NL8104878A - Passief veiligheidsgordelstelsel voor inzittenden van een voertuig. - Google Patents

Description

» ....... ' ........... ‘ * Ν.Ο. 30518 1

Passief veiligheidsgordelstelsel voor inzittenden van een voertuig.

De uitvinding heeft betrekking op voertuigveiligheidsgordelstel-sels van het zogenaamde passieve type, dat wil zeggen een stelsel van het type waarin de gordel automatisch beweegt tussen een configuratie waarin de inzittende wordt vrijgegeven en een configuratie waarin hij 5 of zij wordt ingesloten in responsie op het sluiten en openen van de voertuigdeur.

Er zijn in de afgelopen jaren al diverse voorstellen gedaan voor voertuig-veiligheidsgordelstelsels van het passieve type. Dergelijke voorstellen worden aangemoedigd vanwege het inzicht, dat conventionele 10 stelsels, waarin de gordel door de inzittende moet worden vastgezet of losgenomen, niet worden gebruikt omdat de inzittenden het vervelend vinden om de gordel vast te zetten en los te maken telkens wanneer hij of zij in het voertuig stapt of dit voertuig verlaat. Het meest bekende type van een passief veiligheidsgordelstelsel is voorzien van een be-15 weegbare gordelovergangsgeleiding (ofwel een geleide-ring ofwel een beweegbare verankering) aangebracht binnen of buiten de voertuigstoel en heen en weer beweegbaar op zodanige wijze dat de gordel wordt gebracht in de vrijlatende of vastzettende configuratie.

Figuur 1 van de bijgaande tekeningen illustreert schematisch een 20 voorbeeld van een bekend passief veiligheidsgordelstelsel. Een schou-dergordel 10 verloopt vanaf een in noodgevallen vergrendelende terug-trekeenheid 12 die bevestigd is aan de bodem van het voertuig binnen de stoel 14 buitenwaarts door een bandgeleidingselement 16 naar een nood-ontsluitingsgesp 18 op een beweegbare verankering 20. De verankering 20 25 glijdt langs een geleiderail 22 tegen het dak van het voertuig boven de deur 24 en wordt aangedreven tussen een voorwaartse vrijgeefpositie en een achterwaartse vastzetpositie door een aandrijfinrichting die voorzien is van een via tandwielen gereduceerde omkeerbare elektrische mo-toreenheid 26 die een aandrijfkabel 28 bekrachtigd. De kabel is via een 30 plaat 30 opgesloten zodat ze kan bewegen langs een vooraf bepaalde weg van vaste lengte. In het algemeen is deze aandrijfkabel een zogenaamde tandkabel, een element dat voorzien is van een kerndraad en een schroeflijnvorraig rond de kerndraad gewikkelde tanddraad. Het uitgangs-tandwiel van de aandrijfeenheid 26 drijft de aandrijfkabel aan in te-35 gengestelde richtingen in responsie op de bekrachtiging van de motor door een schakeling waartoe behoort een deurschakelaar voor het detecteren van het openen en sluiten van de deur 24. In dit voorbeeld van een passief gordelstelsel is de band 10 een schoudergordel, welke het 8104878 *' V L.....‘ ................... ................ ' ” ...... " ......... " ''............................

2 « bovenste gedeelte van het lichaam van een inzittende van het voertuig vasthoudt. Het onderste gedeelte van het lichaam van de inzittende wordt beschermd in geval van een botsing of een abrupte stop door een energieabsorberend kniekussen 32.

5 Het in figuur 1 getoonde gordelstelsel dient slechts als voorbeeld van een grote verscheidenheid aan passieve twee-punts en drie-punts stelsels die in het verleden reeds zijn voorgesteld. Andere stelsels met beweegbare bandoverbrengingsgeleidingen aan de deur of aangrenzend aan de binnenzijde van de stoel en aangedreven door een aandrijfeenheid 10 zijn uit de stand der techniek bekend.

