeling van de transportstroom dienen verstelbare gelei-10 dingskleppen 14 en 17» die met een geschikte, op afstand regelbare, hydraulische aandrijving 1V resp. 17’ uitgerust zijn. Bovendien wordt een opening in de bodem van de draagtrog van de uitgraafketting 6 met een schuif 15 afgesloten, welke door een hydraulisch mechanisme 16 bediend wordt.

De afvoer van afval resp. van ongereinigde ballast kan nu op ver-15 schillende manieren verlopen: 1) Indien alle afvoer naar voren moet worden getransporteerd, lopen de aandrijf trommels van de beide transportbanden 11 en 12 tegen de richting van de wijzers van het uurwerk in en de onder de zeef 10 aangebrachte leidklep 14 wordt in fig. 3 in de ononderbroken getekende stand gezet.

20 Daardoor valt een gedeelte van het afval direkt op band 12, een ander gedeelte op band 11, dat het hierop gevallen afval vervolgens naar band 12 transporteerd. Dit is mogelijk gemaakt doordat beide transportbanden elkaar onder en binnen het bereik van de zeef, overlappen en doordat band 11 binnen het bereik van deze overlapping boven band 12 is geplaatst.

25 2) Indien gewenst wordt de totale afvoer naar achteren te transport- teren, dan wordt de transportband 11 in de richting van de wijzers van het uurwerk mee aangedreven en wordt klep 1h in de onderbroken getekende stand gezet.

3) Voor het geval dat een gedeelte van het afval naar achteren en een 30 ander gedeelte naar voren moet worden overgeladen, wordt de transportband 11 eveneens in de richting van de wijzers van het uurwerk mee aangedreven, terwijl klep ih in de ononderbroken getekende stand wordt gezet. Transportband 12 wordt dan tegen het uurwerk in aangedreven.

k) In het geval dat de totale ballast ongereinigd moet worden afge- 35 VDerd, wordt schuif 15 in de draagtrog van de uitgraafketting hydraulisch geopend, zodat de door ketting 6 opgenomen ballast direkt op transportband 12 valt, als de klep 17 in zijn bovenste stand is gezet (onderbroken 8200039 τ • i' -5- getekend). In de onderste, ononderbroken getekende stand van klep 17, de bovenste stand van klep 1^· en bij tegengestelde draairichtingen van de transportbanden 11 en 12, wordt de ongereinigde ballast gedeeltelijk naar voren, gedeeltelijk naar achteren getransporteerd. Als zowel de klep 17 5 als de klep 1^ in de onderste stand staan wordt de ongereinigde ballast in zijn geheel naar achteren getransporteerd.

Zoals uit de tekening blijkt, wordt het spoorgeraamte tijdens de reiniging van het ballastbed opgeheven, waartoe, ter eenduidige vastlegging van de buiglijn van de rail, twee hefinrichtingen aan het werktuig 10 zijn aangebracht en wel de hefinrichting 18 bij de uitgraafplaats, en de hefinrichting 19 daarachter. In het getekende voorbeeld zijn beide hef-inrichtingen uitgerust met apparatuur om het spoor zijdelings te richten, die met 18a resp. 19a zijn aangeduid.

In fig. 4 is ook de hydraulische apparatuur 18T getekend die dient 15 voor het optrekken van de zijdelingse richtapparatuur 18a. Tussen de beide hefinrichtingen is een nivelleer- en.verdichtwerktuig 20 geplaatst, die de bij A weer aangebrachte schone ballast nivelleert en verdicht, om het spoor, zowel in de hoogte als zijdelings doelmatig gericht, weer correct te kunnen neerleggen. De verdichter is voor dit doel als trilverdich-20 ter geconstrueerd, waarvan de trilfrekwentie afhankelijk van de werk- resp. voortgangssnelheid van het werktuig regelbaar is. Hierdoor kan, onafhankelijk van de voortgangssnelheid een vrijwel constante verdichting van de ballast worden verkregen.

Om het spoor in de uitgerichte positie te houden wordt de ruimte 25 tussen de dwarsliggers van het weer neergelegde spoor bij B met schoon ballast, die langs een glijgoot 21 wordt geleid, opgevuld, waardoor er ook voor een er op volgende stopbewerking voldoende ballastmateriaal aanwezig is.

Om de ballastaanvoer aan de optredende behoefte te kunnen aanpas-30 sen, is volgens de uitvinding, voor het transport van de weer aan te brengen schone ballast, een reservoir voor ballastmateriaal aangebracht, dat als doelmatige bufferopslagruimte is geconstrueerd. In het getekende voorbeeld bestaat de opslagruimte uit een open reservoir 22, die onder de twee transportbanden 23 is aangebracht. Aan deze beide, zoals in fig. 2 is aan-35 gegeven, in dwarsrichting zwenkbare transportbanden, wordt op een hieronder nog te omschrijven wijze, schoon ballast toegevoerd en kunnen ze deze, hetzij naar het reservoir 22, hetzij naar de stortplaats A afvoeren, 8200039 J 1 -6- waarbij in het laatste geval ten gevolge van de zwenkmogelijkheid van de transportbanden een gelijkmatige verdeling van het ballastmateriaal over de gehele breedte wordt gewaarborgd. Om deze gelijkmatige verdeling ook bij toevoer via de opslagruimte mogelijk te maken, heeft deze, zoals in 5 fig. k te zien is, een bereik over tenminste de gehele breedte van de uit de rails 3 en dwarsliggers U bestaande spoorgeraamten, bij voorkeur tot voorbij de zijkanten van het ballastbed.

