NL8104617A - Stelsel voor het onderzoeken van gegevenstoestellen. - Google Patents

Stelsel voor het onderzoeken van gegevenstoestellen. Download PDF

Info

Publication number
NL8104617A
NL8104617A NL8104617A NL8104617A NL8104617A NL 8104617 A NL8104617 A NL 8104617A NL 8104617 A NL8104617 A NL 8104617A NL 8104617 A NL8104617 A NL 8104617A NL 8104617 A NL8104617 A NL 8104617A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
ddu
text
data
data device
indicated
Prior art date
Application number
NL8104617A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Western Electric Co
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Western Electric Co filed Critical Western Electric Co
Publication of NL8104617A publication Critical patent/NL8104617A/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H04ELECTRIC COMMUNICATION TECHNIQUE
    • H04LTRANSMISSION OF DIGITAL INFORMATION, e.g. TELEGRAPHIC COMMUNICATION
    • H04L1/00Arrangements for detecting or preventing errors in the information received
    • H04L1/24Testing correct operation

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Computer Networks & Wireless Communication (AREA)
  • Signal Processing (AREA)
  • Communication Control (AREA)
  • Computer And Data Communications (AREA)
  • Small-Scale Networks (AREA)
  • Maintenance And Management Of Digital Transmission (AREA)