Een probleem dat bij veel van dergelijke stelsels optreedt heeft betrekking op de aandrijfkabel, zoals een tandkabel, voor het bewegen van een bandgeleidingselement of de beweegbare verankering. Dergelijke aandrijfkabels zijn over het algemeen voozien van een gedeelte met een 15 lengte die enigszins groter is dan de afstand waarover de beweegbare bandgeleidingsring of het beweegbare verankeringselement beweegt tussen de vastzettende en vrijgevende posities, welk gedeelte als een soort staart uitsteekt aan de tegenover liggende zijde van de motor of een anders soortige aandrijfeenheid ten opzichte van het gedeelte dat ver-20 loopt tussen de motor en de geleidingsring of het beweegbare verankeringselement. In figuur 1 is dit bedoelde gedeelte aangeduid met de letter L en dit gedeelte wordt geleid binnen een op geschikte wijze in het zijpaneel aangrenzend aan de buitenzijde van de achterstoel geïnstalleerde plaat. Het gedeelte L en het equivalente gedeelte in andere 25 gordelstelsels zorgt voor moeilijkheden bij het ontwerpen en installeren van het stelsel. Om te beginnen moet de aandrijfmotor dikwijls op enige afstand van de bandoverdrachtsgeleiding worden gepositioneerd om ervoor te zorgen dat het staartgedeelte L van de kabel kan worden gelokaliseerd op een plaats binnen het voertuig waar er ruimte aanwezig is 30 en waar andere voertuigstelsels niet worden gehinderd. Dat betekent dat de lengte van de aandrijfkabel toeneemt en de installatie van het stelsel gecompliceerder en kostbaarder wordt. Bovendien leidt de extra lengte van de kabel en van de beplating tot een toename van de kosten, in het bijzonder wanneer gebruik wordt gemaakt van een relatief duur 35 tandkabelmateriaal.

Volgens de uitvinding wordt nu een passief veiligheidsgordelstel-sel voor voertuigen verschaft dat naar verhouding eenvoudig en duurzaam van constructie is, gefabriceerd en geïnstalleerd kan worden tegen relatief lage kosten, en meer compact is dan uit de stand der techniek 40 bekende stelsels van vergelijkbaar ontwerp en vergelijkbare werking. In 8104878 * 3 het bijzonder verschaft de onderhavige uitvinding een veiligheidsgor-delstelsel voorzien van een op de gordel aangrijpend gordelgeleidings-element dat beweegbaar is tussen vastzet- en vrijgeefposities in het voertuig en dat de gordel vasthoudt in een respectievelijke, de inzit-5 tende vasthoudende en de inzittende vrijgevende configuratie. Een omkeerbare aandrijfeenheid via een flexibel aandrijfelement gekoppeld met het bandgeleidingselement en kan worden bediend in responsie op het openen en sluiten van de voertuigdeur voor het bewegen van het gelei-dingsaelement tussen de vasthoudende en vrijgevende posities. De uit-10 vinding wordt nu meer in het bijzonder gekenmerkt, doordat de aandrijf-eenheid voorzien is van een sprocketwiel of penwiel met een hoeveelheid van tanden die in hoofdzaak in radiale richting buitenwaarts uitsteken met betrekking tot de rotatie-as van het wiel en dat het aandrijfele-ment bestaat uit een band waarvan één uiteinde bevestigd is aan het 15 bandoverbrengingsgeleidingselement en het andere uiteinde wordt vastgehouden door het sprocketwiel. De band is in tenminste een gedeelte ervan aangrenzend aan het uiteinde dat verwijderd is van het geleidings-element voorzien van gaten bestemd voor ontvangst van de tanden van het sprocketwiel zodanig, dat de band wordt opgewikkeld op respectievelijk 20 afgewikkeld van het sprocketwiel bij beweging van het geleidingselement tussen de vastzettende en vrijgevende posities bij rotatie van het sprocketwiel.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding draagt verder het kenmerk dat de afstand tussen de gaten in de band varieert met de leng-25 te ervan in overeenstemming met het aantal wikkelingen van de band onder elk geselecteerd paar gaten. De band is voorzien van een verstevigende kern en bedekt met een polymeer materiaal, waarmee deze kern wordt omhuld. De kern kan ofwel bestaan uit een aantal draden of strengen van synthetische vezels ofwel uit een dunne metalen band. Bij voor-30 keur drukt een aandrukschoen de band veerkrachtig in de richting van de as van het sprocketwiel, waardoor ontvangst van de tanden van het sprocketwiel in de gaten van de band wordt verzekerd zodat de band eenduidig positief wordt opgewikkeld en afgewikkeld, stevig en zonder knikken. De aandrukschoen bestaat uit een element met een middengleuf 35 waardoor de tanden van het sprocketwiel kunnen passeren, alsmede een paar flenzen aan beide zijden van de gleuf met gekromde oppervlakken, die samenwerken met de band. Het stelsel kan verder worden gekarakteriseerd, doordat een geleidingsschoen is aangebracht langs de weg van de band tussen de aandrukschoen en een geleidingskanaal in de behuizing 40 voor het geleiden van de band van en naar het sprocketwiel, welke ge- 8 1 0 4 S 7 8 < « V.

