NL8104980A - Werkwijze voor het verwarmen van een met gas gestookte frituurpan of dergelijke inrichting alsmede frituurpan voor het toepassen van de werkwijze. - Google Patents

Description

¥ ............. ' '...... ' ........ " > w I , N/30.455-St/id ·

Werkwijze voor het verwarmen van een met gas gestookte frituurpan of dergelijke inrichting alsmede frituurpan voor het toepassen van de werkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op een met gas gestookte frituurpan of dergelijke inrichting met een met frituurolie te vullen bak en betreft meer in het bijzonder de verwarming van een dergelijke frituurpan.

5 De bekende frituurpannen, zoals die beschreven in de Amerikaanse octrooischriften 3.217.633, 3.217.704, 3.363.541, 3.671.174, 3.712.289 en 3.760.793, zijn voorzien van conventionele bunsenbranders, waarin aan de omgevingslucht een ruime overmaat aan verbrandingslucht wordt onttrok-10 ken en waarbij de verbrandingsgassen en de overmaat aan verbrandingslucht langs het buitenvlak van de bak worden afgevoerd om een overdracht van warmte naar de bak tot stand te brengen en daardoor de frituurolie in de bak te verwarmen. Inrichtingen van deze soort hebben in het algemeen voldaan 15 en hebben bij normaal bedrijf een rendement van ongeveer 40%. Ofschoon zulk een rendement van 40% in de tijd, dat goedkope gasvormige brandstof ruim ter beschikking stond, voldoende werd geacht, heeft de steeds hoger wordende kostprijs van dit gas in de laatste jaren de bedrijfskosten van zulke met 20 conventionele gasbranders verwarmde frituurpannen sterk verhoogd.

Een ander probleem van de bekende frituurpan vormt het feit, dat het nodig is om alle frituurolie in de bak te verwarmen ook als men slechts kleine hoeveelheden voed-25 sel wil bakken, zodat in zulk een geval de bedrijfskosten relatief hoog zijn. Om deze reden heeft een aantal fabrikanten frituurpannen met een gedeelde bak op de markt gebracht. De meeste restaurants, cafetaria's en dergelijke hebben echter een sterk wisselende behoefte aan bakcapaciteit en moeten 30 daarom relatief grote eenheden hebben, die dikwijls oneconomisch in het gebruik zijn als kleine voedselhoeveelheden moeten worden verwerkt. Het is tevens bekend, dat verschillende spijzen ook verschillende baktemperaturen vragen en dat dezelfde frituurolie niet voor het bakken van bepaalde onder-35 ling verschillende soorten van spijzen mag worden gebruikt.

Vele commerciële instellingen vinden het daarom noodzakelijk 8104980 X * -2- om over twee of meer frituurpaneenheden te beschikken of om grote conventionele gedeelde frituurpannen te hebben.

De uitvinding beoogt een frituurpan of dergelijke inrichting van de hiervoor bedoelde soort·te verschaffen, die 5 de. bezwaren van de bekende inrichtingen ondervangt. Meer in het bijzonder beoogt de uitvinding een verbeterde frituurpan en een verbeterde werkwijze voor het verwarmen daarvan met een gasvormige brandstof te verschaffen.

De werkwijze volgens de uitvinding heeft het ken-10 merk, dat een mengsel van gecomprimeerde lucht en gas onder overdruk aan een ontstoken infrarode gasbrander wordt toegevoerd, die zodanig naast de bak is opgesteld, dat de infrarode 'straling van de brander de bak treft, waarbij de hoeveelheid lucht in het mengsel niet of nauwelijks meer bedraagt* 15 dan voor het onderhouden van een volledige verbranding nodig is, en dat het verbrandingsgas van de brander langs een kronkelige baan in warmteuitwisseling met de bak naar een rook-afvoerkanaal wordt gevoerd.