Description

* > VO 2302 * - Titel : Stelsel voor liet onderzoeken yan gegevenstoestellen.
„ De uitvinding heeft betrekking op stelsels voor het onderzoeken van gegevenstoestellen.
De verbinding van gegevens met hoge snelheid via spraakband-tele-foonlijnen bijvoorbeeld, vereist het gebruik van zogenoemde gegevenstoe-5 stellen of modulatoren. De belangrijkste werking van een gegevenstoestel is het aan het zendeinde moduleren van door een gebruiker verschafte gegevens in de doorlaatband van de telefoonlijn, en het aan het ontvangeinde demoduleren van de ontvangen gegevens signalen uit de doorlaatband, en het terugwinnen van de door de gebruiker verschafte gegevens.
10 Recentelijk zijn schakelingen van gegevenstoestellen voorzien van een zogenoemd vermogen tot onderzoek, waarbij de gegevenstoestellen en in bepaalde schakelingen afzonderlijke onderzoekregelorganen met elkaar in verbinding staan via bijvoorbeeld een "secundair" kanaal met een smalle bandbreedte in de doorlaatband van de telefoonlijn. Een regelorgaan, 15 zoals een onderzoekregelorgaan of een regelgegevenstoestel kan bijvoorbeeld een "tekst" naar een ’'benedenstrooms” orgaan zenden, zoals een bijgegevenstoestel, voor het opdragen daarvan een bepaalde toets uit te voeren of een keuze te veranderen, waaronder het bijgegevenstoestel werkt. Dit laatste voert op zijn beurt de vereiste werking uit en voert 20 een tekst, die de resultaten belichaamt van de toets of een andere aanwijzing met betrekking tot de verzochte werking, terug naar het boven-stroomse regelorgaan.
In bekende onderzoekstelsels voor een gegevenstoestel, kunnen verbindingen, die een uit te voeren werking specificeren, hierna aange-25 duid als toets/opdrachtteksten, over een bepaalde verbinding in slechts êên richting worden gezonden. Een "bovenstrooms" orgaan kan dus bijvoorbeeld een toets/opdrachttekst sturen naar een "benedenstrooms" orgaan, maar het tegengestelde geldt niet. In plaats daarvan moet een toets/opdrachttekst, bestemd voor het bovenstroomse orgaan, bovenstrooms 30 van zijn koppeling met de verbinding met het benedenstroomse orgaan ontstaan. Met "bovenstrooms" van de koppeling wordt de koppelingszijde bedoeld aan de kant van het bovenstroomse orgaan.
Overeenkomstig de uitvinding is het bovenstroomse orgaan voorzien van het vermogen om toetsopdraehtteksten te ontvangen van beneden-35 strooms van de koppeling, en is het benedenstroomse orgaan natuurlijk 8 1 0 4 6 1 7 ΐ * η 2 r> - yoorzien yan liet vermogen. tot liet zenden yan der gelijke teksten, hierna aangeduid als ??onderhoudingstoestand"-tekst en, In het onderhavige uit-“ voeringsyoorheeld, voert het "bovenstroomse orgaan een resultatentekst, die resultaten "belichaamt met "betrekking tot de onderhoudingstoestand-5 toets, terug naar het "benedenstroomse orgaan, dat deze uitzond. In andere uitvoeringsvormen echter kan de resultatentekst naar een" andere plaats worden teruggevoerd, zoals "bijvoorbeeld kan zijn gespecificeerd in de onderhoudingstoestandtekst zelf.
Eet zenden van alle mogelijke soorten teksten wordt hij wijze 10 van voorbeeld uitgevoerd via twee soorten verbindingen, te weten verzoeken en lezingen. In het bijzonder bevat een verzoek een keuze en een bericht. De keuze is een zending, waarbij een bovenstrooms orgaan aan een direkb benedenstrooms orgaan aangeeft, dat hij een bericht wenst te zenden. Het bericht bevat een berichttekst en kan tevens adresseerinfor-15 matie bevatten. De berichttekst is gewoonlijk een toets/opdrachttekst,
Een lezing bevat een enquête en een enquête-aanspreking. De enquête is een zending, waarbij een bovenstrooms orgaan en een direkt benedenstrooms orgaan aangeeffc, dat hij een tekst wenst te ontvangen. De enquête-aanspr eking is een zending vanaf het benedenstroomse orgaan, 20 welke zending de verzochte tekst bevat, die gewoonlijk bijvoorbeeld de resultaten belichaamt van een vooraf verzochte toetst of de gezondheids-en/of werktoestand van het benedenstroomse orgaan en de schakeling daarachter.
Het verzoekprotecol laat het een benedenstrooms orgaan niet toe 25 bovenstrooms een verzoek te starten. Wanneer echter een bovenstrooms orgaan in een toestand is voor het aanvaarden van een onderhoudingstoestandtekst yan benedenstrooms, start hij een lezing, waarbij dit feit benedenstrooms bekend wordt gemaakt. In het onderhavige uitvoerings-voorbeeld bijvoorbeeld, bevat het enquêtegedeelte van de lezing, aange-30 duid als een "onderhoudingstoestandenquête", een bijzonder onderhoudings-toestandadres in plaats van het gebruikelijke benedenstroomse schake-lingadres.
Een benedenstrooms orgaan dat een onderhoudingstoestandtekst wenst te zenden, zoals een toets, spreekt aan op de onderhoudingsen-35 quête door het belichamen gan de gewenste toets in.de tekst yan een enquête-aanspr eking. Een dergelijke toets wordt aangeduid als een ?!onder-houdingstoestandstoets", niet omdat de toets noodzakelijkerwijze ver- 8104617 i ti 3 w schillend is yan een toets, die yan Bovenstroams zou kunnen zijn verzocht , maar omdat Bij in aanspreking op de onderBoudingsenquête werd verBonden.
Eet Boyenstroomse orgaan is Bij ontvangst van de onderhoudings-5 enquête-aanspreking werkzaam op de tekst op vrijwel dezel-fde wijze als hij zou zijn, indien de tekst was ontvangen van Bovenstroams. Indien de enquête-aanspreki'ngtekst BijvoorBeeld een toets Belichaamt, zoals gebruikelijk is, voert het Bovenstroamse orgaan alle zelfde stappen uit Bij het uitvoeren van de toets, die hij zou uitvoeren indien de 10 toets Bovenstroams was ontstaan. De toets Behoeft dus zelfs niet het Benedenstrooms e orgaan, dat hen verzoekt, te Betreffen.
Wanneer de resultaten van een onderhoudingstoestandtoets Bij het hovenstroomse orgaan klaar zijn, worden zij stroomafwaarts gezonden via een verzoek, waarBij de Berichttekst wordt aangegeven als zijnde 15 de resultaten van een onderhoudingstoestandtoets. In het onderhavige uitvoeringsvoorheeld hijvoorheeld, Bevat het keuzegedeelte van het verzoek het onderheudingsadres in plaats van een Benedenstroamsschakelings-adres. Eet Benedenstroamse orgaan weet Bij het her kennen, van het onder-houdingsadres, dat de Berichttekst in feite de resultaten Belichaamt 20 van een onderhoudingstoestandtoets.
m het onderhavige uitvoeringsvoorheeld,. is het Benedenstroamse orgaan, dat de onderhoudingstoestandverzoeken zendt, een gegevenstoestel. Ook kan het echter een afzonderlijk onderzoekorgaan zijn, dat in een Brug is verBonden met of anderszins toegang heeft tot de Betreffende 25 verbinding. Een dergelijk orgaan kan BijvoorBeeld worden gebruikt door het personeel van een·telefoonmaatschappij.
De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin : fig. 1 een hlokschema is van een verbindingsstelsel voor spraak-30 Bandgegevens, waarBij de uitvinding is toegepast; fig. 2 - 5 op de in fig. 6 weergegeven wijze samengevoegd een hlokschema omvatten van een spraakbandgegevenstoestel, gebruikt in het stelsel van fig. 1; fig. T de verdeling toont van de Bandbreedte, waarover het ge-35 gevenstoestel werkt in primaire en secundaire kanalen; fig. 8 het voorste paneel toont van het gegevenstoestel; fig. 9 een routeschema toont van de gehele werking van de primal- 8104617 \ n b π re regelaar met liet gegevenstoestel van de fig. 2 r- 5 j fig. 10' de inhoud toont van een dood geheugen in een onderzoekeenheid (DDU) voor gegevenstoestellen, welke eenheid zich op zijn beurt in het gegevenstoestel van de fig. 2-5 bevindt; 5 fig. 11 'een routéschema is van de gehele werking van de DDU; fig. 12' een gedeelte toont van de inhoud van een vrij toegankelijk geheugen in de DDU; fig. 13' 'de_ hiërarchie toont van het onderzoekstelsel van de sehakeling van fig. 1; 10 fig. 1^ en 15’ respectievelijk de protocollen toont voor verzoek en lezing, gebruikt in het onderzoekstelsel; fig.16 - 17’, 19 - 20, 22 - 23 bij opstelling zoals weergegeven in fig. 18', 21 'en 2k respectievelijk routeschema’s zijn, die de bewerking van de verbindingen weergeven, uitgevoerd door de DDU van het ge-15 gevenstoestel van de fig, 2-5; en fig. 25 een blokschema is van een uitgebreide verbindingsschakeling voor spraakbandgegeyens, waarin de uitvinding kan worden gebruikt* ' 8104617
a J
' n 5 ? fig. 1 toont eenyerbindingsstelsel, waarin de uityinding wordt toegepast. In Set 'bijzonder'staat een rekenautomaat 2 op een tijdbasis-deelneming in verbinding met een aantal gegevenseindstations 3a, 3b, ...
. .. 3n. Een regelgegevenstoestel of modulator 10 hangt samen met de reken- 5 automaat 2. Bijgegevenstoestellen ka., tb, ... lm hangen samen met de respectievelijke eindstations 3a, 3b, ... 3n. De rekenautomaat 2 zendt informatie naar een bepaald eindstation via het gegevenstoestel 10, een niet op het stadsnet aangesloten tweedradenlijn 11 en het bijbehorende bijgegevenstoestel ka., Vb, ... of 1+n. Een eindstation zendt informatie 10. naar de rekenautomaat 2 via zijn bijbehorende gegevenstoestel, niet op het stadsnet aangesloten lijn 12 en het gegevenstoestel 10.
De gegevenstoestellen ha., Ub, ... 4n en 10 verschaffen een aantal werkingen. Een bestaat uit het corrigeren van vervorming en andere kanaal-onregelmatigheden, die bijvoorbeeld storing tussen symbolen kunnen ver-15 oorzaken. De andere is het moduleren van de gegevens, die moeten worden gezonden in, en het demoduleren daarvan, uit de door laatband van de lijnen 11 en 12.
De bandbreedten van de lijnen 11 en 12 zijn elk verdeeld in een primair en een secundair kanaal, zoals weergegeven in fig. 7. Het pri-20 maire kanaal draagt gemoduleerde gegevens, aanzetsignalen en verschillende toetssignalen. Het secundaire kanaal draagt onderzoek- en regel-informatie tussen het gegevenstoestel 10 en elk der gegeyenstoestellen ka., kb, ... im. Zoals hierna gedetailleerd beschreven, heeft de uityinding in hoofdzaak betrekking op de verbindingen over het secundaire ka-25 naai.
De gegevenstoestellen ka., kb, ... ^n en 10 zijn bij wijze van voorbeeld in ontwerp alle gelijk. Bij wijze van voorbeeld tonen de fig.
2 - 5 op de in fig. 6 weergegeven wijze samengevoegd, het gegevenstoestel 10.
30 Het gegevenstoestel 10 bevat primaire secundaire schakelingen, die samenhangen met verbindingen oyer respectievelijk de primaire en secundaire kanalen. In het bijzonder cmvat de primaire schakeling een primaire signaalbewerkingsschakeling 20, een primaire regelaar 30 en een 8104617 .1 «.
Τ'” 6 n . = primaire ^gangs/uitgargs(X/QInschakeling 80.. De schakeling 20 voert het onvertraagd verwerken uit van door een gebruiker verschafte gegevens en ontvangen gegevens signalen. Zoals hierna gedetailleerd wordt beschreven, ontvangt de schakeling 20 seriegegevens van de rekenautomaat 5 2. Dit signaal wordt verdraaid, gecodeerd en in formaat gebracht. De schakeling moduleert dan een draaggolf met de frequentie f . Het gemo- c duleerde zendgegevenssignaal wordt gezonden over het primaire kanaal van de lijn 11.' De schakeling 20 ontvangt tevens gemoduleerde gegevens-signalen van het primaire kanaal van de lijn 12, wint een veraf gege-10 vensstroom daaruit en verschaft deze aan de rekenautomaat 2. De schake ling 20 wordt geregeld door een regelaar 30, die informatie aan de schakeling 20 verschaft met betrekking tot de wijze waarop de schakeling het onvertraagd signaalbewerken moet uitvoeren. De regelaar 30 regelt ook de primaire (l/0)-schakeling 80. Zowel de schakeling 20 als de rege- 15. laar 30 werken in aanspreking op een kloksignaal van ongeveer 1,8 MHz, verschaft door de primaire moederklok 25 over de leiding 26.
De secundaire schakeling "bevat een secundaire signaalbewerkings-sehakeling if-0, die wordt geregeld door een regelaar, aangeduid als een onderzoekeenheid (DDU) 50 voor gegevenstoestellen. De DDU 50 werkt in 20 aanspreking op een kloksignaal, eveneens van ongeveer 1,8 MHz, verschaft door de secundaire moederklok k5. De schakeling ^0 ontvangt onderzoeken regelinformatie van de DDU 50 en zet dit om in een 110 band-FSK-signaal, voorzien van bovenste en onderste frequenties fTT en f_. Dit sig-naai wordt gezonden over het secundaire kanaal van de lijn 11. Verder 25 ontvangt de schakeling kO FSK-signalen van het secundaire kanaal van de lijn 12 en verschaft een golfvorm, die de nulkruisingen van het ontvangen signaal vertegenwoordigt, aan de DDU 50, die de gezonden inlichtingen terugwint.
De DDU 50 staat in verbinding met de regelaar 30 via een verza-30 melleidimgkoppeling 60, een in de handel beschikbaar orgaan, dat bekend staat als een parallelle omtrekskoppeling. Hij staat eveneens in verbinding met een onderzoekregelorgaan (DCD) 5* weergegeven in fig. 1, via een regelkanaalschakeling 70. De DDU 50 regelt ook de secundaire 1/0-schakeling 90.
35 De primaire signaalbewerkingsschakeling 20 is met de rekenauto maat 2 gekoppeld via een koppelverbindingsorgaan 17’, dat verenigbaar is met de EIA-norm RS-W-9. Van de koppelingleidingen, die zich uitstrekken 8104617 * i - 7 - vanaf de rekenautomaat, strekken de SD (zendgegevens), TT (eindstation-besturing) en ES (verzoek voor zenden) leidingen zich via de katel 109 door het keuze-orgaan 110 uit naar het codeerorgaan 115 via een kahel 111. Wanneer het gegevenstoestel zich in een digitale terugkoppeltoets-5 toestand bevindt, leidt het keuze-orgaan 110 de signalen op de kahel 177 naar het codeerorgaan 115 in plaats van de signalen op de kahel 109.
Het zendgedeelte van de schakeling 20 bestaat in hoofdzaak uit het codeerorgaan 115, de modulator 120 en de D/A-omzetter 125.
Het codeerorgaan 115 is een grootschalige, geïntegreerde keten 10 (LSI), die de ingangsgegevens van de SD-leiding bewerkt ter voorbereiding voor het moduleren. Deze bewerking bevat bijvoorbeeld de werkingen van het verdraaien en differentiaal coderen. Het uitgangssignaal van het codeerorgaan gaat over de kabel 116 naar de modulator 120, bestaande uit een andere LSI-keten.
15 De modulatoruitgang op de kabel 121 is een reeks digitale woor den, die monsters vertegenwoordigen van het te zenden PSK gemoduleerde signaal. Deze worden geleid naar de D/A-amzetter 125. De analoge uitgang daarvan op de leiding 126 wordt geleid door een dempingslid 130 en een verbroken overdrachtcontact AL-1 van een analoog terugkoppel-20 relais AL naar êên ingang van een sorameerversterker 15. De andere ingang naar de sammeerversterker is de uitgang van de secundaire kanaal-zender 415 in de secundaire signaalbewerkingsschakeling 40. De uitgang van de sommeerver sterker 15 wordt gevormd door een zendende onder doorlaat zeefketen ik, vanwaar deze uitgang wordt geleid naar een campromis-25 vereffeningsorgaan 13. Dit orgaan conditioneert het uitgaande signaal voor het vereffenen van een gedeelte van de verwachte kanaalachteruit-gang. De uitgang van het vereffeningsorgaan 13 wordt geleid naar de lijn 13.
Het ontvangen gegevenssignaal van de lijn 12 wordt door een 30 voorver sterker 16 in het gegevenstoestel gebracht. De uitgang van de voorversterker strekt zich uit naar de secundaire kanaalbewerkingsscha-keling 4o, zoals hierna vollediger besproken. De uitgang van de voorversterker 16 strekt zich ook uit door het verbroken overdrachtcontact AL-2 naar het ontvangen gedeelte van de schakeling 20.
35 In het bijzonder strekt de voorversterkeruitgang zich uit naar de primaire kanaalontvangzeefketen 150. De zeefketen 150 verwijdert het secundaire kanaalsignaal, waarbij het primaire kanaalsignaal wordt doorge 8104617 is.
- 8 - laten naar een automatische versterkingsregelketen .155 (AGC). Deze keten stelt de juiste niveaus in voor een juiste werking van de schakeling, welke werking volgt.
In het "bijzonder gaat de AGC-uitgang over de leiding 156 naar 5 de fazesplitsing/tijdinstelterugwinketen 160. Het tijdinstelterugwin-gedeelte van de keten 160 wekt een vierkante golf op met overgangen, die overeenkomen met nulkruisingen van een bandfrequentietoon, gelicht uiet het AGC-uitgangssignaal. Deze vierkante golf wordt over de leiding 162 geleid naar een ontvangerbewerkings- en vereffeningsketen 170, waar 10 hij wordt gebruikt voor het regelen van de tijdinstelling van de ontvanger. Het fazesplitsingsgedeelte van de keten 160 wekt in aanspreking op het AGC-uitgangssignaal een Hilbert-transformeersignaalpaat op op de kabel 161. Het Hilbert-transformeerpaar wordt geleid naar een A/D-om-zetter 1Ê5, die digitale versies opwekt van de Hilbert-transformeersig-15 nalen achter elkaar in serievorm op een leiding in de kabel l66.
De kabel 166 strekt zich uit naar de ontvangerbewerkings- en . vereffeningsketen 170» die bestaat uit een. aantal LSI-ketens. De keten 170 voert werkingen uit, zoals zich aanpassend vereffenen, demoduleren -en gegevensbeslissingvorming. De keten verschaft (naar wordt aangeno-20 men juiste) beslissingen met betrekking tot de waarden van gezonden gegevenssymbolen naar het decodeerorgaan 175 over de kabel 171. De keten leidt tevens een digitaal woord naar de AGC 155 over de kabel 172 voor het regelen van de AGC-versterking. De kabel 172 draagt ook kloksigna-len voor de AGC 155· ELöksignalen worden ook geleid naar de A/D-omzet-25 ter 165 over de kabel 167 -
Het decodeerorgaan 175» een. andere LSI-këten, voert de omgekeerde werkingen uit van het codeerorgaan 115, bijvoorbeeld differentiaal decoderen en opheffen van de verdraaiing. Öntvangsttijdinstel-en ontvangerklaarsignalen, opgewekt door het decodeerorgaan 175 op de 30 leidingen Ijh en 182 worden via de kabel 178 respectievelijk geleid naar de met de RT- en RR-leidingen van het koppelverbindingsorgaan 17 samenhangende EIA-stuur organen 185. Tijdens gebruikelijke werking ontvangt de RD (ontvanggegevens) leiding van het verbindingsorgaan 17, welke leiding de teruggewonnen verafgegevens draagt, zijn signaal via 35 een van de stuurorganen 185 vanaf het decodeerorgaan 175. Dit signaal wordt naar het stuurorgaan geleid via de uitgan'gsleiding 176 van het decodeerorgaan, de kabel 177, het keuze-orgaan 110 en de leiding 112. De 8104617 * 9 - 9 - ST (zendtijdinstelling)-leiding van het verbindingsorgaan 17 ontvangt zijn signaal van het codeerorgaan 115 via de leiding 117 en een andere van de EIA-stuurorganen 185.
Naast het signaal voor het ontvangen van gegevens op de leiding ^ 176, draagt de kabel 177 de ontvangt ijdinstelling- en ontvangerklaarsig- nalen van de kahel 178. Tijdens digitale terugkoppeltoetsen, worden de signalen op de kabel 177 in plaats van de signalen op de kabel 109 door het keuse-orgaan 110 geleid naar het codeerorgaan 115» en leidt het keu-ze-orgaan 110 aardpotentiaal naar het EIA-stuurorgaan 185, dat samen-^ hangt met de RD-leiding van het verbindingsorgaan 17.
Andere leidingen van het verbindingsorgaan 17 bevatten SB (reserve), BM (gegevenstoestand), CS (vrij om te zenden), TM (toetstoestand) en SQ (signaalkwaliteit). Deze signalen worden door de betreffende EIA-stuurorganen 190 via houdketens 180 en leidingen 181 verschaft. Een andere 15 houdketen 180 verschaft een signaal van het keuze-orgaan 110 via de leiding 182 om aan te geven of het gegevenstoestel zich in de gebruikelijke of digitale terugkoppeltoestand moet bevinden.
De primaire 1/0-schakeling 80 bevat een stel houdketens 81. Afzonderlijke houdketens 81 regelen de toestanden van LED-aangeeforganen 82, 20 die zich bevinden op het voorste paneel 801 van het gegevenstoestel, dat is weergegeven in fig. 8. De twee toestandaangeeforganen zijn respectievelijk rood en groen. Het groene aangeeforgaan is ingeschakeld wanneer zowel het gegevenstoestel 10 als de bijtoestellen ka.} kb, ... kn normaal werken, waarbij in het andere geval het rode aangeeforgaan ingeschakeld 25 is. Het DM (gegevenstoestand)-aangeeforgaan is ingeschakeld, indien het gegevenstoestel beschikbaar is voor het dragen van door een gebruiker verschafte gegevens, in tegenstelling tot het in een toetstoestand zijn.
Het TM-aangeeforgaan is ingeschakeld wanneer een toëts aan de gang is, die verbrekend is voor de gebruikelijke verbindingen over het primaire 30 kanaal. De DM- en TM-leidingen van de koppeling 70 worden omhoog bewogen wanneer deze aangeeforganen zijn ingeschakeld. De RS-, CS- en RR-aangeeforganen geven de toestand weer van de bijbehorende EIA-koppeling-leidingen. Het ER-aangeeforgaan is ingeschakeld wanneer het vereffenings-orgaan van het gegevenstoestel zich in een vasthoudtoestand bevindt. De 35 SB- en RD-aangeeforganen 89 van het paneel 701 worden direkt gestuurd vanaf de bijbehorende EIA-koppelingsleidingen via niet weergegeven buffer-organen. Het onderzoekkanaalaangeeforgaan 9^- wordt geregeld door de se- 8104617 ^10.** I v "* cundaire kanaalschakeling *