• 4 leidingsschoen SGharnierbaar is op een positie op afstand van de aandrukschoen en de aandrukschoen in verbinding staat met een deel van de geleidingsschoen dat zich bevindt op afstand van de scharnierbare bevestiging. In deze voorkeursuitvoeringsvorm scharniert de geleidings-5 schoen in overeenstemming met de bewegingen van de aandrukschoen tijdens het opwikkelen van de band of, respectievelijk het afwikkelen van de band van het sprocketwiel.

In het volgende zal de uitvinding nader worden verklaard aan de hand van in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.

10 Figuur 1 toont een schematisch aanzicht van een voorbeeld van een passief veiligheidsgordelstelsel voor inzittenden van een voertuig van een uit de stand der techniek bekend type.

Figuur 2 toont een zijaanzicht van een deel van een veiligheidsgordelstelsel volgens de uitvinding, waarbij een deel van de gelei-, 15 dingsrail voor het bewegen van de verankering van het stelsel is open gewerkt.

Figuur 3 toont een zijaanzicht van het sprocketwiel en het band-aandrijfelement uit figuur 2 in grotere maatstaf waarbij delen zijn opengebroken en in doorsnede zijn getoond.

20 Figuur 4 toont een doorsneden eindaanzicht van de aandrijfeenheid getoond in figuur 3.

Figuur 5 toont een aanzicht met uiteen genomen delen van een uitvoeringsvorm van het sprocketwiel en de aandrijfband.

Figuur 6 toont een aanzicht van het sprocketwiel en de aandrijf- 25 band uit figuur 5 nu in samengestelde positie.

Figuur 7 toont een doorsnede door een uitvoeringsvorm van de aan-drijfband die bij de uitvinding kan. worden toegepast.

Figuur 8 toont een doorsnede door een andere uitvoeringsvorm van de aandrijfband.

30 Figuur 9 toont een zijaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van de aandrijfeenheid volgens de uitvinding.

Figuur 10 toont een eindaanzicht in doorsnede van de aandrijfeen-heid uit figuur 9, waarbij de doorsnede genomen is volgens de lijn 10-10 in figuur 9.

35 Figuur 11 toont een zijaanzicht soortgelijk aan dat van figuur 9 maar nu met een aantal bandwikkelingen opgewonden op het sprocketwiel.

Figuur 12 toont een gedeeltelijke doorsnede van de geleidingsschoen in de uitvoeringsvormen van de figuren 9 tot en met 11.