Volgens een bij voorkeur toegepaste uitvoerings-20 vorm- van de uitvinding heeft de met frituurolie te vullen bak een door het onderste deel daarvan lopende tunnel met naar elkaar toegekeerde verticale binnenwanden, waarbij voor de verwarming van de olie in de bak tegenover de buitenvlakken van deze tunnelwanden met een gecomprimeerd gasmeng-25 sel gevoede gasbranders van het infrarode type zijn opgesteld. De gasbranders zijn met een bron van gecomprimeerde verbrandingslucht en een bron van stookgas verbonden, waarbij de hoeveelheid verbrandingslucht, zo wordt geregeld, dat een minimale luchthoeveelheid wordt geleverd, die niet of nauwelijks 30 meer bedraagt dan voor een goede verbranding van het gas nodig is. Het systeem werkt derhalve althans nagenoeg zonder overmaat aan verbrandingslucht, die warmte van het verbrandingsproces zou kunnen absorberen en daardoor het totale rendement van het systeem zou kunnen verlagen. Het toegepaste 35 brandersysteem omvat bij voorkeur twee branders, die elk poreuze keramische tegelelementen hebben, die van een groot aantal kleine gaten zijn voorzien, waardoor het nauwkeurig afgemeten mengsel van verbrandingslucht en gasvorm!ge brandstof kan passeren om aan het naar een binnenwand van de bak 40 gekeerde buitenvlak van het tegelelement te verbranden. De 8104980 / «l -3- keramische tegelelementen worden door de verbranding zodanig verhit, dat hun buitenvlakken een temperatuur bereiken, die voldoende is om stralingswarmte te leveren, welke het oppervlak van de binnenwanden van de bak treft. Voorts wor-5 den de van de verbranding afkomstige verbrandingsgassen langs relatief grote oppervlakken van de bak geleid, zodat nog warmte aan de verbrandingsgassen wordt onttrokken en daardoor het rendement van het verwarmingssysteem verder wordt vergroot.

10 De bak heeft bij voorkeur de vorm van een omge keerde ü als gezien aan de voorzijde, zodat de bak twee omlaag stekende zijdelingse beendelen heeft, waartussen zich vanaf de voorzijde naar de achterzijde een tunnel uitstrekt, waarin de branders zijn ondergebracht, die naar de verticale 15 oppervlakken van de binnenwanden van de tunnel zijn gekeerd.

Een scheidingsschot bestaande uit twee evenwijdige, op afstand van elkaar liggende scheidingspanelen verdelen de bak in twee compartimenten, die elk door één van de beide gasbranders kunnen worden verwarmd. Het is derhalve mogelijk om 20 de. bak met slechts de helft van zijn maximale capaciteit in bedrijf te nemen als ook slechts één van de branders wordt gebruikt. Voorts is het mogelijk om te werken met verschillende temperaturen in de beide compartimenten. De scheidingspanelen zijn door een luchtruimte van elkaar gescheiden, zo-25 dat geen geleidingswarmte van het ene compartiment naar het andere kan stromen als slechts één van de de compartimenten wordt gebruikt. Volgens een andere uitvoeringsvorm is het ook mogelijk om het scheidingsschot weg te laten, in welk geval slechts een enkele bakruimte aanwezig is.

30 In de tekening is een uitvoeringsvoorbeeld van de frituurpan volgens de uitvinding afgebeeld.

Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van de frituurpan;

Fig. 2 is een perspectivisch aanzicht van de 35 gedemonteerd gedachte onderdelen van de frituurpan van fig.

1 als gezien vanuit een onder een hoek van 45° voor en onder de onderdelen gelegen punt?

Fig. 3 is een achteraanzicht van de inwendige onderdelen van de inrichting? 40 Fig. 4 is een perspectivisch aanzicht van één van 8104980 ^ f 1 -4- de infrarode branders van de inrichting?

Pig. 5 is een doorsnede volgens de lijn V-V van fig. 3, waarbij duidelijkheidshalve bepaalde delen zijn verwijderd;

5 Fig. 6 is een doorsnede volgens de lijn VI-VI

van fig. 5;

Fig. 7 is een doorsnede volgens de lijn VI1-VII

van fig. 5;

Fig. 8 is een doorsnede volgens de lijn Vïll-VIII

10 van fig. 5;

Fig. 9 is een doorsnede volgens de lijn IX-IX van fig. 5; en

Fig. 10 is een doorsnede volgens de lijn X-X van fig. 9.