Andere houdketens 81 regelen verschillende relais in het gegevenstoestel, zoals een analoog terugkoppelrelais en een keuzereserve-relais SR.
5 De I/O-schakeling 80 hevat ook een stel. bufferorganen 84, door welke organen de posities van verschillende schakelaars 85 van het voorste paneel kunnen worden gelézen. Deze worden bediend door de gebruiker voor het geven van opdrachten aan het gegevenstoestel en het verzoeken, dat dit verschillende toetsen op zichzelf en/of de schakeling uitvoert, 10 waarmede hij is verbonden. Andere schakelaars 85 (niet weergegeven) bepalen een plaatselijk adres voor het gegevenstoestel. Wanneer een onder-zoekregelorgaan (DCD) 5 samenhangt met een aantal samen opgestelde gege-venstoestellen, voorziet dit plaatselijke adres de DCD van een manier voor het leiden van zijn verbindingen naar het gegevenstoestel 10. Ver-15 der kunnen signalen van de verzamelleidingkoppeling 60 eveneens door een van de bufferorganen 84 worden gelezen.
De I/O-schakeling 80 bevat ook een alfanumerieke weergeving 8j met vier tekens. Wanneer fouten van het gegevenstoestel op de schakeling worden waargenomen,, wordt de weergeving gebruikt om hun aard aan te ge-20 ven aan de gebruiker. Verder gebruikt het gegevenstoestel de weergeving 87 voor het verschaffen van mnemonische symbolen voor de toetsen en opdrachten, die de gebruiker het gegevenstoestel kan opdragen uit te voeren. Het gegevenstoestel gebruikt tevens de weergeving voor het verschaffen van toetsresultaten, bijvoorbeeld in de vorm van een woord (PASS) 25 of een meting (OSDB).
De primaire regelaar 30 bevat een microprocessor 310 en bijbehorende randapparatuur, die een dood geheugen 315 (ROM) bevat, een vrij toegankelijk geheugen 320 (RAM), een tijdinstelschakeling 325» een ver-brekingsregelaar 330 en een chipkeuzedecodeerorgaan 335. De regelaar 30 30 staat in verbinding met zijn randapparatuur en de rest van het gege venstoestel door het schrijven van informatie in en het lezen van informatie uit registers, bufferorganen en/of houdorganen in het gehele gegevenstoestel. Deze verbinding wordt uitgevoerd via drie verzamelleidingen, te weten de primaire adresverzamelleiding PA, de primaire regelverzamel-35 leiding PC, de primaire gegevensverzamelleiding PD, en een primaire chip-keuzekabel PCS.
De leidingen 33β van de kabel PCS worden door het. chipkeuzedeco- 8104617 « *
X
- Π - deerorgaan 335 verkregen van een onderstel van de leidingen van de adresver zamelleiding. De leidingen van de kabel PCS strekken zich uit naar verschillende geïntegreerde ketenchips of groepenchips, (bijvoorbeeld ROM 315) in het gegevenstoestel. Wanneer een verbinding wordt gewenst 5 met een bepaald orgaan» bijvoorbeeld een register» een bufferorgaan of een houdorgaan, verschaft de microprocessor 310 op de verzamelleiding PA een daarvoor enig adres. Het decodeerorgaan 335 verschaft een signaal op een bijpassende leiding 33β, aangevende, dat de regelaar in verbinding wenst te kamen met het betreffende orgaan. Indien meer dan een or-10 gaan samenhangt met een bepaalde chipkeuzeleiding, wordt de bepaalde keten, waarmede verbinding wordt gewenst, geïdentificeerd door een adres op de verzamelleiding PA.
De gegevensverzamelleiding PD is een 8-bits verzamelleiding in twee richtingen, waarover de informatie zelf wordt gedragen. De regel-15 verzamelleiding is een teee-bits verzamelleiding met een leesleiding en een schrijf leiding. Het in werking brengen van de schrijfleiding betekent, dat informatie, verschaft op de verzamelleiding PD, moet worden geschreven in een register of houdketen, die is geadresseerd. Het in werking brengen van de leesleiding betekent, dat informatie moet worden 20 verschaft op de verzamelleiding PD door het register of de bufferketen, die is geadresseerd.
Wiet alle leidingen van alle verzamelleidingen strekken zich uit naar elke keten, waarmede de regeling 30 in verbinding is. Houdketens (bufferketens) bijvoorbeeld ontvangen alleen de schrijf- (lees) leiding 25 van de regelverzamelleiding. Verder kunnen de verschillende geïntegreerde ketens, die het gegevenstoestel omvat, minder dan het volledige aantal adresleidingen ontvangen in afhankelijkheid van het aantal adresseer-bare elementen, dat daarin is vervat.
Bepaalde van de werkingsblokken, weergegeven in fig. 2-5» bij-30 voorbeeld de houdketen 81 en de verzamelleidingkoppeling 60, ontvangen meer dan êên chipkeuzeleiding, zoals aangegeven door een kabel in plaats van door een leiding, als aftakking van de chipkeuzekabel PSC. Buffer-organen, gebruikt voor het sturen van de drie verzamelleidingen en de kabel PSC, zijn niet weergegeven.
35 De gehele werking van de regelaar 30 is af geheeld in fig. 9· Ten eerste start de regelaar 30 zichzelf en de rest van het gegevenstoestel.
Hij gaat dan in een achtergrondlus, waarin hij herhaaldelijk een aantal 8104617 é a , .... ' - 12 - voorafbepaalde achtergrond-ntaken" uitvoert, samenhangende met het beheer en bewaken van onafhankelijke werkingen van het gegevenstoestel, en het bewaken van zowel onafhankelijke als niet vertraagde werkingen (een doorgang door de achtergrond vereist ongeveer 15 ms). Werkingen 5 - van de regelaar met betrekking tot het regelen van het onvertraagd sig-naalbewerken (alsmede enkele andere werkingen) worden op grond van verbrekingen behandeld. Verbrekingen worden bijvoorbeeld opgewekt in aanspreking op verschillende signaalgebeurtenissen in de schakeling 20.
Bij wijze van bepaald voorbeeld wordt een onderbreking opgewekt door 10 het codeerorgaan 115 wanneer de RS (verzoek voor zenden) leiding wordt opgewekt door de rekenautomaat 2. De ontvangst van een verbreking doet de regelaar 30 zijn uitvoering van de achtergrondlus opschorten en de onderbreking onderhouden via een aangepast onderbrekingsonderhoudings-programma.
15 Het onderbrekingsonderhoudingsprogramma doet.de regelaar 30 in de betreffende registers van de schakeling 20 verschillende werktoestand-, verkparameter- en/of'signaalformaatinformatiesignaalwaarden, passende bij de .soort opgewekte onderbreking, inschrijven. In het geval bijvoorbeeld van een onderbreking, opgewekt door een opwekking van de RS-leiding, 20 voert de regelaar 30 werkingen uit, zoals het in een toestand plaatsen van het codeerorgaan 115 voor het aanzetten, het inschakelen van de modulator 120, het laden (klemmen) van ideale vergelijkingsgegevens (aanzetten) in het codeerorgaan 115, het in een toestand voor normale werking plaatsen van het codeerorgaan 115 en het opwekken van de CS 25 (klaar voor zenden) leiding.
Wanneer een onderbrekingsonderhoudingsprogramma (of een willekeurige faze daarvan, die van de volgende faze is gescheiden, door een significant tijdsverloop) is voltooid, keert de regelaar 30 terug naar de aehtergrondlus op de plaats waar hij deze heeft verlaten.
30 . De regelaar 30 wordt geregeld door een stel startprogramma1 s in de ROM 315 wanneer energie wordt gelegd aan het gegevenstoestel. Tijdens het starten worden verschillende wijzers in de microprocessor ingesteld, en worden verschillende registers in de microprocessor vrijgemaakt. Houdketens, zoals de houdketens 180, worden ingesteld in vooraf-35 bepaalde toestanden (bijvoorbeeld vrijgemaakt). Verder worden verschillende werktoestandsignalen, vastghouden in registers in het gegevenstoestel, in hoofdzaak i'n de schakeling 20, op voorafbepaalde uitgangs- 8104617 - 13 - vaarden ingesteld. Deze Toevatten "bijvoorbeeld een signaal, dat de toestand (in of uit) specificeert van de modulator, signalen die de signaal-. “bronnen specificeren voor het codeerorgaan en het decodeerorgaan, signalen die verschillende werkto estanden specificeren voo^ het vereggenings-5 orgaan, enz.
Een verdere startverking is het specificeren van verschillende werkparameterwaarden en signaalbeverkingsformaten voor de LSI-ketens van de schakeling 20. Hoevel het gegevenstoestel 10 werkt met een 8-faze PSK met een voorafbepaald differentiaal coderen en verdraaien, een vooraf-10 bepaalde draaggolffrequentie, voorafbepaalde aanzetprotoeollen, enz, kan de schakeling 20 werken overeenkomstig verschillende verkpararneters en signaalbeverkingsformaten. De modulator 120 is bijvoorbeeld in staat tot het uitvoeren van a) fazeverschuivingssleutelen (PSK) onder gebruikmaking van een 100 procent overmaat bandbreedte bij 1200 baud, b) het 15 PSK met gebruikmaking van 50 procent overmaat bandbreedte bij 1600 baud en c) kwadratuuramplitudemodulatie (QAM) met gebruikmaking van 12 procent overmaat bandbreedte bij 2k00 baud. Hij kan werken over een wijd bereik van draaggolffrequenties. Het codeerorgaan 115 kan een willekeurig tientallig stelsel uitvoeren voor het verdraaiend en differentiaal co-20 deren, en QAM signaalgroeperingen. De ontvangerbewerkings- en vereffe- ningsketen 170 en het decodeerorgaan 175 zijn op soortgelijke wijze veelzijdig.
Op dit moment ontvangen dus het codeerorgaan en het decodeeror-gaan informatie met betrekking tot het in eerste instantie te gebruiken 25 tiendelige stelsel voor het verdraaien/opheff en van het verdraaien en het differentiaal coderen/decoderen, d.w.z. tijdens het aanzetten van de zender en de ontvanger. Deze kunnen later worden veranderd wanneer bijvoorbeeld een overgang wordt gemaakt vanaf het aanzetten van de zender naar de normale werking van de zender. De modulator 120 en de ontvangerbewer-30 kings- en vereffeningsketen 170 ontvangen informatie met betrekking tot welke van de drie voornoemde modulatieformaten moet worden gebruikt, en ook met betrekking tot de draaggolffrequentie.
Verschillende vrij toegankelijke geheugens worden gedurende het starten eveneens geladen. Deze bevatten vrij toegankelijke geheugens in 35 het codeerorgaan 115 en het decodeerorgaan 175» die micro-gecodeerde programma-opdrachten bevatten, onder de regeling waarvan het codeerorgaan en decodeerorgaan werken. Ook worden alle in de HAM 320 opgeslagen ver- 8104617 «ί Λ.
- Ifc - anderlijken gestart.
Wanneer het starten is voltooid, gaat de regelaair de achter-grondlus in en voert hij opeenvolgend de voornoemde achtergrondtaken uit.
5 - In een zogenoemde acht er gr ondond er zoekt aak bijvoorbeeld, leest de regelaar 30 een ID-wöord, opgeslagen in een bepaald register in elk der LSI-ketens van de schakeling 20. De waarde van elk ID-voord, zoals gelezen, wordt vergeleken met de bekende waarde daarvan, opgeslagen in de ROM 315. De mogelijkheid van de regelaar 30 tot het verkrijgen van 10 het juiste ID-woord uit elke LSI-keten is een goede aanwijzing, dat althans een aanzienlijk gedeelte van de verzameUijnconstructiè van de regelaar 30 op juiste wijze werkzaam is. Het is tevens een aanwijzing, dat de LSI-ketens zelf-werkzaam zijn, en dat de juiste LSI-keten op de - juiste plaats was aangebracht bij de vervaardiging van het gegevenstoe-. 15 stel. De achtergrondonderzoektaak' kan ook andere controles van de éénheid van de schakeling van het gegevenstoestel bevatten. Bij het falen van een van deze onderzoekcontroles, stelt de achtergrondonderzoektaak een vlag in in een in de RAM opgeslagen gezondheidstoestandwoord van het gegevenstoestel. Tijdens de werking van andere taken, doet het vin-20 den van een fout en het daaruit voortvloeiende instellen van een bijpassende vlag in het gezondheidstoestandswoord de toestandaangeeforganen 82 van het voorste paneel schakelen naar rood in/groen uit, en wordt een mnemonisch symbool van de fout op de weergeving 87 verschaft.
Een andere taak is een toestelwerkbuig, die in beginsel bestaat 25 uit een aantal zogenoemde consistentiecontroles. De toestand van de RS (verzoek voor zenden) leiding bijvoorbeeld, die kan worden gelezen uit het codeerorgaan 115, wordt vergeleken met een zendertoestandwoord in de RAM 320. Het zendertoestandwoord geeft aan of de zenderschakeling bijvoorbeeld uit is. in, in aanzettoestand of in uitgeschakelde toestand.
30 Indien de RS-leiding en het zendertoestandwoord strijdig zijn, start de regelaar een zenderinsehakeling of uitschakeling overeenkomstig het RS— leidingsignaal. De toestandwerktaak voert ook een stroomcontrole uit indien het gegevenstoestel daarvoor is uitgekozen. Overeenkomstig deze controle, wordt het tijdsverloop, waarover de RS-leiding hoog blijft, 35 bewaakt. Indien dit tijdsverloop een voorafbepaalde waarde overschrijdt, wordt de modulator uitgeschakeld en wordt weer een vlag ingesteld in het gezondheidstoestandsvaord van het gegevenstoestel, hetgeen uiteindelijk 8 1 0 46 1 7 ...........
- 15 - resulteert in een aangeving van de fout op het voorste paneel 801,
Een stel taken, aangeduid als de EIA-taken, omvat het "bewaken van verschillende leidingen, waarmede het gegevenstoestel is verbonden. Eén EIA-taak bewaakt de toestand van de verschillende leidingen van het 5. EIA-koppelingsverbindingsorgaan 17 en neemt bij het waarnemen van over-gangen, passende maatregelen. Bij het via een van· de EIA. bufferorganen 105 bijvoorbeeld waarnemen, dat de LL (plaatselijke lusachtergrond) of HL (lusachtervrond veraf) leiding is opgewekt door de eindstationuitrus-ting van de gebruiker, start deze EIA-taak de betreffende toets. Bij het 10 via een ander bufferorgaan 105 waarnemen, dat de SS (keuzereserve)-lei-ding is opgewekt, doet op soortgelijke wijze deze taak het relais SR sluiten. Het daaruit voortvloeiende sluiten van het relaiscontact SR geeft aan de met het gegevenstoestel 10 samenhangende steunschakeling aan, dat het gegevenstoestel moet worden verbonden met een steun-15 zendkanaal. De SB-leiding wordt opgewekt wanneer het steunkanaal in gebruik is.
Zogenoemde verbindingsregeltaken hebben betrekking op verbindingen tussen het gegevenstoestel en de gebruiker, zoals bijvoorbeeld het aftasten van de schakelaars 85, het in werking brengen van de toe-20 standaangeeforganen 82 en de regeling van de weergeving 87. Een andere verbindingsregeltaak bewaakt de loop van het gegevenstoestel en de scha-kelingtoetsen.
Zoals reeds vermeld gaat de uitvoering van de achtergrondlus oneindig door totdat de regelaat 30 een verbreking ontvangt. In de rege-25 laar worden verbrekingen ontvangen door de microprocessor 310 via de leiding 331. Onderbrekingen ontstaan op verschillende plaatsen in de schakeling 20 en worden opgewekt in aanspreking op verschillende signaal-gebeurtenissen in die schakeling. De reeds genoemde verzoek tot zenden verbreking bijvoorbeeld wordt opgewekt door het codeerorgaan 115 op de 30 leiding 118 wanneer de rekenautomaat 2 de RS-leiding verhoogt of verlaagt. De ontvangen beverkings- en vereffeningsketen 170 wekt een energiewaar-neemonderbreking (C0V) op op de leiding 173 wanneer signaalenergie verschijnt op of verdwijnt van de kabel 166. Het decodeerorgaan 175 wekt een woord van aanpassingsonderbreking op op de leiding 177 wanneer van 35 een bepaald ontvangen gegevensvoord, zoals een synchronisatiewoord, is bepaald, dat het is ontvangen.
Verder worden onderbrekingen opgewekt op de leidingen 326 door 8104617 -16- een betreffend tijdinstelorgaan 325a, 325b en 326c in. de tijdinstel-schakeling 325. De t ij dinstelorganen 325a en 325b worden in hoofdzaak gebruikt in samenhang met respectievelijk de zender- en ontvangerver-kingen. Het tijdinstelorgaan 325c is een tijdinstelorgaan voor algemene ^ doeleinden.
Wanneer de microprocessor 310 een onderbreking ontvangt yan de onderbrekingsregelaar 330 over de leiding 331, bepaalt' hij de bron van de onderbreking door het ondervragen van de onderbrekingsregelaar 330 en het dan overdragen van de regeling aan een passend onderbrekings-10 onderhoudingsprogramma in de ROM 31?.
Zoals reeds aangegeven, wordt de secundaire schakeling geregeld . door de onderzoekeenheid (DDU) 50 van het gegevenstoestel, De DDU 50 is op soortgelijke wijze geconstrueerd als dé regelaar 30. Hij bevat een microprocessor 510, een ROM 515» een RAM 520, een tijdinstelschakeling 15 525» een onderbrekingsregelaar 530 en een chipkeuzedecodeerorgaan 535 .
De DDU 50 staat in verbinding met zijn randapparatuur en de rest van de secundaire schakeling, te veten de secundaire signaalbeverkingsschake-ling 40, de regelkanaalschakeling 70 en de secundaire l/0-schakeling 90, via’ een secundaire adresverzamelleiding SA, een regelverzamelleiding 20 SC, een gegevensverzamelleiding SD en een chipkeuzekabel SCS. Deze laatste bestaat uit de uitgangsleidingen 536 van het decodeerorgaan 535.
De secundaire signaalbeverkingsschakeling 40 ontyangt, zoals reeds opgemerkt, de uitgang van de voorversterker 16. In de schakeling 25 4θ wordt het uitgangssignaal van de voorver sterker ontvangen door de secundaire kanaalzeefketen k05, die het primaire kanaalontvangsignaal verwijdert en het FSK-secundaire kanaalontvangsignaal doorlaat naar de ontvanger 410. Deze laatste verschaft een uit gangs impuls op de leiding 411 in aanspreking op elke nulkruising van het FSK-signaal. Deze nul-30 kruisingsaanduidingen worden via de onderbrekingsregelaar 560 en de onderbrekingsleiding 531 geleid naar de microprocessor 510, die de secundaire kanaalinlichtingen terugwint, zoals hierna vollediger beschreven.
De secundaire kanaalzender 415 ontvangt van de DDU 50 informatie, 35 die over het secundaire kanaal moet worden gezonden. De zender 4l5 is bijvoorbeeld een FSK-zender, waarmede uitvindingen kunnen worden toegepast, zoals geopenbaard in de Amerikaanse octrooischriften 4.170.76¼ 8104617 - 17 - en 3.8OI.8OT. De uitgang van de zender 1*15 gaat via de leiding hl6 naar het telwerk 15. Signalen, vaaruit de frequenties van de twee FSK-tonen worden verkregen, worden aan de zender U15 verschaft vanaf het tijdinstelorgaan 525a, werkzaam in een toestel voor het delen door N, 5 via een van de leidingen 526. Eveneens in een toestand van het delen door ïï is een tijdinstelorgaan 525c werkzaam, waarvan de onderbrekingen een 110 haud kloksignaal bepalen voor het secundaire kanaal.
De secundaire i/O-schakeling 90 bevat een paar houdketens 919 een door een trekkerimpuls gestuurde multivibrator 93 en een LED 9^. De . 10 uitgangen van de houdketens 91 strekken zich over de kabel 92 uit naar de zender U15. Een van deze uitgangen van de houdketens schakelt de zender 415 in en uit. De andere uitgang van de houdketens bepaalt welke van twee voorafbepaalde amplituden de toon, die op dat moment door de zender Vl5 wordt gezonden, moet hebben, zoals beschreven in.het Amerikaan-15 se octrooisehrift U.170.764, waarbij de toon met een hogere frequentie een kleinere amplitude heeft dan de toon met een lagere frequentie. De door een trekkerimpuls gestuurde multivibrator 93 wordt met tussenpozen (bijvoorbeeld van 1 Hz) voorzien van een impuls door de DDU 50 wanneer een bericht met goed gevolg is gezonden of ontvangen op het secundaire 20 kanaal. Dit veroorzaakt het flikkeren van het onderzoekkanaalaangeef-orgaan 9¾ op het voorste paneel 101.
Toetsen en opdrachten kunnen door de gebruiker niet alleen vanaf het voorste paneel 801 (U08) worden gestart, maar ook via het onder-zoekregelorgaan (DCD) 5 (fig. 1). Het DCD staat asynchroon in verbinding 25 met de DDU 50 via de regelkanaalschakeling 70. Deze laatste bevat een DCD-koppeling 71 en een universele asynchrone ontvanger en zender (UART) 72, die de asynchrone gegevens informant plaatst en daar uithaalt. De inhoud van de BQm 515 is weergegeven in fig. 10. Deze figuur wordt hierna beschreven.
30 De gehele werking van de DDU 50 is afgebeeld in fig. 11. Zoals aangeduid bij 1101 start de DDU 50 eerst zichzelf en de rest van de secundaire kanaalschakeling, op soortgelijke wijze als het starten, uitgevoerd door de regelaar 30. De onderbrekingsregelaat 530 wordt bijvoorbeeld gestart voor het bijvoorbeeld bepalen van onderbrekingsprioritei-35 ten. Verder worden identificatiewoorden voor de onderbrekingsbron geladen in de onderbrekingsregelaar 530, zodat deze in staat is aan de DDU 50 via de verzamelleiding SD de plaats te identificeren, waar een bepaalde 8104617 -18- onderbreking ontstond. Hoewel hiervoor niet vermeld, wordt de onderbre-kingsregelaar 330 op soortgelijke wijze gestart, De DART 72 wordt gestart voor het uitkiezen van keuzen, zoals het aantal start- en stopbits, dat hij gaat gebruiken bij het informant brengen van tekens. De verza-5 melleidingkoppeling 60 is uitgevoerd om een gewenste toestand van in-gangs/uitgangs ï/O-werking te hebben (zoals hierna beschreven), waarbij vlaggen, die aangeven of tekenbufferorganen in de koppeling 60 vol of leeg zijn, worden ingesteld om dit laatste aan te geven. De • houdketens 91 worden teruggesteld, 10 Verder worden verschillende tijdinstelorganen 525 gestart. Het tijdinstelorgaan 525a wordt bijvoorbeeld gestart voor het verschaffen van signalen op de leiding 526, waaruit de zender U15 de frequenties afleidt van de twee FSK-tonen. De tijdinstelorganen 525<i en 525e worden gestart voor het verschaffen van de hierna besproken betreffende 9 ms 15 ' onderbrekingen. Het tijdinstelorgaan 525f wordt gestart voor het verschaffen van een kloksignaal voor de UART 72. Ook de vele veranderlijken, bufferorganen, reeksen, wijzers, enz., opgeslagen in de RAM 520 worden gestart, waarvan een aantal is weergegeven in fig. 12 en hierna wordt besproken.