De in de figuren 2 tot en met 6 geïllustreerde uitvoeringsvorm van 40 de uitvinding is voorzien van een bandoverdrachtsgeleidingsamenstel- 8104878 5 ling 40 alsmede een aandrijfeenheid 42. De geleidingsamenstelling 40 is voorzien van een geleidingrail 44 in de vorm van een kanaal dat verdeeld is in een naar verhouding klein compartiment of kanaal 46 en een iets groter compartiment of kanaal 48 door de scheidingswand 50. Het 5 grotere compartiment 48 doet dienst als rail voor een beweegbare veran-keringseenheid 52 voorzien van een verankeringselement 54 dat de nood-vrijgeefgesp 56 draagt op een armgedeelte dat uitsteekt buiten het compartiment 48 door een sleuf die verloopt in de bodem van de geleide-rail. De beweegbare verankeringseenheid bevat verder een actuatie-ele-10 ment 58 dat verbonden is met het verankeringselement 54 door middel van pennen 60 die ontvangen worden in langgerekte sleuven 62 in het verankeringselement, waardoor het actuatie-element 58 wordt gekoppeld met het verankeringselement 54 voor een onderlinge beweging in de lengterichting over een afstand gelijk aan de lengten van de sleuven 62. Een 15 vergrendelnok 64 in de bovenrand van het grendelelement ontvangt een grendelpal 66 gemonteerd in driehoekige sleuven in de rail zodanig dat de pal kan bewegen tussen een grendelende en een niet grendelende positie. In de grendelende positie die getoond is in figuur 2 werkt de pal samen met een grendelschouder op de grendelnok 64 en voorkomt daarmee 20 dat het verankeringselement 54 beweegt van rechts naar links. Ondertussen is het actuatie-element 50 van links naar rechts bewogen door de aandrijfeenheid teneinde een kamnok 68 in lijn te brengen met de grendelnok 64 van het verankeringselement 54, waardoor de pal 66 onder in vloed van de zwaartekracht in de vergrendelende positie kan vallen.

25 Als het actuatie-element 58 door de (in het volgende nog te be schrijven) aandrijfsamenstelling van rechts naar links wordt geduwd dan maakt de onderlinge beweging, mogelijk door de pennen 60 en de sleuven 62, het mogelijk dat het actuatie-element 58 ten opzichte van het verankeringselement 54 naar links beweegt waardoor de kamnok 68 tilt de 30 pal 66 op uit de grendelnok 64 van het verankeringselement. Als de pennen 60 over de gehele mogelijke afstand naar links zijn bewogen in de sleuven 62 dan is de pal 66 geheel vrij van de grendelnok 64 en begint het actuatie-element 58 het verankeringselement 54 naar links te duwen naar de (niet getoonde) vrijgevende positie. De in figuur 2 getoonde 35 beweegbare verankeringsamenstelling vormt slechts een voorbeeld van een variëteit aan beweegbare bandoverbrengingsgeleidingen voor passieve veiligheidsgordelstelsels waarbij de uitvinding kan worden toegepast.

De uitvinding kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor het bewegen van beweegbare bandgeleidingsringen en beweegbare verankeringselementen die 40 worden gedragen door geleidingrails bevestigd op diverse plaatsen in 81ö-'j378 * * 6 het voertuig, zoals op het deurpaneel, op een console tussen de voer-tuigstoelen of aan de binnenzijde van de voertuigstoei. De uitvinding kan ook worden toegepast voor het scharnieren van bandoverdrachtsarmen en -hefbomen.

5 De aandrijfeenheid 42 (zie de figuren 3 en 4) bevat een omkeerbare elektrische motor 70, welke over het algemeen via een dubbelpolige deuromschakelaar wordt bekrachtigd teneinde in de ene richting te werken wanneer de deur van het voertuig wordt geopend en in de andere richting wanneer de deur wordt gesloten. De motor 70 drijft een (niet 10 in detail getoonde) tandwielreductiekêten aan ondergebracht in de behuizing 72 en voorzien van een uitgangsas 74 die wordt ondersteund in een lager 76 in een wand 78, welke wand enerzijds behoort tot de behuizing voor de tandwieloverbrenging en anderzijds behoort tot de behuizing van een sprocketwiel 82. Het sprocketwiel 82 is gekoppeld met de 15 as 74 via een koppelschijf 84 en wordt op zijn plaats gehouden op de as door een moer 86 die opgeschroefd is op het uiteinde van de as. Vlakke delen op de as zorgen voor een rotatieverbinding tussen de koppelschijf en de as en de uitstekende elementen 84a van de koppelschijf verlopen tot in sleuven 82a van het sprocketwiel.