15 De in fig. 1 als geheel door 10 aangeduide fri tuurpan heeft een metalen huis 11 met verwijderbare zijpanelen 12 en een verwijderbaar voorpaneel 13, welk huis voor een gemakkelijke verplaatsbaarheid op zwenkwielen 14 is ondersteunt. In het bovenste deel van het huis is een aan de bo— 20 venzijde open bak 16 aangebracht, waarbij het achterste deel van de inrichting door een rookafvoerkast 18 wordt gevormd.

De bak 16 heeft als geheel de vorm van een omgekeerde U met zijdelingse beendelen 16' en 16 '', die door een tunnel 17 van elkaar zijn gescheiden, zoals fig. 6 laat zien. 25 De bak 16 heeft een linkerzijwand 20 (fig. 6) en. een rechter-zijwand 22, waarbij het achterste deel van de bak wordt begrensd door een achterwand 24 (fig. 5) en het voorste deel van de bak wordt begrensd door een voorwand 26 in de vorm van een omgekeerde U (fig. 2). Op te merken valt, dat de zij-30 wanden 20 en 22 ter verstijving van rechthoekige buitenwaartse verhogingen. 28 zijn voorzien om ongewenste doorbuiging te voorkomen. De bak 16 heeft voorts een ondiepe naar voren uitstekende druipplaat bestaande uit een licht hellend paneel 30, waarbij het vooreinde van de bak door een verticaal pa— 35 neel 32 wordt gevormd (fig. 5). Aan de linker en rechterzij-wanden 20 en 22 zijn bodemwandpanelen 34 en 36 gelast,, die vanaf de achterzijde naar de voorzijde schuin omlaag hellen (fig. 6). Tegen de binnenranden van de bodemwandpanelen 34 en 36 zijn een linker binnenwand 38 en een rechter,binnenwand 4Ó 40 gelast. De wanden 38 en 40 hebben zich binnenwaarts naar 8104980 * Λ , -5- elkaar toe uitstrekkende bovendelen 39 en 41, die aan evenwijdige, op afstand van elkaar liggende scheidingspanelen 42 en 44 zijn gelast, welke door een horizontaal bovenpaneel 46 zijn verbonden en de bak in een linker en een rechter com -5 partiment 47 resp. 49 verdelen (fig. 6). Tussen de scheidingspanelen 42 en 44 is een laag 45 van isolatiemateriaal aangebracht .

Het horizontale bovendeel 46 ligt in hetzelfde vlak als randpanelen 48, 50 en 52, die resp. vanaf de zij-10 wand 20, het verticale paneel 32 en de zijwand 22 buitenwaarts uitsteken en van omlaag gerichte verstijvingsflenzen 54, 56 resp. 58 zijn voorzien. Uit het voorgaande volgt, dat de zich vanaf de voorzijde naar de achterzijde uitstrekkende inwendige tunnel 17 aan zijn vooreinde open is, maar door de 15 achterwand 24 is gesloten en wel voor een hieronder nog te beschrijven doel. De bak is bij voorkeur gevormd uit roestvrij staal type 409, dat een betere warmtegeleidbaarheid heeft> dan het tot dusver bij de fabricage van de houder of bak van de bekende frituurpannen gebezigde roestvrij staal. Desge-20 wenst is het echter ook mogelijk om een andere conventionele staalsoort of andere metalen voor de vervaardiging van de bak toe te passen. Vanaf de linker binnenwand 38 en de rechter binnenwand 40 steken verticaal lopende gegolfde warmte-absor-berende‘geleidingsribben 60 resp. 62 buitenwaarts in de tun-25 nelruimte uit (fig. 6). Voorts steken vanaf het ondervlak van de hellende wanddelen 39 en 41 van de linker tunnelwand 38 en de rechter tunnelwand 40 gootvormige warmte-absorberende ribben 64 resp. 66 naar omlaag uit. Een bekleding van infrarode stralen absorberend zwart materiaal, zoals mangaandio-30 xyde of een siliconmengsel, is op alle ribben en wandopper-vlakken 38, 40 etc., waartegen de ribben zijn bevestigd, aangebracht, om het absorptievermogen voor infrarode stralen daarvan te vergroten.