20 Wanneer het starten is voltooid, kamt de DDU 50 in een hoofdlus 1110, die onderzoekcontroles 1111 omvat, de verzamelleidingkoppeling 1/0 (ingang/uitgang) 1113, een bewerking 111U voor de regelkanaalver-bindingen, een bewerking 1116 voor de secundaire kanaalverbindingen en een bewerking 1118 voor de verzamelleidingkoppelingverbindingen. Uitvoe-25 ring van de hoofdlus wordt opgeschort voor het onderhouden van verschillende soorten onderbrekingen, aangegeven bij 1120.
Hoewel niet expliciet weergegeven in fig,. 11 is in de hoofdlus ook het terugstellen opgenomen van een zogenoemde gezondheidstelling.
In het bijzonder wordt deze telling teruggesteld op een voorafbepaalde 30 waarde, bijvoorbeeld 6kt in elke doorgang door de hoofdlus. Deze telling wordt neerwaarts geteld door een onderbrekingsonderhoudingsprogramma, dat elke 9 ms wordt opgeroepen in aanspreking op de hiervoor vermelde onderbreking, opgewekt door het tijdinstelorgaan 525d. Indien de DDU op juiste wijze werkt, mag de gezondheidstelling nimmer nul bereiken, 35 omdat len doorgang door de hoofdlus altijd korter duurt dan 9 x = 578 ms. Indien de gezondheidstelling ooit nul bereikt, is aan te nemen, dat er iets mis is, en start het onderbrekingsonderhoudingsprogramma 8104617 - 19 - - een terugstelling van de DDU, d.w.z. een opnieuw uitvoeren van de start- programma’s van de DDU. Een soortgelijke gezondheidstelling wordt gehandhaafd in de regelaar 30.
Onderzoekcontroles 1111'in de hoofdlus 1110 "bevatten bijvoor-5 beeld HOM- en RAM-eontroles, soortgelijk aan die, uitgevoerd door de regelaar 30. Bij het falen van een van deze controles, wordt een vlag ingesteld in een gezondheidstoestandswoord 1201 van het gegevenstoestel in de RAM 520 van de DDU. De informatie in het gezondheidstoestandswoord 1201 en de gezondheidstoestandswoorden, samenhangende met de bijgegevens-10 toestellen 4a, 4b, ... 4n wordt met tussenpozen opgevraagd door de regelaar 30.
.De verzamelleidingkoppeling 1/0 1113 is de werking, waarbij informatie wordt gelezen uit en geschreven in de koppeling 6θ. In het bijzonder onderzoekt de DDU een DDU-ontvangvlag in de koppeling 6θ. Indien 15 de vlag is ingesteld betekent dit, dat een teken is geschreven in de koppeling door de regelaar 30. De DDU 50 leest het teken en slaat het op in een regelaarontvangbufferketen 1210 in de RAM 520. Het lezen van het teken doet de koppeling de DDU-ontvangvlag terugstellen, hetgeen wordt gelezen door de regelaar 30 in zijn achtergrondlus. Wanneer blijkt, 20 dat de vlag moet worden teruggesteld, geeft dit aan de regelaar 30 aan, dat hij een ander teken in de koppeling kan schrijven.
De DDU 50 onderzoekt ook een DDU-zendvlag in de koppeling 60. Indien deze vlag is teruggesteld en indien er tekens voor de regelaar 30 wachten in een regelaarzendbufferketen 1230, schrijft de DDU 50 het 25 volgende te zenden teken in de koppeling. Dit doet de koppeling de DDU-zendvlag instellen. De regelaar 30 leest deze vlag eveneens in zijn achtergrondlus, en leest bij het aantreffen van de instelling daarvan, het teken. Evenals hiervoor stelt het lezen van het teken automatisch de vlag terug.
30 Ingang/uitgang voor de secundaire kanaalschakeling 40 en de re- gelkanaalscnakeling 70 wordt uitgevoerd in aanspreking op onderbrekingen. Het komt beter uit deze Ι/0-werkingen op dit moment te beschrijven alvorens verder te gaan met een beschrijving van. de hoofdlus.
De UART 72 zendt een onderbreking op de leiding 73 wanneer hij 35 een volledig teken heeft ontvangen van de DCD 5, waardoor een onderbre-kingsonderhoudingsprogramma wordt opgeroepen, dat het teken leest uit de UART en dit opslaat in een regelkanaalontvangbufferketen 1220 in de 8104617 - 20 - RAM 520. Verder spreekt de microprocessor 510 aan op onderbrekingen, die elke 9 ms afkomstig zijn van het t ij dins t elorgaan 525e. Wanneer elke onderbreking optreedt, bepaalt het bijbehorende onderbrekings-onderhoudingsprogramma of er tekens in de regelkanaalzendbufferketen 5 12^0 vachten cm te worden gezonden. Indien er tekens aanwezig zijn, in specteert de microprocessor een vlag in de HART 72 cm te bepalen-of de UART in staat is een teken te ontvangen of dat hij bezig is een voorgaand teken te zenden en dus geen nieuw teken >a-n ontvangen. Indien het eerste het geval is, wordt het nieuwe teken in de UART gelezen. In-10 dien het laatste wordt de regeling teruggevoerd naar de hoofdlus.
Thans kerende naar de secundaire kanaalschakeling U0, zendt de ontvanger 410 een onderbreking uit voor elke nulkruising van de ontvangen FSK-draaggolf. Elk dezer onderbrekingen roept een onderbrekings-onderhoudingsprogramma op, dat gebruik maakt van een telling in het 15 tijdinstelorgaan 525b, gelezen over de verzamelleiding SD, voor het meten van de tijdsverlopen tussen opeenvolgende nulkruisingen voor het zodoende verkrijgen van de 11 en en 0’en, vertegenwoordigd door het FSK-signaal. Wanneer dit onderbrekingsonderhoudingsprogramma bepaalt, dat een volledig teken is ontvangen, schrijft het dat teken in een secundaire 20 kanaalontvangbufferketen 1215.
Verder spreekt de microprocessor 510 aan op de voornoemde ge-zondheidsonderbrekingen, die elke 9 ms door het tijdinstelorgaan 525d worden gezonden. Wanneer elke onderbreking optreedt, bepaalt het bijbehorende onderbrekingsprogramma evenals in het geval van de UART 72 of er tekens 25 wachten in een secundaire kanaalzendbufferketen 1235 om te worden gezonden. Indien dat het geval is, bepaalt het programma of een voorgaand teken nog in de behandeling van het zenden is. Indien dit het geval is, wordt een terugleiding gemaakt naar de hoofdlus. Indien dit niet ..'het geval is, wordt het zenden van het volgende teken gestart.
30 De aandacht wordt weer gevestigd op de hoofdlus 1110. De be werking 111h voor de regelkanaalverbindingen heeft betrekking op a) het bewerken van zendingen, ontvangen van. de DCD 5 wanneer deze zijn opgeslagen in de buff er keten 1220, en b) het opwekken van zendingen voor de DCD 5 en het opslaan- daarvan in de buff er keten 121+0. De bewerking 35 11l6 voor de secundaire kanaalverbindingen heeft betrekking op a) het bewerken van zendingen van de hijgegevenstoestellen 1+a, Vb, ... hn wanneer deze zijn opgeslagen in de hufferketen 1215, en b) het opwekken van 8104617 - 21 - zendingen voor deze bijgegevenstoestellen en het opslaan daarvan in de bufferveten 1235. Op soortgelijke wijze beeft de bewerking 1118 voor de verzamelleidingkoppelingverbindingen betrekking op a) het bewerken van zendingen, ontvangen van de regelaar 30 wanneer deze zijn opgeslagen in 5 de bufferketen 1210, en b) het opwekken van zendingen voor de regelaar en het opslaan daarvan in de bufferveten 1230. De wijze waarop deze werkingen worden uitgevoerd is het onderwerp van het merendeel van de rest van deze beschrijving, thans beginnende met een beschrijving van het verbindingenprotocol.
10 De verschillende onderdelen van de schakeling van fig. 1, die onderzoek- en regelinfoimatie opwekken of behandelen, gezamenlijk aangeduid als het onderzoekstelsel van de schakeling, staan volgens een hieërarchie in verbinding. Zoals weertgegeven in fig. 13, bevindt het onderzoekregelorgaan (DCD) 5 zich aan het hoofd van de hiërarchie en 15 dus boven de DDU 50. De primaire regelaar 30 bevindt zich boven de DDU 50 voor bepaalde werkingen en daaronder voor andere, zoals hierna beschreven. Regelaar 30 bevindt zich ook onder de DCD 5. De DDü’en van . de bijgegevenstoestellen 4a, 4b, ... 4n bevinden zich weer elk boven of onder hun betreffende primaire regelaars in afhankelijkheid van de wer-20 king, die wordt uitgevoerd, en ook beneden de DDU 50. Een orgaan in het onderzoekstelsel van de schakeling, d.w.z. de DCD, een DDU of een primaire regelaar, die hoger (lager) is in de hiërarchie dan een ander orgaan, wordt aangeduid als zijnde bovenstrooms (benedenstrooms) van dat andere orgaan.
25 Overeenkomstig de uitvinding worden verbindingen in het onder zoekstelsel van de schakeling op grond van verbinding na verbinding uitgevoerd, waarbij de DDU'en dienen als knopen voor het schakelen van berichten. In het bijzonder staat elk orgaan alleen direkt in verbinding met organen, die direkt naburig zijn in de hiërarchie. In de schakeling 30 van fig. 1 staat dus de DCD 5 alleen direkt in verbinding met de DDU 50 . Deze laatste staat alleen direkt in verbinding met de DCD 5S de regelaar 30 en de DDU’en van de bijgegevenstoestellen 4a, 4b, ... 4n. Deze laatste staan alleen in verbinding met de DDU 50 en hun betreffende primaire regelaars. Overeenkomstig de voornoemde berichtenschakelwerking, be-35 paalt elke DDU of een tekst van een naburige knoop op juiste wijze is ontvangen, en verschaft, indien dit niet het geval is, een aanduiding daarvan aan de bron van de tekst voor het verkrijgen van het opnieuw 8104617 A + ......
* « - 22 - zenden. Pas wanneer van een tekst is bepaald, dat deze op juiste wijze bij een bepaalde knoop is ontvangen, wordt deze doorgelaten naar de volgende knoop langs de route.
"Verbindingen in het onderzoekstelsel voor de schakeling zijn 5- bij wijze van voorbeeld van twee grondsoorten, te weten.verzoeken en lezingen. In de kern van een verzoek is een berichttekst voor een bepaald benedenstrooms orgaan. De beriehttekst kan bijvoorbeeld een opdracht zijn voor het uitvoeren van een bepaalde toets of voor het uitvoeren van een bepaalde opdracht. Gebruikelijke toetsen omvatten het zenden van . 10 pseudo willekeurige woorden óf toetsberichten tussen twee gegevenstoe-• . stellen aan het primaire kanaal of vanaf een gegevenstoestel naar zich- ' zelf, en het waarnemen van de zendfouten, indien aanwezig. Een gebruikelijke opdracht voor een bepaald gegevenstoestel in de schakeling is het ziehzelf dichtdrukken voor het doeltreffend uit de schakeling ver-15 wijderen daarvan of voor het weer openen, van zichzelf. Een. andere opdracht is een opdracht voor een regelgegevenstoestel voor het aan zijn : zogenoemde enquêtelijst toevoegen van een bijgegevenstoestel. De berichttekst kan ook opstel- of afbreekopdrachten bevatten met betrekking tot een toets. Berichttekst en, die moeten worden verbonden tussen organen, 20 die niet naburig zijn in de hiërarchie, worden gestalte gegeven in een nieuw verzoek door elke DDU langs de route voor het stroomafwaarts zenden.
ïn de kern van een lezing is een enquête-aanspreektekst, waarbij een DDU in aanspreking op het starten van de lezing van bovenstrooms, 25 bovenstrooms a) de resultaten of toestand rapporteert van een eerder verzochte toets of opdracht of b) de gezondheids- en/of werktoestand rapporteert van de DDU en het gedeelte van de schakeling, dat zich daaronder bevindt met inbegrip van zijn bijbehorende primaire regelaar. De toestand van een toets kan bijvoorbeeld "toets in gang" zijn. Resulta-30 ten van een toets kunnen bijvoorbeeld in de vorm zijn van een "doorlaat"-of "storing"-aanduiding. Resultaten van een opdracht kunnen bijvoorbeeld een aanduiding zijn, dat de verzochte werking in feite werd gedaan, een zogenoemde "gedaan"-aanduiding. De gerapporteerde gezondheidstoestand .kan eenvoudig een aanduiding zijn, dat alles normaal werkt of 35 kan een tekst zijn, die de plaats en aard van een fout in de schakeling identificeert. De gerapporteerde werktoestand kan een "normale toestand" ..... zijn of ook een aanduiding, dat het rapporterende orgaan bijvoorbeeld - 8 1 0 4 6 1 7 .............................
- 23 - is dichtgedrukt, of dat het in de "onderhoudstoestand" is, welke laatste toestand hierna vollediger wordt beschreven.
Enquëte-aanspreekteksten, die moeten worden verbonden tussen organen, die niet naburig zijn in de hiërarchie, worden langs de route 5 stroomopwaarts gezonden door elke DDU bij het starten van een lezing uit het bovenstroamse orgaan.
In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld, zijn de onderzoeksig-naalbronnen, die verzoeken en lezingen kunnen starten, een DCD, een DDU of een primaire regelaar. De protocollen voor verzoeken en lezingen over 10 andere verbindingen dan DDU/primaire regelaarverbindingen zijn respectievelijk weergegeven in fig. 14 en 15. De protocollen voor de DDU/primaire regelaarverbindingen zijn veel eenvoudiger en blijken uit de beschrijving van het routeschema van de fig. 22 - 23. Zoals in het bijzonder weergegeven in fig. ik, bestaat een verzoek uit een aantal zendingen.
15 Elke zending van een verzoek (en van een lezing) bestaat uit een of meer ASCII-tekens. De zending 1^01 wordt' aangeuid als een “keuze”. Een keuze begint met een EOT-teken (einde zending). Dit wordt gevolgd door twee adrestekens a^ en a^. Eet adres a^ is een teken, dat in het algemeen in het bijzonder het ontstaanorgaan aangeeft van het verzoek, zijn z.g.
20 schakelingadres. Het adres a.^ is gewoonlijk het schakeling- of andere adres, samenhangende met een bepaald benedenstrooms orgaan, dat de keuze moet ontvangen. De twee adressen worden gevolgd door het teken s, dat deze zending aanduidt als een keuze, en een ENQ-teken (navraag), dat het einde markeert van de keuze.
25 Het henedenstroamse orgaan, dat in deze uitvoeringsvorm altijd een DDU is, spreekt aan met de zending lh-05 indien a) de keuze op juiste wijze werd ontvangen en b) de benedenstroomse DDU in staat is het be-rieht te ontvangen, dat-moet volgen (hierna meer hierover). De zending 3^05, aangeduid als een ACK-reeks, bestaat in'het bijzonder uit de 30 adressen a^ en iu deze volgorde, en het teken ACK (positieve erken-ningl. Anders spreekt het benedenstroomse orgaan aan met de zending lko6, aangeduid als een MK-reeks, die bestaat uit a^, a^ en het teken HAK (negatieve erkenning).
Indi'en de zending lköè wordt gezonden, gaat het bovenstrocmse 35 orgaan niet verder met het verzoek, hoewel dit later kan worden herhaald.
Indien de zending lk05 echter wordt gezonden, zendt het bovenstroomse - orgaan dan de zending 1^-09.
8104617 - ~ 2k - r De zending 1U09 wordt aangeduid als het "bericht". Het begint met een SOH-teken (begin van de titel), gevolgd door een titel, bestaande uit de schakelingadres s en a^, ... a^ van alle regelgegevens-toestellen langs de route naar de beoogde, uiteindelijke ontvanger van 5 de tekst, belichaamd in de boodschap, plus het schakelingadres a^ van de uiteindelijke ontvanger. De SOH en de titel worden weggelaten, indien het gegevenstoestel, waarvoor de tekst is bestemd, zich direkfc benedenstrooms bevindt van het ontstaanorgaan van het verzoek.
De titel wordt gevolgd door een STX-téken (begin van de tekst), 10 en de tekst zelf. Deze laatste bestaat uit een of meer tekens, weergegeven in fig. 1¾ als t^, t^, ··· t^. De tekst wordt gevolgd door een ETX-teken (einde van de tekst), en een controleteken. in de vorm van een langwerpig blok, weergegeven in fig. iU door "bcc". Het blokcontro-leteken is een functie van de voorgaande tekens en wordt gebruikt om na 15. te gaan of er zendfouten zijn.
Indien het bericht onjuist wordt ontvangen, d.w.z. dat zijn formaat of blokcontroleteken onjuist zijn, spreekt de benedenstrocmse DDU aan met de zending 1U12', te weten een HAK. Het bovenstroomse orgaan zendt dan weer het bericht tenzij deze HAK de derde is, die wordt ont-20' vangen. Wanneer het bericht op juiste wijze is ontvangen, spreekt de benedenstroomse DDU aan met de zending 1 Ul 1, te weten een ACK. Het bovenstroomse orgaan zendt dan de zending 1U15, te weten een EOT.. Cp dit punt is het verzoek voltooid. De benedenstroomse DDU. inspecteert dan het bericht op de aanwezigheid van een SOH. Indien het er een vindt, 25 is de tekst bestemd voor een benedenstrooms orgaan, en neemt de DDU maatregelen voor het benedenstrooms starten van een verzoek, dat de tekst belichaamt. Indien geen SOH wordt gevonden, onderzoekt de DDUl . de tekst zelf. Indien de aard van de tekst aangeeft, dat deze is bestemd voor de DDU, reageert deze daarop. Indien de tekst is bestemd 30 voor de bijbehorende primaire regelaar, wordt de tekst daar naar toe geleid.
Een lezing heeft de in fig. 15 weergegeven vorm. De eerste benedenstroomse zending 1501 wordt aangeduid als een "enquête". Deze is gelijk aan de keuze -lU01, behalve dat de enquête een p bevat in plaats 35 van een s. De benedenstroomse DDU kan aanspreken met een van twee zendingen. Indien de benedenstroomse DDU vooraf een verzoek heeft ontvangen, dat naar hemzelf is gericht of naar een orgaan verder beneden- 8104617.......
*, 25 - strooms, zendt hij de zending 1505 stroomopwaarts.
.. De zending 1505, aangeduid als een enquête-aanspreking, is . . in. formaat gelijk, aan een berieht. De titel "bevat het schakelingadres van.het ontstaanorgaan van de lezing, ,. gevolgd door de adressen van 5 alle organen, waardoor de’ enquête-aanspr eektekst is geschakeld, met inbegrip van.het adres a^ van het orgaan, dat de tekst opwekte, en het adres a^ van het orgaan, dat de enquêt e-aanspr eking 1505 zendt.
De tekst kan aangeven, dat een vooraf ontvangen opdracht is _ nitgevoerd of kan toetsresultaten bevatten, zoals PASS of FAIL. Deze 10 worden aangeduid als uiteindelijke resultaten.. Ook kan de tekst tussenresultaten bevatten, die worden opgewekt tijdens een toets met een aanzienlijke tijdsduur. De tekst kan ook een toestand bevatten, zoals 'Verbindingen in gang” of ’’toets in gang”. De eerste betekent, dat verbindingen met een benedenstrooms orgaan ten opzichte van een voorgaand 15 verzoek in gang zijn. De laatste betekent,.dat de verzochte toets in gang is, maar dat resultaten nog niet beschikbaar zijn. De ontvangst bovenstrooms van tussenresultaten of toestand hebben daaropvolgende lezingen tot gevolg totdat uiteindelijke resultaten stroomopwaarts zijn gezonden.
20 Indien de benedenstroomse DDÜ geen toetsresultaten of toestand te rapporteren, heeft, zendt hij een gezondheids-/verktoestandbericht, dat de gezondheidstoestand en de verktoestand van zichzelf geeft en van de schakeling, die zich benedenstrooms daarvan bevindt. Indien de gezondheidstoestand ’’slecht” is, d.v.z. dat een fout is waargenomen, of in-25 dien de verktoestand is· veranderd, wordt de enquête-aanspreking 1^05 gezonden, van welke aanspreking de tekst de fout en/of verandering aangeeft. Indien de gezondheidstoestand ’’goed” is en de verktoestand normaal, zendt het geënquêteerde orgaan de zending 1506, te weten een EOT, die kan worden beschouwd, als een verkorte enquête-aanspreking, waarbij 30 de EOT dient als de tekst. Hierna worden gezondheids- en werktoestand onder de uitdrukking ’’gezondheid” gebracht.
Indien het hovenstroomse orgaan de zending 1505 noch 1506 op juiste wijze ontvangt, zendt hij de zending 1512, te weten een HAK, die de benedenstroomse DDU de enquête-aanspreking opnieuw doet zenden. Wan-35 neer de bovenstroomse zending op juiste wijze is ontvangen, zendt het hovenstroomse orgaan de zending 1511, te weten een ASK, Het benedenstroomse orgaan zendt de zending 1516, te weten een EOT. Het bovenstrocm- 8104617 - 2β - 4 ♦ se orgaan spreekt aan met de zending 1519» nog', een EOT is, en de le-• zing is voltooid, *
Het verzoekprotocol maakt het een orgaan niet mogelijk een verzoek te starten naar een ander orgaan, dat zich hovenstrooms bevindt, . 5 Overeenkomstig·de uitvinding echter, beschreven in de .Amerikaanse oc- • - - i trooiaanvrage I96.I60, is althans êên orgaan in het stelsel voor het onderzoek van de schakeling voorzien, van een mogelijkheid voor het stroomopwaarts verbinden van berichtvormige teksten.
In het. bij zonder wanneer een bovenstrooms orgaan zich in een . .10 toestand bevindt voor het aanvaarden van een berichtvormige tekst van . benedenstrooms, start hij een lezing, waarbij dit feit'benedenstrooms ; bekend wordt gemaakt. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld bijvoorbeeld, bevat .het enqnitegedeeltevan.de lezing, aangeduid als een nonder-houdsenquête,!,. een bijzonder onderhoudstoestsndsadres in. plaats van het 15'. gebruikelijke benedenstroomse schakellngadres.
... 1 ' Een benedenstrooms orgaan dat een berichtvormige tekst wenst te .· zenden, zoals een toets, spreekt aan op de onderhoudsenquête door het belichamen van de gewenste toets in de tekst van een enquite-aanspreking.