20 Het sprocketwiel 82 heeft een aantal sprockettanden 82b. Zoals ge toond is in figuur 5 wordt een aandrijfband 88 bevestigd, bijvoorbeeld door middel van een schroef 90, aan de omtrek van het sprocketwiel 82. De aandrijfband 88 heeft een aantal longitudinaal op afstand van elkaar geplaatste gaten 88a bestemd voor ontvangst van de tanden van het 25 sprocketwiel. De afstand tussen aangrenzende openingen 88a in de band correspondeert met de omtreksafstand tussen de sprockettanden. Zoals blijkt uit figuur 6 van de bijgaande tekeningen zal, wanneer een aantal wikkelingen van de aandrijfband 88 is opgewikkeld op het sprocketwiel, de omtreksafstand gemeten langs de band tussen de sprockettanden toene-30 men. Het verdient derhalve de voorkeur dat de afstand tussen de gaten 88a varieert afhankelijk van het aantal wikkelingen van de band, opgewikkeld op het sprocketwiel, onder elk paar aangrenzende openingen.

De aandrijfband 88 wordt geleid buiten de behuizing 80 door een kanaal 91 en verloopt door een profiel 92 dat zich uitstrekt over de 35 gehele afstand tussen de aandrijfeenheid 42 en de geleiderail 44, zodat een constante bandlengte aanwezig is tussen de aandrijfeenheid en de bandoverbrengingsgeleiding. Het vrije uiteinde van de band is bevestigd aan een koppelingselement 94 dat op zijn beurt gekoppeld is met het ac-tuatie-element 58 van de beweegbare verankeringssamenstelling (zie fi-40 guur 2).

8104873 7

Wanneer de motor 70 wordt bekrachtigd in een zodanige richting dat het sprocketwiel 82 tegen de klokwij zerrichting in gaat roteren (gezien in figuur 3), zodat de aandrijfband 88 wordt afgewikkeld van het sprocketwiel, dan wordt de beweegbare verankeringssamenstelling ontgrendeld 5 uit de vasthoudende positie, getoond in figuur 2 en naar links bewogen (gezien in figuur 2) naar de vrijgevende positie aan het voorste uiteinde van de geleiderail. De motor 70 wordt gestopt in de vrijgevende positie op een geschikte bekende wijze, bijvoorbeeld door met de aandrijf eenheid, de aandrijfband of de geleidingselementen samenwerkende 10 grensschakelaars. Wanneer de deur opnieuw wordt gesloten dan wordt de motor 70 in tegengestelde richting bekrachtigd, waardoor het sprocketwiel 82 met de klokwijzerrichting mee (gezien in figuur 3) gaat roteren en de aandrijfband 88 teruggewikkeld wordt op het sprocketwiel tijdens het proces waarin de beweegbare ankersamenstelling teruggetrokken wordt 15 naar de vasthoudende positie waarin het verankeringselement 54 stevig wordt vastgehouden in de vergrendelde toestand door de pal 66. De motor wordt door een grensschakelaar gestopt.

De band zelf kan op redelijke wijze worden gekarakteriseerd als zijnde in hoofdzaak flexibel van aard, een eigenschap die de band moet 20 bezitten om het mogelijk te maken dat ze gemakkelijk op het sprocketwiel kan worden opgewikkeld. Anderzijds moet ze natuurlijk een voldoende stijfheid hebben om het mogelijk te maken dat de band het over-drachtselement kan duwen, wanneer de band wordt aangedreven door het sprocketwiel in de afwikkelende richting. Daartoe zorgen het profiel 92 25 en het compartiment 46 van de geleiderail voor het opsluiten van de band zodanig dat ze beweegt langs een vooraf bepaalde weg en dat knikken of rimpelingen in de band worden voorkomen zodat ze het beweegbare verankeringselement uit de vasthoudende naar de vrijgevende positie kan duwen.