Een als geheel door 70 aangeduide linker brander 35 wordt langs een onderrand daarvan door een langwerpig klem-orgaan 72 ondersteund, dat door bouten aan een verbrandings-kamer sluitplaat 74 is vastgezet, welke sluitplaat 74 tegen de onderzijde van het bodemwandpaneel 34 is gelast en zich vanaf de voorzijde naar de achterzijde tussen de voorwand 26 40 en de achterwand 24 uitstrekt. Een dergelijke verbrandings- 8104980 -6— % «, kamersluitplaat 76 is tegen het bodemwandpaneel 36 vastgelast en draagt een tegen zijn naar binnen gekeerd oppervlak bevestigd langwerpig klemorgaan 78, dat een steun voor een tweede, rechter brander 80 vormt..Langs de omtrek van elke 5 brander is een afdichting 81 aangebracht, als aangegeven in fig. 2..

Door de voorwand 26 steken aftappijpen 82 en 84 naar buiten, die van afsluiters 86 en 88 zijn voorzien, door middel waarvan het linker en het rechter compartiment van de 10 bak afzonderlijk kunnen worden geleegd.

Onder het hellende paneel 30 en.het verticale paneel 32 is een achterste sluitplaat 90 (fig. 2) voor een besturingskast aangebracht, die zich naar omlaag uitstrekt en dient voor het opnemen van een besturingspaneelhuis 92, 15 waarin alle besturingselementen voor de inrichting zijn ondergebracht. Deze besturingselementen omvatten conventionele variabele thermostaatmiddelen en schakelorganen voor de bediening van conventionele elektronische gasontstekingstoe-stellen 93, die aan elk van de beide branders 70 en 80 zijn 20 "toegevoegd. In het huis is voorts een ventilatorverdeelkast 96 aangebracht, die een met de uitgang van een door een elektromotor aangedreven ventilator 98 verbonden opening 95 heeft en aldus lucht onder overdruk van de ventilator ontvangt. Door de verdeelkast. 96 loopt een schot 100, dat op 25 een losneembare sluitplaat 102 is bevestigd en dient om druk-variaties in de verdeelkast te vereffenen. De ventilatorverdeelkast 96 levert verbrandingslucht aan de branders en tevens koellucht aan de componenten, .van het besturingspaneelhuis om beschadiging daarvan te voorkomen, welke koellucht 30 door gaten in de bovenwand van de verdeelkast 96 en door daarmee., strokende , in de sluitplaat 90 aangebrachte gaten deze componenten kan bereiken.

De hoeveelheid in de ventilatorverdeelkast stromende lucht kan worden geregeld door instelling van een be-35 weegbare schijfafsluiter 97, die op een door een beugel gedragen schroefbout 99 voor de ventilatorinlaat is aangebracht (fig. 2 en 5). Verstelling van de schijfafsluiter 97 binnenwaarts of buitenwaarts ten opzichte van de ventilatorinlaat vermindert of verhoogt de luchttoevoer naar de ventilator.

40 Een linker venturibuis 104 steekt.vanaf de ventilatorverdeel- 8104980 * * -7- kamer 96 in de linker brander 70 naar binnen, waarbij een gasleiding 106 op een in de buis 104 liggend mondstuk 101 is aangesloten, zodat gas en lucht onder druk in de buis 104 worden vermengd voor injectie in de linker brander 70- Op 5 overeenkomstige wijze is een rechter venturibuis 108 eveneens op de ventilatorverdeelkast 96 aangesloten, in welke buis een gasleiding 11Q via een mondstuk uitmondt, terwijl de buis 108 in de rechter brander 80 naar binnen steekt. De branders 70 en 80 en de venturibuizen 104 en 108, etc. heb-10 ben in hoofdzaak een conventionele constructie en werking.