Een dergelijke toets wordt aangeduid als een f'onderhoudstoestandstoets”, 2Q niet omdat de toets noodzakelijkerwijze verschilt van een toets, die van boyenstrocms zou kannen zijn verzocht, maar omdat'hij stroomopwaarts in Verbinding werd geplaatst in aanspreking op de onderhoudsenquête.
Het hovenstroamse orgaan is bij ontvangst van.de onderhouds-enquitei-aanspreking werkzaam op de tekst op vrijwel dezelfde wijze als 25 het zou zijn indien de tekst van bovenstrooms was ontvangen. Indien de enquite-aanspreektekst bijvoorbeeld een toets belichaamt, zoals gebruikelijk is, voert het bovenstroomse orgaan alle zelfde stappen uit bij . het uitvoeren van de toets die het zou hebben uitgevoerd, indien de toets bovenstrooms was ontstaan. De toets behoeft dus zelfs niet het beneden-30 stroomse orgaan te omvatten, dat de toets verzocht.
Wanneer 'resultaten van een onderhoudstoestandstoets bij het bovenstroomse orgaan klaar zijn, worden zij stroomafwaarts gezonden via een verzoek, waarin het bericht wordt aangegeven als de resultaten van een onderhoudstoestandstoets. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld 35 bijvoorbeeld bevat het keuzegedeelte van het verzoek het onderhouds-adres in plaats van een benedenstrooms schakelingadres. Het beneden-stroomse orgaan weet bij het onderkennen van het onderhoudsadres, dat 8 1 0 4 6 1 7 ................ ...............
- 2T -
Vberich.ttekst χη feite onderhoudstoestandstoetsresultaten belichaamt.
Zoals aangegeven in fig. 11 en zoals reeds vermeld, "beschouwt de DDU 50 achter elkaar elk van zijn drie poorten, te weten de regel-kanaalschakeling 70, de secundaire 'kanaalschakeling U0 en de koppeling 5 60, en voert voor elke poort een passende verbindingenbewerking uit.
De routeschema’s, die weldra worden beschreven, geven de grondbeginselen aan van de verbindingenbewerking, uitgevoerd bij elk dezer poorten, let is duidelijk, dat zij de volgorde van beverkingsstappen tonen in plaats van de structuur van de programma’s en de werkingen, die deze . 10 uitvoeren. Deze programma’s en verkingen kannen op passende wijze zonder . meer worden ontworpen door deskundigen op dit gebied aan de hand van een beschouwing van de routeschema’s.
De bewerking voor de regelkanaalsehakeling 70 is in het bijzonder weergegeven in het routeschema van de fig. 16 - 17. Zoals hierna beschreven,' toont dit routeschema tevens de bewerking, uitgevoerd door elk der bijgegevenstoestellen ^a, frb, ... kn aan hun betreffende secundaire kanaalpoorten, waarbij bepaalde blokken van dit routeschema slechts betrekking hebben op de bewerking, uitgevoerd door de bijgegevenstoestel- · len. Aan deze blokken wordt in de onderhavige bespreking geen aandacht besteed, zoals aangegeven door de kleine pijlen, gener kt ,TC0N" (regeling). De lezer kan het bij het begrijpen van dit en de volgende routeschema’s nuttig vinden terug te kijken naar de fig. ik en 15·
Thans kerende naar het routeschema is te zi'en, dat de DDU 50 eerst bepaalt (zoals aangegeven bij 1601) of de regelkanaalzendbufferketen 12^0 leeg is. Indien deze niet leeg is, betekent dit dat een vooraf gevormde zending voor de DCD 5 nog wordt gezonden, en geen verdere werking kan worden uitgevoerd. Dientengevolge gaat de DDU verder naar de volgende poort, zoals aangeduid bij 1799. Hierna in de bespreking wordt het merendeel van de punten, waar de DDU verder beweegt naar de volgende poort, niet in het bijzonder opgemerkt. Zij zijn echter duidelijk uit het verband, en zijn natuurlijk expliciet weergegeven in het routeschema.
Ihdien de bufferketen 12^0 leeg is, wordt de waarde van een veranderlijke LL onderzocht, zoals aangegeven bij 1603. Aangenomen wordt, dat LL = 0, De DDU bepaalt, zoals aangeduid bij 1608, of een EOT reeds is verschenen in de ontvangbufferketen 1220. Indien dit niet het geval is, is geen zending, die de DDU moet verwachten, ontvangen.
8104617 ST"’- —**— - 28 -
Indien een EOT is ontvangen, kijkt de DDU naar het volgende ontvangen teken. Hoewel in het reuteschema niet weergegeven, gaat de DDU een- voudig van een van de "blokken 1608, 1βΐ k' en 1702 verder naar de volgende poort indien een nieuw teken nog niet is ontvangen.
5 ' Zoals aangeduid hij 161^ "bepaalt de DBÜ of het volgende ont vangen teken het schakelingadres is van het gegevenstoestel 10. Indien dit niet het geval is, gaat de DDU verder naar de volgende poort. Indien het, het schakelingadres is van het gegevenstoestel. 10, "bepaalt de DDU na het noteren en opslaan van het tweede adres in de zending voor 10 later gebruik, of, zoals aangeduid bij 1702, het volgende teken een p is, hetgeen de zending identificeert als een enquête, of een s, hetgeen deze als een keuze identificeert.
Aangenomen wordt, dat het een keuze is. De DDU bepaalt of, zoals aangeduid bij 7703, een veranderlijke, die het ontstaanorgaan wordt ge-• 15 noemd, aangeduid bij 12U1 in fig. 12', nul is. Indien dit niet nul is, betekent dit, dat de DDU eerder een keuze heeft ontvangen van de DCD 5 of een ander orgaan en de eindresultaten nog niet heeft teruggezonden.
Het is dus niet in staat een ander bericht te ontvangen en zendt een * HAK-reeks, d.v.z. schrijft een HAK-reeks in de zendbuff er keten 12^0, 20 zoals aangeduid bij 17'08. Indien daarentegen het ontstaanorgaan nul is, kan de DDU een bericht ontvangen. Dienovereenkomstig zendt hij een ACK-reeks, zoals aangeduid bij 1-70¾. De DDU 50 stelt tevens het ontstaanorgaan in voor het identificeren van de DCD 5 als het orgaan, waarin de keuze ontstond, en stelt verder DL * 1 in.
25 Wanneer de DDU bepaalt, dat de zendbufferketen 12^0 leeg is, d.v.z. dat de ACK-reeks feitelijk is verbonden met de DCD'5, en dat een volledige zending is ontvangen, zoals aangeduid bij 1602, bepaalt hij of de zending een geldige was. Het moet een bericht zijn. Dienovereenkomstig controleert de DDU of het formaat van de zending in werkelijkheid dat 30 . van èen bericht is, en dat het blokcontroletekea juist is. Indien de zending geen geldig bericht is, wordt een HAK gezonden, zoals aangeduid bij 1606.
Wanneer een geldig bericht is ontvangen, wordt een ACK gezonden, zoals aangeduid bij 1613. Dan wordt de tekst van het bericht onderzocht, 35 zoals aangeduid bij l6l8, om te bepalen of het bestemd is voor de DDU. Indien dit niet het geval is, bereidt de DDU de benedenstroomse verbindingen voor, nodig voor het stroomafwaarts zenden van de tekst. Hij doet 8104617 - 29 - dit door het instellen van een of meer (in deze uitvoeringsvorm, tot vier) taakblokken in de RAM 520. Het instellen van een taakblok crnvat het in een gehied van de RAM, aangeduid als een taakblokgroep, schrijven van informatie, zoals het adres van een op te roepen werking, zoals de wer-. 5 king, die het verzoekprotocol aan de kant van het ontstaanorgaan uitvoert, de in de keuze te gebruiken adressen en een wijzer naar een bufferketen, waarin de tekst van het bericht wordt opgeslagen. Twee taakblokgroepen 129¾ en 1296 zijn expliciet weergegeven in fig. 12.. Indien uitvoering van de werking, geïdentificeerd in het eerste taakblok, moet worden ge-1Q volgd door het uitvoeren van een tweede werking, zoals bijvoorbeeld wanneer een verzoek moet worden gevolgd door een lezing voor de resultaten, wordt een wijzer in het eerste taakblok ingesteld voor het wijzen naar een tweede taakblok, waarin die tweede functie wordt geïdentificeerd.
Zoals verder aangeduid bij 161T, stelt de DDÜ 50 op dit moment 15 tevens een toetsvlag 1251 voor een primaire regelaar (PC) in of een keuzevlag 1252 voor een secundaire regelaar (SC) in afhankelijkheid van het naar een benedenstrooms bijgegevenstoestel of naar de regelaar 30 moeten worden gezonden van de tekst. Tenslotte stelt de DDÜ, LD * 0 in.
20 Aan de andere kant kan de bij het blok Ιβΐ8 onderzochte tekst voor de DDÜ zelf zijn. Het merendeel van dergelijke teksten heeft betrekking op de z.g. enquêtelijst van de DDÜ, hetgeen een lijst is van de schakelingadressen van de bijgegevenstoestellen 4a, 4b, ... 4n. De - "· enquêtelijst is opgeslagen in de RAM 520 als deel van een gezondheids-25 groep 1200, waarbij de woorden 1202, 1204, 1206, enz. de adressen zijn van de bijgegevenstoestellen, d.w.z. de enquêtelijst, en de woorden 1203, 1205, 1207, enz. respectievelijk de gezondheid van deze bijgegevenstoestellen opslaan.
Indien, zoals thans aangenomen, de tekst is bestemd voor de DDÜ, 30 voert deze de verzochte werking uit, zoals aangeduid bij 1706. Indien hij bijvoorbeeld werd opgedragen een kopie van de enquêtelijst terug te voeren naar de DCD, beweegt hij deze kopie, die kan worden beschouwd als resultaten van een toets, naar een gebied van de RAM 520, aangeduid als de resultatengroep, in fig. 12 aangeduid bij 1255. Indien daarentegen de 35 DDÜ bijvoorbeeld werd opgedragen een bijgegevenstoestel toe te voegen aan of te schrappen uit de enquêtelijst, beweegt hij een "gedaan"-aandui-ding naar de result at engroep bij het uitvoeren van de verzochte werking.
8104617 - 30 -
De waarde van het ontstaanorgaan wordt eveneens opgeslagen in de resul-tatengroep op een wijze, die dit in samenhang "brengt met de resultaten.
• Het ontstaanorgaan en de LL worden dan teruggesteld naar nul, zoals aangeduid "bij 171 k.
5 Thans berende naar het "blok 1702 wordt aangenomen, dat een en quête in plaats van een keuze wordt ontvangen* De DDU onderzoekt de re- · sultatengroep, zoals aangeduid "bij 1T12, om te zien of de resultaten "beschikbaar zijn voor het orgaan, waarin de enquête ontstond, d.w.z. de DCD 5* Indien, zoals hij het zojuist gegeven voorbeeld,.resultaten be-10 schikbaar zijn, worden zij 'belichaamd in de tekst van een enquête-aan-spr eking, die dan wordt gezonden, d.w.z. in de zendbuff er keten 12^0 geplaatst, zoals aangeduid bij 17’13. Verder stelt de DDU, LL = 2 in.
Indien resultaten niet beschikbaar- zijn, bepaalt de DDU, zoals aangeduid bij 17'1 T, of het orgaan, waarin de enquête ontstond, d.w.z. de 15 DC® 5S het gangbare ontstaanorgaan is. Indien dit het geval is, betekent dit, dat een verzoek eerder werd ontvangen van de DCD, maar dat de resultaten nog niet zijn teruggeleid daar naar toe. In dit geval wordt, zoals aangeduid bij 1718, oen enquête-aanspreking gezonden, waarbij de tekst daarvan de toestand aangeeft van het verzoek, bijvoorbeeld fVer-20 bindingen in gang” of "toets in gang"* en stelt de DDU*weer LL = 2 in.
Indien de DCD 5 niet het ontstaanorgaan is, of indien er geen ontstaanorgaan is, zendt de DDU gezondheid', zoals aangeduid bij 1721.
Zoals reeds opgemerkt, is de gezondheidszending een EOT, indien de gezondheid van de DDU 50, de regelaar 30 en de benedenstrooase schakeling 25 goed is, en de werktoestand "normaal" is. Anders wordt een enquête-aan-spreking gezonden, waarvan de tekst de aard en plaats aangeeft van de fout en/of werktoestandverandering, en stelt,, zoals hiervoor, de DDU, LL s 2 in.
Nog steeds wordt aangenomen, dat een enquête werd ontvangen, en 30 wordt thans aangenomen, dat LL = 2 omdat resultaten, toestand en gezondheid zijn gezonden. Wanneer de volgende zending wordt ontvangen, zoals bepaald bij het blok 16cA, bepaalt de DDU of, zoals aangeduid bij 1611, het een ACK of een NAK is. Indién het een ACK is, aangevende dat de voorgaande zending op juiste wijze werd ontvangen door de DCD 5, zendt de 35 DDU 50 een EOT, zoals aangeduid bij 1612, en stelt LL = 0 in. Indien de zending een HAK is, wordt de voorgaande zending weer gezonden, zoals aangeduid bij 16l6. Wanneer een ACE tenslotte wordt ontvangen, zendt de DDU, 8104617 - 31' - evenals hiervoor, een EOT en stelt LL = 0 in.
De door de DDÏJ 50 uitgevoerde bewerking met "betrekking tot verbindingen over het secundaire kanaal» d.v.z. het "blok 1116 van fig. 11, is weergegeven in het routeschema van de fig. 19 en 20, indien saaenge-.5 voegd, zoals weergegeven in fig. 21. De DDU bepaalt eerst of, zoals aangeduid bij 1901, de secundaire kanaalzendbufferketen 1235 leeg is. Indien dit niet het geval is, gaat hij verder naar de volgende poort. Ihdien deze keten leeg is, wordt de waarde van de veranderlijke CC bepaald, zoals aangeduid bij 190¾.
10 Aangenomen wordt, dat CC = 0. De DDO bepaalt dan of, zoals aange duid bij 1903, de keuzevlag 1252 is ingesteld. Aangenomen wordt, dat de vlag 1252 niet is ingesteld, aangevende dat geen berichttekst wacht op stroomafwaarts zenden. In dit geval gaat de DDU verder, zoals aangeduid bij 1906, met het instellen van CC = 2 en LC * 2, waarbij LC een andere 15 veranderlijke is. De DDU bepaalt dan of, zoals aangeduid bij 1908, het reeentelijkste op zijn gezondheid gelezen bijgegevenstoestel het laatste bijgegevenstoestel is op zijn enquêtelijst. Aangenomen wordt, dat dit niet het geval is. Het volgende bijgegevenstoestel op de enquêtelijst wordt dan geënquêteerd, zoals aangeduid bij 1912.
20 Wanneer de volgende zending wordt ontvangen, wordt deze onder zocht.» zoals aangeduid bij 1922, om te bepalen of het een geldige is, d.w'.z. of het een geldige enquête-aanspreking is of een EOT. Indien het niet geldig is, wordt een KAK gezonden, zoals aangeduid bij 1923, hetgeen resulteert in een opnieuw zenden vanaf benedenstrooms. Wanneer een 25 geldige zending is ontvangen, wordt een ACK gezonden, zoals aangeduid bij 1924, en stelt de DDU, LC = 3 in. Wanneer de volgende zending wordt ontvangen, wordt deze onderzocht, zoals aangeduid bij 1916, om te bepalen of het de verwachte EOT is. Zelfs indien dit niet het geval is, zendt de DDU na een voor afbepaald tijdsverloop een EOT, zoals aangeduid bij 1927.
30 Omdat op dit moment CC = 2 en het onderhoudingsadres (hierna besproken) niet werd geënquêteerd, bepaalt de DDU of, zoals aangeduid· bij 2026, de ontvangen zending geldige gezondheidsinformatie bevatte, d.w.z. of het een EOT is, aangevende een goede gezondheid, of een enquête-aanspreking met een geldige gezondheidsaanduiding in zijn tekst. Indien de zending 35 geen geldige gezondheidsinformatie bevat, wordt de zending verwaarloosd, zoals aangeduid bij 2032, omdat geen andere soort aanspreking zou mogen zijn gezonden. Indien de zending wel geldige gezondheidsinformatie bevat, 8104617 - 32 - wordt het gezondheidswoord in de groep 1200, samenhangende met het hij-gegevenstoestel, dat werd gelezen, hijgewerkt, zoals aangeduid hij 2031. In ieder geval stelt de DDU, CC =LC = 0 in, zoals aangeduid hij 2036.
Thans terugkerende naar het hlok 1906 wordt aangenomen, dat het ^ recentelijkst op gezondheid gelezen, hijgegevenstoestel het laatste hij-gegevenstoestel was op de enquêtelijst. In dit geval wordt een onderhou-dingsenquête gezonden, zoals aangeduid hij 1907» De onderhoudingsenquê-te is gelijk aan een gebruikelijke enquête, behalve dat een bijzonder onderhoudingsadres de plaats inneemt van een hijgegevenstoesteladres IQ. in het enquêteformaat. Indien een gebruiker hij een bepaald hijgegevenstoestel eerder een onderhoudingstoestandstoets-verzoek heeft ingevoerd, spreekt het hijgegevenstoestel op de onderhoudingsenquête aan met een enquête-aanspreking, waarvan de tekst de toets specificeertZoals aangeduid hij 2021 stelt·, de DDU dan het ontstaanorgaan in op het onderhou-15' dingsadres; Hij bepaalt, dan uit de tekst van de onderhoudingsenquête-aanspreking of de onderhoudingstoestandtoets is gericht op de DDU of de regelaar 30. In deze uitvoeringsvorm zijn dit de enige twee mogelijkheden.
Indien de toets voor de DDU is, gaat deze verder met het uit-20 voeren'daarvan, zoals aangeduid hij 2027. De resultaten kunnen echter niet worden bewogen naar de resultatengroêp, omdat een hijgegevenstoestel nimmer een lezing start, en dus de resultaten nimmer zou ontvangen. In plaats daarvan wordt de secundaire kanaalkeuzevlag 1252 ingesteld en wordt een taakblok ingesteld, zoals hiervoor beschreven voor het 25 starten van een verzoek, gericht aan het onderhoudingsadres, waarbij de tekst van het bericht de resultaten bevat van de onderhoudingstoe-atandtoets. De DDU stelt dan het ontstaanorgaan » 0 in, en, zoals aangeduid bij 2036, CC » DL = 0.
Indien als andere mogelijkheid de onderhoudingstoestandtoets 30 is gericht naar de regelaar 30, stelt de DDU de toetsvlag 1251 in, zoals aangeduid bij 2023, aangevende, dat een toets wacht op zending naar de regelaar. De wijze waarop deze vlag wordt gelezen en de toets wordt doorgalten naar de regelaar, wordt hierna besproken. 'Verder stelt de DDU weer CC = LC = 0 in.
35 Terugkerende naar 1903 wordt aangenomen, dat de secundaire ka naalkeuzevlag 1252 is ingesteld, aangevende, dat een berichttekst, bestemd voor een benedenstrooms orgaan, wacht op zending. Bi dit geval O Λ ΛA 1 7 - 33 - zendt de DDU, zoals aangeduid bij 1902, een keuze naar bet bijgegevens-toestël, en stelt CC = 1 in.
De DDU bepaalt daarna of, zoals aangeduid bij 1918, of een ACK of een HAK was ontvangen. Indien bet een HAK was, maar niet de . \ 5 derde HAK, zoals bepaald bij 1917, wordt de. keuze veer gezonden bij 1902. Indien bet de derde HAK was, worden pseudo resultaten, gewoonlijk ' een fTscbakeling bezet "-aanduiding, voor bet ontstaanorgaan bewogen naar ' de resultatengroep, zoals aangeduid bij 1923. De gebele verzoekreeks is dus voorbij, en de DDU stelt het ontstaanorgaan =CC = LC = 0 in, 10 zoals aangeduid bij 203^ en 2036.
Indien daarentegen een ACK bij 1918 wordt ontvangen, zendt de DDU een bericht, zoals aangeduid bij 1931, waarvan de tekst de tekst is, waarnaar wordt verwezen in' bet taakblok, dat dan wordt uit gevoerd. Verader stelt de DDU, LC * 1 in.
15 De volgende zending wordt bij ontvangst onderzocht bij 1921. In dien bet de derde HAK is, zoals bepaald bij 1925, worden pseudo resultaten, zoals "storing in verbindingen" bewogen naar de resultatengroep voor bet ontstaanorgaan, zoals aangeduid bij 1928. Indien de zending een HAK is, maar niet de derde, wordt bet vooraf gezonden bericht weer 20 gezonden, zoals aangeduid bij 1931. Indien de zending een ACK is, wordt een EOT gezonden, zoals aangeduid bij 1932.
Indien de tekst in bet bericht, gezonden bij 1931, de resultaten rapporteert van een ©nderhcudingstoestandtoets, zoals bepaald bij 2012, wordt verder niets ondernomen met uitzondering van bet instellen van CC 25 en LC = 0, zoals aangeduid bij 2036.
In alle andere gevallen wordt de DDU opgedragen een lezing te beginnen voor resultaten met betrekking tot de toets of de opdracht, belichaamd in de tekst van bet bericht, gezonden bij 1931. Hiervoor zendt de DDU een enquête en stelt hij LC = 2 in, zoals aangeduid bij 30 2013. Evenals hiervoor controleert de DDU daarna de geldigheid van de enquSte-aanspreking, zoals aangeduid bij 1922, en zendt uiteindelijk' een EOT, zoals aangeduid bij 1927.
De DDU controleert dan de tekst van de enquête-aanspreking, zoals aangeduid bij 2018. Omdat het de verwachte resultaten omvat, geeft 35 4e ontvangst van een gezondheidstekst aan, dat er een storing is in de verbindingen, en worden pseudo resultaten voor dit doel bewogen naar de resultatengroep voor het ontstaanorgaan, zoals aangeduid bij 2017, en 8104617
Ti’ 3¾ Τ' stelt de DDU het entstaanorgaan = CC = LC s 0 In,
Indien de tekst van de enqu§tè-aanspreking geen gezondheid is, moet het resultaten of een toestand zijn. Indien het dit laatste is, wordt een toestandwoord in de RAM 520 (niet weergegeven in fig. 12) 5 hijgewerkt, zoals aangeduid hij 202k. Indien de tekst resultaten "bevat, worden deze' bewogen naar de resultatengróep voor het ontstaanorgaan.
- Indien de resultaten definitief zijn, zoals bepaald hij 2028, stelt de DDU het ontstaanorgaan = CC = LC = 0 in. Indien de resultaten niet definitief zijn, waarbij zij bijvoorbeeld tussenresultaten zijn van een . 10 toets met een zeer lange tijdsduur, wordt een volgende enquete gestart, . zoals aangeduid bij 2033, en stelt ee .DDU, LC = 2 in,
De door de DDU 50 uitgevoerde bewerking met betrekking tot verbindingen met de regelaar 30, d.v.z. het blok 1118, is weergegeven in het routeschema van de fig. 22 en 23 bij samenvoeging, zoals weergegeven 15 in fig. 2¾. Zoals hierna beschreven, toont dit routeschema tevens de bewerking, uitgevoerd door elk der bijgegevenstoestellen ba., Ub, ... Un met betrekking tot zijn primaire regelaar. Een blok 2319 van dit routeschema heeft alleen betrekking op de bewerking, uitgevoerd door de bijgegevenstoest ellen. Dit blok .wordt in de onderhavige bespreking vervaar-20 loosd, zoals aangeduid door de kleine pijl, gemerkt CQN (regeling).
Zoals hiervoor bepaalt de DDU eerst, zoals aangeduid bij 2201, of de betreffende zendhufferketen 1230 leeg is. Indien dit niet het geval is, beweegt hij verder naar de volgende poort. Indien daarentegen de zendhuff er keten leeg is, wordt de toestand van een veranderlijke 25 STATE bepaald, zoals aangeduid bij 2203. Aangenomen wordt, dat STATE