Het reservoir 22 wordt door een klep 2ka die door een geschikt, op afstand regelbaar hydraulisch element 2k' kan worden bediend, in twee ^ ruimten 25 en 26 onderverdeeld. De voorste, aan de vulplaats gelegen ruimte 25, heeft een verstelbare bodem 27 en de achterste ruimte 26 heeft een bodemgedeelte dat naar beneden kan worden geklapt. De bodem van het reservoir is in zijn geheel schuin naar voren hellend geconstrueerd, zodat de zich in het reservoir bevindende ballastmateriaal uit zichzelf naar ^ voren kan glijden.

Kan de aanvoer van schoon ballast door zeef 10 voldoen aan de behoeften bij de stortplaatsen A en B, dan wordt de bodemplaat 27 in de in fig. 3 onderbroken getekende positie teruggeschoven en de klep 2h gesloten. De door de transportbanden 23 getransporteerde schone ballast 20 wordt dan direkt bij A gestort. De toevoer van de door de zeef 10 geleverde ballast naar de transportband 23 wordt door een klep 29 geregeld, die tegelijkertijd ook de toevoer van ballast naar de glijgoot 21 regelt.

De verdeling van de ballast die uit de zeef 10 komt, naar enerzijds de transportbanden 23 en anderzijds de glijgoot 21 is dus afhankelijk van 25 de momentele positie van de op afstand regelbare klep 29.

Indien er door de zeef 10 meer ballast wordt geleverd dan voor het storten bij de plaatsen A en B nodig is, dan kan door de kleppen 30, die boven de transportbanden 23 kunnen zwenken, een deel van de ballast, of zelfs de totale ballast naar de ruimte 26 van het reservoir 22 worden ge-30 leid. In fig. k is de, in de tekening bovenste klep 30 in een positie getekend, waarbij de ballast naar de ruimte 26 afgevoerd wordt. Beide kleppen 30 kunnen op afstand geregeld worden door de aandrijfelementen 30'.

Anderzijds kan een tekort aan door de transportbanden 23 toegevoerde ballast door het reservoir 22 naar behoefte worden aangevuld.

35 Bij de plaats A kan dit gebeuren door een corresponderende opening van de klep 2k (onderbroken getekende stand); tussen de dwarsliggers kan schoon ballast worden gestort door het bodemgedeelte 28 te laten zakken .

8200039 » s -τ-

Bovendien is het óok mogelijk de bodemplaat 27 naar voren te schuiven, zodat de transportbanden 23 naar de ruimte 25 transporteren, waarbij de afvoer van ballast bij plaats A door een corresponderende stand van de bodemplaat 27 kan worden geregeld.

In het geval de zeef 10 te weinig of in het geheel geen schoon 5 ballast kan leveren, bijvoorbeeld omdat de totale uitgegraven ballast te sterk is vervuild en door transportband 12 wordt afgevoerd, kan door de transportband 11 aanvullend schoon ballast worden toegevoerd. Om de transportbanden 23 van voldoende aanvoer van schoon ballast te verzekeren is in het getekende voorbeeld een wigvormig regelelement 31 aangebracht dat men 10 tot op de transportband 11 kan laten zakken, welke eveneens is uitgerust met een op afstand regelbaar aandrijfelement 31'·

Binnen het kader van de uitvinding zijn nog talrijke wijzigingen mogelijk. Zo zou met handhaving van de fundamentele conceptie van de uitvinding mogelijk zijn het ballastreservoir niet aan het einde van de 15 kringloop van de ballast, maar op een andere plaats aan te brengen.

8200039

Claims (5)

1. Mobiel werktuig voor bet opnemen, reinigen en weer aanbrengen van ballast van spoorwegen, omvattende een met een horizontaal deel onder de rails doorlopende uitgraafketting, tenminste een reinigingszeef voor de ballast, tenminste êên transportband of dergelijke voor het weer aanbren- 5 gen van gereinigde ballast en tenminste een steeds betrekking tot de werk-richting van het werktuig naar voren resp. naar achteren transporterende transportband of dergelijke voor het afvoeren van het af val, met het kenmerk dat in het kader van het transport voor het weer aanbrengen van ge-. reinigde ballast een als een van boven open, naar behoefte door tenminste 10 êên hierboven aangebrachte, in de dwarsrichting van het werktuig zwenk-bare transportband (23) met schone ballast te vullen houder uitgevoerd reservoir (22) is aangebracht dat is voorzien van tenminste êên regelbare afvoerklep (2¼).

2. Werktuig volgens conclusie 1 met het kenmerk dat het reservoir (22) 15 is uitgevoerd als afgifteorgaan voor de stortplaats (A).

3. Werktuig volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk dat het reservoir (22) door middel van een regelbare klep (2¼) in twee ruimten (25, 26) is onderverdeeld. k. Werktuig volgens conclusie 3 met het kenmerk dat de ruimte (25) 20 die het dichtst bij de stortplaats (A) is gelegen is uitgerust met een te openen bodemgedeelte (27) en onder het uiteinde van de de schone ballast toevoerende transportband of transportbanden (23) is aangebracht.

5. Werktuig volgens conclusie 3 of ¼ met het kenmerk dat de de schone ballast toevoerende transportband (23) is voorzien van leidkleppen (30) 25 of dergelijke, die de ballast in de achterste ruimte (26) van het reservoir (22) leiden.

6. Werktuig volgens een der conclusies 1-5 met het kenmerk dat het reservoir (22) is voorzien van een orgaan (28) voor het aanbrengen van schone ballast tussen de dwarsliggers (¼). 30 7· Werktuig volgens een der conclusies 1-6 met het kenmerk dat het reservoir is uitgerust met een trillende bodem als bij een schudgoot, waarbij de aandrijving bij voorkeur is afgeleid van de aandrijving van een trilverdichter. 3200039