Voor de venturibuis 104 is in de verdeelkast 96 een platte regelschuif 148 verticaal instelbaar en door een. door een sleuf 150 in de wand van de verdeelkast stekende bout met moer 149 vastzetbaar aangebracht, zodat door verticale ver-15 stelling van de regelschuif 148 de venturibuis 104 meer of minder kan worden geblokkeerd en dus de hoeveelheid in de venturibuis stromende lucht kan worden geregeld. Een dergelijke regelschuif 158 is door middel van een bout en moer 159 verticaal instelbaar voor de venturibuis 108 aangebracht.

20 De branders 70 en 80 hebben dezelfde constructie en bestaan elk uit een hol, gasdicht metalen huis 114 met een plat brandervlak, dat uit drie geperforeerde tegelelemen-ten 116 bestaat, waardoor het gas-luchtmengsel naar buiten kan stromen, zodanig, dat de verbranding bij de buitenvlak-25 ken van de tegelelementen plaatsvindt- Het huis 114 heeft aan de bovenzijde en onderzijde montageribben 118 en 120 , waarbij de onderste ribben 120 van de beide branders in de klemorganen 72 en 78 zijn opgenomen. Tussen de tegelelementen van de branders 70 en de wand 38 en ook tussen de tegel-30 elementen .van de brander 80 en de wand 40 is telkens een verticale -kamer 63 resp. 65 voor zijdelingse trek gevormd.

Het holle huis 114 ontvangt het mengsel van gasvormige brandstof en lucht met een overdruk van circa 10 cm waterkolom.

Het brandbare mengsel passeert door de geperforeerde tegelelemen-35 ten en wordt aan het buitenvlak daarvan ontstoken, zodat de tegelelementen tot een relatief hoge temperatuur worden verhit. De hoeveelheid toegevoerde verbrandingslucht is slechts weinig meer dan voor een volledige verbranding van het gas nodig is, waarbij dus geen overmaat aan verbrandingslucht in 40 het systeem wordt geïnjecteerd.

8104980 -8-

In de tekening is te zien, dat een met metaal bekleed isolatiepaneel 122 tegen het buitenvlak van de voorwand 26 is geplaatst, welk isolatiepaneel een opening 124 heeft, waardoor de beide venturibuizen 104 en 108 heen ste-5 ken. Een dergelijk horizontaal isolatiepaneel 126 is in een metalen huis ondergebracht, dataan een geleidingsplaat 128 is bevestigd en met zijn voorrand en achterrand door de wanden 26 en 24 wordt ondersteund- Het huis van het paneel 126 heeft omlaag stekende zijflenzen 130 en 132, die omlaag ge-10 keerde goten vormen, waarin de bovenste montageribben 118 van de respectieve branders 78 en 80 opgenomen liggen. Het huis, waarin het horizontale isolatiepaneel 126 is gemonteerd, heeft voorts een bovenste metaalplaat 134 en een onderste metaalplaat. 136, waarbij de zijflenzen 130 en 132 aan 15 de bovenste metaalplaat 134 zijn gevormd.. Het isolatiepaneel 126 ligt tussen de platen 134 en 136 opgesloten. De ruimte boven de bovenste metaalplaat 134 en onder de wanddelen 39 en 41 vormt’ een in hoofdzaak horizontaal lopend rookgasafvoerkanaal, dat langs zijn zijranden in verbinding staat met 20 de bovenranden van de .zijkamers 63 en 65, welke door de ruimten tussen de binnenwanden 38 en 40 en de bijbehorende branders 70 en 80 worden gevormd.