= 0. Verder wordt aangenomen, dat de DDU 50, omdat hij reeds een aansporing heeft gezonden naar de regelaar, zoals direkt hierna wordt besproken, vandaar een zending verwacht. Indien, zoals aangeduid bij 2208,, een EOT wordt ontvangen, betekent dit dat de gezondheid van de primaire 3G zijde van het gegevenstoestel in orde is, en wordt een gezondheidswoord 1201 bijgewerkt, zoals aangeduid bij 2207. Hoewel in het routeschema niet weergegeven, gaat de DDU eenvoudig verder naar de volgende poort, indien STATE = 0 maar nog geen teken is ontvangen.
De DDU onderzoekt dan de toetsvlag 1251 van de primaire regelaar (PC), 35 zoals aangeduid bij 232b, om te bepalen of een toets wacht op zending naar de regelaar 30. Indien dit het geval is, wordt de toets naar de regelaar gezonden, zoals aangeduid bij 2327, en wordt een veranderlijke 8104617 *» 35 « DS7 ingesteld op 1, hetgeen dient als een vlag voor de DDU, dat een toets is gezonden. Indien'de PC-toetsvlag niet wordt ingesteld, zendt de DDU een "aansporing” in de vorm van een MQ-teken, zoals aangeduid "bij 2326. De aansporing is een aanwijzing voor de regelaar, dat de DDU 5 klaar is om verdere zendingen te aanvaarden.
Indien de zending met STATE = 0, een ST3C is ("begin van de tekst), zeals aangeduid "bij 2213, "betekent dit dat de regelaar 30 "bezig is een tekst te zenden. In dit. geval stelt de DDU, STATE = 2 in, zoals aangeduid hij 221k. Zoals aangeduid hij 2202, onderzoekt de DDU daarna on-10 afgebroken de tekens van de tekst, vanneer zij worden ontvangen, totdat hij een EEC (einde van de tekst) waarneemt, aangevende dat de tekst klaar is. Hij bepaalt dan of, zoals aangeduid hij*2206, de tekst een gezondheidsherieht bevat.
Indien de DDU daaraan voorafgaande een toets heeft gezonden 15 naar de regelaar en de eindresultaten nog niet terug zijn gerapporteerd, moet de regelaar de aansporing, die voorafging aan de tekst, hebben geïnterpreteerd als een lezing voor resultaten. In een dergelijke situatie is DS7 = Ί, zodat indien de tekst een gezondheidsherieht bevat, de DDU pseudo resultaten, bijvoorbeeld "storing in de verbindingen” beweegt 20 naar de resultatengroep voor het ontstaanorgaan. Ongeacht of de DDU toets-resultaten verwachtte, werkt hij verder het gezondheidswoord 1201 bij, zoals aangeduid bij 2219, stelt hij STATE = 0 in en zendt hij een toets, indien er een toets vacht op zending naar de regelaar, of anders een aansporing.
25 Indien de tekst geen gezondheid is en DS7 =0, is de tekst niet iets dat de DDU verwacht, en stelt hij weer STATE = 0 in en zendt hij een toets of een aansporing. Indien tenslotte de tekst geen gezondheid is en DSV =1, werkt de DDU, zoals aangeduid bij 2301, voor het bij-werken van een toestandwoord, samenhangende met deze poort, indien de 30 tekst een toestandsbericht bevat of voor het bewegen van resultaten naar de resultatengroep voor het ontstaanorgaan, indien de tekst resultaten bevat. Indien de resultaten definitief zijn, zoals bepaald bij 2312, stelt de DDU, het ontstaanorgaan = 0 in, zoals aangeduid bij 2317, stelt hij STATE = 0 terug en zendt hij een toets of een aansporing. Indien de 35 resultaten niet definitief zijn, kan de PC-toetsvlag niet zijn ingesteld, crndat het ontstaanorgaan niet nul is en de enige keuze dus het zenden is van een aansporing. Omdat verder nog STATE = 2, blijft de DDU toestand- 8104617 * t m 36 »· • of resultaatteksten verwachten van de regelaar 30 totdat eindresultaten zijn ontvangen, '
Met betrekking tot de tot nu toe "beschreven werkingen, is de regelaar 30 benedenstrooms van de DDU 50 in de hiërarchie van het onder-5 zoekstelsel van de sehakeling, omdat de aansporing in feite een enquête is door de DDU in aanspreking waarop de regelaar enquêt e-aanspreking-teksten verschaft, d,v.z. gezondheid, toestand of resultaten..Omdat verder de zending van een toets vanaf de DDU naar de regelaar een opdracht . voor de regelaar is cm iets te doen, is dit analoog aan een berichttekst.
10. Met "betrekking tot de thans te "beschrijven werkingen, is de re gelaar 30 hovenstrooms van de DDU 50, en is de aansporing in feite, niets meer dan een aanduiding vanaf de DDU dat hij in staat is zendingen te aanvaarden.
In het "bijzonder wordt aangenomen, dat weer STATE = 0, maar de 15 DDU 50 thans een keuzeteken ontvangt vanaf de regelaar 30, zoals aange-. duid hij 2217, De DDU spreekt aan op een soortgelijke wijze als waarop hij aanspreekt op keuzen vanaf de DCD 5. Indien het ontstaanorgaan niet nul is, zoals bepaald bij 2218, kan de DDU een keuze niet aanyaafden en dus zendt hij een FAK, zoals aangeduid bij 2221. Indien. het ontstaan-20 orgaan 0 is, stelt de DDU dit orgaan in cm aan te geven, dat de regelaar het ontstaanorgaan is, zoals aangeduid bij 2223. De DDU zendt tevens een ACK en stelt STATE = 1 in.
De DDU verwacht dan een tekst te ontvangen. Wanneer een volledige tekst is ontvangen, zoals bepaald bij 2204, onderzoekt hij de tekst 25 om te zien of dit is gericht aan de DDU, zoals aangeduid bij 2316. Indien de tekst niet is gericht aan de DDU, bereidt hij taakblokken voor op het stroomafwaarts zenden van de tekst, en stelt hij de keuzevlag 1252 in, zoals aangeduid bij 2311. Indien daarentegen de tekst is gericht aan de DDU, voert hij de daarin belichaamde toets of opdracht uit, zoals 30 aangeduid bij 2323, beweegt hij de resultaten naar de resultatengroep voor het ontstaanorgaan, d.w.z. de regelaar 30, en stelt hij het ontstaanorgaan in op nul.
Thans wordt aangenomen, dat in plaats van een keuzeteken, de DDU een .-emquêteteken ontvangt, zoals aangeduid bij 2303. De DDU onder-35 zoekt een vlag, die wordt ingesteld wanneer een keuze wordt ontvangen om te bepalen of de DDU denkt dat de regelaar 30 resultaten verwacht, zoals aangeduid bij 2308. Indien deze geen resultaten verwacht, moet de 8104617 - 37 - regelaar de enquête fretten gezonden, en zendt de DDU, zoals aangeduid tij 2307, een EOT, fretgeen aan de regelaar aangeeft, dat er iets mis $ is gegaan. Indien de DDU daarentegen denkt, dat de regelaar resultaten verwacht, bepaalt tij of, zoals aangeduid tij 2314, de resultaten klaar 5 zijn in de resultatengroep. Indien dit fret geval is, worden de resultaten gezonden, zoals aangeduid tij 2313. Indien dit niet fret geval is, wordt de toestand gezonden, zoals aangeduid tij 2316.
Het enige andere teken, dat de DDU 50 van de regelaar 30 zou kunnen ontvangen in aanspreking op een aansporing,· is een ’’móeten”, zo-10 als aangeduid tij 230¾. Een ’’moeten” is een tijzondere soort keuze, • waarop de DDU moet aanspreken met een ACK zelfs indien fret ontstaanor-gaan niet nul is. Het wordt in tijzondere omstandigheden gebruikt. Aangenomen wordt bijvoorbeeld, dat. de DDU 50 een verzoek heeft ontvangen van de DCD 5* waarin de tekst een door de regelaar 30 uit te voeren 15 toets specificeert .Verder wordt aangenomen, dat de aard van de toets
Zodanig is, dat de regelaar 30 verzoeken moet starten naar een bijgege-venstoestel. Indien de regelaar tracht een dergelijk verzoek te starten door fret zenden van een keuze naar de DDU 50, zendt deze een HAK ondat fret ontstaanorgaan niet nul is. Het gebruik van een %oeten” voorkomt 2Q . deze moeilijkheid.
Omdat de DDU”en van de frijgegeyenstoestellen 4a, Ut, ... 4n benedenstrooms zijn van de DDU 50, bewerken zij bun verbindingen met de DDU 50 op in froofdzaak dezelfde wijze als waarop de DDU 50 zijn verbindingen bewerkt met de DCD 5. Het routescfrema van fig. 16 - 17 geldt dus 25 voor de bewerking, uitgevoerd door de DDU’en van de bijgegevenstoestellen -aan hun secundaire kanaalpoorten. Zoals aangeduid door de pijlen, gemerkt TRIB in. deze figuren, bevat de door de bijgegevenstoestellen uitgevoerde bewerking naast de reeds beschreven blokken, de blokken 1621, 1701, 1707, 1711 en 1716. Deze blokken vertegenwoordigen de bewerking, 30 uitgevserd door bijgegevenstoestellen aan frun secundaire kanaalpoorten in samenhang met onderfroudingstoestandtoetsen.
Bovendien bewerken de DDU’en van de bijgegevenstoestellen 4a, 4b, ... 4n hun verbindingen met hun bijbehorende regelaars op in hoofdzaak dezelfde wijze als waarop de DDU 50-zijn verbindingen bewerkt met 35 de regelaar 30. Het routescfrema van de fig. 22 - 23 geldt dus ook voor de DDU/regelaarverfrindingen bij de bijgegevenstoestellen. In dit routescfrema, zoals weer aangeduid door de pijlen, gemerkt TRIB, vertegenwoor- 8104617 * * — 38 — ' digen de blokken 2319 en. 2321 de bewerking, uitgevoerd door de bijgege- venstoestellen aan Iran primaire regelpoorten in samenhang met onderhouding st oe st andt oet sen.
Aangenomen wordt, dat een gebruiker hij een bijgegevenstoestel 5 1+n een toets wenst te hebben uitgevoerd, die het regelgegevenstoestel 10 omvat, .zoals een toets, die het zenden omvat van pseudo willekeurige woorden over het primaire kanaal .tussen deze twee toestellen. Teneinde dit tot stand te brengen, moet de gebruiker eerst het bijgegevenstoestel via zijn voorste paneel opdragen de onderhoudingstoestand in te voeren.
• 10. Dit maakt het de gebruiker mogelijk door een uitgebreid '’menu" te blade-. .. ren, dat toetsen bevat, die anders niet zouden kunnen worden gevraagd vanaf het voorste paneel, waarbij letterwoorden of afkortingen voor de toetsen na elkaar verschijnen op de alfanumerieke weergeving, Wanneer het letterwoord voor de gewenste toets op de weergeving van het bij- 15. gegevenstoestel·verschijnt, drukt de gebruiker de uitvoerknop in. Als gevolg zendt.de primaire regelaar van het bijgegevenstoestel bij de eerste mogelijkheid een keuze naar de DDU daarvan,, en bij ontvangst van een ACK een tekst, waarin de vanaf het voorste paneel van het bijgegevenstoestel verzochte toets is geïdentificeerd. De wijze waarop de pri-20 . maire regelaar de hiervoor beschreven werkingen'uitvoert, is gedetailleerder besproken in de samenhangende Amerikaanse octrooiaanvrage 156,869 3 ingediend op 5 juni 1980.
Een tekst, die een onderhoudingstoestandverzoek belichaamt, wordt door de regelaar van het bijgegevenstoestel aangeduid als een toets 25 voor de DDU van het bijgegevenstoestel. Bij het in‘dit voorbeeld bepalen dat de tekst aan zichzelf is gericht, welke bepaling wordt uitgevoerd bij 2318, onderzoekt de DDU de tekst cm te zien of deze een, onderhoudings-toestandtoets belichaamt, zoals aangeduid bij 2319.
In het onderhavige voorbeeld is de toets in feite een onderhou-3Q dingstoestandtoets. Als gevolg stelt de DDÜ yan het "bijgegevenstoestel,-zoals aangeduid bij 2321, een veranderlijke in, aangeduid als het ont-staanorgaan voor de onderhouding (MORIG) voor het identificeren van de regelaar van het bijgegevenstoestel als het ontstaanorgaan van de onder-houdingstaestandtoets. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is de re-35 gelaar het enig mogelijke ontstaanorgaan voor de onderhouding. In andere uitvoeringsvormen echter zou de DDU van een bijgegevenstoestel kunnen zijn uitgevoerd voor het ontvangen van onderhoudingsverzoeken van andere 810 4 6 17‘ " '7 . / r» 39 τ» bronnen. Zoals verder aangeduid bij 2321 »..beveegt de DDU yan bet bijge-gevenatoestel verder de onderbeudingstoestandtoets naar een gebied van V ' * de RAM van bet' bij gegevenst oest el, welke RAM vordt aangeduid als de onderboudingsbrievenbus, en stelt hij bet ontstaanorgaan = 0 in.
5 3b deze -uitvoeringsvorm bevat de RAM 520 van bet regelgegevens- toestel 10 geen onderboudingsontstaanorgaan of onderboudingsbrievenbus aangezien er geen bovenstrocms orgaan is» .waaraan onderhoudingstoestand-toetsen» die ontstaan uit bet gegevenstoestel 10, zouden bunnen worden gezonden. Het is echter nuttig fig. 12 te beschouwen als niet alleen de 10 RAM -520» afbeeldende, maar ook de RAM van het bijgegevenstoestel Un.
. Fig. 12 toont dus een onderboudingsontstaanorgaan 12l2 en een onderboudingsbrievenbus 12¾¾. Tevens is op te merken, dat de RAM van bet bijgegevenstoestel geen vlag 1252 bevat, omdat er geen secundaire kanaal-organen benedenstrooms daarvan aanwezig zijn.
15 PP een later tijdstip ontvangt de DDU van bet bijgegevenstoestel een enquête, waarin bet onderboudingsadres is gespecificeerd. Omdat het onderboudingsontstaanorgaan dan niet nul is, is voldaan aan de twee' bij 1621 aangeduide voorwaarden, en kijkt de DDU van bet bijgegevenstoestel naar bet volgende binnenkomende teken,, zoals aangeduid bij 1702..
20 Omdat bet een p is, en aangezien de onderboudingsbrievenbus niet leeg is, zoals bepaald bij 1711» wordt de inboud van de onderboudingsbrievenbus gezonden in de tekst van een enquête-aanspreking, zoals aangeduid bij ljl6s en stelt de DDU van bet bijgegevenstoestel, LL = 2 in, zodat een EOT wordt gezonden wanneer een ACK van bovenstrocms is ontvangen.
25 De onderhoudingstoestandtoets wordt dus stroomopwaarts gezonden, waar deze vordt bewerkt op de hiervoor beschreven wijze.
. Wanneer de resultaten van de onderhoudingstoestand vervolgens terug worden gezonden naar het bijgegevenstoestel Un, zoals hiervoor eveneens beschreven, beschouwt de DDU van het bijgegevenstoestel ze als 30 zijnde yoor zichzelf. Bij het uitvoeren van een bepaling daarvan bij 1618 en 17Q1, beweegt de DDU dienovereenkomstig de resultaten naar de resulta-tengroep voor het onderboudingsontstaanorgaan, zoals aangeduid bij 1707, en stelt dan het onderboudingsontstaanorgaan = ontstaanorgaan = LL = Q in.
Fig. 10 toont de verschillende registers, routeschema’s en pro-35 gramma ?s in de ROM 515, die de werkingen uitvoeren van de DDU, zoals hiervoor beschreven. Van deze figuur kan eveneens worden geacht, dat hij de ROM afbeeldt in elk bijgegevenstoestel.
8104517 .- 1*0 -
In het bijzonder voert het DDÜ-register 1001 het starten 1101 uit, de onderzoekcontroles 1111, de verzamelleidingkoppeling I/O 1113 en de bewerking, nodig voor het lezen en schrijven van tekens uit en in de zend- en ontvangbufferketens, met inbegrip van de van belang zijnde 5 onderbrekingsonderhoudingsprogrammals 1120, . . · Het stelsel 1002 bevat de toetsen, uitgevoerd door de DDU, in hoofdzaak toetsen met betrekking tot de enquêtelijst,
De. MC-regeling 100¾ regelt het enquêteren van bijgegevenstoe- v , stellen voor gezondheid en het enquêteren van het onderhoudingsadres.
10' Deze’ regeling voert tevens de werkingen uit, die nodig zijn voor het stroomafwaarts zenden van een toets of de resultaten van. een onderhou-dingstoestandtoets, en voor het krijgen van resultaten, .die worden teruggeleid naar het ontstaanorgaan.
De M-keuze 1007 en de M-enquête 1011 voeren respectievelijk de 15· verzoek-, en enquêteprotocollen uit van de fig. 1¾ en 15 vanuit het gezichtspunt van het bovenstroomse orgaan,
De RC-regeling 1012 voert de bericht schakelwerkingen van de DDU uit met inbegrip van het onderzoek van berichten om hun::bê3temmingen te bepalen en het voorbereiden van het benedenstrooms gaan van verbindingen 20 via het instellen van taakblokken.
De R-enquête 1018 en de R-keuze 1019 voeren respectievelijk de lees- en verzoekprotocollen uit van de fig, 15 en 1¾ uit het gezichtspunt van het benedenstroomse orgaan.
De verkrijg-gezondheid 1021 brengt gezondheidsteksten in formaat 25 voor strccraopwaartse verbinding,
De DS-IH 1022 en DS-UIT 102¾ voeren respectievelijk de protocollen uit voor het ontvangen van tekens van en het zenden van tekens naar de regelaar 30,
De bijwerken-gezondheid 1026 stelt, een storingbit in, indien 30 de onderzoekcontroles een fout waarnemen.
De 1/0 1027 bevat werkingen, die worden gebruikt bij het bewegen van tekens vanuit· en naar de verschillende ontvang- en zendbufférketens.
Zoals aangeduid bij 1029, kan de ROM 515 andere registers, rou-teschemafs en werkingen bevatten, die niet van belang zijn voor de voor-35 gaande beschrijving.
Fig, 25 toont een uitgebreide gegevenstoestelsehakeling, waarin de uitvinding wordt toegepast. In deze schakeling staat een eerste reken 8104617 «· '· - 41 - automaat 2505 in verbinding met een eindstation 2543,' en staat een tvee-de rekenautomaat 2515 in verbinding met eindstations 2533a, 2533b, ... 2533nv.
In het bijzonder legt de rekenautomaat 2505.een gegevenssignaal 5 van 4800 bits per seconde aan een gegevenstoestel 2503 van 4800 bits per seconde via een EIA-kabel 2505, die de EIA-leidingen bevat, weergegeven in fig. 2. Het gegevenstoestel 2503 zendt de gegevens over de niet op het stadsnet aangesloten vier dradenlijn 2507 naar het gegevenstoestel 2508 met 4800 bits per seconde. Dit laatste legt de gegevens aan het ge-. 10 gevenstoestel 2510 met 96QO bits per seconde, waarmede het samenhangt via de EIA-kabel 2511. Deze laatste verbindt de passende EXA-uitgangs-leidingen van het gegevenstoestel 2508.met de passende EIA-ingangslei-dingen van het gegevenstoestel 2510, bijvoorbeeld SD met BD, BD met SD, enz. Het gegevenstoestel 2510 multiplexeert de gegevens op de kabel 2511 15 met een gegevenssignaal van-4800 bits per seconde vanaf.de rekenautomaat 2515, welk signaal wordt verschaft samen met zijn bijbehorende EIAr koppelingsleidingen in de EIA-kabel 2512.
Het voortvloeiende gegevenssignaal met 9^00 bits per seconde wordt via de niet op het stadsnet aangesloten vierdradenlijn 2516 ge-2Q.. zonden naar het gegevenstoestel 2518 met 96ΟΟ bits per seconde. Dit laatste legt het gegevenssignaal, dat ontstond bij de rekenautomaat 2505 en de bijbehorende EIA-signalen aan het gegevenstoestel 2540 met 4800 bits per seconde, waarmede het gegevenstoestel 2518 samenhangt via de EIA-kabel 2527. Het gegevenstoestel 2540 zendt de gegevens naar het eindsta-25 tion 2543 via de niet op het stadsnet aangesloten vierdradenlijn 2541, het gegevenstoestel 2542 met 4800 bits per seconde en de EIA-kabel 2544.
Tezelfder tijd wordt het gegevenssignaal, dat ontstond bij de rekenautomaat 2515, door het gegevenstoestel 2518 gelegd aan het gegevenstoestel 2525 met 4800 bits per seconee, waarmede het gegevenstoestel 30 2518 eveneens samenhangt, samen met zijn bijbehorende EIA-leidingen in de EIA-kabel 2526. Het gegevenstoestel 2525 is gelijk aan het gegevenstoestel 10 van fig. 1, Hij zendt de gegevens van de rekenautomaat 2515 naar het passende eindstation via de niet op het stadsnet aangesloten vierdradenlijn 2531, een betreffend gegevenstoestel 3532a, 2532b, ...
35 of 2532n met 4800 bits per seconde en de betreffende EIA-kabel 2534a, 2534b,. ... of 2534η. De gegevenstoestellen 2503 en 2525 staan in verbinding met de bijbehorende onderzoekregelorganen 2501 en 2521 via de 8104617 'j» ·» .
n ¾2 betreffende regelkanalen 2502 en 2522. Het onderzoekregelorgaan 2521 . staat eveneens in verbinding met Het gegevenstoestel 2518' via een ver- * • ' lenging 2523 van het regelkanaal 2522, verschaft via een sterschuifrij - inrichting bij het gegevensteestel 2525.
5 . Het gegevensteestel 2503 is in hoofdzaak gelijk aan het gege- .. venstoestel 10. De gegevenstoestellen 2532a, 2532b, ... 2532n zijn in ' hoofdzaak gelijk aan de gegevenstoestellen Ua, kb, ... Un van fig. 1.
. De gegevenstoestellen 2508 en 2518 zijn eveneens gelijk aan de gegevenstoestellen 2532a, 2532b, ... 2532η behalve dat hun DDU”en een vierde .10 poort hebben, gelijk aan de sehakeling 70, die een koppeling verschaft tussen deze DDUTen en de betreffende onderzoekkanalen 2509 en 252¾.
Deze onderzoekkanalen voorzien de gegevenstoestellen 2508 en 2518 van een signaalbaan voor stroomafwaartse zendingen, en bevatten naast de signaalbanen zelf, verzoek tot zenden, vrij voor zenden en.aardeleidingen 15'· voor de. onderzoekkanalen. De'bewerking van de verbindingen, uitgevoerd door de gegevenstoestellen 2508 en 2518 aan, hun onderzoekkanaalpoorten is in hoofdzaak gelijk aan die, uitgevoerd aan de secundaire kanaalpoort van het regelgegeyenstoestel 10.
De gegevenstoestellen 2510, 2525 en 25^0.zijn. in hoofdzaak gelijk 20 . ’ aan het gegevensteestel 10 behalve dat zij eveneens bijbehorende onderzo ekkanaalpoort en hebben, die worden gebruikt voor het koppelen met respectievelijk de onderzoekkanalen 2509, 252¾ en 2528, velke laatste een verlenging is van het onderzoekkanaal 252¾ via een andere sterschuifrij-verbinding aan het gegevenstoestel 2525. De signaalbewerking, uitgevoerd 25 door deze gegevenstoestellen aan hun betreffende onderzoekkanaalpoorten is in hoofdzaak dezelfde als die, uitgevoerd aan de regelkanaalpoort van het gegevenstoestel 10.
Het voorgaande verduidelijkt slechts de beginselen van de uitvinding. Deskundigen op dit gebied zijn in staat vele uitvoeringen te 30 ontwerpen, die, hoewel niet expliciet weergegeven of beschreven, de beginselen van de uitvinding belichamen en dus zijn strekking en omvang niet verlaten.
8 1 0 4 6 1 7 ......... -