30 De gewenste eigenschappen van de band worden bij voorkeur verkre gen door een samengestelde construktie. Zoals getoond is in figuur 7 bevat de band een dunne metalen strip 88b ingesloten in een rmhnIMng 88c van polymeer materiaal, zoals nylon of polyuretaan. De omhulling 88c van polymeer materiaal houdt de wrijving laag, een weerstand tegen 35 slijtage en een verminderde geluidproduktie. Het is ook mogelijk om een band 88* van polymeer materiaal, versterkt en qua dimensies gestabiliseerd door versterkende draadstrengen of synthetische vezelstrengen 88b’ (zie figuur 8) te gebruiken. De doorsnedevorm van de band kan rechthoekig (zoals getoond) zijn, trapeziumvormig of ovaal.

40 De uitvoeringsvorm getoond in de figuren 9 tot en met 12 is in 8104878

<· I

8 principe en wat betreft zijn meeste structurele aspecten gelijk aande uitvoeringsvorm getoond in de figuren 2 tot en met 6. Deze uitvoeringsvorm bevat een motor 100, een snelheid reducerende tandwieloverbren-gingseenheid 102 en een sprocketwielaandrijfeenheid 104 aan de uitgang.

5 Een sprocketwiel 105 is opgebouwd uit een metalen schijf 106 bevestigd aan de uitgangsas 108 teneinde daarmee te roteren en plastic schijven 110 en 112, aan elkaar bevestigd door middel van de schroeven 114, waarbij de samenstelling bevestigd is op de as door middel van een moer 116. De metyalen schijf 106 heeft een aantal op onderling gelijke af-10 standen aangebrachte buitenwaarts uitstekende sprockettanden 106a. Een aandrijfband 118 is door middel van een schroef 120 bevestigd aan het sprocketwiel 105 en verloopt vanaf het wiel buitenwaarts door een ge-leidingspassage 122 en vandaar door een profiel 124 naar de (niet getoonde) bandoverbrengingsgeleidingsamenstelling van het passieve stel-15 sel.

Om ervoor te zorgen dat de weg van de aandrijfband 118 tussen het sprocketwiel 105 en de geleidingspassage 122 wordt bestuurd van cyclus naar cyclus wordt een aandrukschoen 126 door een ver 128 geduwd in de richting van een deel van het sprocketwiel nabij het punt waar de band 20 het wiel verlaat. Een geleidingschoen 130 scharniert aan één uiteinde rond een scharnierpen 132 en is bestemd om te scharnieren naar en van het sprocketwiel door middel van een uitsparing of ribbe 134 aangrijpend in een groef 136 in de aandrukschoen 126. De oppervlakken van de aandrukschoen 126 en de geleidingschoen 130, die toegekeerd zijn naar 25 het sprocketwiel, zijn gekromd als algemene aanpassing aan het profiel van het sprocketwiel en elke schoen heeft een sleuf 126aj respectievelijk 130a, via welke sleuf de sprockettanden 106a kunnen; passeren.

Zoals getoond is in fighuur 9 zullen, wanneer het grootste deel van de lengte van de band van het sprocketwiel is afgewikkeld, de 30 schoenen 126 en 130 inwaarts worden geduwd door de veer 128. Bij het opwikkelen van de band op het sprocketwiel zal de veer meegeven 'zodat de band op de haspel kan worden opgewikkeld, terwijl toch de band in stijf gewikkelde wikkelingen op het sprocketwiel wordt opgewikkeld zoals getoond is in figuur 11.

35 Het zal voor de deskundige duidelijk zijn dat alleen een aandruk schoen kan worden gebruikt voor het besturen van het opwikkelen en af- i wikkelen van de band, zelfs al verdient de in de figuren getoonde configuratie de voorkeur. Ook kan de veer samenwerken met een van de schoenen 126 of 130 of er kunnen veren aanwezig zijn voor beide schoe-40 nen. ! 8104878 ‘ 9

De uitvinding verschaft een aanzienlijke verbetering van een passief veiligheidsgordelstelsel doordat het relatief klein van afmeting is en geïnstalleerd kan worden dichtbij de bandoverdraehtsgeleidingsa-menstelling. De uitvinding resulteert in een relatief eenvoudige con-5 struktie, kan worden vervaardigd tegen relatief lage kosten en vergt naar verhouding weinig tijd voor de installatie, met als gevolg daarvan een verdere kostenbesparing. De aandrijfband is zeer duurzaam en loopt stil en gemakkelijk.