In de achterwand 24 is een rookgasafvoeropening 138 aangebracht, waardoor het rookgas vanuit het horizontale 25 rookgasafvoerkanaal buitenwaarts in een onderste schoorsteenkamer 140 kan stromen, die een aantal warmte-absorberende ribben 142,. 143, 144 bevat, die verschillende verticale afmetingen hebben en tegen het achtervlak van de achterwand 24 zijn gelast, vanaf welke wand zij zich achterwaarts uitstrek-30 ken, zoals inde fig. 5, 9 en 10 is te zien. Een verticaal rookafvoerkanaal, dat tussen een voorwand 214' en een achterwand 215 (fig. 5) en zijwanden 217 en 218 is opgesloten, bevat een boven de ribben 142, 143 en 144 liggend keerschot 219 om te voorkomen, dat een vlam uit de bovenopening 220 35 van het achterste rookafvoerkanaal kan treden ingeval van een vertraagde ontsteking. Het rookgas wordt uiteindelijk door deze opening 220 naar omhoog afgevoerd.

Bij het in bedrijf stellen van de inrichting wordt de ventilator 98 ingeschakeld en wordt gasvormige brand-40 stof door de leidingen 106 en 110 toegevoerd en in de ventu- 8104980 -9- ribuizen 104 en 108 met de van de ventilator afkomstige verbrandingslucht vermengd. Het mengsel van lucht en gas treedt door de open einden van de buizen 104 en 108 in de holle kamers van de branders 70 en 80, die als vermeld van conven-5 tionele uitvoering en werking zijn. Elektronisch ontstekings-inrichtingen 93 zijn aan de buitenzijde van de branders bij de tegelelementen 116 opgesteld, zodat door bediening van deze ontstekingsinrichtingen het uit de kleine gaten 117 van de tegelelementen 116 tredende brandstof-luchtmengsel wordt 10 ontstoken. De gaten 117 in de tegelelementen 116 hebben een diameter van circa 1,3 mm, waarbij ongeveer 29 van deze ga-2 ten per cm van het tegeloppervlak aanwezig zijn. De verbranding vindt direkt aan het buitenvlak van de tegelelementen plaats en verwarmt dit tegeloppervlak tot een hoge tem-15 peratuur, waardoor het tegeloppervlak infrarode straling uitstraalt. De druk van het gas-luchtmengsel in het inwendige van de branders is voldoende om dit mengsel buitenwaarts door de gaten in de tegelelementen te doen stromen met een zodanige snelheid, dat geen terugslag van de vlam door de tegel-20 gaten kan optreden. Bovendien blijft het binnenvlak van de tegelelementen in het algemeen betrekkelijk koel als gevolg van de stroming van het gas-luchtmengsel door de gaten. Daardoor treedt er geen terugslag op en blijft de vlam dicht voor het buitenvlak van de tegelelementen bestaan..

25 Opgemerkt wordt, dat het buitenvlak van de tegel elementen op een afstand van ongeveer 18 mm van de buitenranden van de gegolfde ribben 60 ligt. De infrarode straling van het buitenvlak van de tegelelementen 116 treft derhalve het deze geleidingsribben 60 en 62 en-buitenvlak van de linker 30 binnenwand 38 en de rechter binnenwand 40. Een groot deel van de warmte, die van de verbranding van het gas-luchtmengsel afkomstig is, wordt derhalve tegen de gegolfde ribben 60 en 62 en tegen de wanden 38 en 40 uitgestraald en verwarmt daardoor de frituurolie in de bak 16.

35 De van de verbranding van het gas-luchtmengsel afkomstige rookgassen strijken bovendien langs de gegolfde en 62 geleidingsribben 60-en de buitenvlakken van de wanden 38 en 40 waardoor een verdere warmteoverdracht van de verbrandings-produkten naar de olie in de bak 16 door warmtegeleiding 40 plaatsvindt. De rookgassen bewegen in de zijdelingse kamers 8104980 >4 -10- 63 en 65 omhoog tot voorbij de boveneinden van de gegolfde ribben 60 en 62 en treden in het bovenste kanaal boven de metalen'plaat 134/ van waar zij achterwaarts stromen en door de rookgasuitlaatopening 138. in de achterwand 24 uittreden.