Claims (3)

1. Eerste gegevenstoestel, dat kan worden verbonden met althans een tweede gegevensteestel via een verbindingslijn, welk eerste gege-venstoestel is voorzien van middelen voor bet zenden van gegevenssignalen naar bet tweede gegevenstoestel over deze lijn, en voor het ontvangen 5 van gegevenssignalen van bet tweede gegevenstoestel over deze lijn, en van bovenstroomse onderzoekmiddelen voor bet over deze lijn zenden van teksten, die voorafbepaalde door bet tweede gegevenstoestel uit te voeren werkingen identificeren, met bet kenmerk, dat onderhoudingstoestand-middelen (30, ^0, 1001, 1002, 100^, 1011) zijn aangebracht voor bet uit-10 voeren van althans een eerste voorafbepaalde werking in aanspreking op onderboudingstoestandteksten, die deze werking identificeren en over de verbinding zijn ontvangen.
2. Eerste gegevenstoestel volgens conclusie 1 met bet kenmerk, dat de onderhcudingstoestandmiddelen, middelen (40, 1001, 100l·, 1011) bevat- 15 ten voor bet zenden van een aanwijzing over de verbinding dat een onder-houdingstoestandtekst naar bet eerste gegevenstoestel kan worden gezonden.
3. Eerste gegevenstoestel volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat middelen (100¾) aanwezig zijn voor bet aanpassen van de werking van de 20 bovenstroomse onderzoekmiddelen voor het over de verbinding zenden van een tekst, die de resulaten belichaamt van de bedoelde eerste werking. 8104617
NL8104617A 1980-10-10 1981-10-09 Stelsel voor het onderzoeken van gegevenstoestellen. NL8104617A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US19616080 1980-10-10
US06/196,160 US4398299A (en) 1980-10-10 1980-10-10 Data set network diagnostic system