De in het bovenstaande beschreven uitvoeringen vormen slechts 10 voorbeelden van de uitvinding waarbij het duidelijk zal zijn voor de deskundige dat talloze variaties en modificaties mogelijk zijn zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

* 8104878

Claims (8)

1. Passief veiligheidsgordelstelsel voor inzittenden van een voertuig, voorzien van een band, een bandoverdrachtsgeleidingseenheid die op de band aangrijpt en beweegbaar is tussen een vasthoudende en een 5 vrijgevende positie in het voertuig, waarbij de band wordt gehouden in een respectievelijke, de inzittende vasthoudende en de inzittende vrijgevende positie, alsmede een omkeerbare aandrijfeenheid gekoppeld via een flexibel aandrijfelement met de bandgeleidingseenheid en bedienbaar in responsie op het openen en sluiten van de voertuigdeur voor het be-10 wegen van de geleidingseenheid tussen de vrijgevende en vasthoudende posities, met het kenmerk, dat de aandrijfeenheid voorzien is van een roteerbaar sprocketwiel met een aantal tanden die in hoofdzaak radiaal buitenwaarts uitsteken ten opzichte van de rotatie-as van het wiel en het aandrijfelement wordt gevormd door een band waarvan een uiteinde 15 bevestigd is aan de geleidingseenheid en het andere uiteinde bevestigd is aan het sprocketwiel, welke band voorzien is van op afstand van elkaar aangebrachte gaten in tenminste een deel daarvan aangrenzend aan het genoemde andere uiteinde en bestemd voor ontvangst van de sprocket-tanden zodanig dat de band kan worden opwikkeld op én afgewikkeld van 20 het sprocketwiel teneinde de geleidingeenheid te bewegen tussen de genoemde posities bij rotatie van de sprocketwiel.

2. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afstand tussen de gaten in de band varieert met de lengte in overeenstemming met het aantal wikkelingen van de band onder een geselecteerd paar aan- 25 grenzende gaten. j

3. Stelsel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de band voorzien is van een versterkende kern bekleed met een polymeer materiaal waarmee de kern wordt omhuld.

4. Stelsel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de kern ver-30 vaardigd is uit een aantal strengen.

5. Stelsel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de kern bestaat uit een dunne metalen strip.

6. Stelsel volgens een der conclusies 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat een aandrukschoen op veerkrachtige wijze de band duwt in de rich- 35 ting van het sprocketwiel in een gebied ongeveer bij de plaats waar de band wordt opgewikkeld op respectievelijk afgewikkeld van het wiel, waardoor een samenhangend en gecontroleerd opwikkelen en afwikkelen van de band wordt verzekerd.

7. Stelsel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de aandruk-40 schoen bestaat uit een element met een centrale sleuf waardoor de spro- 8104878 1 *> 11 ckettanden kunnen passeren alsmede een paar flenzen aan beide zijden van de sleuf met gekromde oppervlakken die in contact komen met de band.

8. Stelsel volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat een gelei-5 dingsschoen gepositioneerd is langs de weg van de band tussen de aan-drukschoen en een geleidingspassage voor de band aangrenzend aan het sprocketwiel, en dat de geleidingsschoen kan scharnieren op een plaats op afstand van de aandrukschoen en dat de aandrukschoen samenwerkend met een gedeelte van de geleidingsschoen op afstand van het scharnier-10 punt, waardoor de geleidingsschoen scharniert in overeenstemming met de bewegingen van de aandrukschoen tijdens het opwikkelen van de band op en het afwikkelen ervan van het sprocketwiel. *************** 8104878