5 Bij deze achterwaartse stroming, strijken de rookgassen langs de onderzijden van de wanddelen 39 en 41 van de bak en langs de ribben 64 en 66, waaraan zij nog meer warmte afgeven, die op bekende wijze naar de olie in de bak 16 wordt geleid. De uit de uitlaatopening 138 stromende rookgassen treden in de 10 onderste schoorsteenkamer 140 en bewegen vervolgens langs de ribben 142, 143 en 144 omhoog, waaraan zij eveneens warmte afgeven, die door de achterwand 24 naar de frituurolie in de bak wordt geleid. Tegen de tijd dat de rookgassen het bovenvlak van de ribben 142-144 zijn gepasseerd zijn zij sterk af-15 gekoeld tot een relatief lage temperatuur en treden dan door de opening 220 naar buiten. Nagenoeg alle bruikbare warmte is aldus aan de rookgassen onttrokken als deze naar buiten treden.

Het zal duidelijk zijn, dat afzonderlijke bestu-20 ringsmiddelen voor elke brander het mogelijk maken om da inrichting desgewenst slechts met een enkele brander voor de verwarming van de frituurolie aan één zijde van de bak te laten werken, terwijl het tevens mogelijk is om tijdens het bedrijf verschillende temperaturen in de bakcompartimenten 25 47 en 49 te onderhouden. In de praktijk .is gebleken, dat het verwarmingssysteem van de inrichting met een hoog rendement van 65% werkt, welk rendement aanmerkelijk hoger ligt dan bij de bekende verwarmingssystemen met conventionele bunsenbranders, die voor de verbranding van het gas in beginsel meer 30 lucht uit .de omgeving aanzuigen, dan voor een volledige verbranding van het gas nodig is en die op zijn hoogst een rendement van circa 40% hebben. De uitvinding leidt derhalve tot een aanmerkelijke vooruitgang door dit onverwacht hoge rendement vergeleken bij de bekende inrichtingen.

35 Binnen het kader van de uitvinding zijn vele wij zigingen van het besproken uitvoeringsvoorbeeld denkbaar. Zo kunnen bijvoorbeeld de scheidingspanelen 42, 44 en het schot 128 worden weggelaten, in welk geval de wanddelen 39 en 41 op elkaar aansluiten ter vorming van een enkele, niet-onder-40 verdeelde bakruimte die door de beide branders onder bestuur 8104980 ( -11- van een enkel thermostaatbesturingsorgaan wordt verwarmd.

8104980 _

Claims (13)

1. Werkwijze voor het verwarmen van een met gas gestookte frituurpan of dergelijke inrichting met eenmetfri- . tuurolie te vullen bak/ met het kenmerk, dat een mengsel van gecomprimeerde lucht en gas onderOverdruk aan 5 een ontstoken infrarode gasbrander wordt toegevoerd, die zodanig naast de bak is opgesteld, dat de infrarode straling van de brander de bak treft, waarbij de hoeveelheid lucht in het mengsel niet of nauwelijks meer bedraagt, dan voor het onderhouden van een volledige verbranding nodig is, en dat 10 het verbrandingsgas van de brander langs een kronkelige baan in warmte-uitwisseling met de bak naar een rookafvoerkanaal wordt gevoerd.

2. Frituurpan of dergelijke inrichting voor het toepassen van de werkwijze volgens conclusie 1, voorzien van 15 een bak voor het opnemen van frituurolie,, gekenmerkt door dichtbij de bak opgestelde en daarmee samenwerkende gas-branderelementen van het infrarode type voor het verwarmen van de bak, een leiding voor het toevoeren van een gecomprimeerd mengsel van gasvormige brandstof en verbrandingslucht 20 aan de branderelementen, waarbij de hoeveelheid verbrandingslucht niet of nauwelijks groter is dan nodig is voor een volledige verbranding van het gas, met het doel de bak en de frituurolie, daarin te verwarmen door toevoer daaraan van warmte, die voor een groot deel uit stralingswarmte bestaat.

3. inrichting volgens conclusie 2, m e t het k e n m e r k, dat de bak de vorm heeft van een omgekeerde U en een zich van de voorzijde naar de achterzijde uitstrekkende tunnel omsluit, waarvan de zijden door tegenover elkaar liggende binnenste bakwanden worden gevormd, waarbij twee 30 gasbrandereenheden aanwezig zijn, die elk een van gaten voorzien branderdeel hebben, waarvan het buitenvlak op afstand van maar tegenover het buitenvlak van de ene resp. de andere binnenwand van de bak ligt ter vorming van een zich in hoofdzaak verticaal uitstrekkende zijdelingse, een trekka-35 naai vormende kamer tussen elke gasbrandereenheid en de naastliggende bakbinnenwand, waarbij de verbranding bij de van gaten voorziene branderdelen plaatsvindt voor de verwarming van het buitenvlak daarvan, zodanig, dat dit buiten- 8104980 • ψ -13- vlak in sterke mate infrarode straling uitzendt, die de res^.= pectieve binnenste bakwanden treft.

4. Inrichting volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat het buitenvlak van de binnenste bakwanden 5 met een zwart, infrarode straling absorberend materiaal is bekleed.

5. Inrichting volgens conclusie 4, m e t het kenmerk, dat vanaf het buitenvlak van de binnenste bakwanden geleidingsribben uitsteken.

6. Inrichting volgens conclusie 5, geken merkt door een bovenste, zich boven de beide branders vanaf de voorzijde naar de achterzijde van de bak ongeveer horizontaal uitstrekkend rookgasafvoerkanaal, dat langs zijn zijranden met de boveneinden van de zijdelingse kamers in 15 verbinding staat en de rookgassen uit deze kamers in warmte-uitwisseling met bovenste binnenwaarts hellende delen van de binnenste bakwanden afvoert.

7. Inrichting volgens conclusie 6, m e t het kenmerk, dat vanaf de bovenste binnenwaarts hellende 20 delen van de binnenste bakwanden bovenste warmte-absorberende ribben in het horizontale rookgasafvoerkanaal omlaag steken.

8. Inrichting volgens conclusie 7, gekenmerkt door een zich over de lengte van het horizontale rookgasafvoerkanaal in het midden daarvan uitstrekkende 25. scheidingsplaat, die dit kanaal in twee horizontale deelkana-len van althans nagenoeg hetzelfde volume verdeelt.

9. Inrichting volgens conclusie 8, gekenmerkt door een zich vanaf de voorzijde naar de achterzijde uitstrekkende scheidingswand, die de bakruimte in twee 30 compartimenten van althans nagenoeg gelijke afmetingen verdeelt, waarbij elk compartiment door één van de genoemde infrarode gasbrandereenheden wordt verwarmd.

10. Inrichting volgens conclusie 9, m e t het ken merk, dat de scheidingswand twee op afstand van 35 elkaar liggende platen heeft, die door een tussenliggende luchtruimte zijn gescheiden, waarbij het achtereinde van het horizontale rookgasafvoerkanaal is aangesloten op een verticaal omhoog lopende rookgasafvoerkast.

11. Inrichting volgens één der conclusies 5-10, 40 met het kenmerk, dat de warmte-absorberende ge- 8104980 ν * V —14“ leidingsribben zich in hoofdzaak verticaal tussen de bovenzijde en de onderzijde van de zijdelingse kamers uitstrekken en gevormd zijn uit schuin omgezette hellend verlopende delen, zodanig, dat tussen naast elkaar liggende ribben een 5 kronkelige rookgasstromingsbaan ingesloten ligt.

12. Inrichting volgens ëën der conclusies 2-11, met het kenmerk, dat elke gasbrandereenheid is uitgevoerd als een gesloten huis, dat ëën of meer geperfo--· reerde tegelelementen ondersteunt, die de genoemde van gaten 10 voorziene branderdelen vormen en aan de tegenover de binnenste bakwanden liggende buitenvlakken waarvan de verbranding plaatsvindt.

13. Inrichting volgens één der conclusies 3-12, met het kenmerk, dat voor de toevoer van gasvor- 15 mige brandstof en verbrandingslucht een elektrische ventilator aanwezig is, die op een gasventuribuis is aangesloten, welke in het huis van de betrokken gasbrandereenheid naar binnen steekt. 8104980