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8104617A true NL8104617A (nl) 1982-05-03

Family

ID=22724304

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8104617A NL8104617A (nl) 1980-10-10 1981-10-09 Stelsel voor het onderzoeken van gegevenstoestellen.

Country Status (7)

Country Link
US (1) US4398299A (nl)
JP (1) JPS57136842A (nl)
CA (1) CA1167543A (nl)
DE (1) DE3139960A1 (nl)
FR (1) FR2492197B1 (nl)
GB (1) GB2085696B (nl)
NL (1) NL8104617A (nl)

Families Citing this family (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4637019A (en) * 1984-10-15 1987-01-13 Gte Communication Systems Corporation Diagnostic method for addressing arrangement verification
US4644540A (en) * 1984-10-15 1987-02-17 Gte Communication Systems Corporation Diagnostic method for addressing arrangement verification
US4597073A (en) * 1985-08-27 1986-06-24 Data Race, Inc. Full-duplex split-speed data communication unit for remote DTE
JPH05316063A (ja) * 1992-05-12 1993-11-26 Fujitsu Ltd 周波数多重モデムの多重制御方式
US6948633B2 (en) * 1996-08-27 2005-09-27 Fort James Corporation Cup lid having combined straw slot depression and tear back lid retainer
US6078647A (en) * 1997-11-21 2000-06-20 Hewlett Packard Company Method and apparatus for detecting a data service provider in a public switched telephone network
US6151357A (en) * 1998-01-16 2000-11-21 Aspect Communications Corporation Method and apparatus for displaying a visual indication of a transmission status
US6295314B1 (en) * 1998-11-16 2001-09-25 Advanced Micro Devices, Inc. Method and apparatus for partitioning a modem between non-real-time and real-time processing environments
US6574308B1 (en) * 2000-05-09 2003-06-03 Paradyne Corporation Digital subscriber line diagnostic system
US6883037B2 (en) * 2001-03-21 2005-04-19 Microsoft Corporation Fast data decoder that operates with reduced output buffer bounds checking
US7782933B2 (en) * 2001-05-08 2010-08-24 Alistair Malcolm Macdonald Digital subscriber line diagnostic system
US6929143B2 (en) * 2001-09-14 2005-08-16 M & N Plastics, Inc. Plastic drink-through cup lid with fold-back tab
US20040195239A1 (en) * 2003-04-03 2004-10-07 Fort James Corporation Tear-back drink-through lid for a beverage container

Family Cites Families (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3524935A (en) * 1967-12-19 1970-08-18 Automatic Elect Lab Data transmission subset with mode indicating and selection means
US3633164A (en) * 1969-11-28 1972-01-04 Burroughs Corp Data communication system for servicing two different types of remote terminal units over a single transmission line
US3910322A (en) * 1972-08-24 1975-10-07 Westinghouse Electric Corp Test set controlled by a remotely positioned digital computer
US3914743A (en) * 1972-11-24 1975-10-21 Bell Telephone Labor Inc Data system multibranch junction circuit having branch line selection
US3920975A (en) * 1974-11-14 1975-11-18 Rockwell International Corp Data communications network remote test and control system
DE2530633C3 (de) * 1975-07-09 1979-04-05 Siemens Ag, 1000 Berlin Und 8000 Muenchen Verfahren zur automatischen Überprüfung der Funktionstüchtigkeit von Datenübertragungssystemen
US4055808A (en) * 1976-05-20 1977-10-25 Intertel, Inc. Data communications network testing system
GB1605059A (en) * 1977-06-06 1981-12-16 Racal Milgo Inc Modem test and monitoring apparatus
US4419756A (en) * 1980-06-05 1983-12-06 Bell Telephone Laboratories, Incorporated Voiceband data set

Also Published As

Publication number Publication date
JPH0419733B2 (nl) 1992-03-31
CA1167543A (en) 1984-05-15
GB2085696A (en) 1982-04-28
FR2492197A1 (fr) 1982-04-16
GB2085696B (en) 1984-10-03
US4398299A (en) 1983-08-09
FR2492197B1 (fr) 1990-05-04
JPS57136842A (en) 1982-08-24
DE3139960A1 (de) 1982-06-03
DE3139960C2 (nl) 1987-09-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8104617A (nl) Stelsel voor het onderzoeken van gegevenstoestellen.
CA1179047A (en) Modular telecommunication system
JPS60501786A (ja) 高速回路交換システム
US4419751A (en) Multiport modem and the use thereof in a method and a system for testing a multilevel communication network
NL8104618A (nl) Stelsel voor het onderzoeken van gegevenstoestellen.
JP3031467B2 (ja) 分散制御交換方式における多重ポート ハントグループの制御方法およびシステム
DK159706B (da) Fremgangsmaade til gennemkoblingskontrol i et digitalt telekommunikationsnet samt apparat til udoevelse af fremgangsmaaden
US4119805A (en) Line-control unit for telecommunication system
JPS61500145A (ja) 複数通信チヤネルプロトコルサポ−トシステム
RU2119261C1 (ru) Способ и устройство для обслуживания аппаратуры линейной группы, дистанционно удаленной от линейного блока
JPS62159943A (ja) ル−テイング方式
US7143197B1 (en) Method and system for monitoring a telecommunications signal transmission link
JP2881185B2 (ja) メッセージ切換装置
CN110046199A (zh) 交易数据的同步方法、装置及电子设备
JPH04242396A (ja) 遠方監視システム
CN107770278A (zh) 一种数据传输装置及其传输数据的方法
KR920003832B1 (ko) 통신 버스 인터페이스 장치
JPS63143657A (ja) フアイル転送制御方式
JPS60157354A (ja) 通信制御装置
JPH05300234A (ja) サービス制御ノードにおけるサービス試験方式
JPS622744A (ja) 伝送制御回路
KR950035219A (ko) 종합정보통신망과 근거리통신망 간의 망정합을 위한 게이트웨이 구현방법 및 시스템
JP2001160867A (ja) 無線通信端末および無線通信システムならびに無線通信端末における送信データの送信方法
KR840002026B1 (ko) 타이프 라이터, 텔레프린터 및 데이터 프린터용 데이터 전달장치
JPS6160042A (ja) ノ−ドの配列順序識別方式

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed